NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD. De Goudvallei. 5e Jaargang. Maandag 20 Februari 1888. No. 1420. ABONNEMENTSPRIJS: AD VERTENTIEN: Dit Nummer Maat uit twee Waden STADSNIEUWS. HAARLEM'S DAGBLAD Voor Haarlem, per 3 maandenƒ1.20. Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden. -1.65. Afzonderlijke nummers- 0.03. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureau: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 122. van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij groote opgaven aanzienlijk rabat. ^Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en courantiers. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Génerale de Publicite Etrangère G. L. DJJJBE ty" Co., JOH. F. JONES, Sucr., Parijs, 31bis Faubourg Montmartre. EERSTE BLAD. Haarlem, 18 Februari. Op Zondag 19 dezer zullen de afbeeldingen der gevelversieringen van het Louvre en van de voor malige Tuileriën te Parijs in het Museum van Kunstnijverheid nog tentoongesteld zijn. Alsdan is de toegang vrij. In de Vrijdagavond gehouden eerste ope ï- bare vergadering der Vereeuiging „Volks belang" alhier, trad als spreker op de beer mr. A. J. W. Farncombe Sanders, ten einde zijne partij-beginselen uiteen te zetten. Het voorzitterschap werd, op verzoek van het bestuur, waargenomen door den heer J. H. Krelage, die een woord tot opening sprak en daarin hulde bracht aan de eerste oprichters en lien, die de Ver- eenisring in haren tegenwoordigen toestand hadden gebracht. Na deze Grondwetsherziening had zich overal in den lande meer politiek leven ontwikkeld, dan na die van 1848. Spre ker geloofde dat deze vereeniging bij voort during mede zal werken dit politiek leven gaande te houden. Wij beleven nieuwe toe standen. Moge er dan in het volksbelang svorden gedaan, wat noodig is en zij de leuze: „Uit liefde voor het Vaderland." Niet te verwonderen was het dat deze ver eeniging reeds een 200tal leden telt, zij beeft haar reglemeut in ruimen zin op gevat, ten einde daardoor in vooruitstre vende richting te kunnen werken. Een dracht maakt macht; door deze spreuk te behartigen zal men komen tot het groote doel, dat de Grondwet zich heeft gesteld. Dezen avond zou geene bespreking plaats lebben van eene vacature voor de Tweede ICamer, dit behoorde in een huishoudelijke ergadering thuismaar men zou het voor echt smaken den vertegenwoordiger van ms district in de Tweede Kamer, te zien. 'e heer Farncombe Sanders is voor velen wer geen vreemdeling, velen uwer is hij ekend door bezoeken die hij aan de in richtingen dezer stad heeft gebracht. Er moet een innige baud bestaan tusscheu den fgevaardigde en het district; hoe enger au de kringen getrokken zijn, hoe nauwer lie baud tusschen beiden wordt aange haald. De grondwettige instelling hierom trent bevordert deze aangelegenheid. Spre ker wenscht de tolk der vereeniging te zijn met den heer Farncombe Sanders dank te zeggen voor zijne welwillendheid om hier in haar midden op te treden en opende deze eerste openbare vergadering. De heer Farncombe Sanders beklom daarop het spreekgestoelte en hield onge veer de volgende politieke rede: Mijne HeerenHet verheugt me dat het beletsel, de gemoedelijke bezwaren, tegen mijn optreden alhier gerezen, door de wel willende en hoogstinnemende houding uwer is opgeheven. Het verheugt mij daar in het tegenwoordige stelsel,regeeringdoor ver tegenwoordiging, dat tot duurzaamheid en nut van het land zal strekkea, het onder ling verband tusschen kiezers en gekozenen zooveel te hechter kan worden gemaakt. Nu dit mogelijk is heb ik dan ook van de gelegenheid gebruik gemaakt om mij met u in contact te stellen. Ik ben uitge- noodigd om met u te komen spreken, niet om een of ander punt in te leiden en daar over van gedachten te wisselen, maar om te spreken over de gebeurtenissen van den dag, om op theoretische wijze met het oog op de canuidatuur mijne gedachten daar over uiteen te zetten. Ik zou meeuen te kort te doen aan het geen u recht hebt te verwachten, indien ik uit de punten van uw programma er enkele pikte en dan van den zondvloed af ophaalde wat daarover gezegd is, en daar mede bleef staan. Ik zal dus over ieder punt iets zeggen. Gij moogt echter ver wachten, dat hij, die u in 's lands ver gaderzaal zal vertegenwoordigenniet zie op ieder punt op zichzelve, maar in hun onderling verband en op een algemeen standpunt en niet spreke over enkele losse vragen, maar over den politieken toestand in het algemeen. Bij hetgeen door den afgev. van Houten, van Groningen is gezegd, sluit ik mij aan, dat op den duur de organisatie van po litieke partijen hier te lande verderfelijk moet werken. Het tweede punt, niet uit het oog te verliezen, ook niet bij de tegen woordige verkiezing, ook niet bij den taak, die ons aanstaand vertegenwoordigings- lichaam wacht, is de bestaande algemeene politieke toestand in Europa. Aan dien algemeenen toestand zal ik, om zoo kort mogelijk te zijn, een enkel woord vast- knoopen over de defensie. Dit afgehan deld zijnde, wensch ik eenigszins stil te staan bij hetgeen ik als het belangrijkste vraagpunt acht en misschien velen uwer, nl. de wetgeving op den arbeid. Daaraan zullen zich vastknoopen het onderwijs, uitbreiding van het kiesrecht, herziening van het belastingstelsel en hervorming daarvan en daarna twee puntenverhou ding van de Kerk tot den Staat en het I koloniaal bestuur. In de eerste plaats de i organisatie der parlementaire partij. Eene eerste conditie is het dat de machine zelve I in een goed werkenden toestand zij ge bracht. Na 1848 is er veel tot stand ge- komen. Men werkte in een bepaalden toestand en regelmatig voort, omdat in genoemde partij bestond eenheid en or- I ganisatie. In de laatste jaren had dit vrij wat te wenschen overgelaten. Allerwege zag men in ors land kleine locale veree- nigingen opkomen, ieder met haar eigen programmauit dat mengelmoes kou spreker moeilijk wijs worden en hij meende dat men dit wel met hem eens zou zijn. Een partij, die wenscht serieuse verbete ringen tot stand te brengen, kan dit dus niet. Spreker zou wenschen dat hij, die een programma in de wereld bracht, ook in staat zou zijn dat ten uitvoer te leggen en dat in de aanstaande Kamer,welke partij daar ook den boventoon zou hebben, die partij eene ernstig georganiseerde partij zou mo gen zijn met een krachtigen leider. Spr. zou wenschen dat de oppositie-partij even eens" een krachtig georganiseerde mocht zijn. Dau zou de vertegenwoordiging wor den wat zij zijn moest. Zelfs de oppositie-partij moet haar pro gramma zoodanig maken, dat zij desnoods als regeering kan optreden. Niets is echter zoo opposeerend als eene oppositie die slechts zich vergenoegt met speldeprik- ken toe te dienen en nu en dan eens een spaak in 't wiel te stekeneene oppositie die geen oppositie voert. Dit is een wensch. Zal hij zich verwezenlijken. De Hemel geve het voor het heil van ons land, zeide spreker. Moge de nieuwe Kamer van hon derd toonen, dat zij eene verbetering is, en wij vol hoop de verkiezingsstrijd aan- vangeu. Niet met vijftig partij-programma's, maar met het programma van den leider aan de eene en dat van den tegenstander aan de andere zijde, waartusschen de natie te kiezen zal hebben. Tot den algemeenen toestand van Eüropa komende begon spr. in de eerste plaats te wijzen op de fout, die ons, Nederlan ders, nog steeds aankleeft, dat wij altijd te veel opgesloten zijn in ons zei ven. Zoo als b. v. b. de geschiedenis op onze scholen wordt geleerd, moet het ons voorkomen dat Holland tijdeus de middeleeuwen, toen het door de graven uit de verschillende Huizen werd geregeerd, een eiland was, verstoken van alle gemeenschap met zijne naburen. Hoe eenzijdig wordt dit alles voorgesteld. Is het daarom te verwonde ren dat wij weinig van onze vroegero ge schiedenis begrijpen? De verschillende vraagpunten, die in ons kleine landje thans voorkomen, moeten ons niet al te veel bezighouden. De terugslag van de poli tieke gebeurtenissen in Europa zullen wij niet ontkomen. Het valt toch niet te ont kennen, dat de toestand zeer zorgwekkend is. Spr. wil zich niet tot echo maken van ieder courantenberichtje, dat wellicht ten behoeve van eene of andere beursspecula tie in 't leven wordt geroepen; maar wat hebben wij niettemin te duchten. Of de rijkskanselier von Bismarck met zijne politieke rede oorlogszuchtige of vrede lievende bedoelingen heeft gehad zou hij ter overdenking laten aan ieder, die maar over den toestand in zijne grootste trekken in staat is na te denken. De algemeene toe stand is, dat het groote Russische Rijk totnogtoe enkel zijn handelsuitwegen heeft in de half bevroren zeeën van het noorden, terwijl het zich dermate ontwikkelt, dat het een uitweg ook naar het zuiden behoeft. Duitschland wordt door verbitterde vijan den omringd. Frankrijk heeft veel van zijne beteekenis verloren door het zinken van zijn politieken invloed. De econo mische en industrieele betrekkingen van dit rijk met het buitenland waren daardoor veel verminderd. In vroeger tijden kon een oorlog ontstaan door den gril of de eerzucht van een vorst. Nu zijn het ras senhaat en concurrentie der volken, die een krijg zoudm kunnen doen geboren worden, welke zeker van langdurigen en bloedigen aard zou zijn. Velen uwer zeide spr. die in zaken zijn, weten welk eene vlucht de Duitsche industrie genomen heeft en hoe zij de Fransche en Engelsche op de we reldmarkt verdringt. Waarom die oorlog nu zoo verbitterd door den Duitscher zal worden gevoerd? Omdat zijn geheel eco nomisch bestaan voor de toekomst ermede gemoeid is. De Duitscher zegt niet: Ik maak deel uit van een groot rijk; maar wanneer hij te strijden zal hebben, zal het minder om deze reden zijn dan om de eerstgenoemde. Van Fransche zijde zal de strijd met niet veel minder woede gevoerd worden. Daar leeft men jarenlang opge zweept door de felle hartstochten van een vernederd volk, dat trachten wil zijne ver loren macht te herstellen. Sluiten wij de oogen niet voor de wer kelijkheid. Er kan een oogenblik komen, dat ook wij in dien oorlog zullen betrok ken worden, er in medegesleept; vrijwillig nooit, maar men herinnere zich den toe stand in 1870. Zouden wij er buiten ge bleven zijn, indien de zaken een anderen loop hadden genomen In hoevele vreezen verkeerde het Nederlandsche volk in die dagen Laat ons trachten in ernstige, als in deze tijden in de eerste plaats het woord vau Willem den Zwijger in toepassing te brengen: „Mijne heeren, bewaart uwe Unie wel." Laten geene politieke hartstochten de verschillende partijen tegen elkander in het harnas jagen. Deze mogen in tijden van kalmte en zorgeloosheid kunnen ont staan, thans is het er de tijd niet naar. De leuze van onze volksvertegenwoordi ging zijLaat ons vermijden datgene wat ons verdeelt. Spreker zal tot geen en kele kwestie, die verdeeldheid kan doen ontstaan, medewerken, maar zal trachten de houding aan te nemen, die kan leiden om te komen tot een vergelijk; eene hou ding die elk goed vaderlander betaamt, (applaus). De overgang van deze beschouwing tot de defensie viel hem gemakkelijk. Wij moeten ons niet storten in een oorlog, maar de handhaving van onze onzijdigheid alléén kan slechts in ons be lang werken. Nooit had spreker ingestemd met het plan van hen, die een deel van ons land, de „vesting Holland", met forten wilden bedekken. De groote geldelijke lasten daarvan mogen niet op de schouderen der natie drukken. Wij moeten onze onzijdigheid weten te handhaven en het zwaartepunt onzer defen sie verleggen naar de grenzen. Niet onze doode maar onze levende strijdkrachten moeten uitbreiding ondergaan. Hierbij mag niet uit het oog worden verloren, dat één- zaak op den voorgrond staat: Het aantal strijdbare mannen mag niet worden ver minderd. Om de noodzakelijkheid van algemeenen weerplicht in te zien, dient men zich echter eerst af te vragen wat men daaronder verstaat. Een leger te willen inrichten op Zwit- serschen voet zou niet gaan, daar ons volk een geheel ander is dan het Zwitsersche. In de tweede plaats is ons land eene koloniale mogendheid; Zwitserland niet. In laatstgenoemd land heeft spreker een scherpschutterswedstrijd bijgewoond waar op 160 schijven werd geschoten en waaraan door tweehonderdduizend schutters werd deel genomen. Dit schijfschieten is in Zwitserland nationaal. Bij ons volk nog lang niet. Dan ook moeten wij hebben een staand leger, waaruit wij kunnen recru- teeren voor Indië. Om in Zwitserschen geest onze verdediging in te richten zou minstens evenveel kosten als het onder houd onzer lichtingen van 11000 man, tenzij men bezuinigde op den duur van oefening. De schutterij moest echter tot een flink leger worden ingericht. Spreker deed ons een blik werpen op de militie en toonde door cijfers aan hoe- vele goede krachten door vrijstelling enz. aan het leger wordeu onttrokken. Vrij stelling van éénige zoons kon hij niet goed keuren, indien deze geen kostwinners waren van het gezin. Spreker drukte den wensch uit, dat de wet tot stand mocht komen, waar door hij, die als dienstplichtige is aange wezen, persoonlijk zijn dienst moet waarnemen (applaus.) Het gehalte van leger en maatschappij zal er door verbeteren. Nu heerschte nog te groote klassen-afschei ding; in de maatschappij heeft de eene helft te veel, de andere te weinig. Even als dit in het Zwitsersche leger het geval is, zouden de verschillende standen meer tot elkander worden gebracht, en meer met elkander bekend geraken. Een persoonlijke opoffering zouden de hoogere standen zich ten bate van 't algemeen wel willen ge troosten (applaus). De zaak is echter niet van zoo overwe gend belang, dat spr. zich tegen elke or ganisatie zou verklaren. Het stelsel van nummerverwisseling zal hij niet verwer pen elk stelsel zou hij naar zijn verdienste FEUJILXiBTO INT- 1601 LVIL HOOFDSTUK. Hebinnebingbn en bebouw. De zon schoot nauwelijk hare eerste stralen, toen de ha- ciendero, de senator en dona Rosario, in rijkostuum, op de binnenplaats verschenen. De stoet begaf zich onbezorgd op weg. Toen men voorbij de opening in de omheiningsmuur reed, waardoor de gast haars vaders verdwenen was, dien Rosarita steeds Tiburcio Arellanos noemde, trok zij haar sluier voor het gelaat om een traan te verbergen die aan haar oog ont rolde. Zeer dikwijls had de nacht haar overvallen als zij zich op deze plaats aan hare droomerijen overgaf; toen zij de hacienda verliet, scheen het haar alsof zij voor altijd vaarwel zegde aan de dierbaarste zoowel als de smarte lijkste harer herinneringen. Was het niet daar dat zij op een avond, zonder zulks te vermoeden, eensklaps de liefde in haar hart bad voelen ontwaken? Dagteekende, om aldus te spreken, haar leven niet van die herinnering? Verder kon niets meer haar aan Tiburcio herinneren. Ondanks de pogingen van den senator om haar te ver strooien, was de eerste dag der reis droevig. Een uur of twee alvorens aan de voor den stoet aange duide rustplaats te komen, kruisten twee ruiters zich met hen in het kostuum der Papagos-Indianenin plaats echter van zooals deze met boog en pijl gewapend te zijn, droe gen de beide ruiters dwars over hun zadel eene lange en zware karabijn, waarvan de kolf en het hout met koperen spijkers gesierd waren. De stempel van wreedheid die daar enboven op hun gelaat lag, had niets van dien trek van goedhartigheid die dezen zeer vreedzamen Indianenstam onderscheidt, waarop zij slechts in hunne kleeding geleken. Dona Rosario dreef haar paard tegen dat haars vaders, terwijl de jongste der beide ruiters het zijne stilhield om een vlammenden blik te werpen op het gelaat van het jonge meisje, wier schoonheid hem levendig scheen te treffen. De beide ruiters wisselden eenige woorden in eene taal, die de Msxikanen niet verstonden, en gingen door, niet zonder dat de jongste zich verscheidene malen omkeerde om met de oogen den fladderenden sluier en de slanke ge stalte van de dochter van don Augustin te volgen. Daarna verdwenen beiden in de schemering van den avond. Ik heb nog nooit twee Papagos gezien die zulk een af schuwelijk gelaat hadden, zeide Rosarita met een gevoel van onrust. Noch op deze wijze gewapend, voegde de senator er bij, men zou zeggen dat het twee wolven waren in scha penvacht gestoken. Weldra duidde een in het veld ontstoken vuur den rei zigers de plaats aan die de bedienden welke hen vooraf gingen, hadden uitgekozen om aldaar tot den volgenden morgen halt te houden. Eene kleine zijden tent, die de galanterie van Tragaduros met het oog op deze reis van Arispo had laten komen, werd onder een groep boomen voor dona Rosarita opgezet. Toen het avondmaal afgeloopen was, trok zij zich in hare tent terug, maar te vergeefs zocht zij op het fijne kant van haar oorkussen den slaap. Het jonge meisje herinnerde zich den nacht waarop Tiburcio niet ver van haar sliep, toen zij hem voor de eerste maal gezien had. De stoet hernam zijn tocht zooals den vorigen dag, maar Rosarita was nog droomeriger dan den vorigen dag. De herinneringen die zij meende op de hacienda achtergelaten te hebben, verrezen op nieuw rondom haar, want de liefde is vernuftig, om elk oogenblik treffende gelijkenissen te maken op hetgeen verre verwijderd is. Wij zullen dus den ruiterstoet in den morgen van den vierden dag nabij het Bisonmeer laten aankomen, waar heen wij hem zullen voorafgaan. Wordt vervolgd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1888 | | pagina 1