NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
De Goudvallei.
5e Jaargang.
Zaterdag 25 Februari 1888.
No. 1425.
ABONNEMENTSPRIJS:
ADVERTENTIES:
HAARLEM S DAGBLAD
Voor Haarlem, per 3 maandenƒ1.20.
Franco door het geheele Kijk, per 3 maanden. -1.65.
Afzonderlijke nummers- 0.03.
Dit blnil verschijnt degelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureau: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. '{Telefoonnummer 122.
van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 cents.
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij groote opgaven aanzienlijk rabat.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en courantiers.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Génerale de Piiblicite Etrangère G. L. DAUB JE Co., JOH. F. JONES, Sucr., Parijs, 3 Ibis Faubourg Montmartre.
STADSNIEUWS.
Haarlem, 24 Februari.
Naar wij vernemen, is door het
college van Burgemeester en Wet
houders dezer gemeente, ten dezen
handelende krachtens art. 179 lett.
a der gemeentewet, bij deurwaar
ders exploit protest aangeteekend
tegen den op 1 Maart a. s. door de
Haarlemsche Katoen-Maatschappij
alhier aaügekondigden openbaren
verkoop van het recht van erfpacht
van de fabrieksterreinen «de Phoe
nix», aangezien door haar de be
voegdheid tot den verkoop op de
wijze waarop die is voorgenomen,
krachtens de akte van vestiging van
het recht van erlpacht, wordt ge
mist, en bovendien in dien verkoop
zijn begrepen gronden, welke niet
in erfpacht zijn uitgegeven.
Burgemeester en Wethouders heb
ben naar wij verder vernemen
dit protest gedaan onder reserve van
al de rechten, aan de gemeente toe
komende met aansprakelijkstelling
van voornoemde Maatschappij, voor
alle kosten, schaden en interessen,
welke uit eene vervreemdiug \an
haar werkelijk of vermeend erf-
pachtsrecht op de aangekondigde
wijze mochten voortvloeien, terwijl
de Maatschappij ten slotte door hen
indachtig is gemaakt aan de bepa
lingen van de sinds 9 Februari jl.
binnen deze gemeente van kracht
sijnde algemeene politie-verordeniDg,
speciaal aan de artikelen betreffende
de bouw politie.
Door J. Drieduiten is aan het ge
meentebestuur vergunning gevraagd
tot oprichting van eene slachterij in
het perceel aan de Oude Groen
markt No. 18, alsmede door H. P.
Kloos, tot oprichting van eene sme
derij in het perceel in de De Wit-
straat No. 2.
Voor een zeer groot gehoor trad Don
derdagavond, op uitnoodiging van de
katholieke kiesvereeniging alhier, de heer
dr« H. J. A. M. Schaepman in de groote
zaal der sociëteit «de Kroon" als spreker op.
Na eene korte inleiding van den presi
dent der kathol, kiesvereeniging begon
spreker met te zeggen dat hij niet tegen
personen wilde optredenhoewel hij
straks over eene partij in den lande on
bewimpeld zijn oordeel zeggen zou, maar
dat hij aan zijne kathol, laadgenooten en
ook aan anderen wilde zeggen, wat meu moet
nastreven en wat men nastreeft.
De rechten, die ons door de grondwet
van 1848 zijn gewaarborgd, vervolgde
spreker, zijn ongerept bewaard gebleven.
Twee vraagstukken wenscht spr. in het
bizonder te behandelen, nl. sociale wet
geving en onderwijs. De regeling van het
kiesrecht acht spr. niet van zoo groot be
lang als de beide genoemde punten. Wel
is de kieswet niet volmaakt zooals ze nu
is, maar de nieuwe Kamer van 100 zal
de kleine vlekjes, die er aan kleven, wel
wegwis8cben. Daarom moet dit niet een
der eerste dingen zijn, die in de nieuwe
Kamer aan de orde moeten worden ge
steld, hoewel zegt spr., er punten in zijn, die
verandering behoeven, er moeten nl. in
groote steden enkelvoudige kiesdistricten
iügevoerd en de tegenwoordige grond
slag van het gemeentelijk kiesrecht moet
niet behouden blijven.
Ook Nederland behoort partij te kiezen
in het sociale vraagstuk. Wij moeteu den
nationale arbeid in eere houden, niet
strevende en zoekende naar bepalingen en
voorschriften, maar door een open oog en
een warm hart er voor te hebben. Met
verzekeringskassen, inrichtingen voor af
geleefde werklieden, regeling van vrouwen-
en kinder-nrbeid lost men de sociale
kwestie niet op. De Regeering kent den
werkman niet, zij moet zich zelf met de
arbeiders in rechtstreeksche verbinding
stellen, niet door inspecteurs, maar door
middel van Kamers, waarin arbeiders en
erkgevers kunnen zeggen wat zij te zeg
gen hebben. De oplossing der sociale
kwestie moet komen zonder vooropzetting
van Staats-bemoeiing.
Wij moeten trachten met eigen krachten
aan de oplossing mede te werken. Wel
moet men hulp van den Staat voor aller
lei inrichtingen verwachten, maar niet hare
controle verlangen. De Maatschappij is
ouder dan de Staat.
Wat betreft het onderwijs, het oude
art. 194 was het kort begrip van liberale
wijsheid op schoolgebied, het nieuwe art.
192 is het kort begrip van onbeduidend
heid. Het is dwaasheid om, zooals de
liberale partij doet, te zeggen: «Omdater
tus8chen ons strijdpunten zijn over het
geloof, zullen wij het geloof van de
school weren." De Staat behoort het recht
van gewetensvrijheid te erkennen en aan
de ouders de zorg voor het onderwijs
over te laten.
Ten slotte beoordeelt spr. het streven
der liberale partij in Nederland. Er zijn
zegt spr., onder hen zeer bekwame, talent
volle en geleerde lieden, die het belang
van het vaderland in het oog houden.
Maar de groote fout der liberale richting
is deze: dat zij voor het recht geen an
deren grondslag heeft dan de menschen.
Het baat niet het recht vast te hechten
aan allerlei idealen en bespiegelingen, zoo
men het niet vasthecht aan God. De men-
schelijke wil wordt willekeur, zoo hij niet
geleid wordt door God.
Ten slotte wekt spr. zijne hoorders op
tot eensgezindheid en tot vaderlandsliefde.
Met een woord van dank aan den spr.
sloot de voorzitter der kathol, kiesver
eeniging, de vergadering.
«Beije de Naaister», oorspronke
lijk volksstuk in vier bedrijven, van
C. P. T. Bigot, werd Donderdag
avond voor een middelmatig bezette
zaal in den Schouwburg alhier, door
het Hollandsch Tooneelgezelschap
opgevoerd. Het was waarschijnlijk
aan het gure weer toe te schrijven,
dat de opkomst niet grooter was;
de wezenlijk boeiende inhoud van
genoemd stuk en de niet minder
uitstekende vertolking waren dit
wel waard. De aanwezigen hebben
van den aanvang tot het einde ge
noten. De heer Bigot heeft zijn stuk
bescheiden lijk een volksstuk ge
noemd, maar zeker is het dat hij
zichzelven verre heeft overtroffen.
Op meet-terlijke wijze heeft hij de
tooDeelen weten te groepeeren en
geen caricaturen maar wezenlijke
meuschen ten tooneele gevoerd en
toestanden weergegeven, die niets
naar het romantische zweemen en
toch, verre boven het alledaagsche
verheven, de aandacht voortdurend
in spanning houden en de toeschou
wers met de acteurs vrooiijke en
ernstige toestanden in logische volg
orde doen doorleven.
Vertolkt door de bloem der leden
van bet Hollandsch Tooneelgezel-
schap, bad bet stuk een beslist
sucees. De toejuichingen waren in
alle opzichten verdiend.
De heer André was uitmuntend
als Willem Beekmande kantoor
knecht Toon had geen betere ver
persoonlijking kunnen vinden dan
in den heer Lagemau. De heer Bigot
zelf had zich met de komische rol
van Meekrap belast. Mevr. Albregt-
Engelman trad als Betje op, terwijl
de dames Ev. Kapper en E. van
Biene de dankbare partijen van
Louise en Corri op verdienstelijke
wijze hadden opgevat.
Wij wenschen het gezelschap ge
luk met deze zoo welgeslaagde op
voering, die voorzeker hier ter stede
een hoogst aangenamen indruk zal
hebben nagelaten.
De ijsbaan aan den Overveenschen
weg is heden middag weder geopend.
Het ijs is prachtig. Hedenavond is
de baan niet geopend; bij vriezend
weder morgen waarschijnlijk wel.
De alhier gevestigde afdeeling
van het Leger des Heils hield Don
derdag in «Felix Favore» des na
middags te half drie eene besloten
vergadering, waartoe een aantal
ingezetenen waren uitgenoodigd en
des avonds eene openbare. De opper
bevelhebber, generaal Booth, die uit
Engeland naar ons land is overge
komen, zou in beide als voorgan
ger optreden. Door ongesteldheid
zijner echtgenoote werd hij echter ge
noodzaakt met den middagtrein reeds
weder te vertrekken en naar Enge
land terug te keeren,zoodat hij slechts
een gedeelte der middagbijeenkomst
bijwoonde. Deze oefening onder
scheidde zich alleen door het op
treden van generaal Booth van de
gewone vergaderingen.
Behalve vele der gewone bezoe
kers waren ook tal van dames en
heeren uit den aanzienlijken stand
opgekomen, om uit zijn mond aard
en strekking van het Leger te ver
nemen, die grootendeels aan onze
lezers uit vroegere mededeelingen
reeds bekend ziin. Uit de rede, door
den generaal gehouden, bleek, dat
de financieele toestand van het Leger
bij uitstek gunstig was, ook in ons
land, waar de toelagen ruim vloeien,
zóó zelfs dat de kosten van den
veldtocht» hier te lande nog geen
20 pd. st. uit de algemeene kas
beliepen. Te 4 uur verliet de
generaal de bijeenkomst, gedurende
welke vier personen zich lieten be-
keeren.
De heer Booth was bij zijne komst
hier ter stede afgestapt bij jhr. mr.
A. V. Teding van Berkhout en had
zich met deftige equipage naar het
vergaderlokaal begeven. Dat er veel
volks op de been was, laat zich
begrijpen.
Nadat sedert Woensdag de scheep
vaart in het Spaarue wegens het
ijs gestaakt is moeten worden, heb
ben Donderdag ook de verschillende
stoombooten geen dienst kunnen doen.
Een boot der directie Bus moest de
reis halverwege staken en terug-
keeren.
Arrondlssements-I&echthank
TE HAARLEM
zitting van 23 Februari 1888.
Nog werden behandeld de navolgend®
zaken.
C. de G., broodbakker, Wijdewormer,
mishandeling.
Requisitoir vrijspraak.
J. M., arbeider Haarlemmermeer, misk.
Requisitoir 7 dagen gev.
C. v. d. H., arbeider en M. S.f buis
vrouw van J. S. te Haarlemmermeer, misk.
Requisitoir 5 dagen gev.
I. de J. Az., polderwerker Hoornster-
zwaag, mishandeling.
Requisitoir 5 dagen gev.
De rechtbank deed uitspraak in de
navolgende zaken, vermeld in «Haarlem's
Dagblad" van 17 en 18 Eebr. jl.
E. B., étuimaker Haarlem, verwonding,
14 dagen gev.
J. W., koopman te Oude Wetering, be-
leediging, f 10 boete, subs. 3 d. hechtenis.
J. E.; J. v. E.; C. L. B.; P. H.; J. S.
G.; M. K. S. te Beverwijk, buis-vrede-
breuk. Vrijgesproken.
J. E. en J. S., Beverwijk, buis-vrede
breuk. Elk 14 dagen gev.
W. Z., arbeider te Wijk aan Zee, poging
tot omkooping, 3 dagen gev.
J. B., vletterman IJmuiden, beleediging,
f10 boete, subs. 3 dagen hechtenis.
H. W., Zandvoort, diefstal. Vrijgespi.
B. v. d. P. en P. v. d. P., Heemstede,
weerspannigheid. Elk 5 dagen gev.
Iügekomen aanvragen van werk
zoekenden bij de Arbeidsbeurs aan
het bureau van Haarlem?s Dagblad:
1 machinist-bankwerker, 1 magazijn
knecht, 1 bakkersknecht, 1 bakkere-
leerling, 1 boekbinders-aankomeling.
Ingekomen aanvragen van werk
gevers: 2 klesdermakersaankomelin-
gen, 2 timmermansaankomelingen.
Uit Sloten wordt gemeld:
De putboring ia afgeloopen. Er is
geen goed water verkregen. Toch
heeft het onderzoek groote waarde
voor de geologie. Alle uitgeboorde
6toffen ziju opgezonden naar het ge
ologisch museum te Utrecht.
FEIUÏIiLBTO 1ST.
1651
LX. HOOFDSTUK.
DE VERZEKERAAR EN DE VERZEKERDE.
Deze vraag; had Encinas tevens gedaan met het doel om
de dochter van don Augustin geheel en al gerust te stellen
cmtrent de bedoelingen van"den Indiaan en vooral over de
vreemdsoortige manier waarop hij zich vertoond had.
Brandende Straal glimlachte verontwaardigd.
Achter de Apachen, zeide hij, gaat een krijger
der Comanchen slechts voorwaarts met de zweep in de
hand. Neen, de Comanche heeft niet ver van hier de spo
ren der bisons gezien en hij hoopte hen te verrassen, ter
wijl zij aan de wateren van het meer kwamen drinken.
Encinas had niet vergeten, dat de Indiaan hem beloofd
had het spoor der beide kapers der Prariën te volgen en
hij wist ook dat de jonge krijger er de man niet naar was
om aan zijn plan te verzaken.
Gij hebt niets meer gezien? voegde de bisonja-
ger er bij.
Onder de sporen der blanken heb ik de sporen van
Roode Hand en Bloedhond opgemerkt en ik ben mijne
vrienden komen waarschuwen om op hunne hoede te zijn.
Wat? alweer die schelmen? riep de jager ongerust.
Wat zegt hij? vroeg de haciendero.
Niets, signor Pena, antwoordde Encinas. Raadt
gij, vroeg hij aan den Comanche, met welk doei
Roode Hand en Bloedhond naar dezen kant zijn gekomen?
De jonge krijger beschouwde stilzwijgend ai de rondom
hem staande personen. Nogmaals rustten zijne oogen met
welgevallen op dona Rosarita, die aan den arm haars va
ders hing.
De Bloem van het Meer is wit als de sneeuw,
zeide hij erustig. Indien de oogen vau Brandende Straal
niet verduisterd waren door de beeltenis van de gezellin
die hij zich gekozen heeft, zouden zij eensklaps beroofd
zijn geworden van het licht, door den glans der vrouw
die thans voor hem staat. Bloedhond begeert de Bloem van
het Meer voor zich.
Bij deze dichterlijke zinspeling op hare sehoonheid, sloeg
Rosarita de oogen neder voor den vurigen blik van den
gast der bosschen en zweeg stil.
Hebt gij niet twee krijgers bij u? vroeg Encinas.
Beiden hebben zich weer naar hun stam begeven;
Brandende Straal is alleen, maar hij heeft gezworen den
dood te wreken van hen die zich aan zijD woord hadden
toevertrouwd; hij zal ook over de Bloem van het Meer
waken; mijn breeder zal van zijn kant waken. Thans keert
Brandende Straal, tevreden zijne vrienden gewaarschuwd
te hebben, alleen op de sporen terug, die hij een oogen-
blik verlaten heeft.
Met edelen eenvoud deze woorden vol klem uitsprekende,
reikte de jonge Comanche den bisonjager de hand en na
andermaal een blik van ongekunstelde bewondering op
Rosarita geslagen te hebben, ging hij even stil heen als
hij gekomen was en vervolgde het spoor der beide geduchte
bandieten. Toen de Indiaan achter de boomen aan de uiter
ste grens van het meer verdwenen was, vroeg de senator
niet zonder een geheim gevoel van afgunst:
Wat wil die jonge wilde met zijne bloemen van rhe-
torica zeggen?
Uwe Hoogheid weet dat de Indianen slechts in ge
lijkenissen spreken, antwoordde Encinas, maar hij
heelt ons niet minder getrouw de tegenwoordigheid der
beide schelmen aangeduid, hetgeen voor twee of drie een
zame reizigers een ernstig gevaar zou zijn, maar geeu voor
werp van onrust kan uitmaken voor een dertigtal mannen,
die wij hier of in den omtrek zijn.
Alsdan deelde hij den haciendero het weinige mede, het
geen hij betreffende de beide schuimers der woestijn ver
nomen had. Don Augustiu was een man wiens eerste jeugd
voorbij was gegaan met het bestrijden der Indianen en zijn
zucht naar strijd wa3 door de jaren niet verminderd.
Al waren zij met hun tienen, zeide hij, dan nog zou
het schande zijn om zich met dergelijke schelmen bezig te
houden of zijne genoegens voor hen af te breken, daaren
boven zijn wii, zooals gij reeds opmerkte, te talrijk om iete
van hen te vreezen te hebben.