De Italiaansche Violist
TWEEDE BLAD
EEN POPULAIR MAN,
B I N E N L I).
BUITENLAND.
BEHOORBNDE BIJ
HAARLEM'S DAGBLAD
TAN
Maandag 27 Febr. 1888.
dooh
FRÉDÉRIC MISTRAL.
Mijn vriend Castagne, de burge
meester van het dorp Gigagnon, had
mij uitgenoodigd bij hem te komen,
terwijl er in zijn dorp een feest was.
Wij hadden copieus gedineerd en
rookten juist met smaak een heerlijke
fijne sigaar, toen ik een geluid
„rottn, roun, roua," in de straat
hoorde. Het was de jeugd van Gi
gognan die, naar oud gebruik, mij o
vriend Castagne een serenade met
tambourijnen kwam brengen.
„Doe de deur open, Frangiise,"
riep de burgemeester tot de meid,
„en breng eens twaalf flesschen wijn
en alle glazen die je hebt!"
Inmiddels zong de dorpsjeugd voor
de deur een vroolijk lied, vergezeld
van een formeel accompagnemeut
van den tambourijn. Toen zij hier
mede klaar waren, werden zij uit
genoodigd, binnen te komen De
geheele stoet verscheen, oud en jong,
jongens en meisjes in hun Zondags-
gewaad, welker kleuren nog niet
zoo de aandacht trokken als de vroo-
lijke lach op hunne lippen. De ge
meente veldwachter droeg met een
fiere houding op een laugen stok
de prijzen, die bij de verschillende
volksspelen zouden worden uitge
reikt.
Ieder der gasten kreeg volop wijn
en na recht hartelijk op het welzijn
van mijn gastheer te hebben ge
dronken, waren zij gereed om te
vertrekken. Mijn vriend hield daarop
de volgende korte toespraak:
„Kinderen, danst zooveel gij wilt,
vermaakt jelui zoo goed mogelijk,
zoekt geen ruzie met vreemdelingen.
Gij hebt volle permissie!"
„Leve mijaheer Castagne!" riep
men en daarop ging de vroolijke
bende heen om feest te vieren.
Teen wij alleen waren, vroeg ik:
„Hoe lang zijt gij nu al burgemees
ter van Gigogüau?''
„Vijftig jaar!"
„Vijftig jaar al! Is dat werkelijk
waar?"
„Ja zeker. Ik heb den ondergang
beleefd van elf goevernementen. Eu
ik hoop niet te sterven, vóór ik nog
een zestal heb helpen begraven!"
„Maar hoe hebt gij uw ambt door
al die gebeurtenissen en omwente
lingen heen kunnen behouden
„Wel, beste vriend, man moet met
het volk kunnen omgaan. Sommigen
willen het met hardheid, anderen
met zachtheid leiden. Ik voor mij
leid het met vroolijkheid!"
„Maar gij hebt toch partijen in
uw dorpHoe stelt gij die allen te
vreden? als er b.v. een afgevaardigde
moet worden gekozen, hoe doet gij
dan?"
„Wat ik doe? Wel, ik laat hén
doen. Als zij mij bij den barbier
mijn opinie vragen, maak ik er mij
af door te zeggenAls gij A. kiest,
zult gij het dezen zomer warm heb
ben en als gij B. kiest zult gij het
warm hebben dezen zomer! En wil
men meer van mij weten, dan zeg
ikGij deedt beter, met iemand uit
uw midden, een boer als gij, af te
vaardigen, dan een advokaat of bur
ger van Parijs, dien gij niet kent en
die u niet kent. Dan zijn zij gevleid
en zeggen: „Ja, dat kon wel eens
zoo wezen!"
„Heel mooi", zeide ik. „Maar hoe
hebt gij zelf uwe populariteit en uw
gezag gedurende 50 jaar inGigag-
non kunnen handhaven?"
„Niets is eenvoudiger. Hebt gij
lust om een luchtje te scheppen? ga
dan mede en als wij eens of twee
maal het dorp zijn rondgewandeld,
zult gij dat evengoed weten ais ik!"
Op den weg vóór de deur was
men aan het kegelen. Op het oogen-
biik toen wij voorbijgingen had
juist een der spelers den koning om
geworpen zonder een der andere
kegels zelfs te raken.
„Dat noem ik een mooie worp!"
riep Castagne uit. „Ik maak je mijn
compliment, Jean Claude, ik heb
reeds dikwijls mooie worpen gezien,
maar zelden een als deze. Je bent
een kranige kegelaar!"
Wij gingen verder. Weldra ont
moetten wij een paar jonge mei-jee,
die arm in arm liepen te wandelen.
„Kijk eens aan!" zeide Ca-tagne
luid, „zou men niet zeggen dat daar
iwee prinsesjes komen Wat aardige
figuurtjes en lieve gezichtjes, hè?
dat is de bloem van Gigognan!"
De twee meisjes gingen ons, vrien
delijk lachend en groetend, voorbij.
Terwijl wij het plein overstaken
kwamen wij voorbij een ouden man,
die voor zijn deur zat.
„Wel, vriend Quitran", zeide mijn
vrienu, „hoe gaat het dit jaar met
de kwalen?"
„Och, meneerhet gaat aller
slechtst
„Weet je nog wel, Quitran, hoe
je indertijd die drie ferme worste
laars van ProvenceMeissonnier,
Marseille en Rabasson, een voor een
op de weide hun bekomst hebt ge
geven
„Of ik het mij herinner?" riep
de oude man uit, terwijl zijn oogen
fonkelde. „Ja, ja, dat was een goede
lijd. Maar dat is voorbij, meneer
de burgemeester, er zijn geen ferme
kerels meer, die wat durven! Ja,
dat was een heerlijke tijd!"
Wij gingen heen. Juist kwam de
pastoor uit zijne woning en groette
ons welwillend.
„Mijnheer de pastoor", zeide Cas
tagne, „ik wilde u juist even spre
ken. Vanmorgen bij de mis bemerkte
ik, dat onze kerk wel wat al te
klein wordt, vooral op feestdagen.
Zou het niet goed zijn, eens over
eeue vargrooting te deuken?"
„Wat dat betreft, ben ik geheel
van uwe meening. Op feestdagen
kan men zich niet weDden ofkeeren!"
„Mijnheer de pastoor, ik zal er
ernstig over denken om er in de
eerstvolgende raadsvergadering een
voorstel van te maken.
„Ik ben u ten zeerste verplicht",
antwoordde de pastoor.
Een oogenblik daarna ontmoetten
wij een jonge arbeider, die uit de
herberg kwam.
„Kijk, kijk", zeide Castagne, „ben
jij daar? Men zegt, dat je den lum
mel die jou Madeion het hof wilde
maken, ferm hebt afgeranseld f
„Had ik geen gelijk, mijnheer de
burgemeester?"
„Stellig, Jousselet. Men moet zich
de kaas niet van zijn brood laten
eten. Maar sla een andermaal niet
zoo hard, mijn jongen!
„Ah zoo, zeide ik, nu begin ik
uwe taktiek te begrijpen!"
Buiten het dorp ontmoetten wij
eene kudde schapen, die den gehee-
len weg in beslag nam.
Castagne riep den herder toe
„Toen ik de schelletjes hoorde, heb
ik dadelijk gezegd :Jdaar komt Geor
ge! Wat prachtige schapen hebt
gij toch! Wat geeft gij ze toch
wel te eten? Ik geloot zeker, dat
gij ze door elkander niet voor min
der dan tien kronen zoudt willen
geven!"
„Zeker niet," antwoordde George.
„Ik heb ze dezen winter pas ge-
kecht, maar ze zijn al mooi, vindt
gij met?"
„Prachtig, mijn jongen! Adieu!"
Na hem verscheen een vrachtrij
der, die op zijn kar gezeten, lang
zaam kwam aanhotsen.
„Hola, Sabaton!" riep Castagne,
„je moogt hetgeloovenof n;et, maar
ik heb al van verre je zweepslag
herkend! Gij alleen kunt zoo den
zweep doen knallen!"
Sabaton glimlachte en om te be
wijzen dat dit waar was, gaf hij
een zweepslag in de lucht, die ons
pijn deed m de ooren.
Al voortwandeleud zagen wij een
oude vrouw die bezig was gras te
plukken.
„Wat! zijt gij het, Bérangère?
Op zijde gezien dacht ik wezenlijk
dat het de jonge vrouw van Franc
was, het is merkwaardig zooald gij
op haar gelijkt!"
„Ik! maar mijnheer Castagne, ik
ben al 70 jaren!"
„Kom, kom, dat overdrijft gij nu
toch! Daar geloof ik niets van!"
„Diemijnheer Castagne maakt ook
altijd gekheid," zeide het moedertje
lachend. En daarop, zich tot mij
wendend, voer zij voort: „Ziet u,
meneer, het is niet om hem te vleien,
maar mijnheer Castagne is een uit
stekend msnsch. Hij is gemeenzaam
met iedereen, hij groet iedereen. Hij
is nu al 50 jaar burgemeester en
zal het ook wel altijd blijven.
„Welnu, mijn jongen," zeide Cas
tagne toen wij heengingen," nu weet
gij waarom ik hier zoolang heb
kunnen blijven. Ieder meuoch is ge
steld op een kleine attentie, op een
vriendelijk woord en ik doe er geen
kwaad mede, als ik soms eens wat
overdrijf. Dit is de groote regel,
waarnaar ik mij heb gericht:
„Wie heerschen wil moet
b e h a g e n."
En die regel is niet alleen op het
dorpje Gigognan van toepassing.
Deze week had een h a -
ringvisscher te Nieuwediep het on
geluk zijn net te verliezen. Bij het
visschen sleurde de sterke stroom
het mede naar zee, in weerwil van
alle pogingen, door de visschers
aangewend, om het te behouden.
Niet alleen moest nu het werk stil
staan, maar de arme visscher is ook
bijna geruïneerd door het verlies,
dewijl zulk een net soms f500 h
f600 kost en gewoonlijk met de
boot de eenige bezitting der haring-
visschers uitmaakt.
Op eene ni a t o n a a r d i g e
wijze werden eenige dagen geleden
twee beruchte stroopers, bezig met
diefstal te plegen, ontdekt.
Een te Leiderdorp wonende visch-
handelaar had reeds menigmaal dief
stal van visch uit zijne gesloten
vischkaar of bon in zijne aan zijne
erf liggende schuit waargenomen,
zonder dat het was mogen geluk
ken, de daders te snappen, hetgeen
dan ook moeilijk kon geschieden,
aangezien dergelijkediefstallen steeds
bij nacht worden gepleegd. Daarom
kwam hij op het denkbeeld, zijne
schuit door eiectriciteit te verbinden
met eene schel in zijne slaapkamer.
In den bewusteu nacht werd hij
door de schel gewaarschuwd, dat er
dieven waren, en met zijne huisge-
nooten het erf opgaande, zagen zij
twee beruchte siroopers, zich in een
roeischuitje verwijderen. Bedoeld
schuitje was kort te voren door hem
aan een der stroopers verkocht. Na
tuurlijk volgde daarop hunne aan
houding, en na een verüoor door
den commissaris van politie te Lei
den, zijn zij ter beschikking der
Haagsche justitie gesteld.
Het aanmaken der ka
chels met petroleum heeft te Leer
dam weer zijne treurige gevolgen
gehad. Een meisje van den landbou
wer Middelkoop heeft daarbij zulke
hevige brandwonden bekomen, door
het vlamvatten der kleederen, dat
men voor haar leven vreest.
Donderdag werd door
den heer Quadekker, kapitein der
marécüauasée, vergezeld van den
wachtmeester der maréchaussée te
Gulpen, op last van den officier van
justitie het kind, waarvan in een
vorig bericht sprake was, uit het
huis van Vluggen te Carttiiis weg
gehaald en aan de moeder, Ciara
Jaegers te Bocholtz, teruggegeven.
De rechtbank te Miudef-
burg heeft den luitenant Epkerna,
die door den raad op de kiezerslijs
ten was geplaatst, weder geschrapt.
Het golu hier de kwestie aat ge
noemde luitenant in de maanden
Me;Aug. van het vorige jaar in
garnizoen had gelegen in Ter Neu
zen en hij alzoo zijn kamers te Mid
delburg gedurenüe dien tijd niet had
bewoond; B. en W. hadden hem
daarom uiet op de kiezerslijst ge
plaatst, doch de gemeentel aad had
zijn daartegen ingebrachte reclame
ingewilligd.
Wij lezen in de Meier. Cl.:
Enkele bladen hebben reeds het
bericht geleverd, dat mejuff.ouw
Sophie Sanders van Eindhoven te
Parijs de eerste medaille behaald
heeft in een groot internationaal
concours, uitgeschreven voor de be
oefenaars van Volapük. Tot onder
werp was haar opgegeven eene le
vensbeschrijving van Jeanne d'Arc.
In deze enkele mededeeling ligt ech
ter niet de bizonderheid. Doch wan
neer wij berichten, dat juffiouw
Sanders is een gewoon burgermeisje,
dat slechts de gewone zusterschool
beeft bezocht, en thans reeus tal
van jaren lu dienstbetrekking is bij
den heer Ch. Mennen te-dezer- stede,
waar zij met het verrichten harer
dagelijkeche bezigheden, zich de
kennis der Fransche, Engelsche en
Duitsche taal, zoowel als vau het
Volapük, op keurige wijze heeft
eigen gemaakt, dan zal men wel
met ons instemmen, dat in deze dé
tails wel iets bizonders ligt opge
sloten. Juffrouw Sanders spreekt en
schrijft vooral haar Fransch op zeer
voortreffelijke wijze, zoo voortreffe
lijk zelfs deze kleine indiscretie
zij ons vergeven dat zij van
Fransche vakbladen, waaraan zij
medewerking verleend heeft, de
ruimste waardeering heeft mogen
ontvangen. Ook op het gebied van
algemeene geschiedenis is zij bizon
der goed thuis en zou menig leeraar,
ook onder dit opzicht, door hare
uitgebreide kennis verwonderen.
Bovenstaande is oorzaak dat dit een
voudig meisje in relatie staat met
tal van Europeesche geleerden en
specialiteiten.
Tweezoons van den bak
ker Van Wijk, te Paterswolde, wa
ren bezig boomen te vellen. Door
een ongelukkig toeval bracht de
eene broeder den ander een slag
met de bijl over de rechterhand toe,
waardoor deze bijna geheel ver
brijzeld werd.
Uit Almeloo wordt ge
meld:
De werkgevers hebben .veantwoord
op de voorstellen, vanwege arbei
ders in de vergadering van Woens
dag gedaan. Zij achten een scheids
gerecht voorloopig onnoodig, maar
willen wel in onderlinge samenspre-
king treden.
Voor eene lezing door
dr. Vitus Bruinsma voor de kiezers
in Oldeberkoop (district Wolvega)
te houden, was geen luliaal te vin
den. Geen der café-of hotelhouders
wilde zijn zaal daarvoor afstaan.
Tot aanvulling van het
bericht omtrent den diefstal van on
geveer 1000 mark aan Duitsch bank
papier uit de stationswachtkamer te
Horst, kau nog gemeld worden, dat
de i. edepiichtige van R. Vos niet is
rtenaamd wed. Krut, maar J. A.
Kroet, wed. Fiemminks, vroeger te
Nijmegen, doch in den laatsten tijd
te Venloo woonachtig. Ook zij heeft
een veelbewogen leven achter zich.
Hoewel haar man Zaterdag 11 Fe
bruari pas ter aarde was besteld,
woonde zij toch met Vos op 13 en
14 Februari d. a. v. de carnavals
feesten te Nijmegen bij, en beiden
naakten blijkbaar van het gestolen
geld goede sier.
De liefde was ook hier blijkbaar
niet bestendig van duur, daar men
aan Vos een geladen pistool moest
ontnemen, omdat hij daarmede min
der goede bedoelingen ten aanzien
van zijne bijzit scheen te koesteren.
Engeland. Het Lagerhuis ver
wierp Vrijdag met 261 tegen 186
-temmen een amendement van Le-
fèvre, strekkende om leedwezen te
uetuigen dat er in de troonrede geen
gewag is gemaakt van maatregelen
ten opzichte van de onrechtmatig
hooge achterstallige pachtgelden in
Ierland. Het Huis keurde ten slotte
het adres van antwoord goed.
Te Lancaster is de unionisti
sche liberaal Fitz-William tot lid
van het parlement gekozen met eene
meerderheid van 211 stemmen, tot
vervanging van den home - ruler
Shirley, an tegenover den Gladsto-
ne-caudidaat Spencer Balfour.
- De Times spreekt de meening
uit, dat het verzoek aan de Porte
FHUILLHTO N.
DOOI
HASSELAER.
12)
Ve HOOFDSTUK.
Wanneer Giovanni thans de gave had bezeten door de
iteenen muren heen te zien, zou hij gezien hebban hoe
bedroefd en neerslachtig Marie daar zat in hare kamer, op
het oogenblik van het vertrek.
Zij gevoelde zioh afgemat en moede, diep treurig zonder
dat zij zichzelf de oorzaak wilde bekennen. Nooit had zij
Weber bemind en tot heden was ket alleen de herinnering
aan hare moeder geweest, die haar in staat had gesteld
zijne liefkozingen, zijn zouteloos gesprek, zijn gansehe on
beduidende persoonlijkheid met kalmte te verdragen. Maar
sedert haar onderhoud met den jongen Italiaan moeit zij
zich geweld aandoen, om die kalmte te blijven bewaren.
Onophoudelijk moest zij zich met geweld dwingen, te dan-
ken aan het verlangen harer moeder, en zij gevoelde meer
en meer hoe zwaar de eisch was, dien deze haar in haren
laatsten brief had gesteld. Daardoor werd zij zenuwachtig,
haar gelijkmatig karakter scheen tee te geven aan grillen
en nukkentelken» ontvluchtte zij haren aanstaanden echt
genoot door hoofdpijaen voor te geven, en begaf zich dan
naar haar kamer, om alleen en ongestoord hare tranen te
laten vloeien. Dan verachtte zij weldra hars zwakheid en
begaf zich ter ruste, met het voornemen, den volgenden
dag zich beter te beheerschen en zij bad hare moeder om
kracht, opdat niemand iets zou bemerken van den strijd in
haar ziel.
Dat voornemen bracht zij ook ten uitvoer, zoolang de
koortsachtige spanning duurde. Maar weldra kwam dan
weer de benauwende gedachte bij haar op, hoe zij veroor
deeld was tot een leven met dezen onbeduidenden man en
hoe geen macht ter wereld haar daarvan kon bevrijden.
De zon scheen te verduisteren wanneer deze gedachte hard
nekkig en onweerstaanbaar bij haar opkwam, dan was zij
niet in staat haar teekenstift meer te hanteeren en vluchtte
naar haar kamer, wanneer zij den stap van Weber op de
trap hoorde. Door dezen pijnlijken zielsstrijd, waarin iederen
dag hare kinderliefde haar begeerte te overwinnen kad,
geraakte zij eindelijk in een staat van verdooving en moe
deloosheid, die haar vader spoedig opmerkte. Deze echter,
als de meeste mannen niet in staat een vrouwenhart te
ontraadselen, schreef hare afgetrokkenheid en de blauwe
kringen onder hare oogen, aan meisjeskuren toe, en zeide
eens op een dag tot Weber in Marie's bijzijn:
v'tls wel hard voor een vader, zijn eenig gezelschap zoo
te moeten laten gaan, maar gij moet maar eens er over denken,
om een trouwpak en een bruidskleed te laten maken I»
Daarop glimlachte Weber en zag Marie vragend aan.
Zij evenwel kon zich niet weerhouden in tranen uit te
barsten en ging heen, terwijl zij de beide mannen in ver
bazing achterliet.
Dienzelfden dag had Weber het bezoek bij Giovanni ge
bracht, dat ons bekend is, en in zijne jaloerschheid de bij
Lenta ontdekte verwarring met Marie's gedrag in verband
brengende, nam hij zich voor onmiddellijk pogingen in het
werk te stellen om Napels met zijn meisje en haar vader
ten spoedigste te verlaien, daar hij zooals alle onbeteeke-
nende menschen, even lafhartig als jaloersch wvs en in ge
durige vrees verkeerde, dat, in weerwil van den band dien
Marie aan hem bond, de belofte door hare moeder aan zijn
vader gedaan, het meisje den jongen Italiaan boven hem
zou verkiezen, zoo zij nog langer in dit verwenschte Na
pels bleef. Hij was het derhalve geweest, die, onder allerhande
voorwendsels, den heer vun de Velde had overgehaald Na
pels te verlaten.
In doffe wanhoop zat Marie op hare kamor, elk oogen-
bliit verwachtend dat haar vader haar zou laten roepen om
te vertrekken. Tot nu toe had zij de treurige stemming
waarin zij verkeerde toegeschreven aan haren afkeer voor
Weber, maar thans nu zij op het punt stond, Napels voor
altijd te verlaten, gevoelde zij maar al te zeer, dat er nog
een andere reden was, die haar deed vreezen voor het aan
staand vertrek. Nog durfden hare lippen het niet fluisteren
maar haar hart gevoelde het, diep en ernstig, dat zij dei
jongen Italiaan had lief gekregen.
Hoe kon dat ook anders zijn? Iedere vergelijking, tos-