NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. De Goudvallei. 5e Jaargang. Vrijdag 9 Maart 1888. No. 1436. DAGBLAD ABOHNEMEUTSFItlJS: Voor Haarlem, per 3 maandenƒ1.20. Franco door het geheele Kijk, per 3 maanden. -1.65. Afzonderlijke nummers- 0.03. Dit bind verschijnt dagelijks, behnlve op Zon- en Feestdagen. Burera: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 122. ADVEHTENTIEN: van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij groote opgaven aanzienlijk rabat. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze agenten en door alle boekbandelaren, postkantoren en courantiers. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Génerale de Publicitc Etrangere G. L. VJUBE Co., JOH. F. JONES, Suer., Parijs, 31bis Faubourg Jlontmartre. STADSNIEUWS. Haarlem, 8 Maart. Belangstellenden wordt herin- aerd, dat het noodig is, wanneer lij in het bezit wenschen te blijven ran de vergunning tot verkoop van iterken drank in het klein, daar- ;an vóór 1 April e. k. aan Burg. m Weths. kennis te geven. Niet onvermakelijk is het geval, lat een der kiezers, die Dinsdag tlhier ter stembus togen, driemaal len naam op zijn biljet had veran- lerd, dat aldus met vijf doorhalin gen prijkte. Blijkbaar was de man iet met zich zelf niet eens op wien Ier beide kandidaten hij stemmen :ou en hem nu van deze dan van gene :ijde een hunner werd aangeprezen. Door den architect S. Roog is Voensdag namens zijn principaal lanbesteed het afbreken van een lerceel en het bouwen van vier voonhuizen op een terrein gelegen lan de Nieuwe Gracht no. 88, te ïaarlem. Ingekomen 13 biljetten, loogste inschrijver W. Greve, te luiksloot, voor f 28820minste m- chrijverH. van Ommeren, te Haar- em, voor f22963. De heer P. van Rijn alhier, se- ;retarie der Haarlemsche schietclub iWillem III». is benoemd tot com- nissaris van den Noordhollandschen ieherpschutterabond. Na bijna veertien dagen van rust de vaart op het Spaarne Woens- lag heropend. Een der stoombooten van den lienst op Amsterdam, des morgens tan Haarlem vertrokken zijnde lereikte tegen den middag het Noord- ;eekanaal. Het teeken-collegie «Kunst zij ons loei» gaf Woensdagavond op de bo- 'enzaal der «Vereeniging» de vierde tunstbe6chouwing, uit de portefeuille tan den heer C. Springer, te Am- iterdam. De verzameling bestaat uit schet- ien, aquarellen en fusins, meest alle stadsgezichten voorstellende, straten net antieke gevels, oudhollandsche sn oudduitsche stadhuizen, kerkge bouwen enz. beuevens fotografieën, naar enkele fusins genomen. Met zeer veel belangstelling werd deze zeldzaam fraaie verzameling bezich tigd. De Teekensohool voor Kunstnijverheid te Mem. (Slot.) Het thans vastgestelde «leerplan voor verschillende ambachten» van den avondcursus aan bovengenoemde inrichting bevat het volgende: 3e Jaar. Timmerlieden, a. Voortzetting van het teekenen van trappen en kappen met onderdeelen en houtverbindingen. b. Het teekenen van meer ingewikkelde timmerwerken en profileeringen. c. Het teekenen van paalfundeeringen. d. Het maken van kleine ontwerpen en het detailleeren daarvan, voor zoover dit in het bizonder het timmerwerk be treft. //Het ontwerpen wordt hier alleen be schouwd als middel om het verband aan te tooneu van de voorheen afzonderlijk behandelde gedeelten, terwijl het detail leeren van de afzonderlijke deelen, die nu een geheel vormen, eene voor den leer ling meer boeiende herhaling is." e. het maken van werkteekeningen, van ontwerpen, die, op kleine schaal getee- kend, den leerling worden voorgelegd. (Hiervoor worden ontwerpen gekozen, die geschikt zijn om met den leerling, be halve de constructie, ook den vorm te kunnen behandelen en die dienstbaar zijn aan de ontwikkeling van zijn schoonheids gevoel.) Meubelmakers, a. Het teekenen en detailleeren van een eenvoudig meubel op gegeven schaal. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van een geteekend voorbeeld, waarbij de onderdeelen zijn aangegeven. Bij deze oefeningen wordt de aandacht van den leerling gevestigd op verhouding, constructie, stijl, goede profileeringen onz. b. Het teekenen en detailleeren van een meubel op gegeven schaal. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van een geteekend voor beeld; de onderdeelen moeten door den leerling zelf samengesteld en op natuur lijke grootte geteekend worden. Als voorbeelden aB komen in aan merking: kasten, kabinetten, buffetten, schrijftafels, tafels, stoelen enz. uit ver schillende tijdperken. Dat deze voorbeel den met bizondere zorg door den leeraar moeten worden gekozen, spreekt van zelf. c. Heeft de leerling door deze voor oefeningen eenige vormenkennis verkregen, dan zal hij vervolgen met het opmeten en in teekening brengen van een bestaand meubel en hierbij eenige andere passende meubelen samenstellen en detailleeren b.v. bij een gegeven stoel zal hij een tafel ontwerpen, bij een kast ontwerpt hij een buffet enz. Metselaars, a. Het teekenen van gewelven, trappen enz. b. Het maken van kleine ontwerpen en het detailleeren daarvan, voor zooverre dit in het bizonder het metselaarsvak aan gaat. Een en ander in den zelfden geest be schouwd als bij de timmerlieden. c. Nateekenen van verschillende vormen van profielsteen. d. Het teekenen van uitgemetselde kroon lijsten, cordonbanden enz. e. Het teekenen van vrijstaande muren, bekroningsmotieven, vullingen en andere decoratieve onderwerpen voor baksteen- bouw, die met verschillende kleuren kun nen opgewerkt worden. t. Het teekenen van bouwkundige vor men, als: zuilen, kapiteelen, basementen, frontons, portieken enz. Smeden, a. Het teekenen van de verschillende typen van ijzeren kappen naar afbeeldingen, hetzij geheel uit ijzer of wel uit hout en ijzer samengesteld. Onderdeelen daarvan moeten door den leerling op groote schaal geteekend wor den. b. Yoor het ornamentaal gedeelte: het teek enen van ankers, hang- en sluitwer ken, ijzeren hekken, scharnieren, sloten, bekroningsmotieven en ander smeedwerk. Steenhouwers, a. Het Nateeke nen van venstertraceeringen en balustra des met onderdeelen en steensneden. b. Het teekenen van bouwkundige vor men, als: zuilen, kapiteelen, basementen, frontons, portieken enz. c. Het maken van werkteekeningen naar voorbeelden (platen), alsschoorstee- nen, grafmonumenten, fonteinen, voetstuk ken enz. De onderdeelen moeten door den leerling zeiven saamgesteld en op natuurlijke grootte geteekend worden. Stukadoors, a. Het teekenen van bouwkundige vormen, als: zuilen, kapi teelen, basementen, frontons en portieken. b. Het maken van werkteekeningen naar afbeeldingen, schoorsteenbekroningen, nissen, portalen enz. c. Het teekenen van plafonds en wan den, wat betreft hun verdeelingen de pro fileering der lijsten. D. Het teekenen van gewelven, nissen enz. Lood- en zinkwerkers. a. Het tee kenen van ornameutale sa men stellingen van lood en zink, alsvervalbakken, af voerbuizen, dakkammen enz. a. Het boetseeren van eenvoudige or namenten. De onderdeelen, die voornamelijk tot het gebied der ornamentiek behooren, worden, ter verkrijging van eene goede aansluiting tusschen de bouwklasse en den cursus in ornnment-teekenen, onder leiding van den leeraar in de ornamentklasse be handeld. Decoratie- en glasschilders, lithografen, graveurs en pho to g r a f e n. a. Teekenen naar fragmen ten van koppen en maskers naar gipsaf gietsels. b. Teekeneu van ornamenten naar gips- c. Verklaring van den leeraar over grondvormen, de herkomst der fragmen ten. (Eerste beginselen der proportie-leer en der anatomie.) d. Beginselen van stijl- en ornamentleer. e. Voortzetting der perspectief. Voor glasschilders nateekenen en samen stellen van geometrisch en ornamentaal glasschilderwerk en zooveel mogelijk op werken met kleuren. 4e jaar. Timmerlieden. a. Het teeke nen van bouwkundige vormen, als: zui len, kapiteelen, basementen, frontons, por tieken enz. b. Het maken van een meer uitgebreid ontwerp, altijd binnen de grenzen der burgerlijke bouwkunde (geen monumen tale bouw). c. Het detailleeren daarvan. d. Het teekenen van binnenbetimme- ringen. Het teekenen van bouwkundige en ornamentale onderdeelen, waarbij vooral verhoudingen en vormen in aan merking komen. Meubelmakers. a. Het voort zetten van opmeten, detailleeren en ont werpen van meubels. Het teekenen van muurbetimmerin gen en houten plafonds. c. Het boetseeren van ornamenten. Metselaars. a. Het maken van een meer uitgebreid ontwerp binnen de grenzen der burgerlijke bouwkunde (geen monumentaalbouw). b. Het detailleeren van het daarbij voorkomend metselwerk. Deze teekenoefe ningen moeten ook als meer boeiende herhaling beschouwd worden. c. Het maken van werkteekeningen van ontwerpen, die, op kleine schaal geteekend, den leerling worden voorgelegd. Hiervoor worden ontwerpen gekozen, die geschikt zijn om met den leerliug behalve de con structie ook den vorm te kunnen behan delen en dus dienstbaar zijn aan de ont wikkeling van zijn schoonheidsgevoel. "meden, lood- en zinkwer- kers. a. Het teekenen van ornamen tale samenstellingen voor smids, lood- en zinkwerken. b. Het boetseeren. Steenhouwers. a. Het teeke nen van bouwkundige onderdeelen, waarbij vooral goede verhoudingen en vormen in aanmerking komen. b. Het maken van werkteeke lingen voor gevels van gehouwen steen, van welke gevels den leerling eene afbeelding op kleine schaal wordt voorgelegd. c. Op verlangen het boetseeren. Stukadoors. a. Het teekenen van bouwkundige onderdeelen van deco- ratiewerk voor monumentale ruimten. b. Het boetseeren. Decoratie- en glasschilders, lithografen, graveurs en p h fo tografen. a. Teekenen van rompen, busten, kin derfiguren, en andere fragmenten van het menschelijk beeld, naar gipsafgietsels. b. Teekenen van ornamenten en bouw kundige fragmenten, naar gipsafgietsels. c. Teekenen en ontwerpen van eenvou dige ornamentale motieven. d. Perspectiefteekenen toegepast op bin- nendecoratie. e. Ontleedkunde en proportieleer. (Voor dracht en teekenoefeningen). De leerlingen der 3e en 4e klasse zul len de mondelinge lessen der stijl- en ornamentleer en der kunstgeschiedenis geregeld volgen. Opzichters. Voor de leerlingen, die zich als opzichter wenschen te be kwamen, wordt het eerste jaar aan de zelfde werkzaamheden gewijd, als voor alle ambachten is voorgeschreven. Voor het tweede, derde en vierde jaar worden, op enkele uitzonderingen na,dezelfde teeken oefeningen, voor timmerlieden, metselaars, steenhouwers, smeden, stukadoors en lood gieters doorloopen. Men mag onderstellen, dat de ontwikkeling van den adspirant- opzichter bij zijne komst op de school hooger zal zijn, dan die der leerlingen, welke voor een bizonder ambacht opge leid worden, en daar de teekenoefeningen der verschillende ambachten in vele op zichten samengaan en in een nauw ver band tot elkaar staan, zullen ze voor den adspirant-opzichter gelijkelijk behandeld kunnen worden. Door leerlingen, die elders hunne studiën mochten begonnen zijn, zullen bij het teekeuen en detailleeren van een eenvoudig ontwerp eerst alle onderdeelen worden herhaald, opdat dit den leeraar den juisten maatstaf hunner kundigheden zal aangeven. Bij den gang van het onderwijs zal de leeraar met ernst toezien, dat de teekenoefeningen elkander in goed verband opvolgen, naarmate de vorderingen van den leerling voldoende worden geacht. Dit programma van de avondschool is aangelegd voor den w intercursus van acht maanden, waarin gemiddeld vijf tig lesuren per maand gegeven worden. Bij de vèrdeeling van de leerstof over drie en vier jaren is op goede leerlingen ge rekend. Zij, die deze leerstof in een be paald jaar niet kunnen verwerken, moeten daarmede in het volgende verder voort- FHUIL.L3STO 1ST. 176) LXVII» HOOFDSTUK. De roode tweesprong. Bloedhond besloot toen zich niet te vertoonen. Steeds het oog op het jonge meisje gevestigd houdende, week hij schrede voor schrede terug zonder zich om te keeren, en toen langzamerhand de struiken en het gebladerte bijna geheel zijn gezicht belemmerd hadden, hurkte hij stil op den grond neder en bleef onbeweeglijk en binnen het he reik van de stem van hen die hij bespiedde. De senator, don Augustin en zijne dochter stegen op hetzelfde oogenblik te paard en door den krachtigen buffel jager geleid, trok de kleine ruiterstoet, door drie bedienden gevolgd, langs een nauw voetpad, dat in de vlakte uit liep en door het hooge gras kronkelde. Op het oogenblik waarop de kleine karavaan eindelijk van het pad in de vlakte kwam, bemerkte men de rivier, waarvan het breede en diepe water den reizigers deed vree zen dat Encinas zich bedrogen had, toen hij hun op eenigen afstand van daar eene doorwaadbare plaats aanwees. Daar don Augustin en de senator elkander daarover raadpleeg den, riep de eerste uit: Zie eens die oevers, die ik zoo verlaten waande, zijn bewoond; ik bemerk daar ginds een man. Een blanke zooals wij? vroeg Rosarita, die op de stem haars vaders, welke haar aan hare gedachten ont rukte, onwillekeurig rilde. Het is een blanke, ten minste naar zijne kleeding te oordeelen, antwoordde de senator. Zonder wantrouwen gaf don Augustin aan Francisco het bevel, dien man over het bestaan van de doorwaadbare plaats te gaan ondervragenzonder wantrouwen hebben wij gezegd, want hoe zou een eenzaam persoon zooals deze, die vreedzaam op de oevers eener rivier bezig was met steenen over het water te werpen, dit hebben kunnen op wekken. Toen de bediende bij hem kwam, zonder dat de man in kwestie, wiens hoofd met een geruiten zakdoek bedekt was, zijne tegenwoordigheid scheen te bemerken noch zijn ver maak staakte, ondervroeg hij hem. Hetgeen hij antwoordde drong niet tot het oor der oplettend toeluisterende mees ters door. Zij zagen alleen hoe de onbekende op hen afkwam. Pardon, signor, zeide hij, zich tot don Augustin wendend, maar een eenzame klemmenzetter (trapper) moet weten tot wie hij in deze woestijnen spreekt. Gij vraagt, zegt gij, naar eene doorwaadbare plaats in de Roode-Rivier? Ja, mijn vriend, gaf de haciendero ten antwoord, terwijl hij een onderzoekenden blik wierp op de vreemde gelaatstrekken van den onbekende. Zou het zijn om naar den Bevervijver te gaan? vroeg hij. Juist, hernam de senator, deze jonge dame wenschte graag dat boeiend schouwspel te zien. Hm! mompelde de onbekende, ik heb er mijne vallen uitgezet; de vallen van een armen jager zijn diens leven en fortuin; maar indien Uwe Hoogheden een voudig slechts willen zien, zal ik er hen naar toe bren gen. De doorwaadbare plaats is aan deze zijde, op uwen linkerkant. Op den linkerkant? onderbrak don Augustin, men heeft haar ons aan den tegenovergestelden kant gewezen. De een of andere praatjesmaker, zooals er zoo velen zijn, die zich inbeelden de plaatsen, die zij niet gezien heb ben, beter te kennen dan zij, die ze voortdurend bezoeken. Voor het overige, indien Uwe Hoogheid wil beproeven mij eene andere doorwaadbare plaats aan te wijzen, dan de eenige, die bestaat.... Ik ben uw dienaar. En de onbekende hernam met de volkomenste zorgeloos heid zijn onschuldige verstrooiing van met steenen over de oppervlakte van het water te werpen, zonder zich meer met de ruiters bezig te houden. Encinas zal zich vergist hebben, zeide de senator tot don Augustin. Hola! mijn vriend, riep hij op een teeken van den haciendero tot den trapper, wij ver-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1888 | | pagina 1