NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD.
5e Jaargang.
Maandag 14 Mei 1888.
No. 1490.
ADVERTEHT1EH:
Dit Immer tataat uit twee Mailen.
Een hongstbelangrijke zaak.
WIE IS DE SCHULDIGE?
ABONNEMENTSPRIJS:
HAARLEMS DAGBLAD
van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 een
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij groote opgaven aanzienlijk rabat.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en courantiers.
en J. B. AVE§.
Roof dag ent en voor het Buitenland: Compagnie Génerale de Fublicite Etrangère G. L. DATJBE éf Co., JOH. F. JONESSucr., Parijs, 3 Ibis Faubourg Montmartre.
EERSTE BLAD.
I.
Er is in de laatste jaren wellicht geen
zaak geweest, die zoovele pennen in be
weging heeft gebracht, zoovele klachten
en vertoogen heeft uitgelokt en door par
ticulieren, zoowel als in Collegiëu, zoo
druk besproken is geworden, als de slechte
toestand die er heerscht aan het station
van de Hollandsche Spoor in Haarlem en
den last, dien de ingezetenen ondervinden
van de beide overwegen aan weerszijden
daarvan.
Meer dan tien jaar lang toch is over
den last en het gevaar, welke die onvol
doende toestand voor de bewoners ten
noorden der spoorrails niet alleen, maar
ook voor de ingezetenen van Haarlem in
het algemeen, opleverden, geschreven, ge
dacht en gesproken. Al dien tijd heeft de
zaak een punt van overweging bij den
Gemeenteraad uitgemaakt, en heeft veel
geld en onberekenbaar veel tijd gekost.
Wat is het resultaat van al de onder
zoekingen en besprekingen geweest? Dat
deze belangiijke zaak, na jaren een nu
eens opgewekt, dan weer ziekelijk bestaan
te hebben geleid, vóór eenige maanden in
den doofpot een rustigen dood heeft ge
vonden.
Toen indertijd de eerste spoorweglijn
in ons land werd aangelegd, die Amster
dam en Botterdam met elkander verbond,
bouwde de Maatschappij haar station te
Haarlem b u i t e n de stad. Spoedig daarna
evenwel werd het station verplaatst en
binnen de stad gebouwd. Dit was toen
ten tijde geen bezwaar, daar toen beuoor
den de rails weinig was gebouwd. Men
had een profetisclien geest moeten bezitten
om het bezwaar te zien, dat zich in de
toekomst zou voordoen, wanneer er be
hoefte zou blijken te bestaan, de stad be
noorden het station uit te breiden. Dat de
Maatschappij noch het Gemeentebestuur
van Haarlem dien profetisclien geest be
zat, kan men geen dezer beide licha
men euvel duiden.
Men kan degenen, die thans over den
toestand klagen, gevoegelijk verdeelen in
2 categoriën. De eerste categorie bestaat
uit personen, die enkel veiligheid van den
overgang willen verzekerd zien, de tweede
vormen diegenen, die naast de voorziening
in de openbare veiligheid ook verbetering
beoogen van de conditiën, waarin handel
en nijverheid zich hier ter stede bevinden.
Beschouwen wij eerst de zaak uit het
oogpunt van veiligheid.
Allengs werd de toestand moeielijk.
De stadswijk aan gene zijde der rails
breidde zich langzamerhand meer en meer
uit, terwijl ook het aantal treinen, dat
het station Haarlem passeerde, zeer sterk
was toegenomen. Vooral dat het goederen
vervoer allengs meer en meer per spoor
plaats had, was voor de bewoners van
het Bolwerk, Schoterweg enz. enz. een
groot ongerief, daar deze treinen vaak
langen tijd rangeeren en het daardoor dik
wijls gebeurde, dat men eenige minuten
voor de hekken moest staan wachten en
dan nog genoodzaakt was, de overwegen
op een draf te passeeren, daar reeds weder
een andere trein in aantocht was.
Was dit voor volwassen personen reeds
een groot bezwaar, het was nog gevaarlij
ker voor het groot aantal schoolgaande
kinderen, dat iedereu dag de rails eenige
malen moest passeeren. Niet minder on
aangenaam was het voor de werklieden,
die van hun anderhalf uur schofttijd dik
wijls gedwongen waren een kwartier voor
de slagboomen door te brengen; voor de
lijkstatiën, die nooit op geregelden door
gang konden rekenen en vaak in weer en
wind eenigen tijd voor de hekken moesten
wachtenvoor personen die met een trein
welke reeds binnengekomen was wilden
vertrekken en die daartoe zich vaak het
gevaar moesten getroosten, vóór of achter
een rangeerenden trein om te loopen.
Het is te verwonderen, dat
nog zoo weinig ongelukken
op deze zeer gevaarlijke over
wegen hebben plaats gehad.
De klachten over dezen toestand bleven
natuurlijkerwijze niet uit. Zooals het altijd
gaat bleven ze gedurende langen tijd bin
nenshuis, men klaagde elkander zijn nood,
tot eindelijk nu meer dau 10 jaar geleden
eenige adressen aan den Gemeenteraad
werden gericht, die het verzoek behelsden,
maatregelen te willen nemen tot voorzie
ning in dezen onaangeuamen en levens
gevaarlijken toestand.
De Gemeenteraad zag het billijke van
dit verzoek ten volle in, doch achtte het
wenschelijk hieraan te gemoet te komen
zooveel mogelijk buiten bezwaar van de
Gemeentekas. Het was toen, dat de burge
ester meende, een middel te hebben
gevonden, om èn de adressanten èu de
Baad hieromtrent in alle opzichten te
voldoen.
Wat toch was het geval? Yan al de
talrijke rails en wijksporen, die men bij
de bedoelde overwegen vindt, waren en
zijn nog slechts de twee middelste het
eigendom van de Holl. Spoor. Dit waren
de rails van den eersten weg naar Bot
terdam die later, wegens de toename van het
goederenvervoer en van het buitenlandsch
verkeer met een groot aantal hadden moeten
worden vermeerderd. Deze laatste nu lagen
alle op gemeentegrond en moesten dus
door de Holl. IJzeren Spoorw. Maats.,
wanneer de gemeente Haarlem dit ver
langde, worden opgebroken.
Met het oog op deze omstandigheid
richtte men een missive tot de Maat
schappij, met het verzoek door overbrug
ging van een der beide overwegen, in het
bestaande ongerief, althans ten behoeve
van voetgangers, te voorzien.
De maatschappij verklaarde zich hiertoe
evenwel niet bereid, daar dit, volgens
hare meening, niet op haar weg lag, wel
wilde zij e e n d e e 1 der kosten dragen.
Daarop werd in den Baad besloten,
haar het gebruik van den gemeentegrond
op te zeggen en haar te gelasten derails,
behalve de 2 die haar eigendom waren,
ten spoedigste op te breken.
Het besluit werd haar dan ook werkelijk
medegedeeld,maar de maatschappij, wel verre
van zich hierover ongerust te maken, legde
het kalm naast zich neder, en besloot een
voudig de dingen af te wachten die komen
zouden.
Wat men kon verwachten gebeurde. De
gemeenteraad had deze opvatting van de
maatschappij niet voorzien en zag thans
in, dat de genomen maatregel het ge-
wenschte succes niet hebben zou. Het was
toch onmogelijk de bedreiging uit te voe
ren, daar men hierdoor niet alleen de
Haarlemsche burgerij, wegens de moeie-
lijkheid van het vervoer van personen en
goederen, ernstig zou hebben benadeeld,
maar ook het geheele biunenlandsche ver
keer lastig en met het buitenland vol
slagen onmogelijk zou hebben gemaakt.
Tot uitvoering van het besluit werd der
halve niet overgegaan, zoodat het eenige
resultaat van deze poging was, dat men
de H. IJ. S. M., een lichaam met wier
goede gezindheid rekening mag worden
gehouden, in het harnas had gejaagd.
Na deze vergeefsche poging sleurde de
zaak een tijdlang voort, tot eindelijk eenige
bekende iudustrieelen hier ter stede zich
harer wederom aantrokken en besloten po
gingen tot verbetering aan te brengen.
Daartoe stelden zij zich in contact met
de directie der Hollandsche Spoor en
vonden tot hunne verwondering, dat deze
reeds uitgewerkte plannen ter verbetering
van den toestand had gereedgemaakt, wel
ker uitvoering echter door de ouheusche
bejegening van de gemeente Haarlem ach
terwege was gebleven.
Het bleek dezen heeren evenwel, dat de
maatschappij niet geheel ongeneigd was,
het hare tot verbetering van den slechten
toestand alsnog bij te dragen. Ha een
lang onderhoud toch verklaarde zij zich
bereid, eveutueele nadere voorstellen van
den gemeenteraad in overweging te nemen
en ook van hare zijde plannen en be
grootingen daartoe te maken.
Er werd eene nieuwe petitie van de
bewoners benoorden de rails uitgelokt en
de Baad besloot, een onderzoek in te
stellen. Daartoe werd eene speciale com
missie benoemd, die na geruimen tijd,
noodig voor het voorbereiden van zulk
een veelomvattend werk, ten slotte een
plan aan de goedkeuring van den Baad
onderwierp. Zij deelde daarbij mede, dat
de H. IJ. S. M. van dit plan kennis droeg
en er hare adhaesie aan wilde schenken,
zoo er geeue ingrijpende veranderingen
in werden gemaakt. Dit was het bekende
laatste plau, dat aan de Stad 3 ton zou
kosten, terwijl de maatschappij bereid was,
de overige kosten (niet minder dan zeven
ton) voor hare rekening te nemen.
Het voorstel volgde, zooals alle belang
rijke voorstellen, die in den Baad komen,
den gewonen weg: het werd om praead-
vies geren voyeerd aan Burgemeester en
Wethouders. Het kwam dit college echter
voor dat het voorstel, zooals het daar lag,
niet aannemelijk was, in hoofdzaak om
fiuancieele redenen en vandaar dat het
aan den Baad voorstelde, het goed te keu
ren, mits de Holl. Spoorw. Maat
schappij geneigd was, eenige be
langrijke veranderingen aan te
nemen.
Aan de raadscommissie, die het plan
had uitgewerkt, werd opgedragen hierom
trent met de maatschappij te onderhan
delen van welke opdracht deze zich
8 c h r i f t e 1 ij k kweet.
In antwoord op dit schrijven verklaarde
de maatschappij, dat zij de onderhande
lingen ten eeneumale als afgebroken be
schouwde.
Hiermede was de zaak evenwel nog niet
geëindigd.
De adressen, die successievelijk bij deu
gemeenteraad werden ingediendwaren
natuurlijk, sedert het laalstvermelde plan
nog hangende was, onbeantwoord geble
ven, en ook nu nog, nadat het plan reeds
lang is gevallen, zoekt men te vergeefs
naar dit punt op de agenda van de tal
rijke gemeenteraads-zittingen, welke sedert
dien tijd reeds hebben plaats gehad.
Eene poging om een nieuw adres aan
den Gemeenteraad uit te lokken, ten einde
een definitief antwoord te verkrijgen, bleef
zonder gevolgmen achtte het een vruch-
telooze poging, nogmaals bij den Baad te
petitionneeren, en, weinig gezind zich bij
het treurig uiteinde der zaak rustig neder
te leggeD, besloot men zich te wenden tot
de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
als eenig plechtanker der hoop, daar vroe
gere démarches ook bij den minister van
Waterstaat het gewenschte gevolg niet
haddeu gehad.
In //Haarl. Dagblad" van Dinsdag j.l.
dit nieuwe adres aan de Tweede Ka
mer in zijn geheel opgenomen. Men is
met zijn wenschen bescheiden geweest en
heeft alleen gevraagd, dat er een over
brugging of een tunnel tot stand kome,
over den Kruisweg.
Niemand zal van oordeel zijn, dat dit
verzoek niet in allen deele inwilliging
verdient. De toestand is onaaugenaam en
gevaarlijk en zal dit voortdurend in lioo-
gere mate worden, daar gedurig het spoor
wegverkeer toeneemt. Het gevolg hiervan
zal zonder twijfel zijn, dat zij, die daartoe
eenigszins de mogelijkheid zien, gaan ver
huizen naar veiliger gedeelten van de stad,
zooals sommigen ook reeds hebben ge
daan, en dat op die wijze een fraaie stads
wijk, die nog voor zooveel uitbreiding
vatbaar is, langzamerhand zal worden
ontvolkt.
Dit is nog te ernstiger, wanneer men
bedenkt, dat het beste bouwterrein dat
nog in de stad disponibel is, ten noorden
van de rails ligt. Wel is er nog terrein
voorhanden in de oost- en westhoek, maar
dat is lang niet zoo geschikt als het ter
rein ten noorden der stad.
Men heeft in dit adres weinig gevraagd,
misschien uit vrees van te overvragen.
Men heeft alleen gevraagd om verzekering
van de veiligheid. Maar er zijn nog an
dere belangen in het spel, die met deze
maatregelen nog niet gediend zijn. Wij
hopen hierop nader terug te komen.
Nog eene opmerking ten slotte. Men
zegt dikwijls, dat het gevaar, dat de over
wegen opleveren, zoo groot niet is, daar
toch ongelukkeu tot de groote zeldzaam
heden behooren.
Tegen deze optimistische beschouwing
wenschen wij met kracht en nadruk te
waarschuwen, Dat in het verleden geen
ernstige ongelukkeu hebben plaats gehad,
waarborgt nog in geenen deele onze vei
ligheid voor de toekomst.
Wij zeggen onze veiligheid en met
reden. De zaak van de overwegen is niet
alleen de zaak van de bewoners van Haar
lem benoorden, maar ook van alle inge
zetenen bezuiden de rails. Ieder onzer is
wel eens genoodzaakt de overwegen te
passeeren: het is dus in ieders belang,
dat op de een of andere wijze de gere
gelde en veilige passage worde verzekerd.
Wij betreur an het, dat hiervoor de
Tweede Kamer werd in den arm
genomen, terwijl de zaak eigenaardig bij
den Baad te huis behoort, te meer daar
de Baad nooit de gelegenheid heeft gehad,
zijn oordeel over liet laatste plan uit te
spreken, omdat dit vóór het zoover ge
komen was, den adem reeds had uitge
blazen.
Het schijnt, dat men er geen heil meer
in ziet, bedoeld plan, dat nog veel meer
omvatte dan verzekering van de veiligheid,
weer nieuw leven in te gieten. Dit be
hoeft ons niet te verwonderen: na den
ongelukkigeu val van het groote plan wil
men zich met een klein vergenoegen
daar een half ei toch altijd beter is dan
een leegen dop.
Maar.... zoo men het halve ei krijgt,
is de kans op het heele luttel. Wanneer
door tusschenkomst van de Tweede Ka
mer werkelijk op eene of andere wijze
eene overbrugging tot staud komt, dan is
PBÜILIiETO JXT.
Naar het Engelsch, van Anna Katharina Green.
311
XIII.
HET TBAA6STÜK.
Met hoogroode wangen en blijkbaar gebeel opgewonden
trad zij in 't portaal en naderde de plek, waar ik nog altijd
toefde. Zoodra zij mij echter gewaar werd, nam haar gelaat
plotseling een geheel andere uitdrukking aanhet scheen,
alsof op eens al haar trots was gebroken, en de handen voor
het gelaat houdende, als vreesde zij dat haar blik den mijne
zou ontmoeten, spoedde zij zich haastig langs mij heen en
vervolgens de trap op.
Ik was nog niet geheel bekomen van de pijnlijke ervaring,
waarmede ik dit spannend tooneel had zien eindigen, toen
het gordijn opnieuw werd weggeschoven en Eleonore de
kamer, waarin ik mij bevond, binnentrad. Bleek, maar kalm
en gelaten, en zonder de minste blijken te toonen van het
zoo even gehouden gesprek, ging zij naast mij zitten, zoo
geheel anders als bij mijn eerste binnentreden, dat ik niet
kon nalaten mij hierover ten zeerste te verwonderen. Of het
bewustzijn, dat ten minste één onder de menscheu haar
volkomen voor onschuldig hield, baar bezield had met nieuwe
kracht, dan wel, of zij gedurende haar samenzijn met den
doode zich sterker had aangegord tot lijden en dulden, kan
ik niet uitmakenik weet alleen, dat zij mij voorkwam als
een herboren wezen, als eene vrouw, die met verbeven ge
latenheid gevoelde, dat zij in de toekomst zou moeten ge
bukt gaan onder den zwaren last van schande en oneer, maar
die vast besloten was, om aan de wereld te toonen, dat al
leen de omstandigheden haar die schande hadden opgelegd
dat, hoewel haar lot 't aldus wilde, haar ziel toch krachtig
en rein bleef.
Zeg mij thans waar ik sta, zeide zei na een korte
poos zwijgens, mij aanziende met een blik voi edelen moed
en fiere gelatenheid; laat mij zonder aarzelen met het
ergste bekend worden, want ik vrees dat ik mijn eigen toe
stand nog niet geheel juist heb ingezien.
Verheugd haar zoo te hooren spreken, haastte ik mij aan
haar verlangen te voldoen. Ik begon met haar het geheele
geval voor te stellen, zooals het zich vertoonde aan een ge
heel onbevoordeeld persoonik toonde haar de gronden
waarop zij verdacht werd, in het helderste licht en deed
vooral die punten uitkomen, welke meer in't bijzonder tegen
haar getuigden; ik trachtte haar duidelijk te maken, hoe
veel er afhing van den weg, dien zij nu zou inslaan en
eindigde met de dringende bede, om mij geheel en in alles
te vertrouwen.
Ik meende dat gij reeds voldaan waart, zeide zij,
mij angstig aanziende,
Dat ben ik ookmaar ik ben niet iedereen, en wenschte
dat de geheele wereld de zaken inzag, even als ik het doe.
Ik vrees dat dit nimmer zal kunnen geschieden,
zeide zij droevig. De plek, waarheen de vinger van het
kwaad vermoeden eenmaal gewezen heeft, wordt nooit weer
uit het oog verloren. Mijn naam is voor altijd geschand
vlekt.
En gij zoudt hierin willen berusten, terwijl een enkel
woord....
Ik geloof dat al mijn woorden slechts een ijdele klank
zouden zijn, hernam zij.
Ik keek mistroostig uit 't venster, en 't was mij alsof
ik opnieuw met pijnlijk gevoel het gelaat van Fobbs zag
loeren tusschen de gordijnen aan de overzijde der straat.
Wanneer de zaken er zoo duister uitzien, als gij het
mij hebt voorgesteld, ging zij voort, is het nauwelijks
aan te nemen, dat de heer Gryce nog de minste waarde
zal hechten aan eene nadere verklaring van mijne zijde.
Het zou den heer Gryce ten hoogste aangenaam zijn
van u te mogen vernemen, op welke wijze de sleutel in uw
bezit is gekomen, al was het slechts dat gij hem daardoor
kunt helpen, om zijne nasporingen in de juiste richting voort
te zetten.
Zij gaf hierop geen antwoord en ik voelde mij de borst
opnieuw angstig beklemmen.
Het zal voorzeker der moeite waard zijn, hem in dit
opzicht tevreden te stellen, ging ik voort, en hoewel
misschien de een of ander, dien gij wenscht te sparen, daar
door in een minder gunstig daglicht....
Wordt vervolgd.)
Voor Haarlem, per 3 maanden/1.20.
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden. - 1.65.
Afzonderlijke nummers- 0.03.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
BurO! uKleine Houtstraat No. 9, Haarlem. telefoonnummer 122.
Birecteuren-ntgevers .1 C. PJEEREBMOJI