BROOD!
De geheimzinnige Kerker.
TWEEDE BLAD
151 N E N I A N li.
GEMENGD MEUttS.
EDGAR POE.
BEHOORENDE BIJ
HAARLEM'S DAGBLAD
VAN
Maandag 4 Juni 1888.
Het was een slechte dag in het
fabrieksdorp Greenfield. Mannen,
met oogen die van honger en ver
twijfeling getuigden, stonden in
groepjes bij elkander en uitten vree
selijke bedreigingen. Vrouwen met
vermagerde armen en bleeke ge
zichten, hieven de armen ten hemel
en schreiden om brood.
Sommigen, die nog eenig voedsel
hadden behouden, barricadeerden
hun deuren als voor een beleg, ter
wijl zij er ter sluiks iets van op
aten.
De dag ging voorbij en de wan
hopende menigte dwaalde nog in
het dorp rond. Toen de maan op
ging, helder en koud, verhief zich
plotseling uit hun midden een woeste
wanhoopskreet, een bloeddorstige
kreet, uitgelokt door maandenlang
broodtgebrek, en daarop een wilde
schreeuw: „Naar het huis! naar het
huis!"
„Het huis" was de woning van
Michel Cathers, eigenaar van de
groote fabriek. Reeds voor eenige
maanden had hij zijn fabriek moe
ten sluiten, daar hij zijne goederen
niet van de hand kon zetten, en
vijfhonderd personen, mannen en
vrouwen, waren daardoor zonder
werk geraakt. Hij was voor hen
altijd een goede meester geweest
en dat had zijn werkvolk ook al
tijd erkend. Maar eindelijk was de
dag gekomen, waarop hunne wei
nige spaarpenningen uitgeput waren
en mannen, vrouwen en kinderen
om brood riepen, al ware het maar
zooveel, dat zij niet van honger
omkwamen.
Maar ook voor den patroon wa
ren de tijden slecht geweest. Hij
was te trotsch om het voor de we
reld te bekennen vóór dit bepaald
onvermijdelijk was, en slechts hij
en zijne dochter wisten dat hij
spoedig failliet zou zijn. Hij moest
groote betalingen doen en kon geen
geld krijgen van zijne klanten, ter
wijl zijne vrienden hem niet had
den willen helpen. Het was slechts
een kwestie van tijd, wanDeer zijn
naam op de lijst der gefailleerden
zou voorkomen.
Zijn dochter Helena was meer
derjarig en rijk door de haar pas
ten deel gevallen erfenis eener tante,
maar de vader weigerde, trots hare
vertoogen, een cent van haar geld
aan te raken. Zij zaten bij elkander,
vader en dochter, in afwachting van
de komst der menigte, een komst
die hij had voorspeld.
„Laat hen komen," zeide Michael
Cathers grimmig, terwijl hij een
blik wierp op een revolver, die op
de tafel lag.
Maar Helena bleef voor hen plei
ten. „Neem mijn geld toch, het
behoort u!" smeekte zij, maar hij,
verhard door de ongelukken die hem
in den laatsten tijd hadden getrof
fen, antwoordde niets dan:
„Geweld en bedreigingen hebben
mij nog nooit doen zwichten, zij
zullen het ook nu niet doen. Uw
geld mag ik niet aannemen!"
Lang voordat de mtnigte het huis
had bereikt, hoorden zij hoe deze
joelde en schreeuwde. De wanhopige
schare bereikte eindelijk de woning
terwijl zij achteloos de bloemen en
heesters in den tuin vertrapte. Hoe
wel het volle maan was, droegen
enkelen fakkels, die ze rondzwaai
den en daardoor een regen van vuur
vormden.
Michel Cathers ging naar het
venster en opende het. Men be
merkte hem dadelijk en als uiteen
mond klonk het, wild en woest:
„Werk of brood! werk of brood!"
Het walmende licht der fakkels
toonde hun zijn gelaat, dat trotsch
en strak stond, en plotseling riep
een der mannen in razernij„Michel
Cathers, uw leven ot brood!"
Hij hief de hand op om stilte te
verkrijgen, terwijl zijn gelaat wit
was van aandoening. Een oogen-
blik kwam er stilte, toen riep hij
uit met trilling in zijn stem:
„Brood heb ik met. Mijn leven
kunt ge krijgen! Komt het halen!"
Na deze vreeselijke woorden wierp
hij het venster dicht. Het was hoog
tijd, want onmiddellijk daarop vloog
een hagelbui van steenen tegen het
raam en verbrijzelde eenige glas
ruiten.
„Breekt de deur openschreeuwde
men en sterke mannen wierpen zich
daartegen aan, tot zij kraakte.
Helena had een poos daar gestaan,
zonder een woord te uiten. Plotse
ling echter zag zij haar vader aan,
die den revolver in de hand nam.
Met snellen tred verliet zij de kamer
en sloot de deur achter zich af.
„Kom terug, Helena!'' riep haar
vader, terwijl hij een geweldigen
slag tegen de deur gaf.
Voor de eerste maal weigerde zij
hem gehoorzaamheid.
„Neen vader! Gij weet niet wat
gij doen wilt, het ongeluk heett u
wreed gemaakt. Ik zal deze arme
menschen en uzelveu redden
Hij beval haar, hij smeekte haar
terug te komen, maar zij luisterde
er niet naar.Opdat oogenblik bezweek
de buitendeur en de menigte drong
het huis binnen en de breede trap
pen op, totdat zij aan het portaal
kwam, waar het meisje stond. Dit
was helder verlicht en de voorsten
bleven onwillekeurig staan, toen zij
het meisje zagen, dat hen afwachtte,
doodsbleek maar vastberaden.
Het meisje, dat schoouer was dan
ooit te voren, leunde tegeu de d^ur.
In hare oogen kon men de vastbe
radenheid haars vaders lezen, ver
zacht door haar braaf gemoed. Heur
haar viel in lange golving over hare
schouders en hare oogen schitterden
als twee sterreu. Onmiddellijk hield
de menigte stand, alsof een engel
haar den weg had versperd. Een
hunner, de man die dekreet: „Uw
leven of brood!" had geslaakt,trad
op haar toe.
„Wij willen u geen kwaad doen,
miss, maar wij willen met uw vader
spreken 1"
„Zijt gij het, James Lawrence?"
Meer zeide zij niet. Er lag zooveel
verwijt in haar stem, dat de man
de oogen een oogenblik neersloe6.
Maar daarop, als om zich te recht
vaardigen, riep hij„Kom hier,
Jane!" Zijn vrouw kwam van uit
de menigte te voorschijn, bleek en
mager als een spookverschijning,
terwijl zij een kind in de armen
hield, dat er niet beter uitzag dan
zij. De tranen sprongen Helena in
de oogen en zonder zich te beden
ken, nam zij een beurs uit haar zak
en gaf die aan den uitgehongerden
man.
Hier hebt gij iets, om in uw
allereerste behoeften te voorzien!»
Toen sprak zij de menigte aan.
Mijn vader is even machteloos
en arm als gij het zijt. Hij heeft
u altijd goed behandeld en gij hadt
moeten begrijpen, dat hij niet an
ders kon, toen hij de fabriek liet
stilstaan. Hij is machteloos, maar ik
niet. Ik heb geld en morgen zal de
fabriek weer werken, dit beloof ik
u op mijn woord!»
Welk een kreet ging er op!Tra
nen stroomden langs die uitgemer-
gelden gezichten.
James Lawrence snikte als een
kind. „O Miss Helena", riep hij uit,
dit zal ik nooit vergeten!" Daarop
wendde hij zich tot de menigte en
riep„Zijn wij niet allen dankbaar?"
„Ja, ja, galmde het koor. „Zullen wij
dii ooit vergeten?"
„Neen, neen!"
Zoo was door den moed en de
edelmoedigheid van Helena de el
lende geëindigd. Rust en vrede
heerschten wederom in het dorp.
Sedert dien dag zijn thans vijf
jaren voorbijgegaan. Michel Ca
thers is reeds lang begraven en
Helena is gehuwd en moeder. En
of zij gelukkig is behoeft men niet
te vragen, als men haar echtgenoot
en haar tweejarigen jongen ziet.
Het was een prachtige lentedag.
Het kindermeisje was met den
kleinen jongen het bosch ingegaan,
niettegenstaande hare meesteres haar
dit had verboden, daar er een ge
rucht liep dat er een wilde kat
door het bosch rondzwierf.
De zon ging onder en nog kwam
het meisje niet terug. Helena en
haar echtgenoot stonden in grooten
onrust op de veranda en zagen uit
naar haar terugkomst, toen zij haar
plotseling zagen komen aanloopen,
bleek en bevend, zonder het kind.
„O mevrouw," snikte zij, nauwe
lijks verstaanbaar, „ik wandelde
in het bosch toen op eens een groote,
zwarte kat op ons afkwam. Ik liep
weg, maar hij volgde en hij zou
ons allebei gedood hebben als Law
rence niet tusschenbeide gesprongen
was. Toen ben ik bang geworden,
heb het kind neergelegd en ben
weggeloopen!"
Dit verhaal werd zoo onderbro
ken door snikken dat de ouders er
niets uit konden opmaken, dan dat
hun kind bedreigd werd door een
wilde kat. Helena zeide niets en
viel ook niet in zwijm. Evenals op
dien gevaarlijken avond vijf jaar
geleden, behield zij hare kalmte.
Zij volgde haar echtgenoot, terwijl
deze naar het bosch liep en het
meisje voor zich uit duwde om de
plek te wijzen waar het kind was.
In minder dan 5 minuten had men
de plek bereikt. Daar lag het kind,
ongedeerd, op een kleinen afstand
de wilde kat dood, en daarnaast
lag JameB Lawrence, vreeselijk ge
wond en met de doodskleur op het
gelaat. De vreugdekreet, die de moe
der uitte toen zij haar lieveling aan
het hart drukte, ging over in een
uitroep van ontzetting, toen zij den
man zag die hare vreugde met zijn
leven betaalde.
Door zijn gescheurde kleederen
heen kon men een wond in de
borst zien, waaruit het bloed gudste,
dat onmogelijk te stelpen was. Al
lengs vloeide zoo zijn leven weg.
Man en vrouw knielden bij den
stervende neer, terwijl elk hunner
een zijner handen greep.
„Ik ga naar Jane en den jongen,"
mompelde deze.
„Oh!" snikte Helena, „wat zul
len wij nu tot u zeggen, James?"
Er was nog een glimlach op het
gelaat, toen hij fluisterde: „Gij be
hoeft niets te zeggeD, ik heb slechts
een schuld betaald."
„Zeg dat niet, James! zeg dat
niet!" en in haar machteloosheid
om hem te helpen, wrong Helena
de handen. „O, wij zullen uw hel
dendaad nooit vergeten!"
Met een zwakken glimlach op
het gelaat, blies de stervende den
adem uit.
Dezer dagen liep door
sommige bladen het bericht, dat aan
de rijksambtenaren, die vrije woning
genieten, de verplichting was opge
legd, de kosten van onderhoud dier
gebouwen zelf te betalen. Dit be
richt is ongegrond. Aanleiding tot
het praatje is vermoedelijk eene
nieuwe regeling der verplichtingen,
rustende op post- en telegraafambte
naren, die vrije woning hebben
verplichtingen echter, die zich be
palen tot huurderslasten, als schoon
houden, witten, gangbaar houden
van sloten, enz. Dat bestond vroe
ger ook reeds, maar er werd her
ziening van de desbetreffende bepa
lingen noodig geoordeeld.
Door d e Neder1 andsche
Bell-Telephoon -maatschappij wordt
eerstdaags een aanvang gemaakt
met de werkzaamheden voor de te-
lephonische verbinding van Rotter
dam met Dordrecht.
Een ongewoon voorval
bracht Vrijdagochtend groote ont
steltenis teweeg in het gebouw der
arrondissements-rechtbank aan den
Korten Vijverberg te 's Hage.
Een echtpaar uit Leiden moest
ten tweeden male voor de recht
bank verschijnen, in zake eene door
de vrouw ingestelde vordering tot
echtscheiding. Alvorens zich in de
zaal te begeven, verzocht de echt
genoot zijne vrouw hem de hand
ter verzoening te reiken en van de
scheiding af te zien. De vrouw wei
gerde, waarna de man zich naar
het getuigenvertrek begaf. Een
oogenblik later weerklonk een schot
en vond men den man, badende in
zijn bloed, op den vloer uitgestrekt.
Het schot bleek echter niet gevaar
lijk, daar de kogel, gericht op het
hoofd, eenen uitweg heeft genomen.
Nadat den gewonde zooveel mo
gelijk hulp was verleend, werd hij
per vigilante naar het ziekenhuis
vervoerd. Hij kon zelf de trappen
afloopen naar het rijtuig.
Door de politie te Kra-
lingen is eene hoeveelheid rund-
vleescb, dat heimelijk langs den
Hoogen Zeedijk werd vervoerd en
bestemd was om te Rotterdam in
consumptie te worden gebracht, aan
gehouden en ter beschikking ge
steld van de keurmeesters van het
vleesch aldaar, die het onderzochten
en voor de consumptie afkeurden.
Onder politie-toezicht werd het
vleesch daarop onschadelijk gemaakt
en begraven.
Donderdagnacht is ook aan het
Zwaanshals eene belangrijke partij
rundvleesch bij het vervoer aange
houden, dat bij onderzoek door de
keurmeesters voor de consumptie
ongeschikt werd bevonden.
Een geheel onbekend
soort insecten teistert in de laatste
dagen het rundvee alsook de scha
pen in den omtrek van Stads
kanaal, o. a. ook te Gasselternie-
veen. De diereu zijn bedekt met een
blauwachtig zwart insect, dat men
moeilijk kan verwijderen, daar ze
den kop door de huid steken, om
het bloed op te zuigen. Er is beslo
ten, eenige dezer diertjes naar Wa-
geningen te zenden om opheldering.
Te St. Willibrord (N. B.)
heeft een 14-jarige knaap eenen
man, die zijne moeder aanrandde,
met een mes eene gevaarlijke wonde
in de zijde toegebracht.
Donderdag is de ambt e-
naar aan het Brusselsche stadhuis,
Baudet, die tijdens de conversie der
Brusselsche leeningen een aantal
obligaties der oude leeningen, welke
door een verzuim niet onbruikbaar
gemaakt waren, verduisterd en daar
van een blauwen Maandag «en grand
seigneur» geleefd had, door de recht
bank deswege veroordeeld tot 2 jaar
gevangenisstraf, en wegens het dra
gen van een valschen naam boven
dien tot eene week gevangenisstraf.
Toen hij in Januari terecht stond,
was de behandeling der zaak ge
schorst, ten einde eene onderzoek te
doen plaats hebben omtrent de geest
vermogens van den beklaagde, aan
wiens toerekenbaarheid getwijfeld
werd. Het thans door de deskundigen
uitgebracht rapport concludeert tot
eene beperkte verantwoordelijkheid,
op grond waarvan dan ook door
den rechter verzachtende omstan
digheden zijn aangenomen.
Te Londen heeft Woens
dag een vreeselijke brand gewoed,
in een magazijn van zijden stoffen,
gelegen in de Edgware-road. Zes
personen zijn in de vlammen omge
komen en nog ontbreken eenige be
dienden, omtrent wier lot men in't
onzekere verkeert. Vier jonge vrou
wen, die geen uitweg vonden om te
ontvluchten, sprongen uit de ven
sters en werden ernstig gewond. De
verliezen worden geschat op een
millioen gulden. Alles was geassu
reerd.
Door den officier van ju s-
titie te Keulen is aan de Neder-
lauusche politie een bericht gezon
den, waarin hij de opsporing en
aanhouding verzoekt van eenen post
bode uit Keulen, Alexander Wiiighs
genaamd, die den 27en Mei 11. een
bedrag van 37,000 mark heeft ont
vreemd.
Zijn signalement luidt als volgt:
oud 34 jaar, lang 1 M. 75, kort
zwart haar, oogen helder, knevel
zwart, aangezicht ovaal, kleur bleek,
gebogen rug, loopt moeielijk. Men
vermoedt, dat hij zich in Nederland
of België schuil houdt.
Door het rijk s-m i n i s t e r i e
van oorlog in Oostenrijk is het pa-
FEUILLETO TNT.
Vrij bewebkt naar
2)
Eindelijk begreep ik de oorzaak van deze vergissingde
eenige reden daarvan kon zijn, dat ik nadat ik ontwaakt
was, terug was gegaan met den muur aan mijn linkerhand,
in plaats van dien, zooals ik had moeten doen aan mijn
rechterhand te houden.
Bovendien was deze muur niet van steen, doch samen
gesteld uit groote ijzeren platen, waarop allerlei akelige
voorstellingen waren geschilderd, die mijn geschokte zenu
wen zóódanig aandeden, dat ik er nauwelijks naar kijken
kon. Niettemin trof het mij, dat, hoewel de omtrekken van
die akelige schilderingen zeer duidelijk waren, de kleuren
er flauw en verbleekt uitzagen, alsof ze veel aan hitte had
den blootgestaan. De vloer was van steen en ik zag nu
ook, dat precies in het midden zich de put bevond, waar
aan ik zoo gelukkig ontkomen was.
Dit alles zag ik onduidelijk en met groote moeite, want
mijn toestand was nu geheel anders dan vóór ik in zwijm
viel. Ik lag nu op mijn rug op een soort van houten rust
bed, terwijl mijne ledematen gebonden waren met dunne,
maar stevige koorden, die mijn linkerarm alleen in zooverre
vrijlieten, dat ik met groote moeite een houten bak kon be
reiken, waarin een stuk vleesch lag. Ik zag tot mijn ont
zetting, dat de waterkruik was verdwenen. Tot mijn ont
zetting, zeg ik, want ik gevoelde een ondragelijke dorst.
Het scheen tot het plan mijner pijnigers te behooren, die
dorst te prikkelen, want het stuk vleesch was zeer zout.
De zoldering van mijn cel bestond eveneens uit ijzeren
platen. In een daarvan, die vlak boven mij was, zag ik een
voorstelling van den Tijd, zooals hij gewoonlijk wordt af
gebeeld, behalve dat hij, inplaats van de zeis, iets in de
hand had dat ik voor de afbeelding hield van een grooten
slinger, zooals men ze op ouderwetsche klokken nog wel
ziet. Er was echter iets in deze afbeelding, die mij aanlei
ding gaf, haar wat nauwlettender te bekijken. Na eenige
oogenblikken bemerkte ik, dat de slinger niet geschilderd
maar werkelijk een voorwerp was en zich. bewoog. Zijne
beweging was langzaam en kort. Ik keek er eenige minu
ten naar, half bevreesd, half verwonderd. Spoedig evenwel
verveelde mij die eentonige beweging en richtte ik mijne
blikken weer op de andere gedeelten der cel.
Mijn aandacht werd getrokken door een licht geraas op
den vloer en toen ik er naar keek, zag ik verscheidene
groote ratten, die uit de put te voorschijn waren gekomen.
Bij troepjes kwamen zij op mijn stuk vleesch af, dat ik met
veel moeite voor hunne aanvallen beveiligen moest.
Ongeveer een half uur later, voor zoover ik den tijd be
rekenen kon, keek ik weer naar boven. Wat ik toen zag,
deed mij vreeselijk ontstellen. De slinger maakte nu veel
grooter zwaai en de beweging was daardoor natuurlijk ook
sneller. Maar wat mij het meest ia verwarring bracht, was
dat hij duidelijk daalde. Ik merkte nu op (ik behoef niet
te zeggen met welke gewaarwordingen) dat het uiteinde
bestond uit een wassende maan van schitterend staal, die
ongeveer een voet lang was, en klaarblijkelijk scherp als
een scheermes.
De geheele toestel hing aan een zwaren koperen knop
en de slinger maakte bij het heen en weder zwaaien een
fluitend geluid.
Ik kon er niet langer aan twijfelen welke helsche straf
men voor mij had weggelegd. Den put was ik door een
toeval ontkomen en het lag blijkbaar niet in het plan om
mij er in te werpen. Een andere, zachtere dood had men
mij toegedacht. Zachter! ik glimlachte in mijn doodsangst
over het gebruiken van dezen term op zulk een wijze.
Waartoe zou het dienen, de lange, lange uren te be
schrijven, die ik doorbracht met te staren naar het heen
en weder zwaaiende moordtuig. Duim voor duim, streep
voor streep, daalde het neder. Er ging een geruime tijd
voorbij, misschien wel dagen, voor het zoo dicht boven mij
slingerde dat het mij met zijn ijzerlucht bijna verstikte.
Al dien tijd kon ik geen oog sluiten. Ik bad, ik bad den
Hemel, om het moordtuig sneller te doen dalen en in mijn
waanzin trachtte ik mij op te heffen om mijn borst door
het scherpe staal te laten doorploegen.
En daarop werd ik opeens weder kalm en lag te glim-