De geheimzinnige Kerker. TWEEDE BLAD DE PHOTOGRAAF. It I N i\ 15IV LA N I). GEMENGD NIEUWS. EDGAR POE. BEHOORENDE BIJ HAARLEM'S DAGBLAD VAN Maandag 11 Juni 1888. DOOR JOSEPH MONTET. De heer Thomas, chef van de Parijsche veiligheidspolitie, zat zeer terneergeslagen in zijn kabinet. Hij peinsde, met de armen op zijn les senaar en het hoofd in de handen. Voor die moedeloosheid was eenige reden. Er waren in de laatete dagen, kort na elkaar acht moorden ge- deegd, terwijl de politie er niet in ïad kunnen slagen, éen der daders te betrappen of te vatten. En of het nog niet erg genoeg was, er had den vorigen dag juist een moord plaats gehad, gepleegd op eene oude dame, bij welke gelegenheid tevens een zeer groote waarde aan geld en kostbaarheden was ontvreemd. Zoo peinsde dus de heer Thomas en balde de vuist in zijn machte- loozen toorn, toen zijn secretaris, het kabinet binnentrad met een kaartje in de hand, dat hij aan zijn chef overhandigde. «Deze heer,» zeide hij, «dringt er op aan u te spreken. Hij beweert instaat te zijn, u inlichtingen te ver schaffen over den gisteren beganen moord.» «Laat hem binnenkomen!» zeide de politie-chef levendig, en terwijl de secretaris dat bevel ging volvoe ren, wierp hij een blik op het kaartje. «Frédéric Bouscal!» mompelde hij. «Bouscal! ik geloof dat ik den naam ken.» Hij krabbelde iets op een vier kant stukje papier en gaf dat aan zijn secretarisdie daareven was teruggekomen. Deze boog het hoofd en verdween. De heer Thomas zag op. Voor hem stond een armoedig, maar zin delijk gekleed man, met een open en eerlijk gelaat, waarop een droe vige trek zetelde, met een helder, goedig oog en een grijzen knevel. «Kunt gij mij inlichtingen ver strekken over den misdaad van gis teren?» vroeg de chef van de politie. «Ik hoop het,» antwoordde de bezoeker eenvoudig. «Hoe! hoopt gij het? Zijt gij er dan niet zeker van?» Het hangt slechts van u af. Alles hangt af van eene bewerking, waar toe gij alleen mij de gelegenheid verschaffen kunt.» «Verklaar u nader!» «Luister dan! Gij hebt misschien wel een hooren spreken van een wetenschappelijke bewerking, die onder zekere omstandigheden ver oorlooft, het portret van den moor denaar te kennen. Gij zult weten dat bij het verschijnsel, dat men visioen noemt, het voorwerp dat men ziet, op het netvlies een beeld vormt, dat er blijft tot het door een ander vervangen wordt. Nu is het bewe zen dat dit beeld blijft ook na den dood. Men moet derhalve aannemen, dat wanneer een vermoorde van voren en in het licht getroffen ie, het laatste voorwerp waarop hij het oog gevestigd hield, het gelaat van zijn moordenaar moet zijn, zoodat dit beeld op het oogvlies is achter gebleven, vanwaar het gereprodu ceerd moet kunnen worden. Welnu, mijnheer, in de zaak die ons nu bezig houdt....» Op dit oogeublik werd de kamer deur weder geopend en de Becretaris kwam binnen, die zijn chef een lijvig dossier toereikte, waarna hij zich weder verwijderde. «Gij heet Frédéric Bouscal?» vroeg de chef daarop, het dossier vlug doorbladerende. «Ja, mijnheer!» «Hoe oud zijt gij?» «Drie en vijftig jaar.» «Zeven en twintig,» mompelde Thomas. «Gij zijt het dus niet, die het vorige jaar wegens diefstal, bij verstek zijt veroordeeld?» De bezoeker werd doodsbleek. «Neen mijnheer,» antwoordde hij met een doffe stem. «Dat is mijn zoon «Bediende op een effectenkantoor, niet waar? En weet gij niet, waar hij is?» «Volstrekt niet. Sedert 15 maan den hebben wij niets van hem ver nomen. Deze zoon, mijnheer, is ons ongeluk en onze schande. Hij heeft ons het hart gebroken en onzen naam onteerd!» Er heerschte een oogenblik stilte. «Vergeef mij, dat ik deze wond weder heb geopend,» zeide de chef Ier politie. «Ga voort, ik luister!» Bouscal streek de hand over het gelaat en veegde een traan weg. Daarop hernam hij «Ik zeide, dat in het geval dat ons bezig houdt, het mogelijk zal zijn, het gelaat van den moordenaar te ontdekken. Het slachtoffer toch is van voren getroffen, hetgeen bewezen wordt door de richting van den slag en den vorm van de wond. Bovendien moet het den moordenaar hebben gezien, want volgens de bladen, hebben de oogen van het lijk nog eene uitdrukking van ontzetting. Achter het slachtoffer brandden, toen de moord plaats had, vier kaarsen, zoodat het gelaat van den misdadi ger zich ongetwijfeld op het net vlies in de oogen bevindt. Wij hebben hier dus kans om ons zekerheid te verschaffen. Het is toch zoo goed als zeker, dat het oog van den verslagene, het portret van den moordenaar bevat. «Het is aan u, dit te verkrijgen!» «Aan mij? Wat bedoelt gij?» «Door de photographie. Ik ben photograaf en heb deze zaak met toe wijding bestudeerd, want ik heb er bij welslagen altijd een der nuttigste en schoonste toepassingen van de hedendaagsche wetenschap ingezien. Welnu, mijnheer, dat welslagen is mij ten deel gevallen! Ik heb acht dagen geleden de proef genomen op het oog van een doode, dien ik photographeeren moest. Met behulp van mijn magnesium-lamp heb ik het duidelijke beeld verkregen van het gelaat van den geneesheer, die zich in zijn laatste oogenblikken, over hem heenboog.» De man had zich bij het spreken opgewonden, zijn stem verhief zich en zijn oogen fonkelden. De chef der veiligheids-politie zag hem aan, getroffen door de overtuiging waar mede hij sprak. «En gij besluit daaruit «Dit. Geef mij vergunning, om de proef te nemen op het lijk van de vermoorde dame. Als ik slaag, waarvan ik overtuigd ben, zal dit voor mijn vrouw en mij een steun zijn, een redding in onze ellende. Als het mij mislukt welnu, dan zal ik berusten t Een teleurstelling meer of minder komt er niet op aan' In elk geval, kunt gij er niets bij verliezen en waarschijnlijk zeer veel winnen. «Het is goed mijnheer,» zeide de heer Thomas. Kom met uwe werk tuigen morgen aan het sterf huis, ik zal er ook zijn. In de donkere kamer waarin hij zich bij de doode heeft opgesloten, wacht Frédéric Bouscal, met klop pend hart den uitslag van de laat ste wassching af. De plaat ligt in het bad van zilver waarin hij haar met tal van voorzorgen heeft neer gelegd. Met de keel van angst dicht geknepen blijft de photograaf onbe wegelijk wachten. Eindelijk neemt hij de plaat voor zichtig weg en brengt haar in den eenigen lichtstraal die door een geel papier, in het vertrek dringt. Een rauwe, doffe kreet ontsnapte aan zijn borst. «Mijn zoon!» De plaat valt op den grond en wordt in duizend stukjes verbrijzeld. Vijf minuten later, toen Frédéric Bouscal de kamer uit ging, zag de chef der veiligheidspolitie aan zijn bleek en ontdaan gelaat, dat de on gelukkige hem niets goeds te zeg gen had. «Welnu?» vroeg hij. «Niets?» «Niets!» mompelde de photograaf. «Zou een ander de proef niet kun nen hervatten?» «Onmogelijk. De doorschijnend heid van het hoornvlies is thans verdwenen!» Den Tolgenden morgen zond de politie-commi8saris aan den chef het volgende rapport: Dezen morgen te 10 uur hebben wij ons naar de rue Laugier no. 150 begeven, op verzoek van den con cierge, daar de kamer van de echte lieden Bouscal gesloten bleef en nie mand op zijn geklop antwoordde. Toen wij de deur hadden open gebroken vonden wij de bewoners uitgestrekt op den vloer, terwijl zij geen teeken van leven meer gaven. Een komfoor met kolen dat naast hen stond, bewees dat zij zich van het leven hadden beroofd. Armoede schijnt hiertoe de drijf veer geweest te zijn! Dezer dagen werd ge meld, dat aan het Departement van Koloniën eenige couranten waren afgeschaft en eenige andere bladen waren besteld. De Standaard meldt nu, dat afgeschaft zijn: de Amster damsche Cl. en de Indépendance beige. Daarentegen abonneerde Ko loniën zich op 4 andere bladen. «Voorts deelt De Standaard mede schijnt vroeger met het adverteeren wel wat heel ruim te zijn omgesprongen. Verbeeld u, al leen voor de wervings-adverteutie betaalde Koloniën aan het bureau van de heeren Nijgh, dat de plaat sing in alle bladen op zich had ge nomen, f35.500. Daar deze adver- tentiën weinig vrucht hebben opge leverd, wil, naar men verneemt, de minister ook deze uitgaven trachten te verminderen. Aan den heer R. Koppen, timmerman en aannemer te West- graftdijk is teekening en plan op gedragen voor eene te Schermer op te richten kaasfabriek. Het hoofd-comité derNe- landscho Vereeniging tot het ver- leeneD van hulp aan zieke en ge wonde krijgslieden, in tijd van oor log („Roode Kruis") heeft, ten einde uitvoering te geven aan het besluit der algemeene vergadering, om reeds in tijd van vrede ziekenverplegers en verpleegsters op te leiden, zich in overleg begeven met de commis sie van administratie van het zie kenhuis aan den Coolsingel te Rot terdam. Dientengevolge zal de opleiding der ziekenverpleegsters met goed keuring van B. en W. dier gemeente aldaar plaats hebben. Het voorne men bestaat, jaarlijks 4 nieuwe ver pleegsters aan te nemen, en den cursus twee jaren te doen duren. Wanneer 16 verpleegsters gevormd zijn, zal zulks aanvankelijk voldoende worden geacht. Deze pleegzusters zijn dan in tijd van oorlog beschikbaar voor de doel einden van het „Roode Kruis", ter wijl zij in tijd van vrede, aan de eene of andere inrichting voor zie kenverpleging verbonden, ook voor ziekenverpleging buitenaf teschik- baar zullen zijn. De voorwaarden op welke adspi- rant-pleegzusters aangenomen wor den, zijn in de Staatscourant van Vrijdag jl. vermeld. Op 2 2, 23 en 24 Jani tal te 'sHage in het Gebouw door de Ned. Vereeniging «Avicultura» een internationale tentoonstelling van pluimgedierte worden gehouden. Naar men verneemt, belooft die ten toonstelling in alle opzichten belang rijk te worden. Behalve de hoenders, watervogels en duiven, die door de eerste binnen- en buitenlandsche liefhebbers worden ingezonden, zul len de zang- en kamervogels, in werking zijnde broedtoestellen voor 50 en meer eieren, waaruit tijdens de tentoonstelling kuikens te voor schijn komen, de groepen opgezette vogels en al datgene wat met de teelt en voeding van het pluimge dierte in nauw verbaud staat, on ge twijfeld veler aandacht trekken. Donderdagmiddag wa- ren eenige jongens in de Avenue Prins Alexander te Kialingen bezig met het vernielen van het boom gewas. Een agent van politie, dit ziende, begaf zich er heen om hen weg te jagen. Een der jongens, die zeer bevreesd voor den agent scheen, sprong in het water, waaruit hij met moeite werd gered. Donderdag isde stoker 7an den trein van Venloo naar Glad- bach van de locomotief gevallen en onder den trein geraakt. De beide beenen werden hem afgereden, en zijn dood volgde bijna onmiddellijk. Terwijl de heerVan O. te Waalre, Woensdag bezig vras in zijnen paardenstal, schijnt het paard hem tegen de voederkribbe of wel tegen den muur gedrongen te heb ben men vond den ongelukkige bijna dood in den stal. Hij was niet meer in staat de toedracht der zaak kenbaar te maken, en overleed kort daarop. Donderdagmorgen was zekere Jos. Dierderen, knecht bij den landbouwer Knobs te Oppoo- ren, gem. Oorsbeek (L.), op eene voerkar gezeten, toen het eensklaps begon te regenen. Terwijl D. zijne parapluie opstak, schrikte het voor de kar gespannen paard en sloeg op hol. D. viel van de kar, geraakte onder het rad en werd zoodanig gekneusd, dat hij twee uren later een lijk waB. De ongelukkige, een zeer oppassend jonggezel, 32 jaar oud, wordt algemeen betreurd. Als een groote zeldzaam heid wordt gemeld, dat te Korte- zwaag een boomotter, ter grootte van een huiskat, is geschoten. Deze dieren komen hier te lande zeer zeldzaam voor. Donderdagnacht is er brand ontstaan in het huis van M. Groot, te Uffelte, gemeente Havelte, Van den inboedel heeft men nage noeg niets kunnen reddenzelfs 6 koeien, 2 paarden, eenige pinken en kalveren kwamen in de vlam men om, terwijl de boerderij geheel in asch is gelegd. Oorzaak niet bekend. Uit Heerenveen wordt gemeld: Bij gelegenheid van her stellingen aan de sluis in de Ter- banteche Schans zijn een groot aan tal munten uit de 16e, 17e en 18e eeuw te voorschijn gebracht. Het vermoeden ligt voor de hand, dat op dit punt reeds sedert bijna vier eeuwen een tol van voorbijvarende schepen werd geheven. Zeer begrij pelijk is het, dat bij het voldoen van het tolgeld van tijd tot tijd enkele munten in het water terecht kwamen. Toen de hertog van Au- male werd verbannen, werd er een inschrijving geopend voor een hem aan te bieden eeredegen. Deze is thans in de ateliers van Froment Meurice gemaakt; het gevest is van zilver en ontworpen door Daumet, den architect vau Chantilly en draagt het opschrift «Gallia memor»de kling is met goud ingelegd en het handvat van ivoor is door Chapu gebeeldhouwd. De degen zal den hertog te Brussel worden aange boden. De Fransche maarschalk Leboeuf is op 79-jarigeu leeftijd gesti rven. Hij was in 1857 divisie- generaal geworden, tijdens den oor log in Italië chef der artillerie; in 1869 werd hij min. van Oorlog, maar hij trad af toen Ollivier mi nister werd, werd echter in 1870 weer minister, maarschalk en sena tor. Bij de oorlogsverklaring aan Pruisen deed hij de berucht ge worden uitspraak: Wij zijn zoo vol komen gereed, dat al moest de oor log twee jaren duren, we geen knoop zouden behoeven aan te schaffen». In den oorlog hield bij zich dapper en werd hij krijgsge vangene. Zijn getuigenissen tegen Bazaine waren voor dezen verplet terend. Sedert eenige jaren leefde hij stil. Nu hij dood is heeft Frank rijk nog slechts twee Maarschalken Canrobert en Mac-Mahon. FEUILLETON. Vrij bewerkt naar (Slot.) 3) Nauwelijks had ik mijn hoofd weder laten zinken of voor mijn geest kwam wederom de hoopvolle gedachte, die ik straks had gekoesterd, maar nu was zij volledig. Ik ging onmiddellijk tot de uitvoering over. Sedert uren was het houten rustbed, waarop ik lag, let terlijk overstroomd geweest met ratten. Zij waren wild, woest en roofzuchtig en vestigden hunne roode oogen op mij, in afwachting dat ik mij niet meer zou bewegen, om mij dan tot hun prooi te maken. In weerwil van mijne pogingen om hun dit te beletten, hadden zij al het vleesch in den houten bak op een klein stukje na, verslonden. Met dit overschot bestreek ik nu met de liukeihand het koord, waarmee ik gebonden was, overal waar ik het kon bereiken; toen legde ik mijn hand op mijn borst en lag stil. Ik had niet vergeefs op hun vraatzucht gerekend. Eerst vertrouwden zij mijne onbewegelijkheid niet, weldra echter sprongen een paar der stoutmoedigaten op mij en roken aan het koord. Dit was het sein voor een algemeeneu aanval. Zij wipten op het rustbed en liepen bij honderdtallen over mij heen. De afgemeten bewegingen van den slinger verjoegen hun in het minst niet; zij ontweken hem en hielden z ch enkel bezig met te knagen aan het touw. Met meer dan meu- schelijke inspanning lag ik stil: de akelige dieren liepen over mijn gezicht en benauwden mijn ademhaling; maar ik gevoelde dat mijn banden spoedig zouden zijn stuk- geknaagd. Ik had mij niet bedrogen, weldra gevoelde ik dat ik vrij was: het touw hing in stukken om mijn lichaam. Maar ook de slinger was reeds tot op mijn borst neergedaald, hij had de serge van mijn pij verscheurd en het linnengoed dat er onder was; nog eenmaal zwaaide hij over mij heen, en gevoelde ik een hevigen pijn in al mijne zenuwen. Maar het oogenblik van de vlucht was gekomen. Met eene beweging van mijn hand joeg ik mijne be vrijders weg en met een voorzichtige maar snelle beweging schoof ik van het rustbed af. Voor het oogenblik althans was ik vrij. Vrij! en in de macht van het eedgenootschap! Nauwe lijks was ik aan het vreeselijk gevaar ontsnapt of de be weging der kdlsche machiue hield op en jk zag haar naar omhoog trekken door een onzichtbare kracht. Dit was een les, die ik in mijn wanhoop ter harte nam. Mijne bewe gingen werden ongetwijfeld alle gadegeslagen. Vrij! ik was slechts den vorm van dood ontkomen om te worden overgeleverd aan een nog ergere. Met die gedachte liet ik mijn wanhopigen blik gaan over de ijzeren wanden, die mij omringden. Er had iets ongewoons in het vertrek plaats gegrepen, iets dat ik niet dadelijk kon zien. Eenige minu ten staarde ik op de wanden zonder te kunnen zien waarin die verandering bestoud. Wel ontdekte ik in dien tijd de oorsprong van het zonderlinge licht, dat in mijn kerker scheen. Het kwam uit een opening, die een halven duim hoog was en zich geheel rondom den kerker uitstrekte aan den voet der muren, zoodat deze geheel van den vloer wa ren gescheiden. Ik trachte door die opening heen te zien, maar vergeefs. Toen ik daarna weder opstond zag ik dadelijk welke verandering in de cel had plaats gegrepen. Ik heb reeds gezegd, dat hoewel de omtrekken van de afbeeldingen op de wanden zeer duidelijk waren, de kleuren flauw en ver bleekt schenen. Deze kleuren waren nu ontzettend schitte rend, hetgeen aan de vreeselijke, spookachtige afbeeldingen een zoo afschuwelijk uitzicht gaf, dat sterker zenuwen dan de mijne er van zouden hebben gesidderd. Duivelsche oogen met een woeste wilde uitdrukking staarden mij van alle

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1888 | | pagina 5