BIJ DEN PUT. TWEEDE BLAD De Telegraaf als Redder. I i\ li \l\\ I). li IT E Si L h N I) GEMENGD NIEUWS. BEHOOBENDE BIJ HAARLEM9S DAGBLAD VAN Maandag 6 Augustus 1888. Toen ik achttien jaar was, zoo vertelt ons een amerikaansch meisje, verliet ik mijn tehuis in Omaha en ging naar Wijo- ming, om de post van nachtchef te ver vullen op een klein station van de Pacific Railway. Het was een droevige, eenzame plek in het midden van een woes tijn. De eenige gebouwen bij het station waren een wachtershuis, waarin de wissel wachter en een paar wegwerkers woonden, een water- en een kolenhuis. De dagchef, bijna nog een jongen, woonde op een af stand van ongeveer 200 meters. De exprestrein naar het oosten pas seerde te 2.15 des nachts en stopte alleen als ik het signaal gaf. Dit was de eenige trein die in den nanacht voorbijkwam, gij kunt u dus voorstellen hoe eenzaam ik daar was. Ik had gelukkig gezelschap in mijn boeken en guitaar en las veel, en als ik wolven van de heuvels in de verte hoorde huilen, nam ik mijn in strument eu trachtte hun akelig geschreeuw met mijn zang en muziek te overstemmen. De inspecteur van de lijn, een jong, vroolijk man, kwam dikwijls aan het sta tion en beloofde mij vaak, dat hij zijn best zou doen iets beters voor mij te vin den. Want het gebeurde wel eens, dat de vreeselijke eenzaamheid mij moedeloos en droefgeestig maakte en ik heb vaak op het punt gestaan, mijn betrekking er aan te geven en weer naar huis te gaan, maar dan bedacht ik dat mijn moeder ervau leefde en.... bleef. EeDS op een nacht, terwijl ik aan mijn tafel een roman zat te lezen, meende ik een zachten voetstap op het perron te hooren, maar toen ik luisterde hoorde ik niets meer en maakte daaruit op, dat het een wolf was geweest, die, moediger dan de anderen, zich wat verder had gewaagd. Weldra werd er echter luid getikt op de deur, die ik altijd gesloten hield eu ik schrikte er niet weinig van. In de zeven weken, dat ik aan het station was, had ik zoo laat geen enkelen bezoeker gehad en deze plotselinge tik schrikte mij op in de nachtelijke stilte. Mijn eerste gedachte was aan Indianen en daarna, dat het de eene of andere landloo- per kon zijn, die om een onderkomen kwam vragen. Terwijl ik nadacht werd er nog luider getikt en al mijn moed ver zamelend, ging ik naar de deur en riep „Wie is daar?" Een grove stem antwoordde: „een rei ziger die den volgenden trein wil nemen Het was mijn plicht hem toe te laten en met bevende vingers schoof ik den grendel af. Onmiddellijk werd de deur met geweld opengeworpen en ik sprong achteruit eu zonk vol ontzetting in mijn stoel, toen zeven groote kerels, met zwarte maskers voor het gezicht en tot de tanden gewa pend, het kantoor binnenkwamen. Een hunner, klaarblijkelijk de aanvoerder, kwam naar mij toe en terwijl hij een revolver op mij aanlegde, zeide hij met een zware stem „Meisje, we zullen je geen kwaad doen, maar als je een enkele verdachte bewe ging maakt of een kreet uit, zoodat een ander je hoort, zal ik de mooie oogen in je lief gezichtje door een kogel moeten sluiten. Wees verstandig en bedaard, dan zal je geen leed overkomen. Waar is de roode lantaarn?" „Wat wilt gij daarmee?" zeide ik met nauwelijks hoorbare stem. ,;Dat gaat je niet aan. Wij verlangen geen ounoodig gepraat of onbescheiden vragen. Waar is de lantaarn? Ik zeide het hem, wat zou het mij ge holpen hebben, het te verzwijgen, daar de lantaarn in het kantoor hing? Hij ging er heen, nam ze af en onderzocht ze, waarna hij, blijkbaar tevreden over zijn onderzoek, naast zijn makkers op een bank ging zitten en een pijp aanstak. Toen wendde hij zich tot mij en zeide: z/lk zal je zeggen wat wij komen doen. Wij willen den trein hier doen stoppen en hem dan berooven. Begrepen? Als hij komt (over drie uur) moet je op het per ron gaan en het roode licht zwaaien, als signaal dat hij moet stoppen. Nog eens, wees bedaard en je zult geen kwaad on dervinden, anders.... moet ik je een kogel toezenden I" Ik ijsde bij wat ik nu vernam. Ik werd dus in het complot betrokken. Een oogen- blik draaide mij alles voor de oogen en ik was op het punt in zwijm te vallen, toen mij plotseling een reddende gedachte door het hoofd ging. Ik haalde mijn zak doek uit, hield dien voor mijn gezicht en viel al snikkende met het hoofd op mijn tafel, juist over mijn telegraaftoestel heen. Ik greep den sleutel onder mijn zakdoek en maakte het alarmsignaal, hopende dat dit de aandacht van een der telegrafisten op de lijn trekken zou. Ik had zorg gedragen dat ik het anker vasthield, om het tikken te vermijden. Toen seinde ik, aldoor snik kende, het volgende over: z/Wie dit hoort, wordt verzocht aan den //inspecteur te seinen, dat ik in de macht z/van zeven roovers ben, die mij willen //dwingen trein 4 te doen stilhouden. Zend «hulp, spoedig. Hieronder zette ik naam en kantoor. Ik liet den sleutel los, en het instru ment begon te tikken. Ik hoorde dat men seindeH Houd moed, beste meid, ik hoor uH. H. was het teeken van den inspecteur zelf. Met een woesten kreet sprong de hoofdman op, rukte mij van de tafel weg en vroeg: //Wat doe je daar?" //Het is een kantoor, dat aan een ander orders voor een extra trein vraagt," ant woordde ik. //Pas op, dat je geen streken begint!" schreeuwde hij. //Je wilt ons bedriegen Nooit ben ik zoo bedaard geweest als toen. Ik kruiste de armen en staarde hem aan. //Gij ziet immers dat ik er de handen niet op heb," zeide ik, //het is een gesprek tusschen twee andere stations!" //Kom weg van die tafelzeide hij woest. Middelerwijl tikte het instrument voort. Ik hoorde hoe de inspecteur aan het naast- bijgelegen station bevel gaf, een extra trein met politieagenten naar mijn station te zenden. Kort daarop volgde het tele gram dat deze gereed was en onmiddellijk daarop het bevel tot vertrek, met drin genden order met de grootst mogelijke snelheid te rijden. Het was nog anderhalf uur voor het oogeublik dat de exprestrein komen moest. Ik berekende dat de extra trein binnen een uur aan mijn station zijn kon. O, hoe langzaam kropen die minuten voorbij, ter wijl die vreeselijke mannen alsof zij niets kwaads in den zin hadden, op de bank zaten te rooken. De aanvoerder deelde zijn beveleu uit. Een der kerels moest den machinist met een revolver in bedwang houden, twee de conducteurs beletten ter hulp te snellen, terwijl de andere vier het plunderwerk zouden volvoeren. Langzaam kropen de minuten voorbij. Het werd tijd, zooals ik meende. Nog hoorde ik niets. Plotseling bedacht ik dat de machine waarschijnlijk even voor het station gestopt zou hebben, om geen alarm te maken. Elk oogeublik konden zij komen. Mijn hart klopte hoorbaar, ik dacht of er ook een gevecht plaats zou hebben. De mannen zaten naast elkander met het gezicht naar het venster. Op eens hoorde ik een geluid van bre kend glas. Door de verbrijzelde ruiten der vensters werden blinkende geweer- loopen gestoken en een stem klonk//Steekt de handen op, mannen In naam der wet eisch ik dat gij u overgeeft. Als gij eene beweging maakt, laat ik vuur geven z/Jij kleine kat!// siste de hoofdman, en terwijl zijn manDen de handen omhoog hieven greep hij zijn revolver en legde op mij aan. Daar knalden onmiddellijk drie schoten en hij viel vlak voor mijne voeten neer. Ik hoorde hoe men de deur openbrak, zag menschengestalten binnen komen en viel toen bewusteloos achterover. z/En hebt gij niet eene goede belooning voor uw heldhaftig gedrag gehad vroeg de dame, aan wie de heldin van dit verhaal het mededeelde. //Och, maatschappijen hebben niet heel veel hart. Maar ik werd op andere wijze schadeloos gesteld. De inspecteur, die mij zoo vaak eene betere betrekking beloofd had, vervulde die belofte want //Welnu //Hij vroeg mij zijn vrouw te worden. En dat nam ik van ganscher harte aan, dat verzeker ik u Uit Berlijn wordt ons ge- meld, dat de aldaar bestaande vereenigiug //Nederland en Oranje" Donderdag ter viering van den verjaardag van H. M. de Koningin eene feestelijke bijeenkomst heeft gehouden, waarin de feestdronk op H. M. werd uitgebracht door den voorzitter, mr. P. A. Jansma van der Ploeg. In het club lokaal prijkten, rijk met bloemen versierd, de portretten van de Koningin en van prinses Wilhelmina, geschouken door de heeren P. Stoop jr. eu J. M. Dutilh van Rot terdam, terwijl eene gecalligrapheerde le denlijst, geschonken door den heer A. T. de Roth Jr. van Rotterdam, de bewonde ring der aanwezigen opwekte. (N. R. Ct.) Vrijdag is te's-Graveuhage na eene langdurige ziekte, op 75-ja- rigeu leeftijd overleden de heer A. B. Wolff, secretaris van de nederlandsch israëlietische gemeente aldaarwelke betrekking hij gedurende bijna 50 ja ren met buitengewone toewijding ver vulde. Toen er nog een afzonderlijk de partement van Eeredienst was, bekleedde de heer Wolff de betrekking van hoofd ambtenaar voor de zaken van het israël. kerkgenootschap, en bij de opheffing van dat departement werd hij als ambtenaar bij het departement van Financiën over geplaatst. Ook was hij tot het tijdstip van de reorganisatie der hoofdcommissie voor de zaken der israëlieten haar secretaris. De overledene was zoowel in zijne be trekkingen als in het maatschappelijke leven zeer gezien. Een Enkhuizer visscher, schip per J.Edelenbosch, van de visschuit E.H.82, werd Donderdagmiddag in het Nieuwediep door het overslaan van het zeil, in de haven geworpen en door don stroom me degevoerd. Reeds was hij zinkende, toen het ongeval aan boord van het instructie- schip //Het Loo werd opgemerkt. Onmid dellijk werden pogingen aangewend om den drenkeling te redden, doch toen men hierin slaagde, gaf deze reeds geen teeke nen van leven meer. Naar het marine hospitaal overgebracht, had men daar ech ter, na eene langdurige behandeling, de voldoening hem in het leven terug te roepen. Te Leeuwarden viel Donder dagavond aan het Cambuursterpad een 81-jarige slagersknecht, die aan toevallen leed, achterover in de sloot. Ofschoon er spoedig hulp kwam opdagen, bleek hij, toen hij uit het water was gehaald reeds te zijn overleden. Frankrijk. De parijsche prefect van politie Lozé heeft een circulaire uitgevaar digd tot de commissarissen van politie, waarin hij verklaart dat zij, die anderen beletten te werken, gereedschappen vernie len, enz., maar de werklieden niet bedrei gen of mishandelen, niet behoeven te wor den vervolgd. Men vindt deze circulaire nogal dwaas en als het ware een aanmoe diging voor de werkstakers om voort te gaan met hun pogingen tot opruien (zoo als men het heet) van hen, die aan het werk bleven. De politie wist den tocht der werkstakers naar MontreuT te be letten. Volgens een telegram uit Amiens is een werkstaking uitgebroken in de werven van den tunnel van Brazes. De werkstakers dringen aan op het wegzenden der Ita lianen. Uit Parijs wordt van 3 Augustus gemeld: Het onderhoud dat Gerard gis teren met Crispi heeft gehad over de Mas- sowah-zaken, heeft tot geen gevolg geleid. Goblet zal heden aan de mogendheden eene nota zenden, welke hij gisteren over dit vraagstuk opgesteld heeft. Duitschland. Uit Berlijn wordt nader bericht, dat keizer Wilhelm onmiddellijk na zijn aankomst een bezoek bracht aan zijne ge malin. De keizerin is een weinig verma gerd eu ziet er eenigzins vermoeid uit. De Stanley expeditie. Twee boodschappers, die verscheidene maanden in den omtrek van het meer Albert-Nyanza door de Uganda's gevan gen gehouden zijn, hebben weten te ont vluchten en zijn te Zanzibar aangekomen, waar zij tijding hebben gebracht van Emin-pacha. Volgens hunne mededee- lingen was Emiu in April 11. in eene moeielijke positie; zijn levensmiddelen wa ren uitgeput en zijne troepen vermoeid en ontmoedigd. Op 12 April had hij van den Mahdi, die blijkbaar te Karthoem was, eene sommatie ontvangen, om zijne solda ten heen te zenden en zich over te geven. De afgezanten van den Mahdi hadden ook een brief bij zich, die, naar hunne beweringen, van den oud-goeverneur van Barhr-el-Gazal kwam en waarin deze zeide, uat hij de bevelen van den Mahdi onder steunde, aangezien dit het eenige middel was om het leven van de Europeesche gevangenen en de soldaten van Emin te redden. In den brief werd ook bevestigd, dat de Mahdi een expeditie tegen Wadelai organiseerde. Emin had dien brief echter voor valsch gehouden; de expeditie tegen Wadelaï in- tusschen was hem reeds door zijne voor posten bericht, zoodat hij met het oog daarop het plan opvatte zich met het meerendeel zijner troepen naar den linker oever van den Nijl to begeven, in de rich ting van Lado, teneinde te trachten de expeditie daar te overvallen en uit den te maken buit zijn voorraad levensmiddelen aan te vullen. In den loop van Maart had Emin vage berichten omtrent Stanley ontvangen; zij waren van stam tot stam overgebracht naar de streek, in de nabijheid van het meer Albert-Nyanza gelegen. Volgens het eene bericht was Stanley ingesloten en had hij vele manschappen en munitie verloren bij de herhaalde aanvallen der vijandige stammen, die tusschen de Mabode-rivier en de Albert-Nyanza wonen; volgens het andere echter was Stanley aangevallen door de bevolking van Matougora-Miuo en had hij sedert ziju tocht langs een onbekenden weg voortgezet. Men heeft dus het spoor van den moe digen Afrika-reiziger verloren. Wat Emin betreft, deze moet, wanneer hij aan zijn voornemen gevolg heeft gegeven, slaags zijn geweest met een deel der troepen van den Mahdi. Is het hem gelukt, de voor hoede van den Mahdi bij Lado te verslaan, of is hij, van gebrekkige middelen voorzieu en slechts strijdende met een troep ver moeide en ontmoedigde soldaten, zelfver- slagen? Dit is een vraag, welke waarschijn lijk 3poedig beautwoord zal kunnen worden. Italië. Een detachement italiaausche marine-infanterie heeft de italiaausche vlag geheschen te Zula en te Massowah, terwijl het protectoraat over dat district formeel afgekondigd is. Eene nota der italiaausche regeering aan de regeeringen, welke het traktaat van Berlijn onderteekend hebben, zegt dat deze stap niet anders beteekent dan de officieel© bevestiging van een reeds bestaandeu toestand. Het protectoraat is afgekondigd op grona van herhaalde aan vragen der bevolking. Noorwegen. De regeering is, naar bericht wordt, voornemens, aan de groote mogendheden van Europa voor te stellen, achtereenvolgens verschillende expeditie s uit te zenden naar de Noordpool, die elk op haar beurt zullen uitgaan van het punt, dat door de vorige expedities reeds be reikt is. Australië. Bij de Woensdag plaats gehad hebbende opening der tentoonstel ling te Melbourne (tot herdenking van het honderdjarig bestaan der kolonie Nieuw- Zuid-Wales), waren 7000 personen tegen woordig. De voorzitter, sir J. Mac Bain, bracht in zijn rede hulde aan de natiën, die door inzendingen van haar belangstel ling hadden doen blijken, o. a. ook Holland Op een slechts uiterst zeld- zaam voorkomend ziekteverschijnsel ves tigde professor Gerhardt onlangs in de berlijnsche geneeskundige kliniek de aan dacht. De patient, een zes-en-dertigjarige zeepziedersknecht, was in het ziekenhuis gekomen, omdat hij over jicht in de voeten en groote lichaamszwakte klaagde. Hier werd hij terstond, omdat zijn huid er vuil bruin uitzag, in een zeepbad gedompeld. Al spoedig bleek het echter, dat die bruine kleur geen kunstproduct was, maar ver oorzaakt werd door een in het huidweef sel aanwezige kleurstof. De man lijdt aan de //moorenziekte", die steeds met bloed armoede en aandoening der bijuieren ge paard gaat. Te Würzburg werd een door deze eigenaardige ziekte aangetaste man zoo bruin als een neger, zoodat de kinderen hem op straat naliepen. Van een anderen dergelijken zieke wordt medegedeeld, dat hem wegens zijn uiterlijk den bijnaam z/turco" gegeven werd. De phonograaf of gelui d- schrijver, door den Amerikaan Edison uit gevonden, is in den laatsteu tijd door den uitvinder aanmerkelijk verbeterd en zal weldra in de praktijk kunnen worden toe gepast. De toestel berust op de omstan digheid, dat een uiterst dun metalen plaatje door d8 geluidgolven in trilling wordt ge bracht. Deze trilling wordt door een bi zonder mechanisme overgebracht op een fijne stitt, welke tegen een cilinder is ge plaatst die met bladtin bedekt is. Deze cilinder draait om een as, welke aan hare uiteinden schroefvormig is ingesneden en in overeenkomstige tappen rust. Brengt men deze toestel in beweging en doet men vóór het plaatje een of ander geluid, hetzij de menschelijke stem of van een muziek instrument hooren, dan maakt het stiftje een reeks van indrukken om den cilinder. Brengt men den cilinder dan weder in zijn oorspronkelijken stand en laat men hem daarna afloopen, dan komen de in- druksels van het bladtin achtereenvolgens in botsing met het stiftje, dat dau op zijne beurt het plaatje weder in trilling brengt, waardoor de lucht en dientengevolge de geluidstrilliugen opnieuw ontstaan, we'ke juist dezelfde zijn als die, welke het plaatje aanvankelijk in beweging brachten. Men hoort dan de stem of de toouen der in strumenten weder volkomen terug. t Hoewel zoovele middelen gebruikt worden, om in het warme jaar getijde water koel te houden, zal het vol gende zeker wel het beste zijn, wegens zijn doelmatigheid. Een gewone onverglaasde aarden kruik wordt in een vaatje of iets dergelijks ge plaatst, dat groot genoeg is om aan alle kanten een ruimte van 10 tot 12 cM. open te latendeze ruimte vult men met zand, tot ongeveer 25 cM. onder den rand van de kruik. Den bodem van het vaatje heeft men van te voren zoo dik met zand bedekt, dat de rand van de kruik gelijk met dien van het vaatje komt. Nadat het zand door en door natgemaakt is, is het water, dat van het kannetje druipt, waar- meê het uitgeschept wordt, voldoende om het nat te houden. Op deze wijze levert de kruik, wanneer zij ééns per dag gevuld wordt, zelfs in het heetst van den zomer een drankdie evenzoo goed smaakt als ijswater eu in elk geval veel gezon der is. FEUILLETO KT, DOOR JULIA KAVANAGH. 6) «Ik ben Josephine Delpierre, de dienstbode van uw stief moeder,» zeide zij. «Ik heb op den dag toen gij mij Daar Fonlaine hebt gebracht, een laken van haar in het wagentje laten liggen, dien ik nu kom halen. Ik heb u aan het hek reeds geroepen, maar gij hebt mij zeker niet gehoord I» Baas Pierre bewoog zich niet terwijl zij sprak. «Kom mede,» zeide hij eindelijk en Josephine gehoor zaamde stilzwijgend. Aan de deur der keuken trok zij haar zwarte klompen uit. Madeleine was uitgegaan en Pierre zeide dat hij licht noodig had, maar scheen geen kaars te kunnen vinden. Eindelijk werd het meisje ongeduldig en wees hem de kaars op den schoorsteenmantel. Hij nam die, stak ze aan en ging haar voortzeggende dat het linnen goed op de bovenverdieping was. Zij volgde hem, zacht loopende op haar wollen kousen. De boerderij was groot en scheen aan Josephine onme telijk toe. Nadat zij den breedeu eikeuhouteu trap beklom, men hadden, giDgen zij door groote kamers, waar voorraad van allerlei levensmiddelen was. Josephine dacht, dat er genoeg was om geheel Manneville te voeden: gedroogde groenten, ham, spek, appelen, en in andere kamers deden de gesloten deuren van groote kasten een schat van iraai linnengoed vermoeden. In andere vertrekken zag men stapels beddegoed. Josephine werd vermoeid en gevoelde bijna angst voor al die groote, ledige kamers, die ternauwernood door de kaars die Pierre droeg, werden verlicht. Toen zij de laat ste hadden bereikt, bleef Pierre staan, tastte in zijn zak en nam er een grooten sleutelbos uit, waarna hij langzaam al de sleutels achtereenvolgens beproefde op een der groote linnenkasten. Hij kon den rechten evenwel niet vinden en riep Madeleine, maar daar deze doof was, gaf ze geen ant woord. Eindelijk nam Josephine hem de sleutels uit de hand en vood er al zeer spoedig een, die er op paste. Bij het openen der kast, zag zij een stapel linnengoed, het fijnste damast in verschillende dessins. Maar hoe Pierre ook zocht hij kon het laken van zijn stiefmoeder maar niet vinden. Eu dat was niet te verwonderen, aangezien hij het niet in het wagentje gevonden en het dus ook niet in huis had. Niettemin hield hij zich alsof hij verbaasd was! Na lan gen tijd gezocht te hebben vroeg hij het meisje nog eens terug te komen, om met Madeleine beter te gaan zoeken. Josephine zeide ja noch neen. Zij ging naar de deur en Pierre volgde haar, en sloot al de deuren achter zich, hoe wel hij ze alle geopend gevonden had. Natuurlijk ging daar heel wat tijd mee heen. Toen zij laugs een hoop appelen gingen nam hij vier van de fraaiste en grootste er af en gaf haar die, zonder haar aan te zien, zeggende: «Neem die voor uw broertjes mee.» Josephine nam de appelen aan, maar legde zs toen weder kalm op deu hoop en zeide: «Mijn broertjes hebben het lang zonder appelen gesteld, zij kunnen er nu ook wel buiten!» Baas Pierre beet zich op de lippen, maar zeide niets. Toen zij de trap waren afgegaan, zeide hij: «Het is te laat voor u, om alleen naar Fontaine terug te keereu! Ik moet er toch heen en zal u in mijn wagentje meenemen!» «Van avond blijf ik bij mijn moeder,» antwoordde het meisje. Zij verliet het huis door de keukendeur en trok haar klompen weer aan. «Gij kunt wel door het poortje gaan,» zeide Pierre, «dat is korter.» Maar Josephine schudde het hoofd, knikte loeu even tot afscheid eu maakte den omweg door het groote hek. Dien avond ging baas Pierre niet naar Fontaine, maar bleef hij om de hut der familie Delpierre dwalen, alsof hij een dief was of de oude twisten weer wiide aanvangen. Er scheen een zwak licht uit het venster en geen gordijn of blind belette Pierre naar binnen te zien. De arme bewoners zaten om een vnur van wortels en takken, dat stellig meer licht dan warmte gaf, want de bespieder zag dat de kleinste jongen dicht bij het vuur ge hurkt was en den wollen doek zijner zuster omg-slagen had. Hij zag dat de bleeke z'ekelijke weduwe den mantel harer dochter had omgeslagen en dat Josephine, die hij

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1888 | | pagina 5