GEMENGD NIEUWS. KOLONIËN. BATAVIA, 16 Juli. De //Javabofle" meldt omtrent de on lusten te Tjilegon in Bantam o. a. het volgende dd. 14 Juli: «Hedenmorgen te vijf ure vertrokken van hier (Tjilegon) de eerste sectie van de 4de compagnie, vijftien man van de tweede compagnie en negen man cavalerie onder ddB len luitenant Von Winning en den aspirant-controleur Van Rinsum ten einde eenige opstandelingen te vatten en de familie Grondhout te zoeken die naar Gardoe Koesambie gevlucht zoude zijn. De kolonne begaf zich naar de dessa Merak, ongeveer zes palen Noordwest van Tjilegon. De patih had eeno lijst opgegeven van verscheidene verdachten in ver schillende kampongs. Alle hadjies hadden hun tulhands afgedaan en zich gekleed met gewone hoolddoeke::, om niet herkend te worden. Eerst werden in Koebang Poeloes gevat de hadjies Mackie en Said, die zich onmiddellijk overgaven. Een hunner had nog een met bloed bevlekten klewang. Van den wedono van Kramat W&toe, die zich ook hij de kolonne bevond, was verno men dat de hoofdopstandeling hadjie Wasid zich verborgen had in het huis zijns broeders, een der grootste medeplichtigen, hadjie Kasiman. Daarin werd echter niemand gevonden maar, volgens de eerste vrouw van Kasiman, zou Wasid zich bevinden in de dessa Tji Tangkil, waar hij gewoonlijk verblijf hield. Het hoofd dezer dessa trachtte aanvankelijk de kolonne te misleiden en beweerde dat Kasiman's huis sedert twee maanden onbewoond was, ofschoon uit alles bleek, dat dit huis pas verlateu was. Nadat een hootd van een der omliggende dessas verklaard had dat Kasiman gisteren nog in die woning ge weest was, bekende het dessahoofd van Tji Tang- kil dit ook. Het huis bleek zeer versterkt te zijn en is gelegen op een ruim erf, waarop nog verscheidene andere woningen en padicschuren staan. Uit het hoofdgebouw waren alle meubelen weggedragen behalve drie europeesche wipstoelen. De iufanterie ging dat erf binnen. De comman dant der kolonne had de cavalerie verspreid op gesteld op dc wegen om de kampong, met het doel vluchtelingen te achtervolgen en aan te houden. Eeu gedeelte der bevolking vluchtte werkelijk eu verborg zich in dc suikcrricttuinen. Slechts twee hunner vluchtten op het open veld en werden achtervolgd. Een hunner verdween plotseling in een ravijn; de ander werd driemaal gesommeerd halt te houden en trachtte toen paard of ruiter aan te vallen, waarna hij met vijf sabelhouwen geveld werd. Deze persoon bleek een neef te zijn van hadjie Kasiman. Het dessahoofd viel nu door de mand. Het zeer ver sterkte, op zich zelf staande huis' van den be- ruchten muiter werd verbrand. Dc kolonne trok daarna verder laugs den weg, waar ettelijke brug gen ontbraken, naar Gardoe Koesambie, in wel ker buurt, volgens inlichtingen van den residant de lijken van Jou heer en mevrouw Grondhout zonden liggen. Geen der omliggende dessas wist inlichtingen omtrent de muiters of de vluchte lingen te geven. Van Rinsum gelastte de omlig- geude mooassen te doorzoeken. Daarop trok men verder naar Tegal Wanggie waarin zich de muiters, hadjies Noerachmin en Lisa, zouden be vinden. De kolonne vond daar de hadjies vóór hunne huizen staan, doch de huizen waren ledig. De hadjies gaven zich zonder weerstand over, hoogstwaarschijnlijk in de hoop, dat het omgaand gerecht de zaak "korang trang« (onvoldoende opgehelderd) zou vinden en hen vrij spreken. Toen ging men naar het huis van den assistenl- wedono van Merak, van wien men niets gehoord had, en die, ofschoon hij vlak bij Tjilegon woont, zich nog niet had vertoond. Waarschijnlijk had zijn ontslagen eu veroordeelde voorganger (de assistent-wedono van Bandjar Negara) zich daar heen begeven. In zijn huis waren sporen van ontzettende plundering. De omwonende dessa- hoofden werden onmiddellijk gesommeerd inlich tingen te geven. Volgeus opgave van zijne ge redde vrouw wa3 deze assistent-wedono des mor gens om 7 uur dadelijk na het vernemen der onlusten naar Tjilegon vertrokken, doch zijn paard een uur later ongezadeld teruggekomeu. Twee uur na de terugkomst der kolonne kwam een bericht van zijnen schoonvader, dat zijn lijk in de kalie hij de dessa Djambang Koeion, een halve paal van Tjilegon, gevonden was. lieden morgen te tien ure, is de le compagnie onder kapitein Hojel naar de dessa "Sanidjie«, «Keti- leng Gcdeh" en «Ketileng Mesdjid» gegaan om te zoeken naar hadjie Iskak en zijne vrouw, moordenaars van den assistent-resident en echt- genoote. Zij werden echter niet gevonden, of schoon hun huis reeds drie dagen was gebarri cadeerd. Het werd vruchteloos opengebroken en doorzocht. Wel werden 16 muitelingen gevat, onder welke 2 werden aangewezen als moorde naars van Gubbels en diens vrouw. De kampong bevolking werd naar Tjilegon opgebracht doch niet schuldig bevonden en ontslagen." Zaterdag15 Juli. Toen raden Penna, die zeer ziek in het loge ment te Serang vertoefde, den moord op den heer Dumas gepleegd, vernam, begaf hij zich, na hulp van doctoren te hebben gevraagd, dadelijk op weg naar Tjilegon; onderweg werd hij door de oproerlingen teruggejaagd. Langs binnenwe gen bereikte hij Anjer, waar hij zich aansloot bij den adspirant-controleur Van Riusum. Deze was met den resident en den assistent-resident van Anjer op tournee, toen zij te Anjer Kidoel den moord op den heer Dumas vernamen. Daar zij enkel dachten aan eene inbraak met moord, ging de heer Gubbels alleen naar Tjilegon terug, waar hij den muiters in den mond liep en reeds op de aloon-aloon in zijn wagen een eersten lanssteek in den rug kreeg. De heer Van Rin sum begeleidde den resident tot aan den grens van de afdeeling Tjaringïn; toen hij Maandag middag te half vier ure te Anjer Kidoel terug kwam, vernam hij van de keukenmeid des heeren Gubbels, die derwaarts gevlucht was, deu moord op diens twee dochtertjes gepleegd. Daar de tele graaf vernield was, kon hij niet naar Serang seinen om inlichtingen. Hij wilde daarop met den wedono van Anjer naar Tjilegon gaan, maar te Anjer Lor ontmoette hij den patih, raden Penna, met den wedono van Kramat Watoe, die hem mededeelden, dat zij reeds driemaal langs verschillende wegen hadden getracht Tjilegon te bereiken; doch telkens door de oproerlingen wa ren teruggeja-gd. Dinsdagochtend ging daarop de heer Van Rinsum, daar noch het dessahoofd noch iemand uit de bevolking van Anjer durfden mee te gaan, met den particulier Fasolt uit Anjer Kidoel, raden Penna, twee assistent-wedonos en drie Lampongcrs, die zich terstond hadden aan geboden, te voet naar Tjilegon, in het geheel met zes geweren hij zich. Op weg ontmoetten zij geen meusch, maar een kwart paal vóór Tji legon was veel kampong-volk op den weg, dat hun vertelde dat er soldaten te Tjilegon waren. Die plaats vonden zij geheel uitgestorven, op de aloou-aloon lagen vijf lijken; toen zij hij de ge vangenis den hoek omsloegen, zagen zij de mili tairen. Des middags te vier uur kregeu radeu Peuna bericht, dat zijne familie zich in de dessa bij Tjilegon had verborgen, waaruit zij toen door de Lampongers werd afgehaald. Hedenmorgen (Zaterdag) te zeven uur ging eene kolonne ouder kapitein llojel, luitenant De Graaft cn den luit. der cavlaerie Bakhuis naar Tjibeher, waar zij de oproerlingen, die door de patrouille onder luit. Van der Star waren gewond, oppakten en ver der nog Alwian met diens huisgenoot, een hadjie, die poogde te ontvluchten, en 23 andere hadjies, welke door deu wedono van Serang en het des sahoofd van Tjibcber (door de laatste eerst na met deu kogel te zijn bedreigd) als deelnemers -.i.in deu opstand werden aangewezen. Eene tweede kolonne onder bevel van de luit. Karstens eu De Visser, met cavalerie ouder een wachtmeester trok met den waarnemend assistent-resident Chauvigny de Blot naar Toengak, om te zoekeu naar nog een gewonden muiter en een der voor naamste aanvoerders hadjicOesman,welke geen van beiden werden gevonden. Wel werden opgevat vier hadjies, die van medeplichtigheid werden ver dacht, en van welk eene bij zijn gevangenneming trachtte een pak nieuwe Europeesche sokken weg te werpen, liet huis van hadjie Oesmau en de bijgebouwen werden verbrand. Op last van den heer De Blot werd de brug bij Petjek, die door de muiters was verbrand, terstond door de be volking hersteld. In die dessa werd nog een hadjie gevat, die aan Chineezen den staalt had afgesneden, cn in Mamenger eveneens de opstan deling ha ji Serang. Een derde kolonne ouder kapitein De Brauw en luit. Brunt met cavaleiie onder luit. Happó ging om zes uur met den con troleur Hermen» en een broeder van den heer Grondhout naar Bagendoeng en Djeroektipies, om volgens bekomen aanwijzingen naar de fami lie Grondhout te zoeken, doch zouder gevolg. Deze kolonne voerde den djaro van Bagendoeug mede eu den mandoer van Gardoe Koesambie Boejoed, omdat het heette, dat de heer eu me vrouw Grondhout daar in de huurt zonden zijn vermoord. In de alang-alang te Bagendoeng wer den eenige bloedkoralen halssnoeren gevonden, maar overigens werden eenige verdachte huizen zonder resultaat doorzocht. Intusschen zijn de hoofdmuiters nog niet in onze handen; blijkbaar weerhoudt vrees voor wraak van hun zijde de bevolking voldoende inlichtingen te geven. Zoo even ontvangt de patih bericht van een magang, dat het huis van den assistent-wedo 10 van Be- lageudoeng Dinsdagavond door de muiters i3 ge plunderd. De derde compaguie is juist hier ge komen met vivros, waaraan, evenals aan vol doend drinkwater, bij den vermoeienden dienst, groote behoefte bestond. Luitenant Happó keert hedenmiddag naar Batavia terug." De zoutverkooppakhuismeester Bachet, die te Tjilegon werd vermoord, zou zich dapper heb ben verdedigd en tien aanvallers hebben neerge schoten. De muitelingen, die in de afdeeling Anjer zijn opgevat, zullen onder militair geleide tot Tangerang worden gebracht, en van daar door troepen van hier worden afgehaald, om alhier gevangen te worden gehouden. Met machtiging der regeering heeft de re sident van Bantam eenen prijs van f 500 uit geloofd voor ieder, die aanwijzing kan doen om trent de opstandelingen. Dat er van terugkeer der troepen uit Ban tam nog geen spr ke is, blijkt uit het feit, dat gisteren een groote voorraad henoodigdheden daarheen is gezonden. Het legerbestuur hoopt echter, dat zij uog in deze maand zullen kuunen terugkeeren. Snel en krachtig handelen staat op den voorgrond. Naar wij vernemen, wordt sedert het be kend raken der bantarasche onlusten, vanwege de ba'aviaschc politie een nauwlettend en ge deeltelijk geheim toezicht uitgeoefend over do inlandsche bevolking van dat deel der residentie hetwelk aan Bantam grenst. Van gisting, on rustigheid of van kwaadwilligheid is echter niets te hespeuren, evenmin van verhoogden gods dienstijver ol' iets dergelijks. Opmerkelijk is het, Hoe de belangstelling in het voorgevallene te Tjilegon ouder de inlan ders alhier toeneemt. Men hoort ze over bijna niets anders praten en de maleische dagbladen verheugen zich in een vrij belangrijk extra-debiet. Op Krangan, in het chineesche kamp te Samarang, tegenover de woning van wijlen Ho Yam Loo, is iu aanbouw eeue chineesche apo theek, waaraan, behalve een bekwaam Chineesch dokter, een Chineesch apotheker met het be- noodigde hulppersoneel zal verhonden worden. Op zijn sterfbed heeft wijlen Ho Yam Loo aan zijnen zoon Ho Tjo Ing, die universeel erfgenaam is, het uitdrukkelijk verlangen te kennen gege ven, dat genoemde apotheek, na zijnen dood, zoo spoedig mogelijk daar zou verrijzen. In die apo theek zullen alle behoeftige Chineezen, Europe anen, Arabieren, inlanders, Afrikanen enz., die zulks verlangen, gratis geneeskundige hulp en medicijnen kunnen bekomen. Sedert 1878 bestaat een fonds, door Ho Yam Loo opgericht, waaruit iedere behoeftige Chinees, bij sterfgeval in zijn gezin, eene doodkist, of, zoo hij die reeds bezit, f 80 kan ontvangen, dit laatste ter bestrijding der, volgens de Chineesche gebruiken, te maken onkosten bij de begrafenis. CIVIEL DEPARTEMENT. Verleend: Een tweej. verlof naar Nederland, wegens ziekte, aan den opzichter 2e kl. hij de staatsspoorw. J. A. Kempees. Trouw-, Geboorte- en Doodberichten. (TJit de Eataviasche bladen van 9 en 16 Juli.) Bevallen G. A. Hoolboom-Wilmerink z. Weltevreden. - J, C. Keasherry-Micola van Fiir- steurecht 2 d. Batavia. - C. van Dam-van Nie- kerk d. Soepit Oerang. Overleden: Wed. Bös-Dieffenbach 58 j. Soe- koredjo. n i: 11 g H l a N D. België. Wegens redenen van gezond heid heeft de heer De Moreau zijn ontslag gevraagd als minister van Openbare Wer ken en Landbouw. Engeland. Volgens de //Times" is het op aandringen van den russischen ge zant dat de Porte hare nota betreffende Massowah aan de mogendheden heeft ver zonden. Duitschland. De „Nordd. Allg. Zeiluug" wijst er op dat Duitschland nog geen handelsverdrag met Rusland heeft gestolen eu dit ook niet zal doen, omdat het voor Duitschland van 't hoogste be lang is zijne economische vrijheid onge schonden te bewaren, vooral tegenover Rusland. De veldmaarschalk graaf Moltke die Vrijdag te Berliju was gekomen om deu keizer voor zijne onlangs genomen beschik king dank te betuigen, en zich aan hem als chef der commissie voor de landsver dediging voor te stellen, is door Z. M. met een bezoek vereerd. In zijne redevoering op Donderdag te Frankfort a/d Oder zeide de Keizer nog: z/Een ding wil ik hieraan nog toevoegen, mijne heeren! Wij kennen elkander allen veel te goed en ik wil mijnen edelen vader zaliger in bescherming nemen tegen de beleedigende verdenking, als zou hij iets van hetgeen wij hij de worsteling van onzen grooten tijd verworven hebben, we der hebben kunnen prijsgeven." Frankrijk. Goblet heeft Woensdag de afgezanten van Turkije, Oostenrijk en Rusland alsmede den zaakgelastigde van Italië ontvangen. In eene talrijk bezochte bijeenkomst van werkstakers werd meegedeeld dat het comité niet kan voortgaan met het uit- deeleu van geld onder zoo velen. De werk stakers hebben hierop tot het hervatteu van den arbeid besloten. Turkije. De circulaire van de Porte aan de mogendheden is Donderdag ver zonden. Er zijn eenige bizonderhedeu van den inhoud bekend geworden. Zij herin nert aan de beloften door Italië bij het begin der expeditie naar Massowah gedaan met betrekking tot de soevereiniteitsrech- ten van den sultau, welke beloften her nieuwd werden tijdens de blokkade van Massowah. De circulaire weerlegt het be toog van Crispi, dat blijkbaar berust op art. 10 van de Suez-conventie en art 30 van de berlijnsche conventie betreffende den Congo en eindigt in deze bewoor dingen z/Wij zijn overtuigd, dat de regeeringen bij welke gij zijt geaccrediteerd, wanneer zij in overweging nemen al hetgeen voor afgaat, zonder twijfel hunne goedkeuring zullen onthouden, bij iuachtname van de grootste onpartijdigheid, aan de verklaring van Italië betreffende de annexatie van grondgebied in deze dépêche aange duid, zijnde grondgebied waarop wij onze aanspraken en ten opzichte waarvan wij ons protest ten volle blijven handhaven." Italië. Het antwoord van Crispi op de nota van Goblet inzake de aangelegen heid van Massowah is Woensdag ver zouden. Ook de Engelsche regeering heeft Cris pi's nota ontvangen. Egypt©. Door bedevaartgangers van Sokoto (Afrika's Westkust) die te Soeakin zijn aangekomen over Bongo, wordt mede gedeeld dat een groot aantal blanken zijn aangekomen in de provincie Bongo, en dat zij gewapend waren met remmington-ge* weren. De bedevaartgangers hebben Bongo in Februari verlaten, na gedurende vier dagen met de blanken gekampeerd te hebben. Uit Alexandrië is het bericht ont vangen dat de egyptische regeering, over eenkomstig de instructiën van de Porte, bij den italiaanscheu consul-generaal ge protesteerd heeft tegen Italië's protectoraat over Zula. Noord-Amerika. (V. SEr is sprake van eene expeditie om Stanley op te sporen. Zij zou geheel worden samen gesteld uit amerikaansche vrijwilligers en onder bevel staan van luitenant Schufeldt. De expeditie zou van uit Zanzibar den tocht ondernemen. VISSCHERIJ. Nieuwediep, 17 Aug. Vijl'-eu-taclitig bor ders brachten heden 10 tot 110 groote-, 30 tot 160 kleine tongen, 5 tarbotten, 1 tot 2 manden schar cn 1 tot 3 mandjes kl. schol ter afslag, terwijl de beugers 210 roggen aanbrachtengr. tong gold 35 a 45cent, kleine id. 10 a 15 ct., tarbot f8 a flO, rog 55 72 cent per stuk, schar f3 a f3,50 per mand, en kleine schol f2 u 12-20 per mandje. Lemmer, 16 Aug. Gedurende de laatste dagen bleef de vïsscherij naar bot op de Zuider zee goed en de kwaliteit der vangst zeer vol doende. In genoemde dagen bedroeg de aanvoer alhier pLm. 1500 kilo's, die door de opkoopers werden afgenomen voor fO,16 per kilo. Men betaalt in den kleinhandel tot f 0,30 per kilo. KERKNIEUWS. Ned. Herv. Kerk. Ds. Dekking, pred. te Hoofddorp, heeft voor het op hem uitgebrachte beroep naar Sommelsdijk bedankt. Een dandy uit den tijdvan koning George van Engeland, Davia ge naamd, een man die verslaafd was aan het spel, ontmoette eens in de club een oud vriend dien hij in langen tijd niet gezien had, zekeren Hastings, die een goed deel van zijn fortuin met het spel ver loren had. «Binnenkort ga ik trouwen," zeide deze in eene vroolijke stemming, «en de groene tafel wil ik niet meer zien I" Maar een enkel spelletje onder vrienden was niet af te slaan. De twee vrienden namen de dobbelsteenen ter hand en be gonnen. Het geluk begunstigde Davis en hij won voortdurend eu hoewel hij telkens wilde staken drong de verliezer er op aan, dat men zou voort9peleu tot de kans keerden. Middelerwijl had zich een groepje nieuwsgierigen om de tafel verzameld. Met bleek gelaat en bevende lippen zette Hastings het spel voort, terwijl hij telkens en telkens weer nieuwe schuldbekentenis sen schreef. Eindelijk wierp hij deu beker weg en riep, het gelaat met de hauden bedekkende «Ik kan niet verder spelen! Ik heb alles wat ik bezat verloren, ik ben eeu bedelaar 1" Zelfs de meest ongevoe'igo harten moes ten door dien kreet worden getroffen. Weinige uren vroeger was hij rijk en ge lukkig de zaal binnengetreden en nu had hij geen geld voor een nachtverblijf meer, hij had alles verspeeld tot juweelen en equipage toe. En binüen een maand zou hij huwen met een meisje dat innig aan hem gehecht wasl Eeu paar minuten stond Davis te pein zen en keek naar den ougelukkigeu speler, toen raakte hij zijn schouder aan. «Hastings," zeide hij, «gij zult binnen kort trouwen, en ik was reeds voornemens u een huwelijksgeschenk te geven. Dit zal bestaan uit alles wat ik gewonnen heb, maar op éeue voorwaarde, dat gij plechtig zweert nooit weer een kaart of dobbelsteen te I zullen aanraken!" Er waren tranen in de oogen van dezen I verwijfden speler, toen hij Hastings aanzag, I die hem eerst niet begreep maar die toen op zijn knieën viel en den verlangden esd aflegde, terwijl hij geen woord kon vinden om zijn redder dank te zeggen. Hij hield zijn woord. Davis zelf evenwel ging met zijn heillooze tijdkorting voort, tot hij ook eens alles verloren had en, onder het diepe besef van zijn verbeuzeld leven en zijn verloren toekomst, zichzelf doodde. «Vergeef mij dat ik u niet om hulp gevraagd heb," schreef hij aan Has tings, «ik ben totaal bedorven en zedelijk dood, alle hulp zou vruchteloos zijn 1" Hoe twee vrienden e 1- kander beoordeelen wanneer hunne wegen door politiek verschil zich gescheiden hebben, blijkt uit het verhaal van den engelschen schilder I Frank Holl, die Gladstone en John j Bright achtereenvolgens schilderde. f Toen Bright voor zijn portret zat, maakte Holl de opmerking dat het 1 smartelijk moest zijn, na zooveel f jaar eendrachtig samenwerken, van j een vroegeren makker als Gladstone I te moeten scheiden. «Dat is inder- f daad zeer smartelijk», antwoordde Bright met een zucht, «en waarom Omdat Gladstone zich door een hersenschim van het pad des plichts en des verstands heeft laten afbren gen. Geloof mij, meneer Holl, ik vrees, dat he. verstand van mijn j vroegeren vriend niet meer is als j voorheen Eenigen tijd later schilderde Holl Gladstone. Men sprak over het por tret van Bright. «Hoe vondtgij hem»? vroeg Gladstone. «Zeer wei», ant woordde de schilder «hij heeft op zeer vriendelijke wijs vail u ge sproken. «Wezenlijk?» zeide Glad stone peinzend, «het was een zware slag dat wij, na een geheel leven van samenwerking, van elkander hebben moeten schaiden, te meer omdat hij toch zijn ongelijk had moeten inzien, Vertel mij eens, meneer Holl,» en hier beefden Gladstone's lippen, alsof hij met een opwelling van ziju gemoed kampte, «vertel mij eens, hebt gij in de maniereu van mijn ouden vriend iets bemerkt dat den indruk op u maakte, alsof het in zijn bovenkamer niet recht pluis is Italiaansche bedelaars zijn er voor bekenddat zij met ongehoorde vasthoudendheid den reizigers en vreemdelingen hunne klaagliederen doen hooren en hun slachtoffer zoolang plagen, tot hij hun wat geeft om heD maar kwijt te raken. Een paar jaar ge leden waren ze zelfs zoo lastig en brutaal geworden, dat de autoritei ten bevel gaven, ieder, die op den openbaren weg bedelde in hechtenis te nemen. Het geliefkoosde tooneel hunner werkzaamheden was eeu heuvel bij Fiesole. De steilheid daarvan noodzaakte den reiziger, langzaam den heuvel te beklimmen, hetgeen den bedelaars een overschoone ge legenheid gaf hun «vak» uit te oefenen. Maar eens op een dag werd dezelfde heuvel het middel, om er eens een groot aantal in te reke nen. Een geheim polit'e agent, ver momd als eugelsch tourist, klau terde op een zonnigen morgen on der het zingen van een vroolijk deuntje, den heuvel op. De bede laars, geen wantrouwen koesterende, belegerden hen weldra van alle kanten, terwijl zij zijne liefdadig heid inriepen en hem al hunne ge- dusverre heb ik nog geen verder leed ondervonden. Hoe lang dit schrikbewind duren en wat er het einde van zijn zal.... Een tik op het venster trok de aandacht van den schrij ver en opziende zag hij in de schemering het dikke, breede gelaat van Carl voor het venster. Hij stond op en opende het. Wat is er, Carl? De jongen keek schielijk rond, eerst over den eenen en toen over den anderen schouder en fluisterde toen met heesche stem: Spreek zacht I Heb je al meer geklopt? Ik heb driemaal getikt, maar achtjes, opdat de mannen het niet zouden hooren. Welke mannen? De mannen van het comité van waakzaamheid! Zij hebben een ketel met teer medegebracht, waaronder een vuur is aangelegd en ik hoorde een hunner zeggen: Haalt eens gauw wat veereD, jongens! Teer en veeren! De jonge man verbleekte. Zij dreigen wel, maar ze zullen het niet durven doen! Zij durven alles, maar gij kunt u verdedigen. Zie wat ik heb medegebrachtCarl opende zijn buis en liet een revolver zien. Stackridge heeft mij die gegeven Berg dat wapen weg zeide de schoolmeester snel. Hij heeft het mij al aangeboden, maar ik heb hem ge zegd dat ik het niet hebben wou I Hij zegt, dat gij wel van gedachten zult veranderen, als gij de teer ruikt, hernam Carl. De jonge man glimlachte. De vrees, die hem een oogen- blik bevangen had, waB reeds verdwenen. Ik denk er anders ever dan Stackridge, zeide hij kalm. Ik zal geen kwaad met kwaad vergelden, maar trachten het kwaad door goed te overwinnen. Als dat mis lukt zal ik het geduldig dragen. Als gij er een paar doodschiet zullen ze u met vrede laten, zeide Carl, die de edelaardigheid van den jongen man niet begreep. Doodschieten zal de schurken goed doen. Zijn helderblauwe oogen schitterden van toorn. Neem het Neen, zeide de schoolmeester. Zulke wapenen zijn niet voor mij Vaarwel dan, zeide Carl, terwijl hij de revolver weder wegborg. Of neen, kom met mij mede. Spring uit het venster en loop met mij weg, dat is het beste! Neen, neen, mijn jongen. Ik zal die mannen afwachten Dan ga ik alleen om hulp te halen! riep de knaap, en zonder verder tijd te verspillen sprong hij naar beneden en rende dwars door het veld, terwijl de jonge man alleen in het schoollokaal achterbleef. Deze bevond zich niet in een aangenamen toestand. Toen hij het venster weder sloot, voerde de avondwind een zwak ke teerlucht tot hem. De stemmen van de schelmen, die dicht in de nabijheid waren, werden luider en dreigender. Hij begreep, dat zij slechts wachtten totdat de teer warm en de duisternis gekomen was. Niettemin keerde hij naar zijn lessenaar terug, onderteekende en adresseerde zijn brief. Toen dit gedaan was knoopte hij zijn bruinen jas dicht, zette zijn eenvoudigen hoed op en dacht na over wat hem te doen stond. Penn Hapgood, de onderwijzer van de school in Curry- viile, was nauwelijks twee en twintig jaar oud. Tot nu toe was hij, die was opgevoed in de vreedzame begrippen en de rustige omgeving van een kwaker-genootschap, niet gewoon geweest aan tooneelen van strijd en verbittering. Thans werd zijn moed op een zware proef gesteld. Hij had den raad van Carl om te vluchten, afgewezen, omdat hij hen toch niet kon ontsnappen, en voor een gevecht waren zijn ziel en zijn hand beide ongeschikt. Evenwel zou het onwaar zijn te zeggen, dat hij geen vrees koesterde voor zijne vijanden aan de deur. Hij was beangst. Zijn gansche wezen had een afschuw van alle ruw geweld. Hij ging naar de buitendeur en wilde die ontgrendelen, maar aarzelde een tijdlang. {Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1888 | | pagina 2