GEMENGD NIEUWS.
KOLONIËN.
BATAVIA, 16 Juli.
De //Javabofle" meldt omtrent de on
lusten te Tjilegon in Bantam o. a. het
volgende dd. 14 Juli:
«Hedenmorgen te vijf ure vertrokken van hier
(Tjilegon) de eerste sectie van de 4de compagnie,
vijftien man van de tweede compagnie en negen
man cavalerie onder ddB len luitenant Von
Winning en den aspirant-controleur Van Rinsum
ten einde eenige opstandelingen te vatten en
de familie Grondhout te zoeken die naar Gardoe
Koesambie gevlucht zoude zijn. De kolonne begaf
zich naar de dessa Merak, ongeveer zes palen
Noordwest van Tjilegon. De patih had eeno lijst
opgegeven van verscheidene verdachten in ver
schillende kampongs. Alle hadjies hadden hun
tulhands afgedaan en zich gekleed met gewone
hoolddoeke::, om niet herkend te worden. Eerst
werden in Koebang Poeloes gevat de hadjies
Mackie en Said, die zich onmiddellijk overgaven.
Een hunner had nog een met bloed bevlekten
klewang. Van den wedono van Kramat W&toe,
die zich ook hij de kolonne bevond, was verno
men dat de hoofdopstandeling hadjie Wasid zich
verborgen had in het huis zijns broeders, een
der grootste medeplichtigen, hadjie Kasiman.
Daarin werd echter niemand gevonden maar,
volgens de eerste vrouw van Kasiman, zou Wasid
zich bevinden in de dessa Tji Tangkil, waar hij
gewoonlijk verblijf hield. Het hoofd dezer dessa
trachtte aanvankelijk de kolonne te misleiden
en beweerde dat Kasiman's huis sedert twee
maanden onbewoond was, ofschoon uit alles
bleek, dat dit huis pas verlateu was. Nadat een
hootd van een der omliggende dessas verklaard
had dat Kasiman gisteren nog in die woning ge
weest was, bekende het dessahoofd van Tji Tang-
kil dit ook. Het huis bleek zeer versterkt te
zijn en is gelegen op een ruim erf, waarop nog
verscheidene andere woningen en padicschuren
staan. Uit het hoofdgebouw waren alle meubelen
weggedragen behalve drie europeesche wipstoelen.
De iufanterie ging dat erf binnen. De comman
dant der kolonne had de cavalerie verspreid op
gesteld op dc wegen om de kampong, met het
doel vluchtelingen te achtervolgen en aan te
houden. Eeu gedeelte der bevolking vluchtte
werkelijk eu verborg zich in dc suikcrricttuinen.
Slechts twee hunner vluchtten op het open veld
en werden achtervolgd. Een hunner verdween
plotseling in een ravijn; de ander werd driemaal
gesommeerd halt te houden en trachtte toen
paard of ruiter aan te vallen, waarna hij met
vijf sabelhouwen geveld werd. Deze persoon
bleek een neef te zijn van hadjie Kasiman. Het
dessahoofd viel nu door de mand. Het zeer ver
sterkte, op zich zelf staande huis' van den be-
ruchten muiter werd verbrand. Dc kolonne trok
daarna verder laugs den weg, waar ettelijke brug
gen ontbraken, naar Gardoe Koesambie, in wel
ker buurt, volgens inlichtingen van den residant
de lijken van Jou heer en mevrouw Grondhout
zonden liggen. Geen der omliggende dessas wist
inlichtingen omtrent de muiters of de vluchte
lingen te geven. Van Rinsum gelastte de omlig-
geude mooassen te doorzoeken. Daarop trok
men verder naar Tegal Wanggie waarin zich de
muiters, hadjies Noerachmin en Lisa, zouden be
vinden. De kolonne vond daar de hadjies vóór
hunne huizen staan, doch de huizen waren ledig.
De hadjies gaven zich zonder weerstand over,
hoogstwaarschijnlijk in de hoop, dat het omgaand
gerecht de zaak "korang trang« (onvoldoende
opgehelderd) zou vinden en hen vrij spreken.
Toen ging men naar het huis van den assistenl-
wedono van Merak, van wien men niets gehoord
had, en die, ofschoon hij vlak bij Tjilegon woont,
zich nog niet had vertoond. Waarschijnlijk had
zijn ontslagen eu veroordeelde voorganger (de
assistent-wedono van Bandjar Negara) zich daar
heen begeven. In zijn huis waren sporen van
ontzettende plundering. De omwonende dessa-
hoofden werden onmiddellijk gesommeerd inlich
tingen te geven. Volgeus opgave van zijne ge
redde vrouw wa3 deze assistent-wedono des mor
gens om 7 uur dadelijk na het vernemen der
onlusten naar Tjilegon vertrokken, doch zijn
paard een uur later ongezadeld teruggekomeu.
Twee uur na de terugkomst der kolonne kwam
een bericht van zijnen schoonvader, dat zijn lijk
in de kalie hij de dessa Djambang Koeion, een
halve paal van Tjilegon, gevonden was. lieden
morgen te tien ure, is de le compagnie onder
kapitein Hojel naar de dessa "Sanidjie«, «Keti-
leng Gcdeh" en «Ketileng Mesdjid» gegaan om
te zoeken naar hadjie Iskak en zijne vrouw,
moordenaars van den assistent-resident en echt-
genoote. Zij werden echter niet gevonden, of
schoon hun huis reeds drie dagen was gebarri
cadeerd. Het werd vruchteloos opengebroken en
doorzocht. Wel werden 16 muitelingen gevat,
onder welke 2 werden aangewezen als moorde
naars van Gubbels en diens vrouw. De kampong
bevolking werd naar Tjilegon opgebracht doch
niet schuldig bevonden en ontslagen."
Zaterdag15 Juli.
Toen raden Penna, die zeer ziek in het loge
ment te Serang vertoefde, den moord op den
heer Dumas gepleegd, vernam, begaf hij zich, na
hulp van doctoren te hebben gevraagd, dadelijk
op weg naar Tjilegon; onderweg werd hij door
de oproerlingen teruggejaagd. Langs binnenwe
gen bereikte hij Anjer, waar hij zich aansloot bij
den adspirant-controleur Van Riusum. Deze was
met den resident en den assistent-resident van
Anjer op tournee, toen zij te Anjer Kidoel den
moord op den heer Dumas vernamen. Daar zij
enkel dachten aan eene inbraak met moord, ging
de heer Gubbels alleen naar Tjilegon terug,
waar hij den muiters in den mond liep en reeds
op de aloon-aloon in zijn wagen een eersten
lanssteek in den rug kreeg. De heer Van Rin
sum begeleidde den resident tot aan den grens
van de afdeeling Tjaringïn; toen hij Maandag
middag te half vier ure te Anjer Kidoel terug
kwam, vernam hij van de keukenmeid des heeren
Gubbels, die derwaarts gevlucht was, deu moord
op diens twee dochtertjes gepleegd. Daar de tele
graaf vernield was, kon hij niet naar Serang
seinen om inlichtingen. Hij wilde daarop met
den wedono van Anjer naar Tjilegon gaan, maar
te Anjer Lor ontmoette hij den patih, raden
Penna, met den wedono van Kramat Watoe, die
hem mededeelden, dat zij reeds driemaal langs
verschillende wegen hadden getracht Tjilegon te
bereiken; doch telkens door de oproerlingen wa
ren teruggeja-gd. Dinsdagochtend ging daarop de
heer Van Rinsum, daar noch het dessahoofd noch
iemand uit de bevolking van Anjer durfden mee
te gaan, met den particulier Fasolt uit Anjer
Kidoel, raden Penna, twee assistent-wedonos en
drie Lampongcrs, die zich terstond hadden aan
geboden, te voet naar Tjilegon, in het geheel
met zes geweren hij zich. Op weg ontmoetten
zij geen meusch, maar een kwart paal vóór Tji
legon was veel kampong-volk op den weg, dat
hun vertelde dat er soldaten te Tjilegon waren.
Die plaats vonden zij geheel uitgestorven, op de
aloou-aloon lagen vijf lijken; toen zij hij de ge
vangenis den hoek omsloegen, zagen zij de mili
tairen. Des middags te vier uur kregeu radeu
Peuna bericht, dat zijne familie zich in de dessa
bij Tjilegon had verborgen, waaruit zij toen door
de Lampongers werd afgehaald. Hedenmorgen
(Zaterdag) te zeven uur ging eene kolonne ouder
kapitein llojel, luitenant De Graaft cn den luit.
der cavlaerie Bakhuis naar Tjibeher, waar zij de
oproerlingen, die door de patrouille onder luit.
Van der Star waren gewond, oppakten en ver
der nog Alwian met diens huisgenoot, een hadjie,
die poogde te ontvluchten, en 23 andere hadjies,
welke door deu wedono van Serang en het des
sahoofd van Tjibcber (door de laatste eerst na
met deu kogel te zijn bedreigd) als deelnemers
-.i.in deu opstand werden aangewezen. Eene tweede
kolonne onder bevel van de luit. Karstens eu De
Visser, met cavalerie ouder een wachtmeester
trok met den waarnemend assistent-resident
Chauvigny de Blot naar Toengak, om te zoekeu
naar nog een gewonden muiter en een der voor
naamste aanvoerders hadjicOesman,welke geen van
beiden werden gevonden. Wel werden opgevat vier
hadjies, die van medeplichtigheid werden ver
dacht, en van welk eene bij zijn gevangenneming
trachtte een pak nieuwe Europeesche sokken weg
te werpen, liet huis van hadjie Oesmau en de
bijgebouwen werden verbrand. Op last van den
heer De Blot werd de brug bij Petjek, die door
de muiters was verbrand, terstond door de be
volking hersteld. In die dessa werd nog een
hadjie gevat, die aan Chineezen den staalt had
afgesneden, cn in Mamenger eveneens de opstan
deling ha ji Serang. Een derde kolonne ouder
kapitein De Brauw en luit. Brunt met cavaleiie
onder luit. Happó ging om zes uur met den con
troleur Hermen» en een broeder van den heer
Grondhout naar Bagendoeng en Djeroektipies,
om volgens bekomen aanwijzingen naar de fami
lie Grondhout te zoeken, doch zouder gevolg.
Deze kolonne voerde den djaro van Bagendoeug
mede eu den mandoer van Gardoe Koesambie
Boejoed, omdat het heette, dat de heer eu me
vrouw Grondhout daar in de huurt zonden zijn
vermoord. In de alang-alang te Bagendoeng wer
den eenige bloedkoralen halssnoeren gevonden,
maar overigens werden eenige verdachte huizen
zonder resultaat doorzocht. Intusschen zijn de
hoofdmuiters nog niet in onze handen; blijkbaar
weerhoudt vrees voor wraak van hun zijde de
bevolking voldoende inlichtingen te geven. Zoo
even ontvangt de patih bericht van een magang,
dat het huis van den assistent-wedo 10 van Be-
lageudoeng Dinsdagavond door de muiters i3 ge
plunderd. De derde compaguie is juist hier ge
komen met vivros, waaraan, evenals aan vol
doend drinkwater, bij den vermoeienden dienst,
groote behoefte bestond. Luitenant Happó keert
hedenmiddag naar Batavia terug."
De zoutverkooppakhuismeester Bachet, die
te Tjilegon werd vermoord, zou zich dapper heb
ben verdedigd en tien aanvallers hebben neerge
schoten.
De muitelingen, die in de afdeeling Anjer
zijn opgevat, zullen onder militair geleide tot
Tangerang worden gebracht, en van daar door
troepen van hier worden afgehaald, om alhier
gevangen te worden gehouden.
Met machtiging der regeering heeft de re
sident van Bantam eenen prijs van f 500 uit
geloofd voor ieder, die aanwijzing kan doen om
trent de opstandelingen.
Dat er van terugkeer der troepen uit Ban
tam nog geen spr ke is, blijkt uit het feit, dat
gisteren een groote voorraad henoodigdheden
daarheen is gezonden. Het legerbestuur hoopt
echter, dat zij uog in deze maand zullen kuunen
terugkeeren. Snel en krachtig handelen staat op
den voorgrond.
Naar wij vernemen, wordt sedert het be
kend raken der bantarasche onlusten, vanwege
de ba'aviaschc politie een nauwlettend en ge
deeltelijk geheim toezicht uitgeoefend over do
inlandsche bevolking van dat deel der residentie
hetwelk aan Bantam grenst. Van gisting, on
rustigheid of van kwaadwilligheid is echter niets
te hespeuren, evenmin van verhoogden gods
dienstijver ol' iets dergelijks.
Opmerkelijk is het, Hoe de belangstelling
in het voorgevallene te Tjilegon ouder de inlan
ders alhier toeneemt. Men hoort ze over bijna
niets anders praten en de maleische dagbladen
verheugen zich in een vrij belangrijk extra-debiet.
Op Krangan, in het chineesche kamp te
Samarang, tegenover de woning van wijlen Ho
Yam Loo, is iu aanbouw eeue chineesche apo
theek, waaraan, behalve een bekwaam Chineesch
dokter, een Chineesch apotheker met het be-
noodigde hulppersoneel zal verhonden worden.
Op zijn sterfbed heeft wijlen Ho Yam Loo aan
zijnen zoon Ho Tjo Ing, die universeel erfgenaam
is, het uitdrukkelijk verlangen te kennen gege
ven, dat genoemde apotheek, na zijnen dood, zoo
spoedig mogelijk daar zou verrijzen. In die apo
theek zullen alle behoeftige Chineezen, Europe
anen, Arabieren, inlanders, Afrikanen enz., die
zulks verlangen, gratis geneeskundige hulp en
medicijnen kunnen bekomen.
Sedert 1878 bestaat een fonds, door Ho Yam
Loo opgericht, waaruit iedere behoeftige Chinees,
bij sterfgeval in zijn gezin, eene doodkist, of,
zoo hij die reeds bezit, f 80 kan ontvangen, dit
laatste ter bestrijding der, volgens de Chineesche
gebruiken, te maken onkosten bij de begrafenis.
CIVIEL DEPARTEMENT.
Verleend: Een tweej. verlof naar Nederland,
wegens ziekte, aan den opzichter 2e kl. hij de
staatsspoorw. J. A. Kempees.
Trouw-, Geboorte- en Doodberichten.
(TJit de Eataviasche bladen van 9 en 16 Juli.)
Bevallen G. A. Hoolboom-Wilmerink z.
Weltevreden. - J, C. Keasherry-Micola van Fiir-
steurecht 2 d. Batavia. - C. van Dam-van Nie-
kerk d. Soepit Oerang.
Overleden: Wed. Bös-Dieffenbach 58 j. Soe-
koredjo.
n i: 11 g H l a N D.
België. Wegens redenen van gezond
heid heeft de heer De Moreau zijn ontslag
gevraagd als minister van Openbare Wer
ken en Landbouw.
Engeland. Volgens de //Times" is
het op aandringen van den russischen ge
zant dat de Porte hare nota betreffende
Massowah aan de mogendheden heeft ver
zonden.
Duitschland. De „Nordd. Allg.
Zeiluug" wijst er op dat Duitschland nog
geen handelsverdrag met Rusland heeft
gestolen eu dit ook niet zal doen, omdat
het voor Duitschland van 't hoogste be
lang is zijne economische vrijheid onge
schonden te bewaren, vooral tegenover
Rusland.
De veldmaarschalk graaf Moltke die
Vrijdag te Berliju was gekomen om deu
keizer voor zijne onlangs genomen beschik
king dank te betuigen, en zich aan hem
als chef der commissie voor de landsver
dediging voor te stellen, is door Z. M.
met een bezoek vereerd.
In zijne redevoering op Donderdag
te Frankfort a/d Oder zeide de Keizer nog:
z/Een ding wil ik hieraan nog toevoegen,
mijne heeren! Wij kennen elkander allen
veel te goed en ik wil mijnen edelen
vader zaliger in bescherming nemen tegen
de beleedigende verdenking, als zou hij
iets van hetgeen wij hij de worsteling van
onzen grooten tijd verworven hebben, we
der hebben kunnen prijsgeven."
Frankrijk. Goblet heeft Woensdag
de afgezanten van Turkije, Oostenrijk en
Rusland alsmede den zaakgelastigde van
Italië ontvangen.
In eene talrijk bezochte bijeenkomst
van werkstakers werd meegedeeld dat het
comité niet kan voortgaan met het uit-
deeleu van geld onder zoo velen. De werk
stakers hebben hierop tot het hervatteu
van den arbeid besloten.
Turkije. De circulaire van de Porte
aan de mogendheden is Donderdag ver
zonden. Er zijn eenige bizonderhedeu van
den inhoud bekend geworden. Zij herin
nert aan de beloften door Italië bij het
begin der expeditie naar Massowah gedaan
met betrekking tot de soevereiniteitsrech-
ten van den sultau, welke beloften her
nieuwd werden tijdens de blokkade van
Massowah. De circulaire weerlegt het be
toog van Crispi, dat blijkbaar berust op
art. 10 van de Suez-conventie en art 30
van de berlijnsche conventie betreffende
den Congo en eindigt in deze bewoor
dingen
z/Wij zijn overtuigd, dat de regeeringen
bij welke gij zijt geaccrediteerd, wanneer
zij in overweging nemen al hetgeen voor
afgaat, zonder twijfel hunne goedkeuring
zullen onthouden, bij iuachtname van de
grootste onpartijdigheid, aan de verklaring
van Italië betreffende de annexatie van
grondgebied in deze dépêche aange
duid, zijnde grondgebied waarop wij onze
aanspraken en ten opzichte waarvan wij
ons protest ten volle blijven handhaven."
Italië. Het antwoord van Crispi op
de nota van Goblet inzake de aangelegen
heid van Massowah is Woensdag ver
zouden.
Ook de Engelsche regeering heeft Cris
pi's nota ontvangen.
Egypt©. Door bedevaartgangers van
Sokoto (Afrika's Westkust) die te Soeakin
zijn aangekomen over Bongo, wordt mede
gedeeld dat een groot aantal blanken zijn
aangekomen in de provincie Bongo, en dat
zij gewapend waren met remmington-ge*
weren. De bedevaartgangers hebben Bongo
in Februari verlaten, na gedurende vier
dagen met de blanken gekampeerd te hebben.
Uit Alexandrië is het bericht ont
vangen dat de egyptische regeering, over
eenkomstig de instructiën van de Porte,
bij den italiaanscheu consul-generaal ge
protesteerd heeft tegen Italië's protectoraat
over Zula.
Noord-Amerika. (V. SEr is
sprake van eene expeditie om Stanley op
te sporen. Zij zou geheel worden samen
gesteld uit amerikaansche vrijwilligers en
onder bevel staan van luitenant Schufeldt.
De expeditie zou van uit Zanzibar den
tocht ondernemen.
VISSCHERIJ.
Nieuwediep, 17 Aug. Vijl'-eu-taclitig bor
ders brachten heden 10 tot 110 groote-, 30 tot
160 kleine tongen, 5 tarbotten, 1 tot 2 manden
schar cn 1 tot 3 mandjes kl. schol ter afslag,
terwijl de beugers 210 roggen aanbrachtengr.
tong gold 35 a 45cent, kleine id. 10 a 15 ct.,
tarbot f8 a flO, rog 55 72 cent per stuk,
schar f3 a f3,50 per mand, en kleine schol f2
u 12-20 per mandje.
Lemmer, 16 Aug. Gedurende de laatste
dagen bleef de vïsscherij naar bot op de Zuider
zee goed en de kwaliteit der vangst zeer vol
doende. In genoemde dagen bedroeg de aanvoer
alhier pLm. 1500 kilo's, die door de opkoopers
werden afgenomen voor fO,16 per kilo. Men
betaalt in den kleinhandel tot f 0,30 per kilo.
KERKNIEUWS.
Ned. Herv. Kerk.
Ds. Dekking, pred. te Hoofddorp, heeft voor het
op hem uitgebrachte beroep naar Sommelsdijk
bedankt.
Een dandy uit den tijdvan
koning George van Engeland, Davia ge
naamd, een man die verslaafd was aan
het spel, ontmoette eens in de club een
oud vriend dien hij in langen tijd niet
gezien had, zekeren Hastings, die een goed
deel van zijn fortuin met het spel ver
loren had.
«Binnenkort ga ik trouwen," zeide
deze in eene vroolijke stemming, «en de
groene tafel wil ik niet meer zien I"
Maar een enkel spelletje onder vrienden
was niet af te slaan. De twee vrienden
namen de dobbelsteenen ter hand en be
gonnen. Het geluk begunstigde Davis en
hij won voortdurend eu hoewel hij telkens
wilde staken drong de verliezer er op aan,
dat men zou voort9peleu tot de kans
keerden.
Middelerwijl had zich een groepje
nieuwsgierigen om de tafel verzameld.
Met bleek gelaat en bevende lippen zette
Hastings het spel voort, terwijl hij telkens
en telkens weer nieuwe schuldbekentenis
sen schreef. Eindelijk wierp hij deu beker
weg en riep, het gelaat met de hauden
bedekkende
«Ik kan niet verder spelen! Ik heb
alles wat ik bezat verloren, ik ben eeu
bedelaar 1"
Zelfs de meest ongevoe'igo harten moes
ten door dien kreet worden getroffen.
Weinige uren vroeger was hij rijk en ge
lukkig de zaal binnengetreden en nu had
hij geen geld voor een nachtverblijf meer,
hij had alles verspeeld tot juweelen en
equipage toe. En binüen een maand zou
hij huwen met een meisje dat innig aan
hem gehecht wasl
Eeu paar minuten stond Davis te pein
zen en keek naar den ougelukkigeu speler,
toen raakte hij zijn schouder aan.
«Hastings," zeide hij, «gij zult binnen
kort trouwen, en ik was reeds voornemens
u een huwelijksgeschenk te geven. Dit zal
bestaan uit alles wat ik gewonnen heb, maar
op éeue voorwaarde, dat gij plechtig zweert
nooit weer een kaart of dobbelsteen te I
zullen aanraken!"
Er waren tranen in de oogen van dezen I
verwijfden speler, toen hij Hastings aanzag, I
die hem eerst niet begreep maar die toen
op zijn knieën viel en den verlangden esd
aflegde, terwijl hij geen woord kon vinden
om zijn redder dank te zeggen.
Hij hield zijn woord. Davis zelf evenwel
ging met zijn heillooze tijdkorting voort,
tot hij ook eens alles verloren had en,
onder het diepe besef van zijn verbeuzeld
leven en zijn verloren toekomst, zichzelf
doodde. «Vergeef mij dat ik u niet om
hulp gevraagd heb," schreef hij aan Has
tings, «ik ben totaal bedorven en zedelijk
dood, alle hulp zou vruchteloos zijn 1"
Hoe twee vrienden e 1-
kander beoordeelen wanneer hunne
wegen door politiek verschil zich
gescheiden hebben, blijkt uit het
verhaal van den engelschen schilder I
Frank Holl, die Gladstone en John j
Bright achtereenvolgens schilderde. f
Toen Bright voor zijn portret zat,
maakte Holl de opmerking dat het 1
smartelijk moest zijn, na zooveel f
jaar eendrachtig samenwerken, van j
een vroegeren makker als Gladstone I
te moeten scheiden. «Dat is inder- f
daad zeer smartelijk», antwoordde
Bright met een zucht, «en waarom
Omdat Gladstone zich door een
hersenschim van het pad des plichts
en des verstands heeft laten afbren
gen. Geloof mij, meneer Holl, ik
vrees, dat he. verstand van mijn j
vroegeren vriend niet meer is als j
voorheen
Eenigen tijd later schilderde Holl
Gladstone. Men sprak over het por
tret van Bright. «Hoe vondtgij hem»?
vroeg Gladstone. «Zeer wei», ant
woordde de schilder «hij heeft op
zeer vriendelijke wijs vail u ge
sproken. «Wezenlijk?» zeide Glad
stone peinzend, «het was een zware
slag dat wij, na een geheel leven
van samenwerking, van elkander
hebben moeten schaiden, te meer
omdat hij toch zijn ongelijk had
moeten inzien, Vertel mij eens,
meneer Holl,» en hier beefden
Gladstone's lippen, alsof hij met een
opwelling van ziju gemoed kampte,
«vertel mij eens, hebt gij in de
maniereu van mijn ouden vriend
iets bemerkt dat den indruk op u
maakte, alsof het in zijn bovenkamer
niet recht pluis is
Italiaansche bedelaars
zijn er voor bekenddat zij
met ongehoorde vasthoudendheid
den reizigers en vreemdelingen
hunne klaagliederen doen hooren
en hun slachtoffer zoolang plagen,
tot hij hun wat geeft om heD maar
kwijt te raken. Een paar jaar ge
leden waren ze zelfs zoo lastig en
brutaal geworden, dat de autoritei
ten bevel gaven, ieder, die op den
openbaren weg bedelde in hechtenis
te nemen.
Het geliefkoosde tooneel hunner
werkzaamheden was eeu heuvel
bij Fiesole. De steilheid daarvan
noodzaakte den reiziger, langzaam
den heuvel te beklimmen, hetgeen
den bedelaars een overschoone ge
legenheid gaf hun «vak» uit te
oefenen. Maar eens op een dag werd
dezelfde heuvel het middel, om er
eens een groot aantal in te reke
nen.
Een geheim polit'e agent, ver
momd als eugelsch tourist, klau
terde op een zonnigen morgen on
der het zingen van een vroolijk
deuntje, den heuvel op. De bede
laars, geen wantrouwen koesterende,
belegerden hen weldra van alle
kanten, terwijl zij zijne liefdadig
heid inriepen en hem al hunne ge-
dusverre heb ik nog geen verder leed ondervonden. Hoe
lang dit schrikbewind duren en wat er het einde van
zijn zal....
Een tik op het venster trok de aandacht van den schrij
ver en opziende zag hij in de schemering het dikke, breede
gelaat van Carl voor het venster. Hij stond op en opende het.
Wat is er, Carl?
De jongen keek schielijk rond, eerst over den eenen en
toen over den anderen schouder en fluisterde toen met
heesche stem:
Spreek zacht I
Heb je al meer geklopt?
Ik heb driemaal getikt, maar achtjes, opdat de mannen
het niet zouden hooren.
Welke mannen?
De mannen van het comité van waakzaamheid! Zij
hebben een ketel met teer medegebracht, waaronder een
vuur is aangelegd en ik hoorde een hunner zeggen: Haalt
eens gauw wat veereD, jongens!
Teer en veeren! De jonge man verbleekte. Zij
dreigen wel, maar ze zullen het niet durven doen!
Zij durven alles, maar gij kunt u verdedigen. Zie wat
ik heb medegebrachtCarl opende zijn buis en liet een
revolver zien. Stackridge heeft mij die gegeven
Berg dat wapen weg zeide de schoolmeester snel.
Hij heeft het mij al aangeboden, maar ik heb hem ge
zegd dat ik het niet hebben wou I
Hij zegt, dat gij wel van gedachten zult veranderen,
als gij de teer ruikt, hernam Carl.
De jonge man glimlachte. De vrees, die hem een oogen-
blik bevangen had, waB reeds verdwenen.
Ik denk er anders ever dan Stackridge, zeide hij
kalm. Ik zal geen kwaad met kwaad vergelden, maar
trachten het kwaad door goed te overwinnen. Als dat mis
lukt zal ik het geduldig dragen.
Als gij er een paar doodschiet zullen ze u met vrede
laten, zeide Carl, die de edelaardigheid van den jongen
man niet begreep. Doodschieten zal de schurken goed
doen. Zijn helderblauwe oogen schitterden van toorn.
Neem het
Neen, zeide de schoolmeester. Zulke wapenen
zijn niet voor mij
Vaarwel dan, zeide Carl, terwijl hij de revolver
weder wegborg. Of neen, kom met mij mede. Spring uit
het venster en loop met mij weg, dat is het beste!
Neen, neen, mijn jongen. Ik zal die mannen afwachten
Dan ga ik alleen om hulp te halen! riep de knaap,
en zonder verder tijd te verspillen sprong hij naar beneden
en rende dwars door het veld, terwijl de jonge man alleen in
het schoollokaal achterbleef.
Deze bevond zich niet in een aangenamen toestand. Toen
hij het venster weder sloot, voerde de avondwind een zwak
ke teerlucht tot hem. De stemmen van de schelmen, die
dicht in de nabijheid waren, werden luider en dreigender.
Hij begreep, dat zij slechts wachtten totdat de teer warm
en de duisternis gekomen was. Niettemin keerde hij naar
zijn lessenaar terug, onderteekende en adresseerde zijn brief.
Toen dit gedaan was knoopte hij zijn bruinen jas dicht, zette
zijn eenvoudigen hoed op en dacht na over wat hem te
doen stond.
Penn Hapgood, de onderwijzer van de school in Curry-
viile, was nauwelijks twee en twintig jaar oud. Tot nu toe
was hij, die was opgevoed in de vreedzame begrippen en de
rustige omgeving van een kwaker-genootschap, niet gewoon
geweest aan tooneelen van strijd en verbittering. Thans werd
zijn moed op een zware proef gesteld. Hij had den raad
van Carl om te vluchten, afgewezen, omdat hij hen toch
niet kon ontsnappen, en voor een gevecht waren zijn ziel
en zijn hand beide ongeschikt. Evenwel zou het onwaar zijn
te zeggen, dat hij geen vrees koesterde voor zijne vijanden
aan de deur. Hij was beangst. Zijn gansche wezen had een
afschuw van alle ruw geweld. Hij ging naar de buitendeur
en wilde die ontgrendelen, maar aarzelde een tijdlang.
{Wordt vervolgd.)