NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
Blanken en Zwarten.
fie .Jaargang.
Woensdag 12 September 1888.
No. 1593.
HAARLEMS DAGBLAD
ABONNEMEHTSPRIJS:
Voor Haariem, per 3 maanden1.20.
Franco dooi het geheele Rijk, per 3 maanden. - 1.65.
Afzonderlijke nummers- 0.03.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bnrep.ttKleine Houtstraat No. 9, Haarlem. T®Befoonmvtt manna er 12S.
ADVERTENTIES:
van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 cents
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij groote opgaven aanzienlijk rabat.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en courantiers.
ÏDIreeteuren-Uitgcvers 3. C. PËERËffi^tlM es* 3. IS. AWR&.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Generale de Publicite Etrangère G. L. DA TI BE Co., J OR. F. JONES, Sucr., Parvjt, 31bit Faubourg Montmarire.
STADSNIEUWS.
Haarlem, 11 September.
Door bet gemeentebestuur is ver-
gunniug verleend tot oprichting van
een kleerenwasscherij aan J. Schol-
ten, in bet perceel Amsterdam-
sche Vaart no. 38 kad. sectie E,
no. 1092/1093.
«De zeven koks» hebben Maan
dag alhier hunne intrede gedaan,
en daarmede is bet raadrel dat in
de advertentie lag opgesloten, tot
klaarheid gebracht. De zeven in 't
wit geloste mannen deelden naar
alle kauten strooibiljetten uit, welke
eene aanbeveling behelsden van
«Thomson's puddingpoeder», dat op
keurige wijze verpakt voor weinig
geld verkrijgbaar is, tien cents, en
waarvan zich overheerlijke puddin
gen laten bereiden.
De uitvinder en fabrikant beeft
zijn product onder contróle gesteld
van bet scheikundig bureau van de
heereu dr. P. F. van Hamel Roos en
A. Hamers Wz., te Amsterdam.
Hedenmorgen zijn uit deze ge
meenten en hare omstreken per
hollaodsche spoor ongeveer 660 be
devaartgangers naar Kevelaar ver
trokken. Donderdagavond keeren zij
bier terug.
Ingekomen aanvragen van werk
zoekenden bij de Arbeidsbeurs aan
bet bureau van Haarlem1 s Dagblad:
1 persoon voor loopwerk of incas-
seering van gelden.
Ingekomen aanvragen van werk
gevers geene.
Uit Lisse wordt ons gemeld
Zondagnamiddag gat eene afdeelïng van
de liedertafel //Zanggenot" uit Haarlem,
onder leiding van den heer H. C. Hirdes,
eene goedgeslaagde zanguitvoering in het
Hotel de Witte Zwaan alhier. De koor
nummers //Os3ian", van Beschnitt, //Vi-
neta", van Abt, //Op 't Kerkhof", van de
Vliegh, //Omhoog", van Heinze, en //Oogst
lied", van Kolkman, werden alle flink
gezongen.
Intonatie en voordracht vielen zeer te
roemen en gaven blijk van ernstige studie.
Het kwartet van genoemde liedertafel bracht
vier liederen ten gehoore, die keurig wer
den uitgevoerd. Evenzoo een tenor-solo,
//Goeden nacht", van Heyblom, en een
bariton-solo, //Mijn vaderland", van van
der Heijden. Beiden werden zoo toege
juicht, dat de solisten een extra-nummer
ten beste gaven.
Wij hopen dat dit gezelschap zich in
den aanstaanden winter nogmaals in onze
gemeente zal doeu hooren.
LETTEREN EN KUNST.
De impresario Ferrai hood den italiaaaschon
tenor Tamagno het ronde sommetje van 750000
francs aan, voor eene kunstreis van zes maanden
door Amerika. De bescheiden zanger heeft echter
dit voorstel niet aangenomen; hij wil een
millioen hebben!
LEGER EN VLOOT.
Op den 6en Oct. e.k. zal met het stoom
schip «Batavia» van Rotterdam naar Indië wor
den uitgezonden een detachement aanvullings
troepen voor het O.-I. leger, ter sterkte van
43 onderofficieren en mindere militairen. De
kapitein der infanterie F. Balahréga wordt heiast
met het hevel, en de tweede luit. der artillerie
G. L. Van Waarden met het medegeleide. Beide
officieren maken deel uit van genoemd leger;
de kapitein Balabrcga keert van verlof naar
Java terug.
Te Breda heeft zich eene commissie van offi
cieren en leeraren aan de Koninklijke Militaire
Academie, onder het eerevoorzitterschap van
gcneraal-majoor baron Taets van Amerongen,
goeverneur dier inrichting, gevormd, om alle
officieren, oud-officieren, oud-cadetten en leeraren
en oud leeraren uit te noodigen, op Zondag 23
September a. 8., het 60-jarig bestaan der Konink
lijke Militaire Academie, zich te Breda te ver
eenigen en den gedenkdag met een gemeenschap-
pelijken maaltijd te vieren.
De manoeuvres der le divisie
in Noord-Brabant.
VI.
De Zundertsche heide, die een eentonig
gezicht oplevert als men de torenspitsen
uitzondert, die in het verschiet nit den
gezichteinder opdoem.n en hier en daar
slechts een partijtje masthout, dat zich in
het breede veld verliest; die heide, door
een enkelen zandweg doorsneden, waarop
zich maar hoogst zeldzaam een levend
wezen of boerenkar vertoont; die heide was
in den voormiddag van den 8en dezer een
tooneel van leven en beweging.
Als voortzetting der manoeuvre van den
vorigen dag, waren aan de beide brigades
de volgende opdrachten gegeven:
Opdracht voor de le brigade,
op 8 September.
Hoewel de vijand zich op gisteren in
zijne stelling ten zuiden van Rukfert heeft
gehandhaafd, blijkt uit vertrouwbare be
richten, dat hij niettemin zijne macht te
Etten heeft samengetrokken. De zuidelijke
macht besluit nu uit Zundert, over Rijs-
bergen naar Prinsenhage op te rukken,
ten einde den te Etten gelegerden vijand
te beletten, in de richting van Breda terug
te trekken.
Daartoe ontvangt de le brigade het be
vel, morgenochtend te 8 uur Zundert te
verlaten, over Rijsbergen te marcheeren
naar Prinsenhage, en den wegenknoop al
daar te bezetten.
Mocht de brigade tijdens haren marsch
op de linkerflank worden bedreigd, dan
moet de vijand worden aangegrepen en
teruggeworpen.
Opdracht voor de 8e brigade,
op 8 September.
Door het gevecht bij den Scherpeuberg
is den vijand belet, zijn marsch uit Zun
dert in noordelijke richting te vervolgen.
De aanzienlijke verliezen, bij dat gevecht
geleden, doen den aanvoerdtr der neder-
landsche afdeeling besluiten, geen nieuwen
aanval in die stelling af te wachten, maar,
na zijne troepen te Etten te hebben ge-
contreerd, door bezetting van Rijsbergen
aan den vijand deu weg naar «Breda af te
snijden.
Te dien einde zal de 9e brigade morgen
ochtend te 8 uren van Etten over Hoog
Klappenberg naar Rijsbergen marcheeren
en dit dorp bezetten.
Uit een en ander blijkt, dat wij hier
met een rencontre-gevecht te doen hadden,
en het is uit overtuiging dat wij beide
partijen een luid //bravo" toeroepen. De
genomen maatregelen waren bij beide par
tijen niet alleen te billijken, maar werke
lijk //goed" te noemen; kalmte bezielde
beide, en de vuurleiding laat niets te wen-
schen over. Een enkel oogenblik waren
wij bang voor eene overvleugeling der le
brigade, en waarlijk hadden wij toen de in
menigte uit den omtrek opgekomen boe
ren bijeenverzameld om hulp te verleeneu
aan die brigade. Dit bleek evenwel onuoo-
dig, want weinige oogenblikken later ont
ving zij versterking en gaf toen op hare
beurt hare tegenpartij de handen vol werk.
De regen, die reeds herhaalde malen
gedreigd had het slagveld in een waterplas
te doen veranderen, bagon het tegen half
twaalf ernstig te meenen. Het waterzon
netje maakte plaats voor eene flinke regen
bui die de bovenkleeding der soldaten
doornat maakte. Dank zij den krachtigen
N.-O. wind bereikten zij echter tegen on
geveer 2 uur totaal opgedroogd de kwar
tieren.
De gezondheidstoestand is uitmuntend;
op dit oogenblik worden er bataljons aan
getroffen, waar geen enkel man in de zie-
kenkar is opgenomen.
En toch verzeker ik u, dat er dagen
zijn geweest, waarmede niet viel te spotten.
Wanneer men 's morgens tegen 8 uur
uitrukt, om tegen 2 uur bij het einde der
manoeuvre het bivak te betrekken, en dan
den geheelen nacht wakende op de voor
posten moet doorbrengen, om den volgen
den dag weder mede te werken bij eene
tweede manoeuvre, en eerst tegen 6 uur op
den namiddag in het kwartier terugkeert,dan
geloof ik dat wij alle recht hebben om te
verklaren, dat de geschiktheid (in den
ruimsten zin van het woord genomen) van
den nederlandschen soldaat niets te wen-
schen overlaat.
Alvorens de pen neder te leggen, wen-
schen wij nog even eene lans te breken
voor onze bataljons-adjudanten.
Naar onze bescheiden meening, is het
een vereischte, hen reeds in vredestijd in
het genot te stellen vau een paard.
Niet aan rijden gewoon, hebben onze
adjudanten vooral in de eerste dagen
der manoeuvres werkelijk geen benij
denswaardige betrekking.
Dat ook op dit punt geen verbetering
is aangebracht, laat zich zeer goed ver
klaren, als men nagaat wat de afgetreden
m. v. O. Weitzel, bij de behandeling van
de begrooting voor dit jaar, heeft gezegd, nl.:
//De tegenwoordige ontwerp-begrooting
//strekt mitsdien slechts tot het beschik-
wbaar stellen van de geldmiddelen, welke
z/iioodig zijn om het leger in hoofdzaak
z/op den voet, zooals het is ingericht, aan
//zijne bestemming te doen beantwoorden,
z/om het krijgswezen voor achteruitgang
//en verval te behoeden.
«Voor het voorstellen van ingrijpende
//verbeteringen of belangrijke wijzigingen
//heeft de ondergeteekende tot zijn groot
//leedwezen (1) om financieele redenen
z/ook ditmaal moeten afzien. Hij kan slechts
//hopen dat de toekomst ten deze, ook
z/voor het leger, betere tijden zal brengen."
(1) Deze vraagteekens zijn van uwen
verslaggever. (N. R. C.)
De fortoefeningen
in het land van Altena.
De correspondent van de »N. R. Ct.« meldt
aan zijn blad:
De oorlogstoestand was dus ingetreden, de
vijand reeds bij Breda. Had deze nu slechts
over een paar pelotons huzaren kunnen beschik
ken, dan hadden de forten reels enkele uren na
de afkondiging van den oorlogstoestand kleine
ruiterpatrouilles voor hun front kunnen verwach
ten, dan waren zij mogelijk reeds dienzelfden
nacht uit den slaap opgeschrikt, of, zooals de
technische benaming luidt, door de cavalerie «ge
alarmeerd».
De vijand had echter geen andere cavalerie
dan enkele ordonnansen. Het gevolg hiervan was,
dat er voor de forten nog niet terstond zulk een
groot gevaar dreigde, als in werkelijkheid het
geval zou wezen. Ook hierin kwam het beeld de
werkelijkheid dus niet nabij.
Thans werden dus ook nog niet al die voor
zorgsmaatregelen genomen, welke in oorlogstijd
gebiedend noodzakelijk zijn. Van de bruggen b. v.
werden de dekplanken des avonds wel afgenomen,
doch de onderliggers kwamen niet van hunne
plaats. Bij dag werd de gemeenschap met den
vasten wal nog geregeld onderhonden over de
brug. Alleen des nachts deed het vlot dienst.
Deze tamelijk geleidelijke overgang van den
vredes- tot den oorlogstoestand was zeker oor
zaak, dat de miliciens der jongste lichting, die
thans voor de eerste maal van hun leven bij
nacht op den berm, d. w. z. aan den waterkant
der forten op post kwamen te staan, niet
die eigenaardige zenuwachtigheid lieten merken,
welke men anders bij hunnen eersten wachtdienst
onder andere omstandigheden dan de gewone
b. v. bij nachtelijke velddienstoefeningen bij
hen kan waarnemen. Ook hun werd, om zoo te
zeggen, een korte tijd van voorbereiding ge
schonken.
Doch wel een korte tijd, want Zondagmiddag
kwam het telegram, en Maandagmorgen reeds
rukten de bewakingstroepen omstreeks elf uur
in hunne stellingen langs den Werkenschen dijk
en naar Woudricbem en Giessen. In de werke
lijkheid zouden deze troepen ongeveer tegelijk
met de fortbezettingen naar hunne bestemming
zijn gemarcheerd.
In de richting van Almkerk, Steenen Heul,
Andel en Nieuwen Dijk werden door deze troe
pen gedeelten van het 4e bataljon Ge regi
ment infanterie veldwachten vooruitgescho
ven Patrouilles begonnen zich ten zuiden der
fortenlinie te bewegen om berichten van den
vijand in te winnen; en thans werden ook op
de forten, op last van den groepscommandant te
Sleeuwijk, betere maatregelen genomen ter voor
koming cener verrassing of overrompeling. De
brug, d. w. z. het beweegbare vak, werd wegge
nomen, de toegang versperd of afgesloten. De
wachten werden voorzien van lichtfakkels, pe
troleumlichtkogels en vuurpijlen, ten einde de
grachten bij nacht of duister weder te knnnen
verlichten. De flankvuurraonden werden, zoodra
het donker viel, geladen en op de toegangen tot
het fort gericht; de schildwachten werden nog
maals onderricht in hetgeen zij bij de nadering
eens vijands hadden te doen, en evenals reeds in
de dagen van voorbereiding was geschied, werd
de bezetting eenige malen geoefend in den dienst,
dien zij in geval van alarm of generalen marsch,
d. w. z. bij een plotselingen aanval des vijands,
had te verrichten.
Maar de vijand viel niet aan, ten minste voor-
loopig nog niet. De gansche Maandag ging voorhij
en ook de Maandagnacht, zonder dat er van de®
aanvaller een spoor was te ontdekken. Hij was
er wel: dit hoorde men van de boeren:
doch men zag hem niet. Och, de reden hiervan
was vrij eenvoudig. De vijand had om en in Dug-
sen de kwartieren betrokken en wa9 bezig met
het in orde maken van zijn logies en het doen
van kleine verkenningen in noordelijke richting,
zonder dat hij tot de forten doordrong.
Ook Dinsdag was er nog zoo goed als niets
van hem te hespeuren. In den namiddag ver
toonde zich op den straatweg BiedaSleeuwijk
wel eene vijandelijke afdeeling, die blijkbaar aan
het verkennen was, en die kwam van de zijde
van Nieuwendijk, doch zoodra Bakkerskil en Up-
pelsche dijk hunne zware kanonnen lieten spre
ken, achtte deze afdeeling het raadzaam dat ver-
kenningswerk voorloopig te staken. Onder be
scherming zijner artillerie, die op een afstand
van circa 2200 M. ten zuiden der forten in
batterij kwam, ging de infanterie terug en ver
dween achter den Emmikhovenschen dijk.
Intusschen was uit Woudricbem eene patrouille
onder commando van een luitenant en vergezeld
van een paar wielrijders uitgegaan, om te trach
ten den vijand te vinden. Uitstekend kweten de
heeren wielrijders zich hierbij Tan hunne dik
werf lastige taak. Een woord van hulde aan hun
adres is hier mijns inziens niet misplaatst. On
vermoeid, op elk uur van den dag en van den
nacht tot uitrukken gereed, meestal terstond
FBUII.LBTO JXT.
Een verhaal vit den amerikmnschen burgeroorlog.
21) XlIIe HOOFDSTUK.
DE NACHTHOK TAN DEN PREDIKANT HEEFT EEN AVONTUUR,
Wij kunnen hem daar niet laten sterven! zeide
de goede Toby.
Wat kan het mij schelen, of hij sterft, of waar hij
sterft? zeide de andere Toby.
Sluikhaar! Hij scheen Penn's lokken te hebben
aangeraakt, om zich te verzekeren, tot welk menschenras
hij behoorde. Dat is niets voor mij! Laat hem liggen,
en ga mee.
Sluikhaar of kroeshaar, het is mij hetzelfde, zeide
Toby de Goede. Houd vast, wij moeten hem redden!
Ha! ha! lachte Toby de Kwade boosaardig, van
dat soort mogen wij er geen een sparen, -isig
Het kwam nu tot eene schermutseling, waarvan het ge
volg was, dat Toby de Goede Toby den Kwade overhaalde,
hem te helpen.
Toen meende Penn in zijn droom te bemerken, dat hij in
de sterke armen van deze dubbele persoon werd opgeheven,
en weggedragen over rotsen, en door kreupelboschjes langs
de berghelling, totdat zelfs deze flauwe schemering van
bewustzijn hem verliet, en het nacht werd om hem heen.
En wat zag hij, toen hij na dagen en nachten van folte
ring ontwaakte?
Inderdaad scheen alles hem vreemd toe. Hij was in een
vertrek dat zeer groot en ruw bewerkt was, het werd half
verlicht van uit eene opening, die voor hem onzichtbaar
was, en door een flikkerend licht in een kleinen vuurhaard.
De vuurhaard had geen schoorsteen, maar een voortdu
rende luchtstroom, die van den kant der onzichtbare opening
scheen te komen, voerde den rook mee, die door de scha
duw van den vuurhaard niet meer zichtbaar was.
Penn scheen dit spelonkachtige vertrek in zijne droomen
te hebben gezien. Dezelfde onregelmatige rotsachtige zol
dering strekte zich boven zijn hoofd uit, zoover, dat men
het einde door de duisternis niet kon zien. Hij was met
alles bekend, maar zijne herinnering was vermengd met
vreeselijke droombeelden, die tegelijkertijd met de ijlende
koorts waren verdwenen.
Daar lag hij nu, op een ruw bed, uit vier blokken hout
bestaande, die de randen en de einden vormden, en waar-
tusBchen zeildoek gespannen was, met spijkers vastgemaakt.
Hij lag op een matras, met mos gevuld, en was bedekt met
een soortgelijken deken, waarin hij den vorigen avond was
gewikkeld, toen hij in het veld lag.
Den vorigen avond! De arme Penn was zeer onthutst,
toen hij zich het geheimzinnige ontwaken van den vorigen
avond, of misschien van verscheidene avonden geleden,
wilde herinneren. Hij bewoog het hootd om te zien of Toby
er was. Welke Toby? want gedurende zijn lijden, waren
dezelfde twee Toby's, de goede en de kwade, hem steeds
verschenen, en hij verwachtte nu, den ouden trouwen neger
te zien komen, met twee lichamen, en vier handen, om hem
op te passen.
Maar noch de goede noch de kwade was in zijne nabij
heid. Penn was alleen in dit eenzaam onderaardsch gebouw.
Het vuur brandde, de schaduwen bewogen zich, en de rook
verdween tot ver achterin het hol; hij had nog nooit zulk
eene eenzaamheid en doodsche stilte ondervonden. Men zag
aan den eenen kant een kunstig gebouwde kamer, waar
van de deur openstond. In het hol waren verscheidene rots
blokkeu vau verschillenden vorm regelmatig geplaatst, het
schenen zitplaatsen van reuzen te zijn. Maar waar waren
de reuzen?
Ha, daar kwam Toby eindelijk, of ten minste zijn dub
belganger. Hij naderde van den kant, vanwaar het daglicht
scheen, terwijl hij een hand vol pijpen droeg, en een deuntje
floot. Met zijn breeden rug naar Penn gekeerd, hurkte hij
voor het vuur neer, dat hij oppookte met driftige gebaren,
terwijl zijne gestalte reusachtige schaduwen op den wand
van het hol wierp.
Komaan dan, brand toch! k-r-r-ri flikker toch op!
Toen ging hij op eenige huiden liggen, met zijne voeten
naar het vuur gekeerd, en met de handen boven het hoofd;
daar lag hij in eene woeste maar schilderachtige houding
en hij uitte een kreet, alsof hij een wild dier was. Hij her
haalde dit verscheidene keeren, terwijl het hem blijkbaar