il I N N E N 1, a N i>. begrijpend wat van hen werd verlangd, hebben deze heeren, die zich geheel vrijwillig voor deze taak hadden aangeboden, aan het groepshooftl- kwarticr uitmuntende diensteu bewezen en op hun stalen rad herhaalde malen zelfs bij nacht berichten overgebracht, binnen een zoo kort tijds verloop, dat een bereden ordonnans het niet sneller en stellig niet beter had kunnen doen. Erg gemakkelijk toch, zoo'n modern wieipaard Stal onnoodig; fourage eveneens. Een beetje olie van tijd tot tijd is hem genoeg. Moede, verkouden of dampig is hij nooit. "Influenza» geene. Ook kleeft hij in het geheel niet. De wielrijders heb ben bij allen, die hen werkzaam zagen, een aller- guustigsten indruk gemaakt. Zij spoorden den vijaud op en vonden hem ook, n.l. te Waard huizen, te Almkerk en te Biestheuvel. Dit was den groepscommandant genoeg. De postm ontvingen den last de geheele streek, van Almkerk af, gerekend oost- en westwaarts, met hunne granaten en granaatkartetsen onveilig te maken en vooral Almkerk sterk onder vuur te nemen. Uit den aard der zaak was het fort hij Gies- sen voor een aanval des vijands het gunstigste gelegen. Volgens de manoeuvreerkaart lag het vóór de inundatie en kon vaa de zijde vau Uiter- wijk en Neer-Andel in de keel worden aange grepen. Met zijne artillerie onder Waardhuizen in batterij, deed de vijand, herkenbaar aan een witten band om de schako, in den middag van den 3en dag een aanval op het fort. Terwijl een compagnie het gehucht Uitwijk aan de oost zijde bezette, en de stelling des verdedigers hij Steeuen Heui werd geforceerd, rukte eene andere compagnie langs een voetpad ten zuidoosten van Uitwijk tegen het fort op. Eon heftig gevecht, dat circa anderhalf uur duurde, ontspon zich thans. De leider besliste ten slotte, dat de aanval was afgeslagen. Voor de 2 andere forten vertoonde de tegen partij zich in deu loop van den dag slechts even. Donderdag echter was het een heete dag. Na dat de nacht tamelijk rustig w»3 voorbijgegaan, rukte de tegenpartij omstreeks 10 uur in den morgen nogmaals op het fort Giessen aan. Thans echter ondernam hij een adnval van de zijde vau Neer-Andel, dus van uit het zuidoosten. Ook ditmaal besliste de scheidsrechter, dat het fort den aanval had afgeslagen, maar aangezien het blijkbaar in de bedoeling des vijands lag de for ten bij Bakke-skil en Uppelschen dijk slechts bezig te houden, dan met zijne hoofdmacht Gies sen te nemen en van daar langs de Maas op Jte rukken naar Woudrichem, werd den luit.-kolonel Hennus, commandant der bewakingstroepen, eene versterking toegevoegd van 2 bataljons inf., voor gesteld door vlaggen. Bijna gelijktijdig met den aanval op het fort Giesaen rukte de tegenpartij vau uit Kille en de Drie Siuizen op tegen het fort aan de Bakkers- kil. Blijkbaar was het hem ditmaal ernst, en wilde hij trachten de veldwacht bij de Papsluis de inundatiesluis van welke ik in mijn eersten brief sprak overhoop te werpen en met haar tegelyk het fort binnen te dringen. Zonder zich te bekommeren om het heftige vuur, dat het fort op hen opende, drongen de tirailleurs, gesteund door artillerie, langs de hel lingen van den dijk steeds verder voorwaarts. Eene afdeeling, die op den straatweg had stel ling genomen, beschoot het fort tegelijkertijd in den linkerflank. Bakkerskil begon het benauwd te krijgen. Het seinde naar den Uppelschen dijk om hulp. Deze kon echter op dat oogenhlik niet worden ver leend. Een parlementair, d. w. z. een vijandelijk officier, vergezeld van een trompetter en een ruiter met eene witte vlag, was langs den straat weg de op deze vooruitgeschoven veldwacht ge naderd met het verzoek den fortcommandant te Bpreken. De parlementair kwam namens den comman dant der aanvallende partij dit fort opeischen cn dit nog wel, tegen de oorlogsgcbruiken in, op hetzelfde moment, dat hij langs den door hem govolgden weg een nieuw gelegd fort aan viel. De ontvangst was, zooals zich laat begrijpen, niet mal9ch; en nauwelyks was de parlementair op last van deu fortcommandant huiten de voor posten gebracht, of Uppelsche dijn deed met metalen stem zijn kameraad aan de Bakkerskil koud, dat hij hem niet in den steek zou laten. De leider, die zich op eerstgenoemd fort be vond, besliste ten slotte, dat ook deze aanval was afgeslagen. In de werkelijkheid had dezelfde beslissing moeten vallen. Een fort, dat door ge duchte versperringen als doorgravingen, verhak- kingen en ijzerdraadvlechtingen voor zijn front is gedekt, en welk3 vuurmonden nog niet door de vijandelijke artillerie zijn gedemonteerd, welks bezetting nog niet door zware verliezen gede- inora'iseerd en uitgeput is, bezwijkt niet, zelfs niet al wordt de aauval onderromen met eene macht, tienmaal sterker dan die des verdedigers. De acceisen zijn smal; links en rechts van deze is water; alle dekkende voorwerpen in het voor terrein zijn opgeruimd, en onbelemmerd kan het fort al de kracht zijner vuurmonden en geweren tegen den volkomen ongedekt naderenden vijand tot haar recht laten komen. De verliezen der tegenpartij moeten in zulk een geval ontzettend groot worden. Want aannemende zelfs, dat het dezen gelukt tot aan de contr'escarpe d. w. z. de buitengrachtsboord door te dringen, dan staat hij daar altijd nog voor de breede strook diep water, welke hem van de sterkte scheidt. Heeft hij dan geen middelen hij de hand om den grachtsovergang met voldoende macht te beproe ven, dan worden zijne soldaten door den tot aan de oogen gedekt liggenden verdediger by na h bout portant doodgeschoten. Ook de tegenparty begon dit in te zien. Hy herhaalde dien dag den aauval niet. Blijkbaar was het zijn voornemen den nacht af te wachten om dan, door de duisternis beschermd, den aanval nogmaals te beproeven. En nogmaals mislukte zijn toeleg! De schild wachten op de toegangen waren waakzaam; de patrouilles in het voorterrein deden hun plicht en verrieden vroegtijdig zijne komst, en de ge weersalvo's, alsmede het kartetsvuur, dat hem bij het dichter naderen telkens van achter de don kere wallen begroette, lieten hem geen twijfel of de bezetting was op zijn post en op den aan val voorbereid. De gewone audiëntie van den minister van Financiën zal op Donderdag den l'3den September niet plaats hebben. De baron Yan Zuijlen van Nijevelt, oud-gezant te Parijs, wiens ongesteldheid onlangs zorg wekte, is tuans zoover hersteld, dat hij te 'a-Hagc is aangekomen, ten einde als lid van de Eerste Kamer deel te nemen aan de werkzaam heden der Staten-Generaal. De schitterende loopbaan van den Zondag overleden generaal Yan Swieteu ving reeds op jeugdigen leeftijd aan. Zoon van een officier, trad hij reeds op zijn veertiende jaar in diaust als vo lontair bij de 17e afdeeling infanterie, werd het volgende jaar, in 1823, kadet, en op nauwelijks 17-jarigen leeftijd tweede luitenant bij hetzelfde korps. In 1827, toen hij 20 jaar oud was, werd hij met de expeditionaire afdeeling naar Indië uitgezonden, waar hij aan ver schillende veldtochten deelnam en reeds in 1828 met de Militaire Willemsorde werd begiftigd. Na het eindigen van den Ja va- oorlog keerde hij als le luitenant naar Nederland terug. Na deelgenomen te hebben aan de krijgs verrichtingen tegen België, ging Van Swie ten ten tweede male in het bataillon jagers van Cleereus naar Indië, waarj hij vele jaren bleef en tot hooger rang opklom, zoodat hij in 1844 luitenant-kolonel was. Overgeplaatst naar Sumatra's Westkust, oogstte hij daar nieuwe lauweren. In 1848 nam Van Swieten als chef van den staf deel aan de tweede expeditie tegen Bali, en het volgende jaar bracht hij de derde expeditie ten einde, nadat hij den gesneu velden generaal Michiels als opperbevel hebber was opgevolgd. Hier zoowel als bij vroegere gelegenheden toonde Van Swieten een even uitmuntend staatsman als veld heer te zijn. Zijne belooning was eene be vordering tot kolonel en eene benoeming tot goeverneur van Sumatra's Westkust, welk gewest hij 9 jaar lang bestuurde, tot zegen van het land en zijn bewoners. Na in 1858 tot generaal-majoor en in 1856 tot buitengewoon adjudant des Konings te zijn benoemd, was hij het, die het volgeed jaar het tractaat mocht sluiten met den Sultan van Atjeh, het laud, waar hij later onder geheel andere omstandigheden zou terugkeeren. Bevorderd tot luitenant-generaal en com mandant van het leger, voerde hij na de mislukking van de eerste expeditie tegen Boni, in 1859 zelf de tweede expeditie aan, die tot de onderwerping van het ge west leidde. Die veldtocht deed hem het komman- deurschap van de Militaire Willemsorde verwerven. Nadat hij in 1860 door krachtig op treden den militairen opstand in Semarang had bedwongen, achtte hij in 1862 den tijd der rust voor zich aangebroken, en legde hij zijne betrekking neder. In Nederland teruggekeerd, werd hij tot buitengewoon staatsraad benoemd, vervulde hij de betrekking van goevernemeuts-com- missaris bij de Ned. Ind. Spoorwegmaat schappij, en vertegenwoordigde hij gedu rende een paar jaar de hoofdstad in 's Lands Yertegenwoordiging. Na de mislukking van de eerste expedi tie tegen Atjeh, verzocht de goevirneur- geueraal in 1873 de regeering, Van Swie ten aan het hoofd te plaatsen eener tweede expeditie. Zonder aarzelen aanvaardde de grijze veldheer onmiddellijk de zaak ter wille van zijn land en zijn vorst. De indruk, dien de afloop van die ex peditie maakte, en in het bizonder van de inneming van den kraton, ligt nog versch in het geheugen, en eveneens de strijd, die na zijn terugkeer over zijne handelin gen ia ontbrand. Gedurende zijne gansche loopbaan heeft Van Swieten de schitterendste bewijzen ontvangen van 's Konings dankbaarheid. Ook de natie heeft hem herhaaldelijk ge vierd. Zijne groote militaire talenten zul len in de militaire geschiedenis van ons land steeds herdacht worden en zijn naam in eere blijven als die van een dapper, braaf en beleidvol krijgsoverste. De onderscheidingen, die den generaal van vorstelijke zijde ten deel vielen, waren meest allen verbonden aan heugelijke da gen in het leven der vorstelijke familie. Koning Willem II schonk hem op 6 De cember (den verjaardag van wijlen Z. M.) 1846 het ridderkruis 8e klasse van de Militaire Willemsorde, en Koning Willem III begiftigde op zijn verjaardag 19 Februari 18 0 Van Swieten met het Kommandcur8krui8 dier orde, terwijl hij 12 Mei 1874 's Konings 25-jarige re geering tot de waardigheid van Groot kruis werd verheven. Twee onzer landgenoo- ten zijn onlangs op hunne rijwielen van Keulen, langs den Rijn en door het Sehwarzwald, naar Zwitserland gereden. Daar lieten zij zich door geen helling, hoe steil ook, afschrik ken, en doorkruisten de Alpen tot het Engadin. Zij namen den terug tocht door de Jura en de rijkslan- den tot Spa, vanwaar de trein hen huiswaarts bracht. De geheele reis duurde, naar het Hbl. bericht, nog geen maand. De onvermoeide rijders legden 70 k 75 mijl per dag af; bij zeer steile hel lingen waren zij genoodzaakt naast hun rijwiel te loopen, doch bij het dalen bleven >ij, op ééne enkele uitzondering na, steeds in den zadel. Ter raadsvergadering te Deventer is ingekomen een voor stel van Burg. en Weth., tot be noeming van een gemeente-archi varis op eena jaarwedde van f 1200. Zaterdag avond is te Nieuwediep een te Hamburg thuis behoorend matroos van het aldaar binnengekomen nederl. schip Noord- Hollandover boord gevallen en verdronken. Zondag morgen werd zijn lijk opgevischt. Door de arron d.-r echt- bank te Rotterdam is, ter vervul ling van eene opengevallen rech- tersplaats in dat college, opgemaakt de volgende alphabetische lijst van aanbeveling jhr. mr. A. G. de Geer, rechter in Ce arr.-rechtbank teAl- meloomr. G. Polak Daniels, subst.- grifher bij eerstgemelde rechtbank, en mr. M. J. E.Vruly Verbrugge, rechter in de arr.-Rechtbank te Alk- Zondagmiddag is dema- chinist C. J. van B. bij het tot vertrek gereed maken van een goe derentrein op het station Utrecht, onder de machine gekomen, tenge volge waarvan zijn. linkerbeen ver brijzeld werd. De ongelukkige is heden morgen overleden. Sinds Zaterdag jl. isuit St. Anna bij Nijmegen verdwenen de kantoorbediende H. v. L., met medeneming van eenige honderden guldens aan bankpapier en ander geld, hetwelk hij voor zijnen pa troon bij eenen notaris te Nijmegen had moeten bezorgen. POLITIEBERICHTEN. In een buitengewoon politieblad bericht de commissaris van politie te Nijmegen, dat den 8en Sept. jl. des namiddags tus- schen 12 en 1 ure, ten nadeele van Alexan der Mercier, 43 jaren, bierbrouwer, wo nende te St. Anna, gemeente Nijmegen, een brief is ontvreemd aan het adres van den heer Halberstadt, notaris te Nijmegen, inhoudende: 4 bankbiljetten, elk groot f 100 D. C. 4408, A. D. 7478, B. X. 4894 en C. M. 61142 bankbiljetten, elk groot f60, B. O. 9691 en G. E. 1646; 1 bank biljet, groot f40, B. W. 9791 2 munt biljetten, eik groot f10, D. W. 05961 en B. W. 09871. Door den bestolene was aan zijn kan toorbediende, H. J. van Leeuwenberg, 39 jaren, mede woonachtig te St. Anna, lengte middelmatig, postuur 3tevig, uiterlijk fat soenlijk, haar donkerbruin en krullend, en kneveltje, gang eenigszins slepende of moeielijk, gekleed met grijs gekleurd fau- tasiepak en zwarten fantasiehoed, die brief, alsmede eene som van f 115,95 aan verschillende muntspeciën, ter bezorging toevertrouwd, doch door dezeu niet bezorgd. Genoemde commissaris van politie te Nijmegen verzoekt opsporing, aanhouding en opzending van den verdachte en in be slagneming vau het ontvreemde. Zaterdagavond ongeveer 10 uur werden de bewoners van Nunspeet door het luiden der brand klok opgeschrikt. Bij onderzoek bleek, dat de aan de overzijde van het station staande zoogenaamde belvedère, aan ieder die Nunspeet bezocht wel bekend en door velen beklommen, door baldadige handen in brand was gestoken. Ware niet spoedig de brand ontdekt, dan had den de gevolgen onberekenbaar kunnen zijn, daar de houten stel lage, geheel door dennebosschen omringd, in een uitgestrekt bosch staat. Yan de daders is niets bekend. Den 8 e n dezer werd in den tuin van den heer P. C. Jon kers, te Breda, de door de duiven- vereeniging «Pro Pafcria» georgani seerde driedaagsche tentoonstelling van pluimgedierte geopend. De in zendingen, 150 in getal, hebben de verwachting verre overtroffen. De postduiven nemen er de voorname plaats in, maar er zijn ook een aan tal andere vogelsoorten, zooals fraaie collectiën fazanten, pauwen, eenden, kippen, kanarievogels enz. Door de jury zijn vele bekroningen toege kend; den len prijs, diploma van den minister van Oorlog, bekwam de heer A. Dekkers te Rozendaal voor postduiven. De le prijs voor de meest gevarieerde en volledige, inzending werd toegekend aan de heeren F. en E. van Schiebergen te Rijen. De g e m e en t e - p o 1 i t i e te Venloo heeft zekeren J. Ivremer uit Dusseldorp, in een logement aldaar gearresteerd, als verdacht van dief stal van eene gevulde portemonnaie met goud eu zilver, ten nadeele van den aldaar logeerenden Sehmitz uit Ylodrop (Limb.) Onder het geld was een goudstuk, dat door den bestolene als zijn eigendom her kend werd, omdat dit door hem met een merk was voorzien. De barbier N. te Maas tricht, die een zijner huurlieden scheerde, heeft hem met het scheer mes eene duchtige snede in den nek gegeven. Het leenen van een gulden door de echtgenoote van den eenen aan de vrouw van den anderen zou de aanleidende oorzaak zijn. ne da der werd voorloopig gearresteerd, doch is thans weder op vrije voeten gesteld. Tot voor eenige jaren wemelde het te Schoonloo, gem, Rolde, vooral in de zomermaanden van slangen. Thans, nu deze aan merkelijk afgenomen zijn, vertoont er zich ander schadelijk gedierte als adders, hagediseen en zekere soort slangen, door het volk «heze- wormen» genoemd. Deze laatste, geel van kleur en voorzien van eene harde huid, zijn zeer gevreesd. Het zesjarig zoontje van den land bouwer J. Beuker, dat barrevoets in het weiland liep, werd dezer da gen door een zoodanig dier aan den voet gebeten. Vreeselijk zwol het been op. Voor «bezetten» eene soort wondergenezing, waaraan som migen nog geloof hechten bleef de opzwelling niet stilstaan, en de hulp van een handig arts werd nog bijtijds ingeroepen, zoodat het knaapje, na een hevig lijden van ongeveer eene week, thans hersteld is. Ook andere gevallen, waarin de beet dezer slangen dergelijke ge volgen heeft gehad, zijn in dezelfde streek voorgekomen. Een zeereisje tegen wil en daük maakte Donderdag een rei ziger, die blijkbaar niet gewoon ie zich te verplaatsen. Hij kwam per inailtrein van 12 ure te Vlissingen aan, met het plan te 12.30 per stoomboot naar Breskens over te ste ken. Zeker gehoord hebbend, dat door de provincie den dienst op de Wester-Schelde aanmerkelijk ver beterd is, betrad hij een der groote zeekasteelen, die den dagdienst op Queenboro onderhouden. Midden in zee kwam de man tot de ontdek king dat hij, in plaats van naar het kalme Breskens, naar de wereldstad Londen op reis was. Hij was op de schuit en moest natuurlijk meevaren. Te Queenboro aangekomen, stapte onze moderne Pieter Spa onmiddellijk op de nacht boot over en arriveerde 's morgens weder te Vlissingen, om van daar nu beter de reis naar zijne bestem ming aan te nemen. Onlangs namen w ij ken nis van een testament, dat iemand uit het Drentsche dorp R. had doen opmaken, die, nog niet lang gele den, is overleden als....bedelaar. De nalatenschap, welke in dat stuk werd vermeld, bedroeg in ronde cij fers f 15.000. Hiervan waren aan zijne pleegdochter f13.000, en aan zijnen assistent, die hem op zijne bedeltochten steeds trouw ter zijde stond, f2000 gelegateerd. Bij zijn leven had hij in de laatste jaren de gewoonte, om de vier wintermaan- in Amsterdam door te brengen, ai- waar hij zijne vaste huizen had om wekelijks aalmoezen op te halen. Te Groningen hebben eenige straatroovers dezer dagen een brutaal stukje uitgehaald. Bij de drukte, die in den avond van den 300 jarigen gedenkdag van Gro- mngen8 ontzet heerschte, werd een jonge dame plotseling omvat door een onbekenden man, die haar een flinken zoen op het gelaat drukte. Dit was op zichzelven lang niet pleizierig, maar het geval werd er niet beter op, toen zij bemerkte, dat een tweede bandiet van de gelegen heid gebruik had gemaakt om haar een kostbaren armband te ontrooven. De politie, dadelijk gewaarschuwd, slaagde er in het vermiste voorwerp op te sporenook de beide daders vielen haar in handen. Het zijn twee beruchte personen, die reeds meer malen met de justitie en politie in aanraking kwamen. genoegen deed, de echo door het hol te hooren weerklin ken. Toen begon hij te zingen, terwijl hij met zijne voeten de maat sloeg, en na eiken regel van woeste melodie hield hij op, om de klanken tot ver in het hol te hooren weg sterven. Hij zong het in zijn volkstaal De glory ob de Lord, it am comin it am comin De glory ob de Lord, let it kome De glory ob de Lord, bear bis trumpet, hear his trumpet, De angel ob de Lord, hear come! Bij de laatste woorden «He are come» (Hij is gekomen) werd het licht, dat door de opening viel, verduisterd, en Penn keek dien kant uit om te zien of deze voorspelling ge heel cn al werd vervuld. Er verscheen eene indrukwekkende gestalte. Het was die van een neger, die meer dan zes voet lang en krachtig gebouwd washij was zoo recht als een pilaar, en zwart als ebbenhout. Hij droeg tot kleeding die renhuiden, had een geweer in de hand, en op zijne schou ders droeg hij een buidelrat. Houd op met dat leven, zeide hij tot den zanger, op bevelenden toon. Heb ik je niet gezegd, dat hij niet wakker mocht worden? Wees daar niet bang voor, zeide de ander.Hij zal niet meer ontwaken. Hè, wat is die vet, zeide hij, terwijl hij den buidelrat uam, en dien dadelijk begon te villen. Niet meer ontwaken Ik zeg je dat hij slaapt, en alles hangt van zijn ontwaken af. Maar je heft een gehuil aan, dat de dooden zou opwekken. Gehuil I noemt gij mijn zingen zoo, Pomp. Wel, houd dat zingen voor je, totdat hij er tegen be stand is, ongevoelige, ondankbare neger. Hoe noemt gij mij riep de zanger, terwijl hij woedend werden opsprong. Ondankbaar I zeg dat nog eens! Ja, Cudjo, zoo dikwijls je wilt, zeide Pomp, terwijl hij bedaard zijn geweer in de kunstig gevormde kamer neer zette. Je bent een ongevoelige, ondankare neger. Hij keerde zich om, terwijl hij trotsch en medelijdend glimlachte. Cudjo's woede was dadelijk bekoeld. Je weet, zeide Pump, dat je dien man op de rotsen had laten sterven, als ik er niet geweest was. Ja, waarom niet? zeide Cudjo. Waartoe diendeal die drukte ten behoeve van dien man. Die man heeft ten behoeve van ons reeds veel geleden. Ten behoeve van ons? Ha, ha, lachte Cudjo, ter wijl hij nederknielde met den buidelrat voor zich, hoe kan dat? Let op Cudjo, en ik zal het je vertellen, zeide Pomp, terwijl hij zich nederboog, en zijn vinger op den misvorm den schouder legde. Cudjo keek op, terwijl hij met het mes in de handen nog steeds met den buidelrat bezig was. Ik heb het gisteravond van Pepperill gehoord, die nu lastig gevallen wordt, zooals js weet, omdat hij met den ouden Pete bevriend is, nadat deze was afgerost. En die ons iederen nacht meel en aardappelen heeft gebracht ofschoon ik denk, dat zijn meester er niets van weet, en hem anders niet gemakkelijk zou laten gaan, - zeide Cudjo. Wel, het was omdat hij Pepperill ondersteunde, die Pete op zijn beurt ondersteunde, terwijl Pete ons meel en aardappelen brengt, daarom is hij door die schurken zoo slecht behandeld. Begrepen Zeg het nog eens Pomp. Hoe was het ook weer. Laat een zien. Dit is de oude Pete, hij stak een vinger in de hoogte, die Pete moest voorstellen. Dat is Pepperill, hij stak zijn duim in de hoogte. En dit is die man daar ginds, nu zijn we er. Hoe is het nu, Pomp? Pomp herhaalde zijne opgaaf en Cudjo wees naar zijn langen zwarten vinger als Pete werd genoemd, en naar zijn duim als de naam Pepperill werd uitgesproken; hij slaagde er eindelijk in, te begrijpen, dat Penn leed had ondervon den, tengevolge van weldaden, hem Cudjo bewezen. Wordt

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1888 | | pagina 2