il I N N E N 1, a N i>.
begrijpend wat van hen werd verlangd, hebben
deze heeren, die zich geheel vrijwillig voor deze
taak hadden aangeboden, aan het groepshooftl-
kwarticr uitmuntende diensteu bewezen en op
hun stalen rad herhaalde malen zelfs bij nacht
berichten overgebracht, binnen een zoo kort tijds
verloop, dat een bereden ordonnans het niet
sneller en stellig niet beter had kunnen doen.
Erg gemakkelijk toch, zoo'n modern wieipaard
Stal onnoodig; fourage eveneens. Een beetje olie
van tijd tot tijd is hem genoeg. Moede, verkouden
of dampig is hij nooit. "Influenza» geene. Ook
kleeft hij in het geheel niet. De wielrijders heb
ben bij allen, die hen werkzaam zagen, een aller-
guustigsten indruk gemaakt. Zij spoorden den
vijaud op en vonden hem ook, n.l. te Waard
huizen, te Almkerk en te Biestheuvel.
Dit was den groepscommandant genoeg. De
postm ontvingen den last de geheele streek, van
Almkerk af, gerekend oost- en westwaarts, met
hunne granaten en granaatkartetsen onveilig
te maken en vooral Almkerk sterk onder vuur
te nemen.
Uit den aard der zaak was het fort hij Gies-
sen voor een aanval des vijands het gunstigste
gelegen. Volgens de manoeuvreerkaart lag het
vóór de inundatie en kon vaa de zijde vau Uiter-
wijk en Neer-Andel in de keel worden aange
grepen.
Met zijne artillerie onder Waardhuizen in
batterij, deed de vijand, herkenbaar aan een
witten band om de schako, in den middag
van den 3en dag een aanval op het fort. Terwijl
een compagnie het gehucht Uitwijk aan de oost
zijde bezette, en de stelling des verdedigers hij
Steeuen Heui werd geforceerd, rukte eene andere
compagnie langs een voetpad ten zuidoosten van
Uitwijk tegen het fort op. Eon heftig gevecht,
dat circa anderhalf uur duurde, ontspon zich
thans. De leider besliste ten slotte, dat de aanval
was afgeslagen.
Voor de 2 andere forten vertoonde de tegen
partij zich in deu loop van den dag slechts even.
Donderdag echter was het een heete dag. Na
dat de nacht tamelijk rustig w»3 voorbijgegaan,
rukte de tegenpartij omstreeks 10 uur in den
morgen nogmaals op het fort Giessen aan. Thans
echter ondernam hij een adnval van de zijde vau
Neer-Andel, dus van uit het zuidoosten. Ook
ditmaal besliste de scheidsrechter, dat het fort
den aanval had afgeslagen, maar aangezien het
blijkbaar in de bedoeling des vijands lag de for
ten bij Bakke-skil en Uppelschen dijk slechts
bezig te houden, dan met zijne hoofdmacht Gies
sen te nemen en van daar langs de Maas op Jte
rukken naar Woudrichem, werd den luit.-kolonel
Hennus, commandant der bewakingstroepen, eene
versterking toegevoegd van 2 bataljons inf., voor
gesteld door vlaggen.
Bijna gelijktijdig met den aanval op het fort
Giesaen rukte de tegenpartij vau uit Kille en de
Drie Siuizen op tegen het fort aan de Bakkers-
kil. Blijkbaar was het hem ditmaal ernst, en
wilde hij trachten de veldwacht bij de Papsluis
de inundatiesluis van welke ik in mijn eersten
brief sprak overhoop te werpen en met haar
tegelyk het fort binnen te dringen.
Zonder zich te bekommeren om het heftige
vuur, dat het fort op hen opende, drongen de
tirailleurs, gesteund door artillerie, langs de hel
lingen van den dijk steeds verder voorwaarts.
Eene afdeeling, die op den straatweg had stel
ling genomen, beschoot het fort tegelijkertijd in
den linkerflank.
Bakkerskil begon het benauwd te krijgen. Het
seinde naar den Uppelschen dijk om hulp. Deze
kon echter op dat oogenhlik niet worden ver
leend. Een parlementair, d. w. z. een vijandelijk
officier, vergezeld van een trompetter en een
ruiter met eene witte vlag, was langs den straat
weg de op deze vooruitgeschoven veldwacht ge
naderd met het verzoek den fortcommandant te
Bpreken.
De parlementair kwam namens den comman
dant der aanvallende partij dit fort opeischen
cn dit nog wel, tegen de oorlogsgcbruiken
in, op hetzelfde moment, dat hij langs den door
hem govolgden weg een nieuw gelegd fort aan
viel.
De ontvangst was, zooals zich laat begrijpen,
niet mal9ch; en nauwelyks was de parlementair
op last van deu fortcommandant huiten de voor
posten gebracht, of Uppelsche dijn deed met
metalen stem zijn kameraad aan de Bakkerskil
koud, dat hij hem niet in den steek zou laten.
De leider, die zich op eerstgenoemd fort be
vond, besliste ten slotte, dat ook deze aanval
was afgeslagen. In de werkelijkheid had dezelfde
beslissing moeten vallen. Een fort, dat door ge
duchte versperringen als doorgravingen, verhak-
kingen en ijzerdraadvlechtingen voor zijn front
is gedekt, en welk3 vuurmonden nog niet door
de vijandelijke artillerie zijn gedemonteerd, welks
bezetting nog niet door zware verliezen gede-
inora'iseerd en uitgeput is, bezwijkt niet, zelfs
niet al wordt de aauval onderromen met eene
macht, tienmaal sterker dan die des verdedigers.
De acceisen zijn smal; links en rechts van deze
is water; alle dekkende voorwerpen in het voor
terrein zijn opgeruimd, en onbelemmerd kan het
fort al de kracht zijner vuurmonden en geweren
tegen den volkomen ongedekt naderenden vijand
tot haar recht laten komen. De verliezen der
tegenpartij moeten in zulk een geval ontzettend
groot worden. Want aannemende zelfs, dat het
dezen gelukt tot aan de contr'escarpe d. w. z.
de buitengrachtsboord door te dringen, dan staat
hij daar altijd nog voor de breede strook diep
water, welke hem van de sterkte scheidt. Heeft
hij dan geen middelen hij de hand om den
grachtsovergang met voldoende macht te beproe
ven, dan worden zijne soldaten door den tot aan
de oogen gedekt liggenden verdediger by na h
bout portant doodgeschoten.
Ook de tegenparty begon dit in te zien. Hy
herhaalde dien dag den aauval niet. Blijkbaar was
het zijn voornemen den nacht af te wachten om
dan, door de duisternis beschermd, den aanval
nogmaals te beproeven.
En nogmaals mislukte zijn toeleg! De schild
wachten op de toegangen waren waakzaam; de
patrouilles in het voorterrein deden hun plicht
en verrieden vroegtijdig zijne komst, en de ge
weersalvo's, alsmede het kartetsvuur, dat hem bij
het dichter naderen telkens van achter de don
kere wallen begroette, lieten hem geen twijfel
of de bezetting was op zijn post en op den aan
val voorbereid.
De gewone audiëntie van
den minister van Financiën zal op
Donderdag den l'3den September
niet plaats hebben.
De baron Yan Zuijlen
van Nijevelt, oud-gezant te Parijs,
wiens ongesteldheid onlangs zorg
wekte, is tuans zoover hersteld, dat
hij te 'a-Hagc is aangekomen, ten
einde als lid van de Eerste Kamer
deel te nemen aan de werkzaam
heden der Staten-Generaal.
De schitterende loopbaan
van den Zondag overleden generaal Yan
Swieteu ving reeds op jeugdigen leeftijd
aan. Zoon van een officier, trad hij reeds
op zijn veertiende jaar in diaust als vo
lontair bij de 17e afdeeling infanterie,
werd het volgende jaar, in 1823, kadet,
en op nauwelijks 17-jarigen leeftijd tweede
luitenant bij hetzelfde korps.
In 1827, toen hij 20 jaar oud was,
werd hij met de expeditionaire afdeeling
naar Indië uitgezonden, waar hij aan ver
schillende veldtochten deelnam en reeds in
1828 met de Militaire Willemsorde werd
begiftigd. Na het eindigen van den Ja va-
oorlog keerde hij als le luitenant naar
Nederland terug.
Na deelgenomen te hebben aan de krijgs
verrichtingen tegen België, ging Van Swie
ten ten tweede male in het bataillon jagers
van Cleereus naar Indië, waarj hij vele
jaren bleef en tot hooger rang opklom,
zoodat hij in 1844 luitenant-kolonel was.
Overgeplaatst naar Sumatra's Westkust,
oogstte hij daar nieuwe lauweren. In 1848
nam Van Swieten als chef van den staf
deel aan de tweede expeditie tegen Bali,
en het volgende jaar bracht hij de derde
expeditie ten einde, nadat hij den gesneu
velden generaal Michiels als opperbevel
hebber was opgevolgd. Hier zoowel als bij
vroegere gelegenheden toonde Van Swieten
een even uitmuntend staatsman als veld
heer te zijn. Zijne belooning was eene be
vordering tot kolonel en eene benoeming
tot goeverneur van Sumatra's Westkust,
welk gewest hij 9 jaar lang bestuurde, tot
zegen van het land en zijn bewoners. Na
in 1858 tot generaal-majoor en in 1856
tot buitengewoon adjudant des Konings te
zijn benoemd, was hij het, die het volgeed
jaar het tractaat mocht sluiten met den
Sultan van Atjeh, het laud, waar hij later
onder geheel andere omstandigheden zou
terugkeeren.
Bevorderd tot luitenant-generaal en com
mandant van het leger, voerde hij na de
mislukking van de eerste expeditie tegen
Boni, in 1859 zelf de tweede expeditie
aan, die tot de onderwerping van het ge
west leidde.
Die veldtocht deed hem het komman-
deurschap van de Militaire Willemsorde
verwerven.
Nadat hij in 1860 door krachtig op
treden den militairen opstand in Semarang
had bedwongen, achtte hij in 1862 den
tijd der rust voor zich aangebroken, en legde
hij zijne betrekking neder.
In Nederland teruggekeerd, werd hij tot
buitengewoon staatsraad benoemd, vervulde
hij de betrekking van goevernemeuts-com-
missaris bij de Ned. Ind. Spoorwegmaat
schappij, en vertegenwoordigde hij gedu
rende een paar jaar de hoofdstad in 's Lands
Yertegenwoordiging.
Na de mislukking van de eerste expedi
tie tegen Atjeh, verzocht de goevirneur-
geueraal in 1873 de regeering, Van Swie
ten aan het hoofd te plaatsen eener tweede
expeditie. Zonder aarzelen aanvaardde de
grijze veldheer onmiddellijk de zaak ter
wille van zijn land en zijn vorst.
De indruk, dien de afloop van die ex
peditie maakte, en in het bizonder van de
inneming van den kraton, ligt nog versch
in het geheugen, en eveneens de strijd,
die na zijn terugkeer over zijne handelin
gen ia ontbrand.
Gedurende zijne gansche loopbaan heeft
Van Swieten de schitterendste bewijzen
ontvangen van 's Konings dankbaarheid.
Ook de natie heeft hem herhaaldelijk ge
vierd. Zijne groote militaire talenten zul
len in de militaire geschiedenis van ons
land steeds herdacht worden en zijn naam
in eere blijven als die van een dapper,
braaf en beleidvol krijgsoverste.
De onderscheidingen, die den generaal
van vorstelijke zijde ten deel vielen, waren
meest allen verbonden aan heugelijke da
gen in het leven der vorstelijke familie.
Koning Willem II schonk hem op 6 De
cember (den verjaardag van wijlen Z. M.)
1846 het ridderkruis 8e klasse van de
Militaire Willemsorde, en Koning Willem
III begiftigde op zijn verjaardag 19
Februari 18 0 Van Swieten met het
Kommandcur8krui8 dier orde, terwijl hij
12 Mei 1874 's Konings 25-jarige re
geering tot de waardigheid van Groot
kruis werd verheven.
Twee onzer landgenoo-
ten zijn onlangs op hunne rijwielen
van Keulen, langs den Rijn en door
het Sehwarzwald, naar Zwitserland
gereden. Daar lieten zij zich door
geen helling, hoe steil ook, afschrik
ken, en doorkruisten de Alpen tot
het Engadin. Zij namen den terug
tocht door de Jura en de rijkslan-
den tot Spa, vanwaar de trein hen
huiswaarts bracht.
De geheele reis duurde, naar het
Hbl. bericht, nog geen maand. De
onvermoeide rijders legden 70 k 75
mijl per dag af; bij zeer steile hel
lingen waren zij genoodzaakt naast
hun rijwiel te loopen, doch bij het
dalen bleven >ij, op ééne enkele
uitzondering na, steeds in den zadel.
Ter raadsvergadering
te Deventer is ingekomen een voor
stel van Burg. en Weth., tot be
noeming van een gemeente-archi
varis op eena jaarwedde van f 1200.
Zaterdag avond is te
Nieuwediep een te Hamburg thuis
behoorend matroos van het aldaar
binnengekomen nederl. schip Noord-
Hollandover boord gevallen en
verdronken. Zondag morgen werd
zijn lijk opgevischt.
Door de arron d.-r echt-
bank te Rotterdam is, ter vervul
ling van eene opengevallen rech-
tersplaats in dat college, opgemaakt
de volgende alphabetische lijst van
aanbeveling jhr. mr. A. G. de Geer,
rechter in Ce arr.-rechtbank teAl-
meloomr. G. Polak Daniels, subst.-
grifher bij eerstgemelde rechtbank,
en mr. M. J. E.Vruly Verbrugge,
rechter in de arr.-Rechtbank te Alk-
Zondagmiddag is dema-
chinist C. J. van B. bij het tot
vertrek gereed maken van een goe
derentrein op het station Utrecht,
onder de machine gekomen, tenge
volge waarvan zijn. linkerbeen ver
brijzeld werd. De ongelukkige is
heden morgen overleden.
Sinds Zaterdag jl. isuit
St. Anna bij Nijmegen verdwenen
de kantoorbediende H. v. L., met
medeneming van eenige honderden
guldens aan bankpapier en ander
geld, hetwelk hij voor zijnen pa
troon bij eenen notaris te Nijmegen
had moeten bezorgen.
POLITIEBERICHTEN.
In een buitengewoon politieblad bericht
de commissaris van politie te Nijmegen,
dat den 8en Sept. jl. des namiddags tus-
schen 12 en 1 ure, ten nadeele van Alexan
der Mercier, 43 jaren, bierbrouwer, wo
nende te St. Anna, gemeente Nijmegen,
een brief is ontvreemd aan het adres van
den heer Halberstadt, notaris te Nijmegen,
inhoudende: 4 bankbiljetten, elk groot f 100
D. C. 4408, A. D. 7478, B. X. 4894 en
C. M. 61142 bankbiljetten, elk groot
f60, B. O. 9691 en G. E. 1646; 1 bank
biljet, groot f40, B. W. 9791 2 munt
biljetten, eik groot f10, D. W. 05961 en
B. W. 09871.
Door den bestolene was aan zijn kan
toorbediende, H. J. van Leeuwenberg, 39
jaren, mede woonachtig te St. Anna, lengte
middelmatig, postuur 3tevig, uiterlijk fat
soenlijk, haar donkerbruin en krullend,
en kneveltje, gang eenigszins slepende of
moeielijk, gekleed met grijs gekleurd fau-
tasiepak en zwarten fantasiehoed, die
brief, alsmede eene som van f 115,95 aan
verschillende muntspeciën, ter bezorging
toevertrouwd, doch door dezeu niet bezorgd.
Genoemde commissaris van politie te
Nijmegen verzoekt opsporing, aanhouding
en opzending van den verdachte en in be
slagneming vau het ontvreemde.
Zaterdagavond ongeveer
10 uur werden de bewoners van
Nunspeet door het luiden der brand
klok opgeschrikt. Bij onderzoek
bleek, dat de aan de overzijde van
het station staande zoogenaamde
belvedère, aan ieder die Nunspeet
bezocht wel bekend en door velen
beklommen, door baldadige handen
in brand was gestoken. Ware niet
spoedig de brand ontdekt, dan had
den de gevolgen onberekenbaar
kunnen zijn, daar de houten stel
lage, geheel door dennebosschen
omringd, in een uitgestrekt bosch
staat. Yan de daders is niets bekend.
Den 8 e n dezer werd in
den tuin van den heer P. C. Jon
kers, te Breda, de door de duiven-
vereeniging «Pro Pafcria» georgani
seerde driedaagsche tentoonstelling
van pluimgedierte geopend. De in
zendingen, 150 in getal, hebben de
verwachting verre overtroffen. De
postduiven nemen er de voorname
plaats in, maar er zijn ook een aan
tal andere vogelsoorten, zooals fraaie
collectiën fazanten, pauwen, eenden,
kippen, kanarievogels enz. Door de
jury zijn vele bekroningen toege
kend; den len prijs, diploma van
den minister van Oorlog, bekwam
de heer A. Dekkers te Rozendaal voor
postduiven. De le prijs voor de meest
gevarieerde en volledige, inzending
werd toegekend aan de heeren F.
en E. van Schiebergen te Rijen.
De g e m e en t e - p o 1 i t i e te
Venloo heeft zekeren J. Ivremer uit
Dusseldorp, in een logement aldaar
gearresteerd, als verdacht van dief
stal van eene gevulde portemonnaie
met goud eu zilver, ten nadeele
van den aldaar logeerenden Sehmitz
uit Ylodrop (Limb.) Onder het geld
was een goudstuk, dat door den
bestolene als zijn eigendom her
kend werd, omdat dit door hem
met een merk was voorzien.
De barbier N. te Maas
tricht, die een zijner huurlieden
scheerde, heeft hem met het scheer
mes eene duchtige snede in den nek
gegeven. Het leenen van een gulden
door de echtgenoote van den eenen
aan de vrouw van den anderen zou
de aanleidende oorzaak zijn. ne da
der werd voorloopig gearresteerd,
doch is thans weder op vrije voeten
gesteld.
Tot voor eenige jaren
wemelde het te Schoonloo, gem,
Rolde, vooral in de zomermaanden
van slangen. Thans, nu deze aan
merkelijk afgenomen zijn, vertoont
er zich ander schadelijk gedierte
als adders, hagediseen en zekere
soort slangen, door het volk «heze-
wormen» genoemd. Deze laatste,
geel van kleur en voorzien van
eene harde huid, zijn zeer gevreesd.
Het zesjarig zoontje van den land
bouwer J. Beuker, dat barrevoets
in het weiland liep, werd dezer da
gen door een zoodanig dier aan den
voet gebeten. Vreeselijk zwol het
been op. Voor «bezetten» eene
soort wondergenezing, waaraan som
migen nog geloof hechten bleef
de opzwelling niet stilstaan, en de
hulp van een handig arts werd nog
bijtijds ingeroepen, zoodat het
knaapje, na een hevig lijden van
ongeveer eene week, thans hersteld
is. Ook andere gevallen, waarin de
beet dezer slangen dergelijke ge
volgen heeft gehad, zijn in dezelfde
streek voorgekomen.
Een zeereisje tegen wil
en daük maakte Donderdag een rei
ziger, die blijkbaar niet gewoon ie
zich te verplaatsen. Hij kwam per
inailtrein van 12 ure te Vlissingen
aan, met het plan te 12.30 per
stoomboot naar Breskens over te ste
ken. Zeker gehoord hebbend, dat
door de provincie den dienst op de
Wester-Schelde aanmerkelijk ver
beterd is, betrad hij een der groote
zeekasteelen, die den dagdienst op
Queenboro onderhouden. Midden in
zee kwam de man tot de ontdek
king dat hij, in plaats van naar het
kalme Breskens, naar de wereldstad
Londen op reis was.
Hij was op de schuit en moest
natuurlijk meevaren. Te Queenboro
aangekomen, stapte onze moderne
Pieter Spa onmiddellijk op de nacht
boot over en arriveerde 's morgens
weder te Vlissingen, om van daar
nu beter de reis naar zijne bestem
ming aan te nemen.
Onlangs namen w ij ken
nis van een testament, dat iemand
uit het Drentsche dorp R. had doen
opmaken, die, nog niet lang gele
den, is overleden als....bedelaar.
De nalatenschap, welke in dat stuk
werd vermeld, bedroeg in ronde cij
fers f 15.000. Hiervan waren aan
zijne pleegdochter f13.000, en aan
zijnen assistent, die hem op zijne
bedeltochten steeds trouw ter zijde
stond, f2000 gelegateerd. Bij zijn
leven had hij in de laatste jaren de
gewoonte, om de vier wintermaan-
in Amsterdam door te brengen, ai-
waar hij zijne vaste huizen had om
wekelijks aalmoezen op te halen.
Te Groningen hebben
eenige straatroovers dezer dagen
een brutaal stukje uitgehaald. Bij
de drukte, die in den avond van den
300 jarigen gedenkdag van Gro-
mngen8 ontzet heerschte, werd een
jonge dame plotseling omvat door
een onbekenden man, die haar een
flinken zoen op het gelaat drukte.
Dit was op zichzelven lang niet
pleizierig, maar het geval werd er
niet beter op, toen zij bemerkte, dat
een tweede bandiet van de gelegen
heid gebruik had gemaakt om haar
een kostbaren armband te ontrooven.
De politie, dadelijk gewaarschuwd,
slaagde er in het vermiste voorwerp
op te sporenook de beide daders
vielen haar in handen. Het zijn twee
beruchte personen, die reeds meer
malen met de justitie en politie in
aanraking kwamen.
genoegen deed, de echo door het hol te hooren weerklin
ken. Toen begon hij te zingen, terwijl hij met zijne voeten
de maat sloeg, en na eiken regel van woeste melodie hield
hij op, om de klanken tot ver in het hol te hooren weg
sterven.
Hij zong het in zijn volkstaal
De glory ob de Lord, it am comin it am comin
De glory ob de Lord, let it kome
De glory ob de Lord, bear bis trumpet, hear his trumpet,
De angel ob de Lord, hear come!
Bij de laatste woorden «He are come» (Hij is gekomen)
werd het licht, dat door de opening viel, verduisterd, en Penn
keek dien kant uit om te zien of deze voorspelling ge
heel cn al werd vervuld. Er verscheen eene indrukwekkende
gestalte. Het was die van een neger, die meer dan zes voet
lang en krachtig gebouwd washij was zoo recht als een
pilaar, en zwart als ebbenhout. Hij droeg tot kleeding die
renhuiden, had een geweer in de hand, en op zijne schou
ders droeg hij een buidelrat.
Houd op met dat leven, zeide hij tot den zanger,
op bevelenden toon. Heb ik je niet gezegd, dat hij niet
wakker mocht worden?
Wees daar niet bang voor, zeide de ander.Hij
zal niet meer ontwaken. Hè, wat is die vet, zeide hij,
terwijl hij den buidelrat uam, en dien dadelijk begon te villen.
Niet meer ontwaken Ik zeg je dat hij slaapt, en alles
hangt van zijn ontwaken af. Maar je heft een gehuil aan,
dat de dooden zou opwekken.
Gehuil I noemt gij mijn zingen zoo, Pomp.
Wel, houd dat zingen voor je, totdat hij er tegen be
stand is, ongevoelige, ondankbare neger.
Hoe noemt gij mij riep de zanger, terwijl hij
woedend werden opsprong. Ondankbaar I zeg dat
nog eens!
Ja, Cudjo, zoo dikwijls je wilt, zeide Pomp, terwijl
hij bedaard zijn geweer in de kunstig gevormde kamer neer
zette. Je bent een ongevoelige, ondankare neger.
Hij keerde zich om, terwijl hij trotsch en medelijdend
glimlachte. Cudjo's woede was dadelijk bekoeld.
Je weet, zeide Pump, dat je dien man op de
rotsen had laten sterven, als ik er niet geweest was.
Ja, waarom niet? zeide Cudjo. Waartoe diendeal
die drukte ten behoeve van dien man.
Die man heeft ten behoeve van ons reeds veel geleden.
Ten behoeve van ons? Ha, ha, lachte Cudjo, ter
wijl hij nederknielde met den buidelrat voor zich, hoe
kan dat?
Let op Cudjo, en ik zal het je vertellen, zeide Pomp,
terwijl hij zich nederboog, en zijn vinger op den misvorm
den schouder legde. Cudjo keek op, terwijl hij met het mes
in de handen nog steeds met den buidelrat bezig was. Ik
heb het gisteravond van Pepperill gehoord, die nu lastig
gevallen wordt, zooals js weet, omdat hij met den ouden
Pete bevriend is, nadat deze was afgerost.
En die ons iederen nacht meel en aardappelen heeft
gebracht ofschoon ik denk, dat zijn meester er niets van
weet, en hem anders niet gemakkelijk zou laten gaan, -
zeide Cudjo.
Wel, het was omdat hij Pepperill ondersteunde, die
Pete op zijn beurt ondersteunde, terwijl Pete ons meel en
aardappelen brengt, daarom is hij door die schurken zoo
slecht behandeld. Begrepen
Zeg het nog eens Pomp. Hoe was het ook weer. Laat
een zien. Dit is de oude Pete, hij stak een vinger in de
hoogte, die Pete moest voorstellen. Dat is Pepperill,
hij stak zijn duim in de hoogte. En dit is die man daar
ginds, nu zijn we er. Hoe is het nu, Pomp?
Pomp herhaalde zijne opgaaf en Cudjo wees naar zijn
langen zwarten vinger als Pete werd genoemd, en naar zijn
duim als de naam Pepperill werd uitgesproken; hij slaagde
er eindelijk in, te begrijpen, dat Penn leed had ondervon
den, tengevolge van weldaden, hem Cudjo bewezen.
Wordt