NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
De sclieivereraipi „Riprüa".
Blanken en Zwarten.
6e Jaargang. Donderdag 13 September 1888. No. 1594.
abonnementsprijs:
advertentiën:
sia ii s si e li tï s.
letteren ek kunst.
mm m vloot.
MRLEWTS DAGBLAD
Directeuren-Uitgevers J. C. PEEREBOOM en J. B. AVI!?.
Voor Haarlem, per 3 maanden1.20.
Franco doo. het geheele Rijk, per 3 maanden. - 1.65.
Afzonderlijke nummers - 0.03.
vnn 15 regels 50 Cents; iedere ragel meer 10 cents
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij groote opgaven aanzienlijk rabat.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureau: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. 'IPellefoonnflBnimer 122.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en courantiers.
Hoof dagenten voor net Buitenland: Compagnie Generale de Ptibiieite Etrangère 6. L. DATJBE ty" CoJOH.. F. JONES, Suor., Parvjt, 3Ibis Faubourg Montmartre.
Haarlem, 12 September.
Bij de heden middag gehouden
besteding van ligetroo, ten dienste
van het garnizoen alhier, was de
heer J. van den Berg, koopman al
hier, laagste inschrijver, nl. voor
f29,80 per 1000 KG.
De. toestand der drie gekwetsteD
bij den moordaanslag op de Dreef
is zeer bevredigend. Allen zijn
koortsvrij en zeer rustig, terwijl
geen hunner noemenswaardige pijn
lijdt.
Bij geen van drieëu zijn de ko
gels verwijderd, doch, wij merkten
het reeds vroeger op, de aanwezig
heid daaraan wordt door de genees-
heeren der drie patiënten, de heeren
J. A. Lodewijki, arts, en dr. B. J.
Kouwer, geen bezwaar geacht.
Met een enkel woord maakten wij dezer
dagen melding van de oprichting hier ter
stede van eene vereeniging, welke zich uit
sluitend ten doel stelt do beoefening van
de schermkunst. Tot dusver bestouden hier
wel vereenigingen, waar men onderricht in
het schermen kon ontvangen, maar daaraan
was tevens verbonden onderwijs in de gym
nastiek.
Op initiatief van den heer A. J. Meye-
rink, die zich op dit gebied reeds een naam
heeft verworven, kwam «Kipperda" tot
stand en Dinsdagavond werd zij feestelijk
ingewijd. Een groot aantal belangstellen
den waaronder ook vele dames had zich
in de groote zaal der sociëteit //De Kroon"
vereenigd, alwaar de jeugdige vereeniging
voor de eerste maal in het openbaar werk
zaam zou zijn.
De heer Moyerink, president-instructeur,
opende de feestelijkheid met eene toespraak
waarin hij het ontstaan en het doel der
vereeniging uiteenzette. Op duidelijke en
welsprekende wijze betoogde hij het nut
der zoogenaamde //kunstmatige lichaams
oefeningen", waartoe gymnastiek en scher
men behooren en wees op de behoefte, welke
in Haarlem bestond aan eene vereeniging,
welke zich uitsluitend aan de beoefening der
schermkunst wijdde,waarin, naar hij hoopte,
Kipperda" op afdoende wijze zou blijken
te voorzien. Verdtr riep hij den steun in
van de zusterverenigingen en van allen
die belang stelden in deze bij uitstek edele
lichaams-ontspanning. Spreker mocht na
deze woorden de luide bijvalsbetuigingen
der aanwezigen inoogsteu.
Achtereenvolgens werd nu een met zorg
samengesteld programma door de leden der
jeugdige vereeniging afgewerkt. In 't kort
wenschen wij daarvan onze indrukken weer-
tegeven.
Het eerste nummer was een partij op
den degen, volgeus de fransche methode,
uitgevoerd door de heeren Meyerink en
Smit.
De fransche wijze van degenschermen
begint hier te lande allengs meer ingang
te vinden, dank zij den guustigen beoor-
deeliugen van verschillende liefhebbers. In
de eerste plaats toch kenmerkt zij zich door
veel afwisseling in standen en wijze van
aanval. Bij dit laatste is men geheel vrij
men mag avanceeren en retireeren naar
verkiezing. Hierdoor wordt m«er van de
aandacht der partijen gevergd en kunnen zij
al hun vlugheid ontwikkelen. De tegenstan
ders vallen elkander onophoudelijk aan en
zoeken steeds naar een oogenblik van zwakte
bij de tegenpartij, om dan met vrucht een
stoot te doen. Daartegenover staat, dat de
aangevallene dan zijn terugstoot zóó schie
lijk kan toebrengen, dat zijn tegenpartij
bijna niet kan pareereu en somtijds beiden
tegelijk een stoot doen. Dat dit vooral
voor den toeschouwer een afwisselend
schouwspel oplevert is begrijpelijk. De raak-
stooten zijn over de geheele borst en elke
touché, onverschillig waar aangebracht, is
geldig.
De wijze waarop genoemde heeren deze
scherm- of liever vechtmethode in praktijk
brachten, pleitte zeker wel voor de wijze
waarop zij die hebben beoefend, o. i. al
thans gaven zij er een tot in alle onder-
deelen duidelijke voorstelling van. Eigen
aardig is ook het costuum, dat gewoonlijk bij
deze wijze van schermen door de partijen
wordt aangenomen. Het bestaat uit een
engsluitend zwart tricot met witte schoe
nen, veelkleurig ceintuur en borduursels
op de borst. De zeer fraaie costumes waren
voor deze gelegenheid geheel naar het
fransche model vervaardigd door mevr.
Smit. Dat ook de dames belangstellen in deze
hoogst nuttige en aantrekkelijke lichaams
oefeningen verdient in ons oog toejuiching.
De overige nummers van het programma
bestonden in Colonne degen (door acht
personen uitgevoerd.) Partij schermen op
langen en korten stok. Gymnastische spe
len a. Touwcirkelspringen. b. Aardappel-
rapen (gevari erd.) Partij schermen op den
degen, volgeus de hollandsche methode.
Gymnastische spelenc. Mandspringen. d.
Kruiwagen rijden. Partij schermen op den
sabel.
De meeste leden gaven blijk, reeds flinke
schermers te zijn, en mochten er ook eenige
in enkele opzichten te kort schieten, (de
houding van den linkerarm bij //colonne
degen" b. v. viel niet bij allen te roemen)
wij betwijfelen niet of de goede leiding,
waaronder allen staan zal daarin wel
verbetering brengen.
De gymnastische spelen, waarvoor eenige
traaie prijzen waren beschikbaar gesteld,
werkten geducht op de lachspieren der
toeschouwers. Vooral het kruiwagenrijdeD
was allervermakelijkst. De moeite welke
de deelnemers hadden om geblinddoekt
met hunne wagens tusschen de tafeltjes
en stoelen door te komen, deed niet min
der gelach ontstaan dan de wanhopige po
gingen van sommigen om door den muur
heen te rijden, wauueer zij een verkeerde
richting namen.
De prijzen werden behaald als volgt
Touwcirkel springen.
Joh. G. Martin, le prijs
Sim. Martin, 2e prijs.
Aardappelrapen.
D. Ooatwoud Wijdenes, le prijs;
A. J. Meijerink, 2e prijs;
Jac. Faber, 3e prijs.
Mandspringen.
J. F. Hessels, le prijs;
George L. Smit, 2e prijs.
Kruiwagen rijden.
A. Weill le prijs;
A. Koos 2e prijs;
G. Wijuoogeu 3e prijs.
De uitreiking der prijzen geschiedde met
een toepasselijk woord van den heer J.
Nierop, die tevens de beste wenschen uit
sprak voor den bloei van «Kipperda". Dat
deze wenschen zullen worden vervuld is
dunkt ons, na hetgeen wij Dinsdagavond
hebben gezien, niet twijfelachtig.
Naar het Hbd. verneemt, zal de Amsterdam-
9cbe Orkestvereeniging, door verscnilleude om
standigheden daartoe genoodzaakt, weldra ophou
den te bestaan.
De heer Prosper Delin heeft zifn ontslag ge
nomen als leeraar ia het handteekenen en schilde
ren aan de Quellinusschool te Amsterdam. Tot
zijn opvolger is benoemd de heer J. Visser.
De te München bekroonde belgische schilder
Courtens heeft dezen zomer geruimen tijd te
Vogelzang vertoefd, om daar iu den omtrek stu
dies te maken.
Men zal beproeven Harriet Beecher-Stowe
per stoomboot van Long Island naar haar huis
te Hartford over te brengenzij wenscht daar te
sterven. Zy is slechts nu en dan bij haar be
wustzijn.
Inhoud «Hollandsche Lelie« 2e jaarg.
no. 11Hoofdartikel. Bouwkunst Mijn
lievelingslectuur. Omzwervingen buiten.
Recepten. Roman. Correspondentie.
Weekkalender.
De fortoefeningen
in het land van Altena.
Slot),
De corr. van de N. K. C." schrijft aan
zijn blad:
Voor iemand, die in de gelegenheid is
een nachtelijken aanval op een fort van
nabij, en dan liefst van de zijde des aan
vallers, te zien, levert het geheel een
schier onvergetelijk schouwspel op. Het is
pikdonker. Alles is stil. Geen ander ge
luid doet zich hooren, dan het fluisterend,
spookachtig ritselen er. schuifelen van het
lisch en de biezen langs den waterkant,
onder den druk van een nauw merkbaar
koeltje.
Met het geweer in de vuist en gedekt
achter een boom staat de schildwacht op
den toegang tot het fort roerloos op zijn
post. Wie niet beter wist, zou denken,
dat hij sliep, zoo onbeweeglijk is zijne
houding.
Maar hij slaapt niet. Zelfs denkt hij niet
aan slapen. Dit verraden de heldere kij
kers, die onafgebroken op het in duister
nis gehulde voorterrein zijn gevestigd.
Op een3 laat hij zijne roerlooze hou
ding varen. Zijn scherp luisterend oor heeft
in de verte een verdacht geluid opgevan
gen. Wat kan dat wezen? Hij bukt zich
en brengt het oor aan den grond om beter
te kunnen luisteren. Ja stellig! Hij heeft
goed gehoord. Voetstappen zijn het van
verscheidene personen, die behoedzaam na-
dersluipen. «Daar komen ze aan! Wel
twintig man!" fluistert hij ouder het op
rijzen uit zijne gebogen houding den naast
hem staanden kameraad in.
Er verloopen enkele minuten, voor de
beide schildwachten eene eeuwigheid. Het
geluid komt aanhoudend nader. «Halt!
Wie daar?" klinkt het eensklaps luide en
dringend door den stillen nacht. Geen ant
woord. Het geluid is plotseling verstomd.
«Halt! Wie daar?" Nog zwijgt alles. Ant
woord volgt er niet.
Bliksemsnel werpt de schildwacht het
geladen geweer aan den schouder en drukt
los. Het schot kraakt.
Een vuurstraal klieft het duister. Vlug
als de wind herlaadt de man weder en
duikt weg achter de dekking, want een
dertigtal donkere gedaanten, door eene nog
grootere afdeeliug gevolgd, springen eens
klaps op korten afstand voor zijn post uit
de hellingen van den dijk te voorschijn
en rennen naar hem toe.
Maar de voorste loopt in volle vaart
tegen de ijzerdraadversperring, die den toe
gang over eene breedte van tien meter af
sluit en aan weerszijden in de inundatie
eindigt. De hindernis, dat warnet van ste
vig ijzerdraad, door niet minder stevige
palen aan den bodem bevestigd, moet de
vijand voorbij, wil hij eenige kans krijgen
op succes. Iutusschen sparen de schild
wachten in het teruggaan de patronen
niet.
Het eerste schot heeft het fort intus-
schen reeds gealarmeerd. Vliegensvlug ren
nen de wachten der bastions naar de hun
reeds bij daglicht aangewezen posten, de
infanteristen achter hunne lage dekkingen
tot vuren gereed, de artilleristen bij de
met kartetsen geladen stukken.
Zoo stil, zoo ordelijk gaat alles in zijn
werk, zoo goed is alles voorbereid, dat
men er buiten het fort niets van hoort, en
men zich onwillekeurig begint af te vragen
of de verdediger de schoten wel heeft ge
hoord.
Nog is alles om het fort in tastbare
duisternis gehuld. Daar ploffen eensklaps
op verschillende punten van de gracht
eenige zware voorwerpen in bet water.
Enkele seconden verloopen. Dan blijken
die voorwerpen lichtkogels te wezen, want
ze beginnen te branden en verlichten wel
dra den ganschen omtrek, ook aan gene
zijde vau de gracht. Door eene onzichtbare
baud wordt hier en daar op den water
kant voor de heg een lichtfakkel geplaatst,
die een oogverblindeuden glans begint te
verspreiden. Nu kan de fortbezetting zien
wie en wat zij voor zich heeft.
Heeft zij slechts hierop gewacht, of ge
hoorzaamt zij thans aan een daarbuiten
onhoorbaar sein?
Wie zal het antwoord geven op deze
vraag? Eensklaps wordt het fort als in
een kring van vuur en rook gehuld. Sal
vo's uit het klein geweer kraken. Dreunend
vallen de schoten uit het kanon hier tus
schen in. Bliksemstralen doorklieven van
de overzijde der gracht tot antwoord het
duister. Het is het geweer van den vijand,
wien het gelukt is de ijzerdraadversper
ring te passeeren. Hij heeft de bewakings
troepen teruggeworpen en is thans meester
van de contr'escarp.
Verder komt hij echter niet, want mid
delen tot het passeeren van het water zijn
niet in zijn bezit. Er ontspint zich dus
alleen een vuurgevecht. Langzamerhand
verflauwt dit echter. De vijand, het nut-
telooze van zijn langer standhouden in
ziende, gaat onder bescherming van het
duister langzaam terug. De petroleum
lichtkogels dooven evenals de lichtfakkels
één voor één uit. Het schieten verstomt,
en weinige minuten later is de doodsche
stilte van daareven weder ingetreden.
De fortbezetting is naar haar bomvrij lo
gies teruggekeerd, tevreden met haar be
haald succes.
Bij uitzondering hadden de forten dit
maal van zulke nachtelijke alarmeeringen
weinig of geen last. Alleen den laatsten
nacht vóór het staken der manoeuvre werd
de bezetting van den Uppelschen dijk een
paar maal uit (le lange veeren gehaald.
Juist die nachtelijke schijn-aanvallen, met
kleine afdeelingen telkens opnieuw, nu hier
dan daar herhnald, werken op den langen
duur doodend op het moreel der bezetting.
Zwaar werk overdag en gebrek aan rust
des nachts putten zelfs den sterksten mensch
uit, verlammen zijne geestkracht en knak
ken hem in ééu woord naar lichaam en
ziel.
Is de fortbezetting eenmaal in dien toe-
s and gekomen, dan valt het aan de tegen
partij, zooals de ondervinding bij vroegere
sf m -u J: x* Xj jej O ixr.
Een verhaal uit den amerihaanschen burgeroorlog.
22) XHIe HOOFDSTUK.
DE NACHTROK VAN DEN PREDIKANT HEEFT EEN AVONTUUR,
Dat is zoo Pomp, zeide hij ernstig, met veranderde
stem. Er zijn dus twee blanken, die ik niet dood zou
willen zien! Pepperill is de eerste, en hij daar de tweede.
Na deze uitlegging liep Pomp zachtjes naar het bed. Hij
had nog niet bemerkt dat Penn, die daar zoo stil lag, was
ontwaakt. Zijne gelaatstrekken verhelderden zich, toen hij
de ontdekking deed, dat de koorts hem had verlaten.
Wel, hoe is het nu, mijnheer? zeide hij, terwijl
hij Penn den pols voelde, en op een van de reusachtige
zitplaatsen, in de nabijheid van het bed, ging zitten.
Waar ben ik? was Penn's eerste angstige vraag.
Ik vermoed dat u dat niet zult weten, mijnheer,
zeide de neger glimlachende, en u kent mij zeker ook
niet, is het wel
Ik denk, dat gij mijn redder zijt, is het niet waar?
Dat is zool dat is hij inderdaad; riep Cudjo, die
naderbij trad, en zich onder het spreken de warme huid
van de buidelrat om den arm wikkelde.
Ik had u daar willen laten liggen. Maar Pomp wilde
het niet, toen brachten wij u hier, en door zijne verpleging
is u nu buiten gevaar. Pomp is een groot geneesheer!
ja! En Cudjo lachte, terwijl hij twee groote rijen blin
kend witte tanden liet zien, die bijna tot aan de ooren
reikten, en terwijl hij de huid van de buidelrat boven het
hoofd zwaaide, zag hij er meer als een duivel, dan als een
mensch uit.
Verscheidene vragen, die hem zelf en zijn vrienden be
troffen, kwamen Penn op de lippen; maar de neger legde
hem met een zachten, gebiedenden wenk het stilzwijgen op.
XIVe HOOFDSTUK.
HBT VERHAAR VAN EEN MAN.
Nog drie dagen lang lag Penn hulpeloos in het hol op
het ruwe bed, terwijl hij nog steeds in onwetendheid ver
keerde.
Pomp verzekerde hem, dat alles goed was, en dat hij
geen vrees behoefde te koesteren, maar hij weigerde hem
elke inlichting. Het gedrag van den neger was echter zoo
danig, dat het vertrouwen moest inboezemen. Hij had bui
tengewoon veel kracht. Hij hief Penn in zijn armen op
alsof deze een kind was.
Cudjo geleek op een aap. Zijn spreken, zijn grimassen,
zijn kluchtige mameren en zijn zucht om kwaad te doen,
brachten den herstellende evenzeer in verbazing als het
gedrag van den andere.
In dien tusschentijd kreeg Penn langzamerhand zijne
krachten terug, zoodat Pomp hem den vierden dag veroor
loofde, een weinig te spreken.
Vertel mij eerst wat van mijne vrienden, zeide
Penn. Gaat het hun goed? Weten zij waar ik ben?
Ik hoop van niet, mijnheer, zeide de neger, veel-
beteekenend glimlachende, terwijl hij op de reusachtige
zitplaats zat. Ik geloof dat niemand weet, waar gij zijt.
Wat moeten zij er dan van denken? zeide Penn.
Hoe heb ik hen verlaten?
Zij hebben zeer veel moeite gedaan, om dat te ont
dekken, mijnheer.
Hebt gij dan iets van hen gehoord?
O ja, wij kennen een manier om van die menschen
daarginds berichten te ontvangen. Toby is er bijna g -k van
geworden. Hij vermoedt stellig, dat u dood is, want hij
denkt, dat u zonder hem nooit beter had kunnen worden.
En miss.... mr. Villars?
Zij maakten zich zoo ongerust over u, dat ik hen
gaarne over uwe veiligheid had willen inlichten. Maar zij
zelfs mogen uw verblijfplaats niet te weten komen.
Waar ben ;k dan?
Gij zijt, zooals ge bemerkt, in een hol. Maar ik denk
dat u wel eenigzins weet, hoe u hier iB gekomen, dus zal
het voor u niet moeilijk zijn, den uitgang te vinden.
Hij zeide dit op een vragenden toon, terwijl hij glimlachte.
Ik weet er werkelijk niets van, zeide Penn, alleen