De fVB agn e t i s e u r, TWEEDE BLAD Misgeschoten BEHOORENDE BIJ HAARLEM'S DAGBLAD VAN Maandag 24 September 1888. Edgar Allsn Johnson zat op een namiddag in de maand Mei in zijn particulier kabinet van zijn bureau in Exchange Court, te Li verpool. De haudelswereld beschouwde hem als een rijk man, maar in zijn eigen oogen en die van zijn hoofd boekhouder stond zijn firma aan den rand van den ondergangslechts een wonder kon haar redden en Edgar wist dat de tijd der wonde ren voorbij was. Hij greep een tafelbel en schelde om een bediende. Deze verscheen. .Sanders, een rijtuig!» «Ja, mijnbeer,» luidde het ant woord en de deur sloot zich weder achter d-n geroepene. De heer Johnson trok zijn lichte overjas en handschoenen met deftige kalmte aan, greep hoed eu wandel stok en stapte in de koets, die hem naar een huis in de Jamessireet bracht. Het was het kantoor van Levi, Dorrell Co., dat evenals meer dergelijke zaken nu juist niet op net uiterlijk kon bogen, integendeel er allersmerigst uitzag, maar het schijnt wel of sommige zaken juist een vuil omhulsel moeten hebben om hun voorspoed te verbergen. Dit was ook daar het geval. John son gaf deu koetsier bevel om te wachten en baande zich een weg door de talrijke nauwe doorgangen, om in het heiligdom vau Levi eu Co. door te dringen, waar zij hun omvangrijke zaken dreven en hunne goudhoopen opstapelden. Na zijn kaartje aan den uitge mergelden bediende te hebben over handigd, werd Johnson toegelaten, in 't vertrek waar de welgedane mr. Levi en zijn collega mr. Dorrell zaten. Zonder veel complimenten noemde Johnson zijn naam, beroep en adres, waarna bij terstond overging de zaak te bespreken, waarvoor hij de hulp van Levi en Co. nood'g had. «ik verscheep katoen van Alexan dria gewoonlijk met de schepen van Jones en Co., maar wanneer gij, heeren, er kans op ziet mij de noo- dige voorschotten op lading te doen, stel ik mij voor mij van uwe firma te bedienen. Op 't oogenblik heb ik twee duizend balen katoen te Alexan dria ter verzending gereed liggen naar hier, waarop ik een voor schot van twintig duizend pond wensch. Dit natuurlijk alleen op ontvangst van de gewone connosse- menten van Alexandrië en, «met een hoffelijke buiging,» wanneer gij refe renties wenscht betreffende mijne firma, vertrouw ik dat gij alles naar genoegen zult bevinden.» «Wij kennen uwe firma slechts bij naam, mr. Johnson», zeide mr. Levi, «maar totnogtoe hadden wij het genoegen niet u persoonlijk te kennen.» «Dan zullen wij», zeide mr. Dorrell «na behoorlijke informa ties welke echter in dit geval slechts een formaliteit zijn met ge noegen bedoeld voorschot doen.» Johnson, maakte een deftige bui ging en vertrok. Dien avond had hij het verba zend druk, zoodat hij tot de mor genuren in zijn kantoortje werkzaam bleef. Hij schreef ijverig, niet op ziju gewouesnelle en aanhoudende wijze, maar met zorg en nu en dan over leggende. Wanneer men een blik over zijn schouder had kunnen wer pen, zou men gezien hebben dat hij zorgvuldig handteekeningeu na schreef luidende: «Abdul Pinero.» Hij tobde zich vreeselijk af en eerst te middernacht liet hij zich achterover vallen in zijn leunstoel en onderzocht den uitslag van zijn werk met voldoening en tevreden heid. Twee dagen later ontving bij een nota van de firma Lsvi en Co, die verzocht hem te spreken, waaraan hij terstond voldeed. De uitslag was alles wat hij wenschte. De firma was geneigd hem het gevraagde te geven ophet duplicaat-connossement van de lad ng vau Alexandrië, die nu verwacht werd. Op zijn bureau teruggekomen verzocht Johnson een zijne.- bedien den een enveloppe van adres te voorzien, waarin hij haastig de ver- valschte ladingbrieven sloot en toen verzegelde. Daarna schreef hij een vertrouwelijken brief aan een vriend m Alexandrië een goeden sul, een suffer, die geeu argwaan zou hebben en vroeg hem in een postscriptum als een bizonderen dienst, den ingesloten brief te Alex andrië op de post te doen wanneer het schip Estrella uitzeilde. Na dezen brief te hebben ver zonden, drentelde hij langs de Castle- street en ging een hem onbekenden winkel binnen, waar hij een met ijzer beslagen kistje bestelde, dat bij spoedig aan zijn adres wenschte te ontvangen. Drie weken later was Johnson weder iD 't kantoor van Levi en Co. De connossementen waren oatvau gen eu de haudteekeuingeu op de betrokken papieren in orde. De heer Levi nam zijn chèque-boek en teekende een chique voor twin tig duizend pond. De Estrella was op tijd binnen gekomen en Levi en Co zond een bediende naar het schip om de pa pieren in ontvangst te nemen. «Goeden morgen, kapitein Marsh» zeide hij. «Goeden morgen,» bromde de ka pitein terug. «Een goede reis gehad? «Matig.» «Een grooter lading dan anders?» «Neen, gewooD.» «Maar gij hebt toch twee duizend balen katoen aan boord voor Pinero en Co?» «Geen enkele,» antwoordde de kapitein. Wat,»zeidede verwonderde klerk, «zijt gij daar zeker van? «Waarachtig,» antwoordde de ka pitein, «dat zal ik toch wel weten.» «Dan kan ik wel weer beengaan,» zeide de klerk. «Dat geloof ik ook,» merkte de kapitein op. Davis, de klerk, begaf zich weder naar het kantoor eu vertelde daar met de grootste verwondering, dat de verwachte lading er niet was. Dorrell werd doodsbleek en Levi's gelaat kreeg een groenachtige kleur. Haastig werd een telegram naar de agenten te Alexandrië af gezonden en na een paar uren kwam het antwoord! «Van zulk een lading niets bekend, misverstand.» Binnen vijf minuten reed mr. Levi in allerijl naar Exchange Court, waar hij, het behoeft wel niet ge zegd te worden, mr. Johnson niet vond, noch iemand van zijne onder geschikten. De deur die tot zijn bureau toegang gaf was gesloten en er was een keurig net kaartje aan bevestigd met het opschrift: «Voor oubepaalden tijd op reis naar het vasteland.» Als een kogel uit een kauon snelde de dikbuikige Levi naar zijn kan toor terug en stormde dit met zulk een geweld binnen, dat de klerken van hunne stoelen opsprongen en geheel in de war geraakten. Eindelijk wist een hunner hem te vertellen dat het kantoor van Johnson en Co. al reeds langer dan een week gesloten was. Toen hij in Jamesstreet kwam was mr. Levi ten prooi aan een on beschrijflijke aandoening. Hij was een wonderlijk driftig heer. Hij slin gerde zijn hoed tegen den grond eu plofte in zijn gemakkelijken leun stoel neder. «Wij zijn bedrogenl» brulde hij, «opgelicht 1» Mr. Dorrell zat eenige minuten met verbleekt gelaat testaren, maar in elke zaak van twee of meer deel- genooteu is er gewoonlijk een die spreekt en een die handelt en in deze was het altijd mr. Dorrell, die handelde. «Gij hadt beter gedaan Bol ton te roepen», zeide hij ten laat ste en terstond werd om Bolton, den beroemden detective (geheim politieagent) gezonden. De zaak werd geheel aan hem blootgelegd en na eenige dagen vernam de firma Levi en Co. dat zij behendig was opge licht, alle documenten waren ver- valscht. De chèque van mr. Levi was op den dag der afgifte ingewisseld in echte engelscbe banknoten, van welke geen enkele in Liverpool was ontvangen of gewisseld. Daaruit bleek, dat Johnson hen had mede genomen naar Londen met het doel ze voor goud in te ruilen. «Het was daarom,zeide Bolton, «dat het voormelde met ijzer beslagen koffertje was besteld door den be- dachtzamen en doortrapten John son twintig duizend pond in goud, waren, zooals de detective droogjes opmerkte, nogal een aardig vrachtje voor één persoon om te dragen; het was dus zeker dat Johnson langer dan een week geleden zijne kamers had verlaten op een laat uur iu den avond en dat een heer die met zijn voorkomen overeenstemde, dienzeif- den avond den nacht-exprestrein voor Londen had genomen. «Maar hoe,» zeide Dorrel, «kreeg hij Pinero's handteekening «Dat is eenvoudig», antwoordde de detective; «hij had eenige kleine scheepszaken met hem en bezat daardoor eenige van diens connosse menten, die het hem dus met de haudteekening gemakkelijk viel na te maken.» «Die bedrieger!» schreeuwde Levi, «zoek hem Bolton, 'tkost wat het kost, als gij hem vindt, is uw for tuin gemaakt.» Op een heeten Augustusdag luier den twee mannen onder de veranda van de Fonda Alameda te Malaga. Beiden rookten en naar hun gesprek te oordeelen, hadden zij nog kort geleden kennis gemaakt. «Ja,» zeide de oudste met een sterk amerikaansch accent. «Ik reis voor mijn plezier, ik heb mijn geld in de mijnen verdiend, maak nu een reisje voor eeu maand door Europa. Je bevalt me, ik hou vau lieden van jou slag. Hoe zeide je ook we der dat je naam was.» «Ik zeide niets,» antwoordde de ander op schellen toon, «maar ik heet Frederik Steyne. «Dank je. Mijn naam is Kemp Josiah Washington Kemp om je >e dienen. Hier is mijn kaartje. En- gelschman, reken ik?» «Ja, Amerikaan, onderstel ik.» «Dat ie zoo,» antwoordde de an der, zijn duimen in de armsgaten van zijn vest stekend. «Ook voor plezier op reis, mr. Steyne?» «Neen,» zeide de gevraagde, een sigaar opstekend, «'k ben hier voor zuken. Mijn oom is hier gestorven, ik erf van hem en denk hier of in Sevilla een zaak te beginnen. «Onlangs in Engeland geweest?» vroeg mr. Kemp. «O neen, ik heb Engeland in geen zes jaar gezien. «Aha,» zeide de Amerikaan. Nog eenigen tijd duurde bet ge sprek zoo voort, toen namen zij af scheid om te gaan slapen. Na verloop van eenige dagen wa ren zij dikke vrienden geworden en zelden zag men den eeu zonder den ander. Op een keer dat beiden weder onder de veranda gezeten waren, zeide Kemp: «Steyne, ik heb een ideetje. Gij zegt dat gij nooit iets van Madrid hebt gezien, ik ook niet en ik ge loof dai het een zeer aardig stadje moet zijn. «Waarom zouden wij alle be langrijke plaatsen niet eens gaan bezichtigen?» «Waarde heer,» zeide Steyne, een fijn rookwolkje uitblazend, «gij hebt mij verkeerd begrepen, vrees ik. De kleine som, die mijn oom mij na liet, staat mij zulk eene luxe niet toe. Gaarne zou ik het tochtje doen.» «En gij gaat met mij mee, ik houd u vrij, alleen reizen is toch vervelend.» «Beste brave kerel», riep Steyne uitikik «In orde dus», zeide de Amerikaan. Ik neem geen weigering aan. Wij vertrekken van daag of morgen en hebben overvloed van tijd.» Steyne maakte geen verdere te genwerpingen. Na een prachtige reis, waarop zij alle genietingen, die Spanje aan biedt smaakten, kwamen zij einde lijk te Madrid en namen hun intrek in de F"onda de Paris, bij de Puerta del Sol. Op den tweeden dag van hun verblijf in de spaansche hoofdstad trad Kemp, die eeiiigen tijd afwezig was geweest, het koele vertrek met marmeren wanden, waar zijn reis gezel gemakkelijk op twee stoelen lag uitgestrekt, binnen en zeide op vreugdevollen toon. «Nu, is dat geen gelukje? ik krijg daar juist» en hij opende een brief «een schrijven van een oud vriend uit Toledo, die eenige maan den met zijn jacht heeft rodge- zeild en nu naar Bayonne gaat. Hij zou zeer gaarne willen, dat ik hem daar bezocht en een klein zeetochtje met hem maakte en daar hij gehoord heeft, dat gij bij mij zijt, zou hij ook u gaarne zien; hij is eeu gast vrije kerel en zeer rijk. Wij kuDnen er juist aaukomen op den tijd dat hij binnenzeilt. Hij heeft eenige aar dige jonge dames aan boord. Me dunkt we kunnen niet beter doen.» «Tot mijn spijt kan ik u niet ver gezellen. beste Kemp, ik moet deze week nog naar Malaga terug.» «Nu op een paar weekjes zal het wel niet aankomen. Zeg uwe kamers op en dan gaan wij morgen.» «Neen, waarlijk niet,» zeide Steyne. «Ik kan geen kennis maken met uw vriend. Neen, waarlijk, ik kan niet.» «Kom, kom, gekheid,» zeide Kemp op goedhartigeu toon. Maar Fred bleef onverzettelijk. Malaga was zijn doel eu niet Ba yonne. Waaromi zult gij niet gaan?» vroeg mr. ICemp op wanhopigen loon, terwijl hij schrijlings op ziju stoel ging zitten, met zijn kin op de leuning, droevig en wanhopig voor zich kiikeud. «Zal ik het u zeggen?» zeide de ander, zich nog wat gemakkelijker in zijn stoel plaat-end en een ver- scire sigaar opstekend. «Ik geloof dat mijne redenen u overtuigen zul len. Een sigaar?» «Neen. En uwe redenen?» Steyne bekeek opmerkzaam het uiteinde van zijn sigaar en zeide daarna, zijne heldere oogen op zijn metgezel richtend: «Ik ben u grooten dank schul dig voor het aangename reisje de heerlijkste reis die ik ooit deed. Gij zijt edelmoedig geweest als een prins. Nooit zal ik u vergeten en als wij elkander weder eens ont moeten dat naar ik vrees wel een geringe kans is hoop ik dat wij onze totnogtoe zeer aaogename kennismaking zullen hernieuwen.» «Ja, ja, dat is allemaal goed en wel», viel Kemp hem in de rede, met een lichte handbeweging. «Ik wensch te weten waarom gij niet gaat.» «Wacht maar, ik zal het u zeg gen», zeide de ander kalmpjes, «on voorziene omstandigheden kunnen somtijds voorkomen. Uw vriends jacht bijvoorbeeld, kon wel eens naar Eugeland oversteken, terwijl ik aan boord was. Nu is het klimaat van Engeland niet goed voor mij. Dat is één re den. De andere is deze. Ik houd van u neen ik ben dol op u als Kemp de Amerikaan, in Spanje maar,» en hier ging ziju stem over in een fluisterenden beslisten tooD, «ik geloof niet dat ik zoo van u zou houden als Bolton, de detec tive over de grenzen.» Een minuut lang heerschta er een doodsche stilte. Kemp of eigenlijk Bolton stond van zijn stoel op en liep werktuigelijk naar het venster. Hij was letterlijk verlamd en sprakeloos van woede en verdriet FEUILLETO JNT. Oorspronkelijke Novelle DOOR HASSELAER. 5) Nogmaals verhief de Franschman zijn stem en vroeg in het engelseh (hij had voortdurend engelsch gesproken"), of zich nog iemand wiide aanbieden om eene proef te door staan. Hij voegde er bij, dat deze proef hoogst interessant wezen zou en een nieuw bewijs van de macht der gave, die hij bezat. Fred glimlachte bij deze snorkende termen en zij ver sterkten hem nog in zijD plan, omdat hij tr uit opmaakte, dat de magnetiseur door zijn succes nog meer zelfvertrou wen had verkregen. Van zelfvertrouwen tot zorgeloos heid ie de afstand niet ver en Fred begreep, dat bij thans gemakkelijker taak zou hebben, dan wanneer hij getracht had den magnetiseur bij zijn eerste optreden te overwinnen. Hij wacht'e eenige seconden na de oproeping van den Franschman, daarop begaf hij zich met langzamen tred naar het tooneel. Toen hij de stoelenrij voorbij was, op een waarvan zijn geliefde zat, gevoelde hij als bij instinct, dat hare oogen hem volgden. Geen spier, geen zenuw trilde, toen hij het einde van de zaal had bereikt en langs het voetlicht naar bet trapje ging, dat naar het tooneel leidde. Zonderling genoeg nad hij er tot op dit oogenblik nog niet aan gedacht op welke wijze hij den magnetiseur ten onder zou brengen. PlotseliDg, als bij ingeving, stond hem de weg, dien hij te volgen had, helder en klaar voor den geest. Met de glimlachende beleefdheid aan zijn landaard eigen, had de Franschman zich naar hem toegewend, toen hij het tooneel betrad. Fred zag hem niet aan, hij had de rechterhand in zijn jas gestoken en het hoofd even gebogen. Op eens richtte hij zijn groote, bruine oogen op die van den magnetiseur en met een scherpe, bevelende stem zeide de jonge man in het fransch: «Slaap!» terwijl hij de rechterhand uitstrekte boven het voorhoofd van den Franschman, die veel kleiner was dan hij. Verrast en overrompeld deed de magnetiseur een stap achteruit, terwijl Fred zijne oogen voortdurend scherp op de zijne gevestigd hield, zonder een lid van zijn lichaam te bewegen. De franschman daarentegen beefde zichtbaar en hij sperde de oogen wijd open, als laatste poging om zich tegen zijn nederlaag te verzetten. Maar het was ver geefs: strak en gebiedend boorde de blik van den jongen engelschman in zijn oogen. «Slaap!» herhaalde deze. Trillend vielen de oogleden van den magnetiseur toe. Hij was overwonnen. In de zaal heerschte dc grootste stilte, het publiek, op deze nieuwe weudiDg niet voorbereid, verroerde zich niet, uit vrees de betoovering te zullen verbreken. Een oogen- blik dacht Fred er aan hem onmiddellijk weer te doen ontwaken, maar daarop bes' jot hij u uiaguetiseur met zijn eigen munt te betalen en hem dergelijke proeven te laten doen als hij anderen had doen verrichten, een besluit waarbij een weinig ijdelheid niet vreemd was. «Zing de Marseillaise voor het publiek!» zeide de jonge man in het fransch, daar hij begreep dat een bevel in de moedertaal van zijn sujet veel meer invloed op dezen heb ben zou aan een toespraak in het engelsch. In groote spanning wachtte het publiek den uitslag der proef af. Het behoefde niet lang te wachten, want bijna onmiddellijk na het bevel hief de Franschman met een goede tenorstem het eerste couplet van het bekende lied aan. «Ga nu op uw handen loopen!» zeide Fred, toen het couplet was geëindigd. Het was kluchtig om te zien, welke vergeetsche pogin gen de deftig gekleede Franschman aanwendde om aan het bevel te voldoen. Soms gelukte het hem en bleef hij een paar seconden op de handen staan, met de beeneu in de lucht, terwijl de panden van zijn zwarten rok hem op een uiterst dwaze manier om deu hals hingen, dan weer duikelde hij over zijn hoofd heen en viel in zijn volle lengte op den grond. «Dans met deze dame het tooneel eens rond,» zeide Fred toen, die er thanB ook pret in kreeg. Het publiek, dat nu van zijn verbazing bekomen was, lachte bij het zien van den ernst waarmede de magneti-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1888 | | pagina 5