NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. Blanken en Zwarten. 6e Jaargang. Zaterdag 13 October 1888. No. 1620. ABOMEMEHTSPKIJS: ADVERTENTIES: STADSNIEUWS. HAARLEM'S DAGBLAD Voor Haarlem, per 3 maanden1.20. Franco door het geheele Kijk, per 3 maanden. -1.65. Afzonderlijke nummers- 0.03. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Bureau: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 122. ran 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 cent Groote letters naar plaatsruimte. Bij groote opgaven aanzienlijk rabat. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en coHrantiera. Directeuren-Uitgevers J C. PKEREBOOMfengJ. B. AVI». Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Generale de Publieite Etrangère G. L. DATJBE Co., JOH. F. JONES, Suer.. Parijt, 31btt Faubourg Montmartre. Haarlem, 12 October. Gedurende de maand September zijn in de Stuivers Spaarbank van den Volksbond ingebracht 534 pos ten met een bedrag van f 1348.70. Terugbetaald 45 posten met een bedrag van 1 513,246, terwijl 28 nieuwe boekjes zijn ingeschreven. Te Heemstede is op zijn buiten verblijf «Spruitenbosch», nabij deze gemeente overleden de heer A. C. J. de Favauge. Na zijne militaire opleiding te hebben voltooid be kleedde hij in 1860 den rang van kapitein bij het 7de eg. infanterie en later bij het regiment grenadiers en jagers. In 1870 werd hij be vorderd tot majoor en geplaatst bij het 6e regiment van eerstgemeld wapen. Vijf jaar later werd hem de rang toegekend van luitenant kolonel bij het le reg. infanterie. Na in 1877 non-actief te zijn ge worden, verliet hij in het begin des jaars 1878 het leger. De heer de Favauge was geboren te Luik, 22 Augustus 1825 en versierd met het officierskruis van de orde der Eikekroon. In den aanstaanden winter zullen voor de vereeniging «Volksbelang» als sprekers optreden de heeren prof. B. S. A. Cort van der Linden van Groningen dr. R. H. Saltet van Uithoorn, prof. B. H. Pekelharing van Delft, C. V. Gerritsen, lid van den gemeenteraad te Amsterdam, J. Menno Huizinga te Harlingen en F. van der Goes, letterkundige te Amsterdam. Met ingenomenheid melden wij dat onze stadgenoot de bekende beeld houwer F. L. Stracké de «Aya Sofia" van dr. Schaepman in beeld heeft ge bracht. Dit werk mag een der best ge slaagde van dezen verdienstelijken kun stenaar worden genoemd. Het stelt voor de muze der dichtkunst, welke het dicht stuk in de neerhangende linkerhand houdt en als onder den indruk der lec tuur, is zij neergezegen op eene balu strade achter welke in de verte de Aya Sofia wordt gezien. Met de pen in de hand wijst haar uitgestrekte rechterarm op dat grootsche gebouw en in verruk king heft zij het hoofd op. Los en onge dwongen is de houding, geestdrift straalt uit de oogen, spreekt uit den mond, uit den opgeheven arm, uit de gansche fraaie Het beeld is en relief, op halve levens grootte. Figuur en achtergrond zijn mees terlijk uitgevoerd. De voorstelling is een voudig en welsprekendzij zegt alles, niets te weinig en ook niets te veel. Het klas sieke is met het moderne vereenigd. Wij wenschen den heer Stracké geluk met dezen zoo welgeslaagden arbeid. In de jl. Woensdag gehouden vergade ring van de leden van de afdeeling Haar lem van den Ned. Bond van Oud-onder officieren, werd mededeeling gedaan dat de heer jhr. v. M. als beschermer der af deeling is opgetreden. Het in de vorige vergadering aangeno men lid werd door den voorzitter harte lijk welkom geheeten, waarbij de wensch werd uitgesproken dat de afdeeling in dat lid zou gevonden hebben een flink en degelijk kameraad, die steeds zou toonen, de belangen der afdeeling en van den Bond geheel te zijn toegedaan, want zulke mannen heeft de Bond noodig, mannen, die elkander onder alle omstandigheden flink onder de oogen zien, en rondweg zeggen wat zij meenen, dat in het belang van allen is. Hij wenschte de afdeeling toe, dat nooit mannen zouden worden opgenomen, die op alles afbrekende critiek uitoefenen, zon der wat beters daarvoor in de plaats te geven. Mededeeling werd gedaan dat het dragen van het Bonds-insigne in gewone vergaderingen niet verplichtend is, maar overgelaten aan de afdeelingenbesloten werd daarop, dat voor de afdeeling Haar lem het dragen daarvan in alle verga deringen verplicht is. Actief dienende onderofficieren, als dona teur toegetreden, dragen desverkiezende het Bonds-insigne. Eene commissie uit het hoofdbestuur beeft de vraag in overweging genomen, een algemeen herkenningsteeken voor Bondsleden in te stellen. De correspondentie onder de afdeelingen en leden zal kameraadschappelijk zijn, waarmede verstaan wordt, dat van over bodige titulatuur geen gebruik zal worden gemaakt. Alle leden zijn kameraden, zoo dat, in welke betrekking men ook ge plaatst is, de titel «den heer" voldoende is. Besloten werd, voortaan alleen in de eerste vergadering der maand zaken te behande len, de overige vergaderingen zullen be schouwd worden als gezellige bijeenkomsten. Aan het afdeelingsbestuur wordt opge dragen te onderzoeken of er mogelijkheid bestaat om met het schieten met flobert- patronen aan te vangen, terwijl de op richting van een bibliotheek een punt van overweging in eene volgende vergadering zal uitmaken. Hierna deelde de voorzitter mede, dat tusschen het hoofdbestuur en een lid uit Utrecht moeilijkheden gerezen waren, die tot gevolg hadden dat de voorzitter van de afdeeling Utrecht, tevens lid in het hoofdbestuur, voor die laatste functie heeft bedankt, niet omdat hij zich schaart aan de zijde van dat utrechtsche lid, maar omdat hij meentdat een afdeelingsbe- stuurder, tevens lid van het hoofdbestuur, twee heeren dienende, in scheeve ver houding komt en in zijne afdeeling niet dat vertrouwen heeft, wat hij meent te moeten bezitten. Aangezien nu de v o o r zit. en de o n d e r- voorzitter van de afdeeling Haarlem ook zitting hebben in het hoofdbestuur, wenschten deze titularissen van de afdeeling te ver nemen, of de meening van den utrecht- schen voorzitter ook door hen gedeeld werd. Zonder dat daarover behoefde gestemd te worden bleek uit de discussie voldoende, dat de leden van de afdeeling Haarlem, deze mtening volstrekt niet deelden, maar dat zij het juist voor hunne afdeeling eene eer rekenden, dat twee hunner bestuurders tevens lid van het hoofdbestuur waren. De voorzitter dankte de leden *oor deze vereerende verklaring, en drukte daarbij allen leden nogmaals op het hart, dat, wanneer er ooit grieven waren, daar mede niet te blijven rondloopen, maar deze flink weg in de vergaderingen ter sprake te brengen; dit alleen kon de kame raadschap bevorderen, en daardoor mede werken aan het schoone doel van den Bond. Een nieuw lid werd als ca ndidaat voor gesteld; iu de volgende vergadering zal over zijn toelating worden beslist. De afdeeling telt thans reeds: 32 gewone leden, 1 beschermer, 3 militaire donateurs, onderofficieren, 23 donateurs, 5 donatrices. Binnenkort verlaten evenwel vier leden de afdeeling, drie daarvan vestigen zich metterwoon te Amsterdam, en zullen zich bij de Amsterdam9che afdeeling aansluiten; een verbindt zich weder in militairen dienst. Met een woord van hartelijk afscheid aan de eerstdaags vertrekkende leden, sloot de voorzitter deze zeer geanimeerde vergadering. Het toon eelgezelschap der nieuwe rotterdam- sche schouwburg-maatschappij, directie Alex. Faas- sen Co., opende gisteren hare wintercampagne in Haarlem met een uit het italiaansch vertaald blijspel «Een Milioenen-Oom*. De intrigue van het stuk is niet zeer inge wikkeld, een verdienste voor een blijspel. Een jong, rijk heer, Mandclli genaamd, is verliefd op een meisje Giuseppina dat van goeden huize is, maar zich genoodzaakt ziet met werken voor eene modiste haar brood te verdienen. Hij betaalt in stilte een deel van haar huishuur en geeft hare patrones geld, opdat deze het borduurwerk van Giuseppina dubbel zal kunnen betalen. Hij heeft haar ten huwelijk gevraagd,^maarjzij weigert om dat hij rijk en zij arm is-^^gg^'p^g De huisheer van Giuseppina verraadt het ge heim en doet het meisje van zijn kant voorstel len, die zij met verontwaardiging verwerpt.Wan- hopig over de praatjes, die over hare verhouding tot Mandelli loopen, besluit zij hare kamer te verlaten en zich zoo te verbergen dat Mandelli haar niet meer kan vinden. Deze komt zelf op een afscheidsbriefje van haar en verneemt dat besluit uit haar eigen mond. Hier komt pas de titelrol op het tooncel. Giu seppina heeft Mandelli gevraagd, te informeeren naar een oom die jaren geleden naar Montevi deo i9 vertrokken. Mandelli heeft onderzoek ge daan en vernomen, dat deze man reeds jaren geleden, arm gestorven is. Hij heslnit echter dit niet te vertellen, maar eenvoudig dien oom terug te laten komen uit Amerika met een paar mil- lioen. Deze rol draagt hij op aan een vroegeren rentmeester zijner familie, die aan lager wal is geraakt en deze geeft zich uit voor den rijken oom. Hij geraakt echter in tal van moeilijkheden, want hij heeft dienzelfden morgen een doos voor den vrekkigen huisheer naar den winkel der mo diste gedragen en de winkeldames herkennen hem als zoodanig, zoodat hij moet voorwenden dat dit maar een gril van hem was, om kennis te maken met Giuseppina. Erger wordt het, wan neer zijn ware neef, Tonio, een schoenmaker, op de proppen komt en hem omhelst en hij moet een ingewikkelde historie eener familie-relatie verzinnen om zich daar uit te redden. Tonio be sluit, pekdraad en els op zijde te leggen en te gaan leven als een millionnair. Inmiddels vraagt Mandelli Giuseppina ten hu welijk en wordt aangenomen. Volgt de ontknooping. De vertoornde huisheer, die even te voren ook de hand van het meisje heelt gevraagd, maar door den pseudo oom en den aanbidder de deur uitgeworpen is, komt, om zich te wreken, vertellen dat die amerikaansche milli- oenen oom maar een fopperij is. Algomeene ont zetting. Giuseppina wil haar woord terugnemen, maaar wordt door de smeekbeden van Mandelli toch weer verzoend. Tonio is wanhopig, want hij heeft zich reeds geheel als millionair inge richt, maar Mandelli belooft hem te helpen als hij goed oppast en de quasi-oom krijgt een be trekking. Eind goed, al goed. Men ziet het, voor stoute sprongen is de schrijver van het stnk niet be vreesd geweest, deze gansche geschiedenis heeft plaats op éen enkelen dag. Evenwel, znlke stoom- stnkken zijn op het tooneel niet ongewoon en men mag op de onnatuurlijkheden niet te veel letten, vooral niet wanneer het spel goed is geweest. Dit laatste nu was werkelijk het geval. Vooral Giuseppina (mevr. van Korlaar) was uitmuntend en had zich geheel in haar rol verplaatst. Faassen was als altijd goed. De heer van Nieuwland (Tonio), die bij zijn optreden met applaus werd begroet, hield het publiek in een doorgaa. de lach bui, door "het spatten" van zijn «komischen ader*. De heer Wage mans is een goede marqué, hij speelde den huisheer. Mandelli werd vervuld door den huisheer Smith, deze beviel ons heter dan vroeger: hij ia wat losser en natuurlijker gewor den, maar wachte zich toch voor het draaien met zijn oogen. De schouwbnrg was niet zoo goed bezet als de goede en zorgvuldige uitvoering verdiende. Donderdagmiddag omstreeks half zes had in de Zijlstraat alhier een ernstig ongeluk plaats. Een vijftig jarig man, Gerrit Duineveld, land bouwer te Santpoort, werd bij het stoppen van den tramomnibus over reden door een tweewieligen hand wagen geladen met steenkolen, waarbij een der wielen over zijn hoofd is gegaan. In bewusteloozen toestand is hij door de politie per brancard naar het St. Elisabeths- gasthuis overgebracht, alwaar hij omstreeks half tien den geest gaf. De overledene laat eene vrouw met zes kinderen achter. Arrondissements-Rechtbank TE HAARLEM, Zitting van II Ootober 1888. Zekere W. K. uit Leimuiden stond he den terecht, beschuldigd van beleediging, mishandeling en het aanhitsen van honden op personen. De varkens van K. waren in de tuinen van anderen aan het wandelen. De eigen aars, weinig belust op zulke vraatzuchtige gasten, gingen naar den burgemeester om te vragen wat zij daarmede aan moesten. Deze wees een schuur als schuthok aan en liet de snorkers onder toezicht der po litie daarheen brengen. Inmiddels verscheen de eigenaar en riep tot een hunner: //je bent een dief, je hebt mijn varkens ge stolen!" Een paar dagen later was W. K., zooals wel meer schijnt plaats te hebben, dron ken en had daarom een troep jongens ach ter zich, die het hem zoo lastig maakten, dat hij bij een bakker vluchtte en eerst een uur later, wat ontnuchterd, diens huis verliet. De jongens, taai als klissen, had den hem echter opgewacht en begeleidden hem naar zijn huis. Daar gekomen maakte hij drie honden, waaronder een grooten ket tinghond, los en hitste die op de jongens aan, roepende//Pak aanGelukkig ech ter waren er inmiddels volwassenen bij gekomen, die de honden afweerden en terugdreven. Een zekere v. V., die to«- vallig zijn huis uitkwam, werd door den heer K. bij den keel gegrepen, zoodat hij bloedde en zoo hevig op een hek gewor pen, dat de punten er afbraken. Dat was uit zelfverdedigiug, zei bekl. Hij werd altijd gesard en gemolesteerd door de jongens, en aangehitst had hij de honden niet. Evenwel acht de subs. off. v. jast. de feiten genoegzaam bewezen en wenscht een groote geldboete te requireeren, hopende dat dit bekl. die reeds vroeger voor be leediging van een veldwachter terechtstond, voorzichtigheid zal leeren. De eisch luidt derhalvef 10 boete, subs. 3 dagen hechtenis enf 100 1 maand hechtenis. Uitspraak over 8 dagen. In dezelfde zitting stonden de twee personen terecht, die inbraak en dief- S'^UÏIJIJEITO KT. Een verhaal uit den amerikaanschen burgeroorlog. 48) XXIXe HOOFDSTUK. IN DE BBANDBNDE BOSSCHEN. Penn volgde hem, terwijl hij eensklaps begreep, wat Cudjo doen wilde. Het bosch brandde daar nog niet zoo fel als op andere plaatsen, slechts was hier en daar een droge boomstam door het vuur aangetast. Cudjo sprong door en over de vlammen, terwijl hij Virginia zoo hoog mogelijk in zijne armen ophief. Penn volgde en Dan was hun ook dicht op de hielen. Toen lag er een stuk gronds voor hen, dat reeds uitgebrand was, ofschoon er hier en daar nog eenige brandende takjes opflikkerden; deze plek bood hun echter geen hinderpalen aan. Daarna echter bereikten zij een deel van het bosch, waar de brand nog met hevigheid woedde. Zij waren bijna veilig, maar die roode vuurgordel sloot hen in; al het kreupelhout, dat zich aan den zoom van het bosch bevond, brandde. Zij waren dus genoodzaakt, om half gestikt door deu rook, in het midden van het bosch halt te houden, terwijl de boomen om hen heen in lichte 'laaie vlam stonden. Wij zullen genoodzaakt zijn hier wat uit te rusten, zeide Cudjo, terwijl hij Virginia op een rotsblok plaatste. Dan zullen wij verder trachten te komen. Vreeselijke vermoedens doorkruisten Penn's brein, de dweepzieke vuuraanbidder had ben daar gebracht, om hen daar te verdelgen en aan zijn god te offeren. Virginiahij greep haren arm, wij moeten vluch ten. Het zal spoedig te laat zijn. Als wij niet dadelijk gaan, dan kunnen wij het bosch niet verlaten, waar wij er zijn ingekomen. Ik vraag u om verschooning, mijnheer, zeide Cudjo, die met zijn voeten op de brandende bladeren trapte en Penn met een kwaadaardigen grijnslach op bet misvormd gelaat aanzag. Wat meent gij, Cudjo? zeide Penn. Langs dien weg kunt gij niet meer terug I Dan hebt gij ons bierheen gebracht, om ons in het verderf te storten! Gij vertrouwt niet meer op Cudjo! was het eenige antwoord van den neger. Hebben wij geen vertrouwen in u gesteld? Zijn wij u niet door het vuur gevolgd? O, Cudjo, gij hebt mij meer dan eens het leven gered. Gij hebt het leven gered van baar, die mij meer dierbaar is dan mijn eigen leven. Waarom verlaat gij ons nu? U verlaten Cudjo verlaat u niet. De neger sprak deze woorden op norechen toon, terwijl zijne oogen nog steeds boosaardig flikkerden. Waarom houdt gij dan hier stil? Denkt gij dan, dat wij door dat vuur been kunnen dringen Wat moeten wij dan doen? Gij vertrouwt niet meer op Cudjo, was bet norscbe antwoord. Virginia, met haar vlug opmerkingsvermogen, bemerkte dadelijk, dat Penn te afgemat was, of in te groote span ning verkeerde om goed te oordeelen. Ik vertrouw u, Cudjo, en zij legde hare hand vriend schappelijk en vertrouwelijk op zijn schouder. Was ik bevreesd of heb ik gesidderd, toen gij mij door het vuur droegt? Ik zal nooit vergeten, boe goed en dapper gij zijt. Gij zult bet niet kwalijk nemen, Cudjo I Zij heeft gelijk, zeide Penn in nadenken verzonken. Als gij haar kunt redden, verlies dan geen oogenblik. Hij kan het, geef hem slechts den tijd, zeide Pep- perill, wiens vertrouwen op den goeden wil van Cudjo, de achterdocht van Penn beschaamd maakte. Maar Pepperill beminde niet, zooals Penn het meisje beminde, dat in gevaar was; en hij had ook de uitbarstingen van Cudjo's dweep zieken godsdienst niet bijgewoond. Door den invloed van de hartelijke en verzachtende woor den van Virginia, verloor Cudjo's gelaat zijne norsche uitdrukking. Het bosch zal wel uitbranden en dan wordt het onze tijd, zeide hij. Wilt gij het weer wagen, juffrouw

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1888 | | pagina 1