stel, strekkende om de knechts der rijtuigverhuurders, die des nachts hij de Harmonie, het Concerthuis of den schouwburg somtijds uren wachten moeten, eenige warme kop pen koffie te doen schenken tegen den minst kostenden prijs. Po «zie en Proza. Den min der aaugenamen overgang van het een op het ander ondervond Dins dagavond zekere A. N. te Gronin gen, die zich naar den schouwburg had begeven om de opvoering der «Marthas te genieten. Bij zijne thuiskomst werd hij opgewacht door de politie, die hem arresteerde op grond dat de duitsche regeering zijne uitlevering had gedraagd. Welk een treurig slot van den zoo genotvol doorgebrachten avond! WETGEVENDE MACHT. Staatsbegrootfng. Hoofdstuk Justitie. Bij het afdeelingsonderzoek werd door eenige leden de opmerking gemaakt, dat zij met genoegen eeue verlaging der begrooting, zij het dan ook met slechts f1398, gezien hadden. Tegenover dit gevoelen stond echter dat van anderen, die meenden, vennootschappen, het vrachtvervoer en de handelsregisters. Algemeen werd gevraagd hoe het stond met de indiening der militaire wetboeken, zoo van strafrecht als van rechtspleging. Men vroeg welke de voornemens der Kegeering zijn ten opzichte der wetgeving op den arbeid, in het bizonder in verband met de niet ten einde gebrachte parlementaire enquête. Bij de behandeling dezer vraag werd in eene afdeeling de wenschelijkheid betoogd om de par lementaire enquête te doen vervan gen door eene Regeeringsenquête. Het verlangen werd geuit temo gen vernemen in welk stadium de voorbereiding eener nieuwe wet op het notarisambt verkeert. Hetgeen in den laatsten tijd met eenige no tarissen voorgevallen is, maakt het gewenscht, dat met het indienen eener wet niet langer dan hoogst nood zakelijk gedraald worde, althans dat het publiek grootere waarbor gen dan tot dusverre tegen verkeerde praktijken verkrijge. In eene afdeeling werd de be wegmg ter sprake gebracht, door notarissen en candidaat-notarissen in het leven geroepen tegen de zaak- waarnemerij. Gaarne zou men in kennis gesteld worden met de ziens wijze der Regeering daaromtrent en oi zij voornemens is in de aan gelegenheid eenigeu maatregel te nemen. Ook vroeg men of de min. dat van zuinigheid de begrooting geen blijken droeg; wel waren eenige posten tot een minder bedrag uitge trokken dan ten vorigeu jare, maat bet plan heeft de wet van 22 Pluviose instede dat dit tot bezuiniging aan- an VII (10 Febr. 17991 op het hou- leiding gaf, zouden die uitgaven in meerdere of mindere mate later toch terugkeeren of was die vermindering enkel het gevolg van den loop der zaken zonder dat de minister daarop eenigen invloed kon uitoefenen. Terwijl men algemeen wenschte ingelicht te worden omtrent den stand van den arbeid der Staats- commissién voor de herziening van het burgerlijk wetboek, van het wetboek van koophandel en voor de wettelijke regeling der vicarién, was men in eene afdeeling eenparig van meening, dat in de tegenwoordige omstandigheden geen aandrang tot het indienen van bepaalde wetten moest worden gebezigd, maar dat de minister alleen moest worden uitgenoodigd om het werkplan, dat hij zich had voorgesteld te volgen, wel te willen mededeelen. In eeue andere afdeeling ontwikkelde zich een uitvoerig debat over het al dan niet wenschelijke der partieele her ziening van onze wetboeken en wenschte men te dien aanzien be kend te worden met de voornemens van dezen minister. Waren er enkele leden, die zich met partieele herzie ning van onze wetboeken niet inge nomen vet klaarden, de groote meer derheid was van oordeel, dat sommige onderwerpen, zoowel van burgerlijk recht als uit het wetboek van koop handel, zeer wel afzonderlijk kunnen worden geregeld. Men droug aan op de indiening van wetsontwerpen op het faillis sement en de surséance van betaling. Met nadruk werd ook ditmaal gewezen op de wenschelijkheid van vereenvoudiging van ons procesrecht. Ook de vraag of de bij verscheide ne rechtbanken gevolgde gewoonte, om bij procedures tot echtscheiding bij verstek de vordering toe te wij zen, zonder nader bewijs te vome ren van de gestelde feiten, al dan niet aanbeveling verdiende, werd uitvoerig besproken. Men vroeg ook of weldra wets ontwerpen waren te Wachten on de den van verkoopingen van roerende goederen, in overleg met zijn ambt genoot van Financiën, te doen ver vangen door nieuwe wetsbepalingen, meer in overeenstemming met de tegenwoordige rechtstoestanden. Gaarne zou men vernemen of de indiening spoedig kan verwacht worden van het wetsontwerp, bij al. 3 vau art. 6 der Grondwet ge vorderd, regelende de gevolgen der naturalisatie ten aanzien van de echtgenoote en minderjarige kinde ren van den genaturaliseerde. De aandacht der Regeering werd gevestigd op het feit, dat het uit schrijven en in omloop brengen van groote premieleeningen geheel on belemmerd wordt toegelaten. Ook de wet op de jacht en vts- scherij vond in eene afdeeling be spreking, waarbij op de weusche lijkheid eener herziening werd aan gedtongen. De aandacht der Regeering werd gevestigd op het gevaar, dat de maatschappij bedre'gt, dat een ieder wapenen mag dragen. Het vroegere verbod om verborgen wapenen te dragen is vervallen tengevolge onzer nieuwe strafwetgeving, maar men achtte het gewenscht, dat de rege ling der zaak niet bleef overgelaten aan gemeente-verordeningen, maar eene algemeene wet omtrent dit onderwerp in het leven werd ge roepen. In de rede waarmede de tegen woordige zitting geopend werd, is een wetsvoorstel tot het tegengaan van knoeierijen in den boterhandel aangekondigd. Er bestaat evenwel verschil over den zin der bepalin gen van het Strafwetboek omtrent de vervalsching der levensmiidelen in art. 330 en volg. Daarom spra ken eenige leden den wensch uit, dat niet met te grooten spoed zoude worden te werk gegaan, opdat zich omtrent deze materie eerst eene jurisprudentie zoude vormen; anders zouden de grondslagen ontbreken eene juiste beoordeeling daarvan bij de beraadslagen der Kamers. Uitvoerig werd stilgestaan bij de vraag of niet het toezicht op de prostitutie anders en beter moet worden geregeld dan thans het ge val is. Op dit oogenblik is de ge- heele regeling overgelaten aan het goedvinden der gemeentebesturen. Ér waren leden naar wier oordeel deze materie, als van algemeen be lang, moest worden geregeld bij de wet; anderen daarentegen wilden juist bij de wet verboden zien het maken van verordeningen, waarbij de keuring verplichtend werd ge steld. Eindelijk kwamen nog een drietal punten ter sprake: a. Het reglement van orde en discipline voor de advocaten en procureurs. Er werd op gewezen, dat het wenschelijk was de schorsing van advocaten en procureurs voor langer dan een jaar te kunnen uit spreken. Ook werd de wenschelijkheid be toogd eener wijziging van het tarief voor de adv. en proc. i. Gerechtelijke statistiek. Niet zonder leedwezen werd geconstateerd dat op dit oogenblik de statistiek van het gevangeniswezen over het afgeloopen jaar nog niet het licht heeft gezien. e. Het algemeen politieblad. Men vroeg of dit blad niet meer dan tot heden zoude kunnen gebezigd wor den om daarin ook op te nemen missives of aanschrijvingen, 't zij van de Rsg. 't zij van hooge rech telijke ambtenaren uitgaande, die, al mogen zij dan ook aan een spe ciaal persoon of college gericht zijn, toch door hunnen inhoud de strek king hebben om in ruimer kring bekend te worden en eene gelijkma tige toepassing van 's lands wetten in het geheele koninkrijk te be vorderen. Met het denkbeeld van den minis ter om althans vooreerst het aantal Gerechtshoven niet te verminderen, kon men zich in de afdeelingen, waar dit ter sprake kwam, wel ver eenigen. Gaarne zoude men van den minister vernemen, hoe hij deukt over het al of niet laten voortbestaan van het Hoog Militair Gerechtshof. Met verwijzing naar hetgeen daar omtrent bij gelegenheid der behan d-ling van de begroot'ng van het thans loopende dienstjaar is gezegd, wenschte men te vernemen hoe de maatregel werkt van het doen van exploiten door de rijksveldwachter. Vrij algemeen kon men zich ver eenigen met de vermeerdering van het aantal rijksveldwachters. Door eenige leden werd er op aangedrongen, dat de Reg. zoude zorgen voor eene behoorlijke Zon dagsrust der rijksveldwachters en zij des Zondags bij het parket geen dienst zouden te verrichten hebben. De aandacht, die de minister reeds kort na zijn optreden aan het ge vangeniswezen heeft gewijd, vond waardeering. Niet zonder eenige bevreemding hadden enkele leden gezien, dat de minister zoo luttel dagen na zijn op treden in eene commissie omtrent de inspectie der gevangenissen en rijkegestichten verandering had ge bracht in een voorschrift, waarbij twee zijner voorgangers zich wil hadden bevonden. Niet zonder bevreemdin6 had men gezien, dat het groot aantal ziekte gevallen van de strafgevangenis te V llsge aan de plaats waar het ge- verkeerde tot dusver in de meening dat die ligging midden in de duinen zeer gezond moest zijn en vroeg of het verschijnsel niet wellicht aan andere oorzaken, b. v. aan minder goede of doelmatige constructie van het gebouw, was te wijten. Afgescheiden van deze opmerking achtten velen de aangevraagde ver hooging voor den geneesheer niet voldoende gemotiveerd. Met nadruk werd opnieuw gewe zen op den geheel onvoldoenden toestand van de lokalen voor de kantongerechten te Amsterdam. Daarin moest zonder verder uitstel verbetering gebracht worden, en men zoude gaarne vernemen of bij den minister het voornemen daartoe be stond, en zoo ja, dan werd er op de wenschelijkheid gewezen om de nieuwe lokalen 't zij in 't zij nabij het Paleis van Justitie te vestigen Ten slotte werden nog verschil lende vragen gedaan en opmerkin gen gemaakt over de onderdeelen. PARTICULIERE CORRESPONDENTIE. 17 Oct. voor deugdelijke voorstellen en voor bouw staat wordt geweten. Men Hij is wel waarlijk en werkelijk terug! Boulanger, meen ik. Hij is naar Parijs teruggekeerd, zooals elk verstandig man, en hij heeft in de Kamer zitting genomen, zoo als elk verstandig député zou doen. Maar hier zal de verstandigheid weer ophouden en zal de excentri citeit aanvangen. De tegenwoordig heid van den generaal bij den aan vang der zittingen, beduidde zoo veel als: «Maak u niet ongerust M. H.I Wat men ook van mijne verdwijning gezegd hebbe ge ziet, dat ik weer boven water ben. Als de verloren zoon keer ik terug en het verwondert mij volstrekt niet, dat gij, mijne broeders-afge vaardigden, mij niet uw vetste kalf slacht. Maar wie mij met open ar men ontvangt, dat is het volk. wiens zoon ik ben!» Na deze on uitgesproken redevoering is degene raai weer naar huis gegaan. Sedert een dag of wat zitten we te wachten, wat hij nu weer doen zal. Wel is waar, heeft hij al vrij wat politieke bombakkesjes voorgehad, en zal hij weldra Barnum in den arm moeten nemen om een nieuw re- klamemiddel in werking te stellen maar welke coquette schoone wan hoopte er ooit aan, de aandacht te trekken? Boulanger nu, is een vol leerde coquette. Hij coquetteerde met het volk, toen hij op zijn stei gerend paard de geledereu doorreed, toen hij in geheim-.innige termen toespelingen maakte op den oorlog met Duitschland; hij wierp gloed volle blikken in 't rond bij de ont wikkeling van zijn tot omwenteling toe herziening-beoogende plannen en lonkte vriendelijk maar de re- publikeinsche zoowel als naar de bonapartistiache zijde; toen hij duel- leeren ging was hij interessant-boos; op zijne verkiezingstochten liet hij zich fêteeren en eindelijk toen hij nergens te vinden en voor nie mand te spreken was wat bou deerde hij toen allerliefst! Wat zal hij nu weer doen? Waar gaat hij nu weer heen? Zijn inventieve ader schijnt leeggevloeid; hij wordt zoo gewoon, zoo hopeloos doodge woon, nu hij in zijn parijsch hotel zit en converseert met Laur en zijn vriendjes en speelt voor hoofd van een politiek clnbje. Het is uit met zijn opgang: als een volle lucht ballon is hij omhooggegaan en wij hebben het gevolgd, het curieuss hoogvliegende wonder; wij hebben hem een oogenblik uit het oog verloren, vragendwaar zou hij zijn) ons inbeeldend, dat hij verloren kot zijn gegaan. En daar hebben wij hem nu weer en als een doodge wone tafzak ligi hij daar voor onze voeten. Zoo dennen wij over onzen dapperen generaal en dat wij aan hem denken is juist zijn doel. Dt geslepeneDoor gewoon te zijn 1 reikt hij het toppunt van ongewoon heid. Het toppunt van ongewoonheid schijnt ook op het gebied der ballet danserskunst bereikt te zijn. De dans kunst, zeideNoverre, de groote ballet ster van de vorige eeuw, de danskunst is niet, wat het ijdele volk zich in beeldt. Ik ben een kind van mijn tijd, die philosophisch gezind is en dientengevolge geef ik mijue kunst het karakter der wijsbegeerte. Al wie deze uitspraak duister mocht vinden, kon deze week een lesje in de philosophische danskunst gaan nemen in het «Nieuwe Circusi van de Rue St. Honoré. Eigen lijk is dit eene zweminrichting, maar met wat kunst- en vliegwerk legt men haar binnen eenige minuten droog en speelt men op den bodem. Na de voorstelling loopt het bassin weer vol en zijn natuurlijk alle clowns zoo onhandig in 't water te vallen. Zoodoende wordt het pu bliek eiken avond op een nautisch schouwspel verrast en kan men in dit geplomp en geplas zich ver kwikken na de degelijke balletkost, die men te verteren gekregen heeft. Het geldt hier niet minder dan wat de heer Champsaur noemt «Scho- penhauerdanseu». Het idee uit de vorige eeuw is dus in vruchtbaren bodem gevallen en draagt philoso phische vruchten. Wellicht, dat iemand vraagt: hoe Schopenhauer ernst» wordt? Dat geschiedt ah volgt: Men redt zich met drie per sonen, een maanrchijf, een hart en een kaars: Champsaur heeft niet t' Goethe, twee boekdeelen behoeven te vullen om een wereldbeschou wing ter kennis van het publiek te brengen. Een der genoemde perso nen is Schopenhauer-zelf. Hij wordt voorgesteld door een clown zich, om vooral niet aan de reali teit tekort te doen, voorzien heeft van een eindeloos langen neus. Met dezen eindeloos langen neus buigt hij zich over een boek, waarin bij, naar zijne bewegingen te oordeelen, boven hem staande maanschijf van haar bestaan overtuigt. Eensklapi wordt hij voor zijne voeten een voorwerp gewaar. Hij bukt zich en raapt een bloedrood ding van een zonderlingen vorm op: het is een hart, een vrouwenhart, het hart dat de kleine, aanvallige Lnlu op den weg verloren heeft. Schopenhauer is gelukkig, dat hij eindelijk eeci te weten zal komen, hoe het er in een vrouwenhart uitziet en wil zi vondst in twee stukken breken om den inhoud te bestudeeren. Ver- geefsche moeitedeze is hard als een steen en breekt noch buigt. Daar komt Lulu en zoekt weenend naar het verlorene. Het duurt een ge- ruimen lijd, vóór zij Schopenhauer en in zijn bezit het hart ontdekt, Zij verzoekt het hem terug, maar hij, die weten wil, hoe het er uit ziet, weigert standvastig. Lulu be duidt hem, dat men dit slechts door liefde leeren kan en belooft hem hierin te onderrichten, wanneer hij haar het hart, haar hart, terug schenkt; want zonder dat kan zi baar gat zijn patroon hem te kennen, dat hij kon heen gaan. Voor hij dit echter doen kon, stond Mac Lynn van zijn stoel op en, hem de hand toestekende, zeide hij op hartelijken, gullen toon: «Ik wenBch je van harte met je promotie geluk 1» Wilkens nam de toegestoken hand aan en drukte die hartelijk. In de weekheid van zijn gemoed, te weeg ge bracht door het hem ten deel gevallen geluk, verweet hij zich, dat hij tot dusverre den chef de bureau verkeerd be oordeeld had en dat deze, in weerwil zijner onvriendelijke manieren, hem toch een goed hart toedroeg. Er lag dus niets dan dankbaarheid en vriendschap in zijn fraaie oogen, toen hij deze op die van Mac Lynn richtte. Plotseling even wel verdween dat gevoel van sympathie: hij zag in de oogen van den bureauchef iets wat hij niet begreep, maar wat hij instinctmatig gevoelde, dat niet bij de hartelijk heid waarmede Mac Lynn hem de hand drukte, paste. Maar spoedig was de indruk weder weggewischt door de vreugde over zijn salarisvermeerdering. Fred maakte een buiging voor zijn patroon en zijn onmiddellijken chef Mac Lynn en verliet het achterkantoor. «Wat moest je bij den baas?» vroegen zijn drie collega's op gedempten toon terwijl zij hunne pennen en hunne neu zen omhoog staken. Fred bloosde als een schooljongen, het hinderde hem dat hij een noodleugen moest verzinnen. Hij werd daarvan echter ontheven, want Mac Lynn kwam in het voorkan toor en onmiddellijk krasten de pennen weer over het papier. Mr. Ryde begaf zich langzaam naar de kamer in zijn woonhuis, waar hij troonde, wel te vreden dat hij op zoo eenvoudige manier een goeden bediende voor zijn zaak had weten te behouden. Wat hem het meest verheugde was, dat hij nog tien pond op zijn eigen bod had afgedongen. Een oogenblik kwam er eene onaangename gedachte bij hem op. «Zou ik ook niet met vijf en twintig pond Wilkens heb ben kunnen houden?» Maar komaan, wat maaliten die vijf pond uit? Wilkens was een goed ondergeschikte en zijn moeder was weduwe. Men moet voor weduwen en weezen wat over hebben!» En de beschermer van weduwen en weezen ging glim lachend verder bij deze gedachte aan zijn eigen edelmoe digheid die hem bizonder streelde. VIERDE HOOFDSTUK. «Wat zou ik doen, Mary?» vroeg Fred den volgenden dag aan zijne geliefde. Het was avond en de jongelieden stonden aan het einde der eenzame straat, waar zij woonden. «Ik weet niet hoe ik handelen moet,» hernam de jonge man mismoedig. «Het aanbod van de firma Crespy en Co. is een buitenkansje zooals bijna nooit voorkomt en ik kat toch ook niet van mijn tegenwoordig kantoor heengaan nu ik pas gisteren verhooging heb gekregen 1» Mary antwoordde aanvankelijk niet. Zij keek bem na denkend in het flink en mannelijk gelaat, waarop thana onrust en twijfel te lezen waren. «Ik weet niet wat ik je raden zal, Fred,» zeide ze zacht. «Ik heb zoo weinig verstand van zulke zaken. Mij dunkt, het zou niet niet kwaad zijn, mr. Ryde er eens over te spreken. Misschien zal hij je hetzelfde aanbod wel doen....» «Dat denk ik niet,» antwoordde Fred. «Ik zou geen oogen blik aarzelen om het aanbod van de heeren Crespy aan te nemen, als ik niet juist pas ongevraagd verhooging van sa laris had ontvangen. Ik ben de heeren Ryde en Williams dankbaarheid verschuldigd, ik heb bij hen mijn opleiding gehad en het stuit mij tegen de borst, nu weg te loopen terwijl zij mij pas hunne tevredenheid hebben getoond. Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1888 | | pagina 6