NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. SARAH BLONDEL. 6e Jaargang. Zaterdag 24 November 1888. No. 1656. ADVERTENTIES: ABONNEMENTSPRIJS: HAARLEMS DAGBLAD van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 een Groote letters naar plaatsruimte. Bij groote opgaven aanzienlijk rabat. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en oourantiero. en J. B. AVIS. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Generale de Publieite Etrangère G. L. DAJJBE Co., JOH. I. JONES, Suer., Parijs, 31bit Faubourg Monimartre. STADSNIEUWS. Haarlem, 23 November. Door A. Polak is vergunning ge vraagd tot oprichting van eene slach terij, in het perceel aan de Witte- heerensteeg no. 13, kad. sectie C no. 3997, en door J. A. Bakker voor de oprichting van eene be waarplaats van miueraaloliën, in het perceel aan de Lange Heerenstraat no. 19, kad. sectie B no. 184. Aan den heer W. J. B. Waning is op zijn verzoek eervol ontslag verleend uit zijne betrekking van klerk bij het bevolkings-register dezer gemeente. Dat de weleerwaarde heer Brouwers» pastoor te Bovenkerk, een vurig politiek redenaar is, wisten wij reeds; dat hij on derhoudend en degelijk weet te improvi- seeren over een letterkundig onderwerp, leerden wij tot ons genoegen, toen hij Woensdag-avond voor de leden en de gelintroduceerden van de letterlievende ▼ereeniging «J. J. Cremer" optrad. Na een gelegenheidsinleiding, waarin hij zijn talrijk gehoor voor den geest riep, wat hier te lande vóór driekwart eeuw gesehied was, hoe uit de schokken en botsingen der partijen de nederlandsche vrijheid was te voorschijn gesprongen vroeg hij de aandacht voor een onderwerp, waarbij van geen partijen sprake kon zijn, voor de schets der werken en van het leven van een genie, welks waardeering niet afhangt van landaard of politieke kleur. Zeker was het een ongewoon man, dien •preker aan zijn auditorium ging voorstellen. Op 9-jarigen leeftijd leerling geworden van het college te Madrid, schreef hij een jaar later met een vriend een drama; toen hij 18 jaren oud was stelde hij alleen «De wagen des hemels of Elias" samen en werd twee jaar later student aan de be roemde universiteit van Salamanca. Maar waar hij zich de wetenschappen spelend eigen maakte, daar vergat hij zijn geliefde poëzie niet; daar ging hij verder met de samenstelling zijner bewonderenswaardige tooneelspelen; daar werkte hij voort aan Spanje's roem, de man, die uitblinkt in de rij van Spanje's groote mannen: Galde- ron de la Barca. «Voor het geloof ben ik bereid tester ven" voerde hij in zijn wapen. Op 24- jarigen leeftijd ging hij in den krijgsmans stand, metterdaad zijn gevoelen stavende, «dat degen en pen hetzelfde gevoel kun nen verdedigen". Het beleg van Breda, dat hij bijwoonde en dat hem een stuk van dien naam in de pen gaf, 't welk naderhand te Madrid met groote pracht werd opgevoerd, sloot voorshands zijn militairen loopbaan af, daar Philips IV hem als hof dichter tot zich riep. Naderhand evenwel onderscheidde hij zich op de slagvelden in Catalonië en Italië en vestigde zijn naam als krijgsman zoo zeker, als hij die van dichter handhaafde. Calderon, de schoone en edelmoedige man, in al zijn karaktertrekken, in al zijn overdrijving ook, de beste verpersoonlijking van het spaansche volk, is een ridderlijk- dichterlijke figuur, die Miltons woord na komt: //een dichter moet zelf een gedicht zijn"; is volgens Goethe: het genie, dat het meeste verstand heeft. Zijn tooneel- stukken, de onbekend geblevene ongere kend 120 in getal, hebben der wereldlite ratuur nieuwe banen geopend, en sedert Wilhelm von Schlegel e. a. den stoot ge geven aan een nieuwe kunstrichting. In vele talen is hij vertolktbij ons te lande door A. 8. Kok in diens schoone overzetting van: «Het leven een droom". In alle landen wordt hij gevierd, als esn die Shakespeare in vele trekken gelijkt, in vele opzichten evenaart. Sn zijn eigen vaderland zette aan die hulde de kroon op door hem ter eere in 1880 een standbeeld op te rich ten en een literarisch wereldconcours uit te schrijven. Zijn werk leeft voor alle landen en voor alle tijden. De trekken, die het belijnen, zijn, volgens een fransch sehrijver «em- pruntés au coeur de '1 humanité". Twee dier trekken komen scherp uitzijn vrou wenfiguren, waarin de //galanterie passion- née" het sterkst spreekten zijn ge woonte in zijn stukken veel van de om standigheden te laten afhangen en uit die omstandigheden op geniale wijze de ver wikkelingen af te leidon. Deze trekken wil spreker doen uitkomen in een analyse van een dezer stukkenHet laatste open bare tweegevecht in Spauje. De politicus Brouwers trad ter gele genheid hiervan in een even korte als hevige beschouwing over de duels in 't algemeen en het geweigerde in den Haag in 't bi zonder. Waar twee elkander den doodsteek geven", deze woorden maakte spr. tot de zijne, //daar zijn twee moordenaars*. Dit in zicht mag aan de keuze van het stuk niet vreemd geweest zijn. Het eerste der volgens spaansch gebruik in drie bedrijven verdeelde tooneelstuk, wordt geopend met den intocht van den jeugdigen koning van Bpanje, keizer Karal V, in Saragossa. Onder de jubelende me nigte bevinden zich twee jeugdige vrien den, Torillas en Anza. Anza verklaart zijn vriend, dat hij verliefd is, maar op geen wederliefde mag bogen, waarom hij ver moedt een mededinger te bezitten. Nu treedt de keizer op, omstuwd van een schitterend gevolg. Een maagd, Violetta, de beminde van Torillas, nadert hem met een smeekschrift. Iedereen is getroffen door hare schoonheid en Anza geeft zijn vriend ondubbelzinnige blijken, dat zij het is, die hij bemint. Groot is de zielestrijd van T., te grooter, omdat hij zijn be minde beloofd heeft, hunne liefde geheim te houden. Groot en kwellend is ook zijn ijverzucht, wanneer hij van Anza verneemt, dat deze zijn aangebedene een serenade wil brengen. Toch bewaart hij het stil zwijgen zelfs tegenover zijne dame, die hij bezoekt. Want zijn eed geldt hem meer dan zijn leven. Het tweede bedrijf verplaatst den toe schouwer in de nabijheid van het kasteel van Seraphine, een door Torillas versmade schoone, die op wraak broedt. In den om trek verneemt men het gezang van boeren en boerinnen, die in hun lied zinspelingen maken op den ontrouw van Torillas en op de twee aanbidders van Violetta. Dit ontsteekt T., die in de nabijheid is, in toorn en wanneer hij Anza ontmoet en deze hem vraagt of hij zijn mededinger kent, dan noemt hij zich zeiven als zoodanig. Een duel is nu onvermijdelijk en het baat niet, dat Violetta haar minnaar bezoekt en hem smeekt daarvan af te zienhij acht zich door zijn eed ter bestemder plaatse te verschijnen, gebonden en verschijnt er, niet tegenstaande hij door een val van zijn paard zich heeft verwond. Dit doet hem in het tweegevecht het onderspit delven; zijn degen ontzinkt hem en hij smeekt zijn vriend hem den doodsteek te geven; want meer dan zijn leven is hem zijn eer. Anza weigert echter en belooft den afloop van het gevecht geheim te zullen houden. Een boer, Benitta, heeft evenwel alles ge zien en brengt het over aan Seraphine, de versmade. En deze, de kans schoon ziende om zich te wreken, meldt zich aan bij Violetta, wanneer Torillas zich daar bevindt om afscheid te nemen. Zij spreekt deze op meesterlijk sluwe wijze toe en kenschetst hem zijdelings als //een man, die zijn leven dankt aan het medelijden van zijn vijand.// Torillas is vernietigd en Violetta, al gelooft zij hem ook onschuldig, wil hem niet terugzien dan in eer hersteld. Zijn eer is haar hooger dan zijn leven. Het derde bedrijf toont, hoe Torillas in Saragossa omdwaalt, roet spijt en wraak in 't hart tegen Anza, door wien hij zich verraden denkt. Een boer, het is Benitto, gaat hem voorbij, zingende: Daar stonde* twee ridders, den degen ter hand/ Den eenen ontviel hij, tot eenwige schand. Wanneer Anza optreedt, beschuldigt de vertoornde Torillas hem, zijn belofte van stilzwijgendheid niet nagekomen te zijn. Een nieuw tweegevecht is op deze belee- diging onvermijdelijk geworden. De strijd zal met goedkeuring van den keizer, die te Valladolid een opstand dempt, de open baarheid en de beslistheid van een gods gericht aannemen. Dit wordt gehouden, zoodra Karei terug is en ondanks Violetta, die een echt-vrouwelijk berouw toont over hare hardvochtigheid. De keizer op zijn troon, omringd van zijne rijksgrooten, om hangen met de teekenen zijner waardigheid, woont den strijd op leven of dood bij. To rillas en Anza vechten eerst met den strijd bijl, daarna met den degen en als de strijd onbeslist blijft, met den arm. Het ge vecht wordt des te wanhopiger naarmate het duidelijker blijkt, dat geen van beiden overwinnen zal. Eindelijk geeft den keizer het teeken te eindigen door zijn gouden staf naar beneden te werpen. Het gods oordeel is zonder beslissing gebleven. Nu nadert de Seraphine, wier wraaklust voldaan is en verklaart, dat niet Anza, maar de boer Benitta Torillas verraden heeft. Daarna volgt de verzoening en naar tooneelgebruik een reeks van huwelijken. En de keizer verklaart, dat dit //het laat ste openbare tweegevecht in Spanje zijn zal." Na Calderon aldus in zijn uiterlijke ie- vensomstadigheden en in zijn eigenaardige voortreffelijkheden als dramatisch schrij ver geschetst te hebben, leert spreker hem uit zijn werk //De verovering van Breda" kennen als verlicht wijsgeer tevens. Hij wijst er of), hoe onrechtvaardig «de Gids" van 1842 over dit werk den staf gebro ken heeft. Hij zou het beneden zich re kenen, in navolging van prof. Spruyt en prof. Opzoomer, die een werk als //De dood van Oldenbameveld" het cachet hunner hooge tevredenheid opdrukten, een tooneel stuk, zij 't dan van Calderon, aan te prij zen, wanneer dit iets vernederends bevatte voor ons volk. En dat onze volksroem hier niet het gelag van den dichterroem heeft te betalen, bevrees hij door een reeks van citaten, waarin Calderon zoowel recht doet wedervaren aan «den moed en het ver nuft" van «het volk, dat eer leert vechten dan praten" en «dat onder het geroffel der trommen en het schetteren der trompetten geboren wordt", het volk,«dat niets verlangt dan de vrijheid" als aan de overwinnaars van Breda, aan hun «moed en edelmoe digheid", aan hun toewijding voor de zaak waarvoor zij het leven wagen, dat zij «wel besteed achten, als het wel is verloren." Aan de hand eener reeks van episodes uit het beleg, zooals Calderon het op dichterlijke wijze heeft behandeld, stelt spreker in een helder licht, hoezeer de man, die voor Breda lag, ook met een gedeelte zijner »ym- pathiën inBreda leefde en hij staafde dit door het weergeven der slotscène, waar Jus- tinus van Nassau zegt, «dat niet de vrees, maar het noodlot hem de sleutels der stad in handen van den spaanschen veld heer doet stellen" waarop Spinola ant woordt: «Ik neem ze uit uwe handen aan. Ik verklaar, dat gij helden zijt. De dap perheid van den overwonnene is de roem des overwinnaars." Mocht Calderon uit den aard der zaak zich in dit stuk toonen als de Spanjaard en katholiek der 17e eeuw, niet minder doet hij zich kennen als de wijsgeer en ridder voor alle eeuwen. Spreker eindigde, waarmede hij begon nen wasmet een beroep te doen op den nederlandschen vrijheidsgeest. In de repu bliek der letteren, zeide hij, is iedereen ons welkom, maar in het koninkrijk der Ne derlanden alleen hij, die onze vrijheid en ons volkskarakter eerbiedigt. Mocht het zijn, dat men deze wilde aanranden, wij zouden haar verdedigen als Justinus van Nassau het Breda deed. Met dit gelegen- heidsslot eindigde spreker zijn met gloed voorgedragen lezing. Door de politie alhier is aange houden en naar het huis van be waring overgebracht een 16-jarige knaap J. A. B., die zich ten na- deele van zijn patroon, den brood bakker M., had schuldig gemaakt aan diefstal van ruim zestien gul den, die hij bij de kalanten had ont vangen. Reeds op 12-jarigen leeftijd heeft hij oneerlijkheden gepleegd. Arrondlssements-Rechtfoank Zitting van 22 November i 888. Bij de zitting van heden werd behandeld de bekende zaak van de mishandeling in de Turfsteeg. Deze zaak heeft zich aldus toegedragen In een koffiehuis op het Spaarne be vonden zich o. a. zekere van D. met een ander. Terwijl dezen rustig en kalm een gesprek voerden, kwam K. binnen, dit aan de beiden vroeg of zij een borrel voor hem wilden betalen. Daar de man echter bij hen niet bekend was, weigerden zij. K. liep daarop heen, maar kwam spoedig terug en kocht een borrel, dien hij be taalde. Daarop verwijderde hij zich weer maar kwam weer terug, om een borrel te drinken hetgeen hij herhaalde. Toen eenigen tijd later de heer van D. met zijn vriend het koffiehuis verlieten, ontmoetten zij hem in de Turfsteeg. De man vloog op van D. aan en gaf hem een slag met een scherp voorwerp over den hoed en daarop over het voorhoofd, zoo dat er een hevig bloedende wond ontstond. Nu was het evenwel de beurt van den aangevallene. Hij worstelde met den man en het gelukte hem dezen op den grond te werpen en de knie op de borst te zet ten, terwijl zijn metgezel de politie ging roepen, die den aanvaller spoedig in rekende. Negen maanden gevangenisstraf requi- reert de subs. off. van just, voor dit misdrijf. Daarna kwam het relaas van een vecht- PUÜIÏjLHTO NT. Naar het Jransch van Louis Gallet. 2 I. Neen, naar Ambleteuse. Wanneer het vanavond slecht weer wordt kunnen wij er eten en desnoods slapen ook. Zonder geld? De herbergier kent ons. Zij verhaastten hun tred, want elk oogenblik werd de lucht dreigender. Een groote, grijze wolk, die door het luchtruim dreef, werd van het oosten naar het westen vaneen gereten door een zoelen windvlaag, die wolken van stof opwervelde. Jacques en Matthieu zetten koers op de oude haven van Ambleteuse, doorwaadden de uitmonding van de Slack aan den voet van den Mahontoren en traden deherberg^innen op het oogenblik, datjjde storm met vernielende .hevigheid losbrak. Slechts eenige groote en warme regendroppels hadden hunne kleeren bevochtigd. Een leelijke vlaag, die je daar binnenwaait, heeren, zeide de waard, toen hij ze binnen zag komen. Kom je gauw wat drogen. En terwijl de gebroeders Gerbier zich neerzet'ten, ging hij voort: Het moet gezegd worden, dat de heeren een aardje naar vaartje hebben. Wie anders dan een Gerbier zou het in zijn hoofd krijgen om te gaan flaneeren in een weer, waarbij men geen hond naar buiten zou jagen? Je ouwen- heer was daar ook een liefhebber van en hij heeft er op het strand menige goede vondst bijgedaan, watblief? Jelui verstaat dat zoo niet. Jelui bent heeren! Maar jongens van 't zand blijf je toch uiteraard 1 Jawel, jawel, viel Jacques hem op ruwen toon in de rede, deze houdt van jagen, die van schieten, gene weer van wandelen. Heb je wat voor ons te eten, vader Roussel Sprinkhanen, gebakken bot, koud vleesch en eieren. Mij dunkt, meer kun je niet verlangeD. Een oogenblik later waren Jacques en Matthieu aange zeten achter een grooten schotel met garnalen, die in deze streken sprinkhanen worden genoemd; de oude Roussel, die niemand meer verwachtte, sloot zorgvuldig de deur; en als achtte hij zich hiermee nog niet beveiligd tegen den klet- terenden regen, stopte hij de reten dicht met stukken zeildoek. De nacht was intusschen ingevallen en de storm scheen in woede te verdubbelen. Jacques, somber als altijd, sprak geen woord onder't eten; hij hoorde niet, hoe de rukwinden met somber geloei om het huis spookten; hij dacht aan zijn zuster Madeleine,die hem zoo streng en zoo hard voorkwam; aan de kleine som, waarvan de betaling hem zooveel hoofdbreken kostte; hij vroeg zieh af, wat hij den volgenden morgen moest doen toen hij opgeschrikt werd door een ver verwijderden knal, die boven den storm uitklonk. Terzelfder tijd hieven Matthieu en de herbergier het hoofd op. Een kanonschot! zei vader Roussel. Zou het van Dover kunnen komen? Het is hier heel goed te hooren, antwoordde Matthieu. Neen, het komt uit zee. Er moet een schip in nood zijn. En als om den herbergier gelijk te geven klonken twee andere schoten, vervolgens een vierde; daarna vernamen de mannen geen ander gerucht dan het gekletter van den regen en het doffe geklots van den golfslag, die de rotsen aan den voet van den Mahontoren beukte. H. Na een oogenblik aarzelens stond Jacques op. Laten wij eens gaan kijken, zei hij. Roussel wilde zich hiertegen verzetten. Maar mijnheer Gerbier, je zult er toch niet aan denken met zoo'n weer uit te gaan! Denk je geheel alleen een schip te kunnen redden? Jacques verwaardigde zich niet, den herbergier te ant woorden. Kom Matthieu En de deur openende, deed hij eenige stappen in het zand. De regen was over, maar de wind had nog niets van zijn kracht verloren. Voor Haarlem, per 3 maanden1.20. Franco dooi het geheele Rijk, per 3 maanden. -1.65. Afzonderlijke nummers- 0.03. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureau: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 113. Directeuren-Uitgevers J. C. PECREBMM

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1888 | | pagina 1