De Magnetiseur,
TWEEDE BLAD
Een huwelijk in Chan-Si.
BEHOOBENDE BIJ
HAARLEM'S DAGBLAD
VAN
Maandag 26 November 1888.
Chineesehe nouvelledoor generaal
Tseng- Ki-Tong.
Ik zal u verhalen hoe mijn vriend
Tsjee-Yang, de koopman van Chan
si-ping-yan-foe, in het huwelijk trad.
Zijne geschiedenis beslaat slechts
één hoofdstuk. Zij biedt echter niet
die aangrijpende tooneelenaau waar
van overvloeien zulke als die van
«deRoode Spin», «den Keizerlijken
Draak» en «de Kleine Pantoffel»,
maar zij is eenvoudig en toont op
nieuw de waa'heid aan van de diep-
Ziun.ge spreuk Vau Ueu diotiter
Toe-foe
«Broos ais het ei van den dis
telvink is de metisehelijke voorzich
tigheid.»
Inderdaad; bij het omzichtigste
volk der aarde, bij het volk waar
de wetten en gewoonten op de meest
nauwkeurige wijze in de minste ge
beurlijkheden des levens voorzien;
in één woord bij het volk dat het
Hemrlsche Rijk bewoont, leert ons
deze geschiedenis zien,dat een wijs en
deugdzaam man evengoed als de
meest voorzichtige onder de barba
ren kan vallen in de strikken, die
het toeval hem spant.
Op zekeren morgen werd Tsjee-
Yang door zijne ouders geroepen,
om te verschijnen in de zaal zijner
vaderen.
Zooals het ieder welopgevoed
zoon betaamtknielde hij neder
voor hen aan wie hij het aanzijn
dankte; vervolgens leende hij op
het eerste teeken van zijn vader
een aandachtig oor aan de woorden,
weike de grijsaard sprak.
«Weldra zult gij den leeftijd van
twintig jaren hebben bereikt. Het
leven moet zich aan u voordoen als
het gladde en gemakkelijke pad in
een tuin vol echoone en welriekende
bloemen Uwe magazijnen zijn ge
vuld met zijden stoffen, kisten thee,
edelsteenen. kostbare vazen en reuk
werken, die schatten gouds waard
zijn. De edelmoedigheid en welwil
lendheid, die uit al uw daden stra
len, hebben u de achting van alle
wijze menschen doen verwerven en
tevens gemaakt dat niemand op uw
rijkdommen afgunstig is. Uw geluk
schijnt zoo volkomen, dat men in
onze provincie niet meer zegt«zoo
gelukkig als de neef der maan»,
maar «zoo gelukkig als de zoon van
Tsjee-Yang.»
Nochtans heb ik gedurende eenige
weken opgemerkt dat uwe blikken
zich verduisteren, als die van den
rooker door de schimmen welke de
opium bij hem te voorschijn roept;
geen glimlach speelt om uw mond;
uw hiuding is kwijnend als die van
den wilg, welke een verschroeienden
stormwind heeft moeten trotseeren;
uw vermagerd gelaat heeft de kleur
verloren van de gouden schakee
ringen van den rijpen oranje-appel.
Een noodlottige kwaal heeft zich
van u meester gemaakt, maar het
middel is in mijne hand om die ver
woestingen te herstellen.»
Hier scheen Tsjee-Yang door eene
ernstige aandoening getroffen. On
danks allen eerbied dien hij voor zijn
vader koesterde, sloeg bij deoogen
op en richtte op hem een smeeken
den blik, die zijn onrust verried.
Vader Tsjee ging voort«De aarde
is woest voor hem, die er niet den
indruk der sandaien van zijn kind
aanschouwt; de zon is duister voor
hem die haar niet ziet fonkelen en
weerkaatsen in de oogen van zijn
zoon. Hij die alléén leeft denkt zich
van zijne menigvuldige zorgen te
kunnen bevrijden en meent den vrede
te vinden door de vrijheid. Maar hoe
dikwijls heeft de zwaluw van het
geluk niet hare vleugelen gescheurd
aan de vergulde randen van het
bloemenschip
Ik heb u een bitteren ouderdom
moeten besparen. Gij zult weldra
trouwen.»
Tojee Yang beefde ais de boer,
die door de koorts der rijstvelden is
aangetast, en terwijl moeder Tsjee
de oorzaak van zijn angst zocht te
doorgronden, ging de vader voort:
«Misschien zal men vinden dat ik
mij niet heb gehaast om u eene
vrouw te geven. Het :s omdat ik
heb willen wachten tot uw ver
mogen zóó zou zijn aangegroeid,
dat mijn aanzoek, waar ik haar ook
deed, als een eer zou worden be
schouwd.
Maar het zou onvoorzichtig zijn
geweest om langer te wachten. Ik
ben dus gegaan naar de meest ge
zochte Meï-PÓ van de stad,mevrouw
Tsjo, die wel wat veel belooning
verlangt, maar die slechts schitte
rende huwelijken tot stand brengt.
Ik heb haar alle noodige inlichtin
gen verstrekt omtrent uw persoon
van hare zijde wees zij mij verschil
lende meisjes aan, die haar waren
opgedragen uit te huwelijken en
gisteren vernam ik, dat die, welke
ik had gekozen, u was toegestaan,
toen de Meï PO onzen naam slechts
had uitgesproken.
T.jee-Yang was uitgeput door
d'oef beid op de knieën gezonken en
zijn hoofd was neergebogen op de
aarde. Zijn vader, die aan eene be
tuiging van eerbied en dankbaarheid
dacht, wilde hem op zijn beurt een
blijk van vertrouwen en van zijne
goedheid geven.
«Gij zult zelf de Meï PO gaan
ondervragen», zijde hij, «en vóór den
bruiloftsdag u verzekeren, dat de
echtgenoote, die ik voor u heb be
stemd, u vrede en geluk zal aan
brengen.»
Het was de plicht van Tsjee-Yang,
zijn vader met een stroom van dank
betuigingen te antwoorden, en zoo
deed hij, maar zijn stem was dof,
en langzaam verklaarde hi; geen
anderen plicht te kennen, dan zich
te onderwerpen aan de vaderlijke
beslissingen, zoodat hij met naar de
Meï-Pö zou gaan om haar te on
dervragen.
Zijn vader bleef echter aandrin
gen. «Ik ben er op gesteld,» zeide hij,
«dat gij tot belooning voor uw on
derworpenheid die belooning aan
vaardt. Onze vriend Kang-Tsen-Tien
is een voorzichtig en eerwaardig
man, zijne dochter is dus een voor
beeld van zachtheid, deugd en ont
wikkeling. Bovendien bevestigt me
vrouw Tijo dat zij schoon is als
een morgenstond in de bergen en
geestig als een keizerlijk president.
Maar gewoonlijk overdrijven de
Meï-Pó's, als zij over de personen
spreken, die haar zijn opgedragen.
Tracht dus zelve door haar vragen
te doen, aehter de waarheid te
komen.»
Op het hooren van den naam
Kang-Tsen-Tien had er terstond eene
verandering plaats in de houding
van Tsjee-Yang. Zijn hart klopte
geweldig, zijne oogen vulden zich
met glinsterende tranen en zijn ge
laat schitterde als de zon na den
regen. Bij de laatste woorden zijns
vaders riep hij uit«Dat uwe wen-
schen vervuld mogen wordenl»
Vervolgens snelde hij door de
hoofdstraat der stad naar de Meï-PÓ.
Diepgetroffen door zooveel kinder
lijke onderworpenheid staarden zijne
ouders hem na.
Eenige minuten later bevond
Tsjee-Yang zich in tegenwoordig-
ne.d van mevrouw Tsjj en nchiie
zich in die deftige termen tot haar,
welke de chineesehe lieden van stand
kenmerken.
Daarna ging hij over tot het doel
van zijn komst: haar te ondervragen
over de zeldzame hoedanigheden van
mejuffrouw Kang.
Mevrouw Tsjo, zeer bekwaam in
haar vak, hemelde de hoedanighe
den van haar bescnermeling Verba
zend hoog op; zij verstond de kunst
om hem, die haar ondervroeg, een
beeld voor oogen te stellen van
volmaakte bevalligheid en schoon
heid.
De jonge man, die zich haastte
om de laatste twijfelingen, die hem
knelden, te doen verdwijnen, had
echter reeds zelve datgene uitge
sproken, waarnaar hij kwam vragen
en de Meï-Pó had slechts te be
vestigen dat zijne aanstaande zou
hebben oogen als de gazelle, lippen
als de bloem van Tonti Khona, een
neus zoo klein als die van een pas
geboren kind, nagels langer dan het
overige van de hand, haren zwarter
dan de staart van den zwarten Yack
en een stem zoo melodieus als het
gesis der slang. Bovendien deelde
zij den jongen man mede dat het
meisje Moeï-Khona heette, een aller
liefste naam, die zooveel beteekent
als «bloem van den pruimeboom»,
dat zij nog geen vijftien jaar was,
dat zij verzen kon maken en dat
wanneer zij beproefde op hare kleine
ineengedrongen voetjes te loopen,
haar gang geleek op het wiegelen
van den banaan, die door de bries
van de maand Tsjioe wordt bewogen.
Door de vreugde, die hem beving,
spraakzamer geworden, dan mis
schien wenschelijk was geweest,
verhaalde Tsjee-Yang aan de Meï-
PO het geheim der aandoeningen,
die hij achtereenvolgens had gevoeld
en zijn ziel in verwarring hadden
gebracht.
«Eens op een avond, toen de maand
Ssen hare warme geuren verspreidde,
wandelde ik onder de wilgen langs
de oevers van de rivier bij de tuinen
van Kang-Tsen-Tien. Een zacht en
geheimzinnig gezang en de weeke
tonen van een gitaar mengden zich
met het geruisch der kabbelende
goifj.s in het riet.
Die teedere muziek bracht mij in
verrukking. Eene buitengewone
nieuwsgierigheid maakte zich van
mij meester. Ik maakte gebruik van 1
een boom, die zich aan de zijde van
den weg verhief en achter zijne
bladeren verscholen, trachtte ik te
ontdekken, wie er in den tuin zong.
Eenige paseen van mij verwijderd,
zag ik onder een kiosk, welke ver
licht werd door zijden lantarens,
twee jonge meisjes gezeten op por-
celeinen bankjes. Een barer was
half verborgen achter een gebor
duurd scherm, maar de ander die
zong en zich begeleidde met de
psi-pa, was oogverblindend schoon,
en omringd door bloemen en zijde
scheen zij mij een hemelsehe geest
toe in de pracht van haar bedwel
mende schoonheid.
De slang der liefde kluisterde
mijne oogen en beet aan mijn hart.
Gij begrijpt nu welke angsten ik
heb doorleefd. Ik beminde dat jonge
meisje, evenals het gras op de top
pen der rotsen den morgendauw.
Het was zonder twijfel Kaag-Moei
Khona en niet eeu barer vriendin
nen, noen een narer dienstbonen.
Maar er was geen bewijs waardoor
mij dit werd verzekerd en in mijne»
twijfel durfde ik niet aan mijn vader
vragen, om van uwe goede zorgen
gebruik te maken. Thans is alles
veranderd. De schildering, die gij mij
hebt gegeven van de vrouw, die
mijn vader mij gebiedt te huwen,
is, ik twijfel er niet aan, die van
haar welke ik in de kiosk heb ge
zien. Mijn hart is vervuld van
vreugde, als het hart van den leeu
werik, die opstijgt naar den blauwen
hemel.
De ziel van den meest verstan-
digen man gelijkt op den wimpel,
die van het dak van eene pagode
wappert en welke de veranderlijke
wind naar verschillende zijden doet
waaien. Dat is dus de reden, waarom
Tsjee-Yang, die 's morgens wanho
pig was, toen hij vernam dat hij
moest trouwen, des avonds juichte,
dat geene onverwachte omstandig
heid de plannen van zijn vader
kwam verstoren.
Niets stond het huwelijk in den
weg. Geen bloedverwant, noch van
de zijde der bruid, noch van die
des bruidegoms waren ooit onge
hoorzaam geweest aan den wil der
keizerlijke regeering; geen hunner
had straf ondergaan; beider fami-
liën waren beroemd om de zuiver
heid hunner zeden en allen geno
ten eene uitstekende gezondheid.
Ten slotte had men aan een ster
renwichelaar het onderzoek van de
karakters der bij het huwelijk be
trokken personen opgedragen en deze
had na grondige studie verklaard
dat uit de nieuwe verbintenis geen
kwade gevolgen voor de partijen
zouden voortvloeien. Alleen de huw-
lijksdag moest nog worden bepaald
en men raadpleegde daarvoor den
almanak.
Alles ging volgens den regel.
Moeï Khona, had naar den wensch
harer ouders de prachtige geschen
ken aangenomen,die de familie Tsjee-
Yang had gezonden en zich daar
door onherroepelijk verbonden.
Nog drie maanden moesten ver-
loopen voor het aan Tsjee-Yang
vergund was, van aangezicht tot
aangezicht haar te zien, die hem
slechts eenmaal, als in een droom
was verschoten.
Ondanks alle vreugde, die den
bruidegom werd bereid, schenen
I hem dm weken even zoovele eeuwen
toe; alleen troostte hem de gedachte
dat zijne geliefde Moeï-Khona,
in haar verblijf teruggetrokken en in
gezelschap van hare vriendinnen,
de gebruikelijke tranen schreide.
E.ndelijk verkondigden de wim
pels aan de huizen van Kang-Tsen-
Tien en Tsjee-Yang, de spijkers die
in de deurstijlen waren gesla-,
gen en de gebroken bloempotten
op straat voor de huizen en andere
formaliteiten aan, dat de huwelijks
dag was gekomen waarnaar Tsjee-
Yang zoo vurig had verlangd.
De talrijke vrienden der beide
familiën hadden sierlijk geschreven
uitnoodigingsbiljetten ontvangen van
rood papier. In beide huizen was
een kostbare maaltijd aangericht,
terwijl muziekkorpsen hunne nu eens
snerpende dan weer klagende tonen
lieten hooren, zoodat het soms was
of er een stormwind loeide over een
zee en het hruischen der golven
zich vermengde met het klapperen
Uci' zeueli en het huilen van de
wind in het touwwerk der schepen,
die op de baren dreven. Indrukwek
kend, zeer indrukwekkend voor
chineesehe ooren, en hartverheffend
voor de aanwezige gasten.
Vooral bij de bru d ging het er
vroolijk en luidruchtig op toe.
De bruidegom echter gevoelde
zich verre buiten al dat gewoel en
die drukte. Hoe meer de vroolijk-
heid om hem heen toenam, hoe
duidelijker zich voor zijn geest het
beeld afteekende, dat hij in de ver
lichte kiosk had gezien. Het gelach,
het aanstooten der kopjes, de gezel
lige muziek van het orkest, dat alles
was voor hem slechts een verward
gedruisch, te midden waarvan hij
van tijd tot tijd de lieflijke stem
meende te hooren, die hem eens
had bekoord onder de wilgen.
Een kreet van een nieuw bin
nenkomende of de haastige tred van
een bediende, die hem voorbijliep,
bracht hem uit die zoete mijmerin
gen terug tot de pijnlijke werke
lijkheid, die nog tot twee uren voor
middernacht zou duren.
Eindelijk verscheen er een bood
schapper, die de aankomst meldde
van de bruid.
Tsjee-Yang, de muzikanten, zijne
vrienden en bedienden, voorzien van
lantarens, gingen naar buiten om
den stoet op te wachten en voegden
zich bij de vier eere-dames, die met
eenige dames van de familie Tsjee
totnogtoe in het voor Moeï-Khona
bestemde vertrek waren gebleven.
De echtgenoote naderde, verbor
gen in een palankijn, die vooraf
gegaan werd door muzikanten en
gevolgd door den eenigen zoon van
Kang-Tsen-Tien en de Meï-Po, die
een roode sjerp droeg bij wijze van
een bandelier. Achter hen torsten
eenige bediendenvergezeld door
fakkeldragers, op kussens de kof
fers, die het meubilair en de bruid
schat inhielden. Voor het huis van
den echtgenoot steeg de vader van
Moeï-Khona af en wisselde groeten
met Tsjee-Yang, tikte drie maal met
den vinger aan de deur van den
palankijn en vertrok weder met
eeuige bedienden.
De beide orkesten brachten een
schitterende symphonie ten gehoore,
terwijl Tsjee-Yang en de eere-dames
Moeï-Khona behulpzaam waren bij
het uitstappen. Een dichte zijden
sluier onttrok haar aan aller blikken.
I' E U I L L H T O KT.
Oorspronkelijke Novelle
DOOB
HASSELAER.
14)
(Slot.)
In weerwil van de tegenwoordigheid der rechters wendde
thans de heer Ryde zich tot den beschuldigde en zeide op
verontwaardigden toon:
«Is het niet genoeg, dat gij mijn vertrouwen op deze
schandelijke wijze misbruikt? Moet gij uw schuld nog ver
zwaren door hardnekkig liegen?»
«Ik ben onschuldig!» Helder en fier klonken de woorden
nit den mond van den jongen man, die zich daarbij trotsch
oprichtte en den verbitterden ouden man vrijmoedig in de
oogen zag.
«De getuige Robert Mac Glynn!» riep de rechter.
Wat was het, dat Wilkens thans zoo deed beven? Waarom
verbleekte thans zijn gelaat geheel en al? De politieagent
die naast hem stond, meende dat hij flauw viel en greep
hem bij den arm om hem te ondersteunen. Bij die aanra
king herkreeg Fred onmiddellijk zijn bewustzijn weer, met
geweldige inspanning bracht hij het geweldig kloppen van
zijn hart tot bedaren en toen Mae Glynn de zaal binnen
kwam en voor de balie trad, had hij zijne kalmte geheel
herwonnen, hoewel hij nog doodsbleek was.
Recht als een kaars richtte hij zich op. Het hoofd voor
over gebogen, als om geen woord van wat Mac Glynn
zeggen zou, te verliezen, luisterde hij aandachtig, maar
droeg zor6 dat zijn oogen die van den chef-de-bureau niet
ontmoetten. Dit viel hem te gemakkelijker omdat Mac Glynn
eveneens alleen den rechter aanzag en geen enkele maal
den blik naar den beschuldigde wendde.
Na de gebruikelijke vragen en het afnemen van den eed
vroeg de rechter:
«Hebt gij gezien, dat de goudstukken in den lessenaar
van den beklaagde lagen?»
«Ja.»
«Had iemand behalve hij den sleutel op zijn lessenaar
«Neen, elt der bedienden had een bizonder slot aan zijn
lessenaar, opdat ieder uitsluitend voor zijn eigen afdeeiing
verantwoordelijk zou zijn
«Hoe was zijn gedrag op het kantoor?»
«Zeer goed, hij was de beste der bedienden 1»
«Is u eene aanleiding bekend, waarom hij het geld zou
gestolen hebben? Maakte hij groote verteringen of zoo iets
«Neen, hij was zeer matig en ingetogen», antwoordde
Mac Glynn langzaam. «Maar ik heb wel bespeurd, dat....»
hier zweeg hij plotseling stil.
«Wat hebt gij bemerkt f» vroeg de rechter levendig. «Wee»
zoo goed de meest volkomen inlichtingen te geven
«Mr. Ryde had hem salarisverhooging gegeven,» hernam
Mac Glynn langzaam en als met tegenzin. «Een paar dagen
later kreeg hij eene aanbieding van de firma Creepy A Co.
op veel voordeeliger voorwaarden. Het schijnt, dat hij zich
door de pas ontvangen verhooging van salaris gebonden
achtte om te blijven, maar na dien tijd was hij stiller en
stuurscher dan anders
«Dus zou het wraakzucht jegens zijn patroon zijn ge
weest, omdat diens goedheid hem verhinderde volgens zijne
meening, om het aanbod der firma Crespy A Co. aan te
nemen vroeg de rechter.
«Dat durf ik niet beweren,» antwoordde Mac Glynn
voorzichtig.
Het was ook niet noodig, dat hij deze vraag met «ja» be
antwoordde. Blijkbaar had hij het doel bereikt dat hij zich
voorstelde, om deze reden als aanleiding tot de misdaad op
te geven. De rechter richtte een verontwaardigden blik op
den beklaagde, de jury-leden fluisterden onderling en een
dof gemompel van afkeuring liep door het publiek.
«Wat hebt gij hierop te zeggtn?» vroeg de rechter.
Wilkens haalde diep adem. Hij perste de lippen opeen,
streek met de hand over het voorhoofd en zeide toen be
daard en langzaam
«Is het mij geoorloofd een vraag te doen aan den getuige
De rechter knikte toestemmend.
«Is het den getuige bekend?» ging Fred voort, «dat er
ook een bankbiljet gestolen was?»
«Dat is zoo», zeide Mac Glynn tot den rechter, zonder
Wilkens aan te zien.