GEMENGD NIEUWS. Het feest was geëindigd. De last dragers stapelden in het huis de kisten en goederen opdie zij hadden aangebracht en welke den volgenden morgen zouden worden uitgepakt en tentoongesteld om door vrienden en bekenden te worden be wonderd. De Meï-Pö en de eeredames ge leidden Moeï-Khona naar binnen en Tsjee-Yang ontving de laatste gelukwenscben zijner gasten. «Duizendmaal gelukkig moge de echtgenoot zijn en gezegend onze gebruiken, die aan zijn huisgezin den vrede verzekeren, die door niets kan worden verstoord,» zeiden de wijze ouden van dagen. «Een vrouw, wier glimlach hij nimmer heeft ge zien, brengt hem de zaligheid en reinheid zijner gedachten. Hij huwt niet uit eigen aandrift, maar op het verlangen zijns vaders. En door de Meï Pó te raadplegen, zonder wier tusschenkomst niet veel huwlijken tot stand zouden komen, heeft hij zich verzekerd dat de bevalligheden zijner echtgenoote de vreugde zijner oogen zullen zijn.» Tsjee-Yang moest de juistheid dezer woorden erkennen, en zijn geest steeds vervuld met zijn ge hefkooed en aanvallig droombeeld, tooverde hem den blauwen hemel van het geluk voor oogen. Men liet hem alleen. Hij trad de kamer binnen waar Moei- Khona zich bevond. Nog steeds dekte haar de sluier, sprakeloos en onbeweeglijk zat zij daar neder, de voeten gekruist. Bevende van liefde, verward en met een van vreugde trillend hart, naderde haar de jonge man met half gesloten oogen, als vreesde hij dat de schoonheid die hij ging aan schouwen, hem verblinden zou. Zachtkens trad hij op haar toe en lichtte den sluier op. O schrik 1 Moeï -Khona was scheel en van de pokken geschonden 1 Tsjee -Yang nam ijlings de vlucht. Toen hij den tuin naderde, waar van een poort op het vlakke land uitkwam, hoorde hij een geheim zinnig gezang vermengd met het onbestemde gedruisGh van de psi-pa, en door een half geopende deur zag hij het jonge meisje, dat hem was verschenen, toen hij onder de wilgen wandelde. Zijn hart niet kunnende bedwin gen waagde hij zich tot aan de poort van den tuin en strekte half waanzinnig de armen uit naar die betooverende verschijning. Was het mogelijk dat hij het geluk zóó was voorbijgeloopenHij drong in het huis door. «O gij, die de ster zijt, de licht straal, de bloem mijns levens, gij die ik had gehoopt mede te voeren op de blauwe rivier in de groene en gouden dreven, heb medelijden met mijn hart 1 U bemin ik, u heb ik gehuwd, maar het spottende nood lot heeft in uw plaats een afschuwe lijk wezen gesteld.» Het jonge meisje geleidde hem terug naar de poort van den tuin en zeide: «Ik ben niet de bloem die menplukt, ik ben de bloem die sterft aan den stengel. BINNENLAND. Uit den Haag wordt ge meld Van bevoegde zijde wordt mede gedeeld dat niet de politie toestem ming gaf aan scheveningsche vrou wen en mannen om aangespoelde steenkolen en wrakhout te verza melen en mede te nemen. Zij maakte zelfs tegen verschillende personen proces-verbaal op, wegens strand- roof. De adjunct-strandvonder echter had vergund, dat stukken hout en andere voorwerpen van weinig of geen waarde door behoeftige lieden werden medegenomen. Door twee agenten van politie is Donderdagnacht omstreeks 3 ure aan het Haagscheveer te Rotterdam aangehouden een Ier, die een persoon uit Amsterdam geweld dadig aanrandde en vervolgens be roofde van zijn horloge en ketting. Nog is aangehouden eene dienst bode, die bij verschillende winke liers oplichting pleegde. Beiden zijn ter beschikking van de justitie ge steld. Een der gebr. Hofman, mlangs ernstig gewond bij een aanval op den slager Fellinger te Sappemeer, is Donderdagnamiddag overleden. Uit Bunschoten wordt gemeld Het onstuimige weder van jl. Dinsdagavond was voor de Zuider- zeevisschers uit deze gemeente nood lottig; vele visschersvaartuigen be kwamen averij, en een van de kleinste soort, dat koers zette naar de haven te Spakenburg, sloeg in de nabijheid van die haven om, met het noodlottig gevolg, dat de be manning, bestaande uit schipper Evert Heek, oud 20 jaren, en diens knecht Elbert de Groot, oud bijna 16 jaren, daarbij uit het vaartuig werden geworpen en verdronken. D o n d a r d a g n a m i d d a g te ruim 4 uren brak te Eraneker een hevige brand uit in de herberg en stalhouderij, genaamd de «Stads- bleek», toebehoorende aan de ge meente en bewoond door K. Bijlsma. Door een hevigen zuidwestenwind aangewakkerd, grepen de vlammen zoo snel om zich heen, dat aan red den van het een en ander bijna niet te denken viel en na een half uur het dak reeds instortte. Twee paarden zijn mede verbrand, terwijl de persoon van v. d. B., bij zijne pogingen tot redding, door een ne- dervallenden schoorsteen belangrijk aan het hoofd werd gekwetst en een been brak. De brandweer, hoe wel spoedig aangerukt, kon weinig doen tot beteugeling van het vuur. Gelukkig bracht de windrichting mede, dat naastbijzijnde gebouwen geen gevaar liepen. Omtrent de oor zaak van den brand hoort men verschillende lezingen. Een achterhoeksch boer- tje had voor een zijner kennissen op zich genomen, en passant, in een onzer provinciesteden een pakje aan de dienstmaagd van een rijk heer te bezorgen. Bij diens huis gekomen, zag hij de voordeur openstaan en stapte zonder de minste plichtple gingen, met bemodderde schoenen, een paar meter de met marmer be vloerde gang in. Toen maakte hij halt, draaide zich een paar maal om, keek eens rond, en geen ander middel ziende om Hanne, de dienstmaagd, van zijne komst kennis te geven, begon hij te roepen: «Hanne 1 kom es op de delle 1 (dorschvloer) Hanne 1 kom es op de delle 1 en harder nog har der Hanne, Hanne 1 kom es op de delle!» Johanna was uit, en me vrouw, het zonderlinge geroep hoo- rende, begaf zich naar de gang en maakte, hoewel eenigszins ge agiteerd, toch in beschaafde termen ons boertje opmerkzaam op de zon derlinge wijze om zich aan te dienen. «Hier is nen peksken van oew vrieër, Hanne 1» antwoorddde de zenuwsterke boer zoo kalm mogelijk, «maar ik hadde toch niet edacht, dat ie zoo'n kael op kos zetten. Dag saom.» (Zutph. Ct.) WETGEVENDE MACHT. REGEERINGS-ANTWOORDEN. Staatsbegrooting. Justitie. In zijn antwoord op hoofdstuk IV (Ju stitie) zegt de minister dat van de com missie van herziening van het Wetboek van Koophandel weldra wetsontwerpen op d3 vennootschappen, het vrachtvervoer en het handelsregister zijn te wachten. Prof. Van der Hoeven is met zijne nieuwe militaire wetboeken gereed; de ont werpen zijn gedrukt ten behoeve van de commissie van officieren, die ze uit een militair oogpunt zal hebben te onderzoe ken. Na afloop van dat onderzoek zal overleg moeten plaats hebben tusschen drie departementen. De ontworpen herziening is zooveel mogelijk beperkt tot het mate- rieele strafrecht. De regeering denkt te zullen voorstel len de voortzetting van de gehouden ar- beidsenquête door een Staatscommissie een wetsontwerp daaromtrent heeft reeds het departement verlaten. Eerst in Maart of April zal die Oommissie kunnen be ginnen, dnar dan eerst de heeren Striive en Bekaar voldoende gegevens zullen ver zameld hebben, waarmede zij door den minister van Waterstaat zijn belast. De door den minister van de gemeentebestu ren ontvangen inlichtingen, gevraagd be treffende de zoogenaamde gedwongen win kelnering, zijn bij zijn departement ontvan gen en maken thans een onderwerp van studie uit, de minister vleit zich dat een daarop gebouwd wetsvoorstel binnen enkele maanden de Kamer zal bereiken. De minister overweegt of en welke wij zigingen zullen behooren teworden gebracht in het twee jaar geleden ingediende ont werp op het notariaat. Een adres tegen de zaakwaarnemerij heeft de Regeering officieel niet bereikt. Vooralsnog ziet de minister geen nood zakelijkheid de uitgifte van premieleenin- gen te beperken, ook omdat de Staatslo terij nog bestaat, die juist de deelneming in die leeningen tempert. Voor een algemeene wet betreffende de prostitutie acht de minister, bij het be staand verschil van gevoelen, de tijd nog niet gekomen. Het behoort tot de groote zeldzaamheden, dat personen tegen haren wil in slechte huizen worden opgenomen. Onderhandeld wordt met Duitschland en Oostenrijk-Hongarije omtrent overeenkom sten tot het tegengaan van den handel in meisjes; met Duitschland kan de schikking weldra verwacht worden. Sarah Bernhardt schijnt hare vier schoothondjes niet uitslui tend voor haar genoegen te heb ben. Bij haar verblijf te Pest, waar zij ook in «la Tosca» is opgetreden en waarmede zij een recette van 7800 florijnen maakte, heeft men hare schoothondjes met 20 florijnen in de hondenbelasting aangeslagen. Het was niet zoozeer dit offer aan den fiscus dan wel de ongemanierd heid, die zij daar van de Magyaren heeft ondervonden. Een deurwaar der der belastingen had zich verstout, onaangediend en zonder het minste respect voor haar verheven genie, hare vertrekken te betreden om zich te overtuigen dat de onschuldige keffertjes, aan hunne halsbandjes nog niet de vereischte belasting penninkjes droegen. Sarah was zoo woedend daarover, dat zij weigerde den volgenden dag op te treden in een weldadigheids-matinée, waar voor zij hare medewerking reeds had toegezegd, en dat nu in 't water viel. Wat echter de kroon op alles zette was, dat het «comité van barbaren» daarop van haar een schadeloosstelling eischte van twee honderd florijnen als vergoeding voor de gemaakte kosten. Om van den last af te zijn heeft zij dien eisch bevredigd, maar gezworen nooit weer te Pest te komen. Zij hoopt op een romantischer onjhaal in het Oosten. Haar reis gaat eerst naar Bucharest, waar zij de rol van Margaretha Gautier in «la dame aux Camélias» zal vervullen, vandaar naar Constantinopel en haar innigste wensch is eens een kijkje te nemen in de harem van den sultan, zij twijfelt niet of deze gunst zal haar worden verleend. Over de levenswijze van den sultan heeft zij zich reeds te Pest nauw keurige inlichtingen verschaft, alles, tot zelfs de kleur vau zijn zakdoek en de odeuren waarmede hij zijn tabbaard besprenkelt, boezemde haar belangstelling in. Alexandrië en het Suez-kanaal zullen het einddoel zijn van Sarah'B tocht naar het Oosten. In een schouwburg te Parijs is Woensdagavond een der kronen naar beneden gevallen en te recht gekomen op de «fauteuils d'orchestre», die, gelukkig, cp dat oogenblik weinig bezet waren. Het gevaarte is op den schedel gevallen van een jeugdig ingenieur, die kort daarna is overleden. Verscheidene anderen hebben brokken van het kristal in het gezicht gekregen en zijn ook bespat met het bloed, dat uit den schedel van den gedoode vloeide. Wie weet wat verder het gevolg zou zijn geweest, indien niet een der beambten van den schouwburg dadelijk de kraan, waardoor de kroon van gas voorzien werd, had dichtgedraaid en alzoo het ontsnap pen van eene massa gas had voor komen. Dezer dagen is een po ging gedaan om het Raadhuis te Stolp in Pommeren in de lucht te doen vliegen en wel door den ont- vangerSchumann,die belast is met het beheer over de stadskas. Hij maakte des avonds in een bierglas een nacht lampje en plaatste dat brandend in een kast van het hoofdlokaal van het gebouw, waarna hij alio gas kranen openzette en deuren en ven sters sloot. Hij vergat echter de ventilators te sluiten waardoor het ontsnappende gas naar buiten drong en waaraan het te danken is dat het booze opzet niet gelukte. Schumann had zich den vol genden morgen naar Stolpmünde be geven,maar werd nog denzelfden dag hechtenis in genomen. Wat hem tot de daad heeft aangezet is niet be kend, maar men denkt dat hij haar verricht heeft in een vlaag van ver standsverbijstering, waaraan hij ook reeds vroeger had geleden. De weduwe van Bazaine heeft aan den spaanschen corres pondent van de Figaro, die bij den dood van den ex-maarschalk aan zijn blad had geschreven dat de grijsaard door zijn vrouw verlaten was en in de grootste ellende ge storven, uit Mexico een brief vol verwijten gericht. Daarin komt mevrouw Josefa de la Pena, weduwe van Bazaine, op tegen de bewerin gen van Mondragon en betreurt dat slechts de zorg voor de toekomst harer kinderen haar had bewogen, haren gemaal te Madrid te verlaten, om daarginds eene erfenis-aangele genheid in orde te brengen. Nooit heeft de maarschalk gebrek geleden en het zou bijna eene bespottelijke lastering zijn geweest om te schrij ven, dat het tractement van zijn oudsten zoon, die onderofficier is bij het spaansche leger strekken moest om de uitgaven van het huishouden te bestrijden. Tot bewijs dat de verstandhouding met haar «Is den getuige het nummer daarvan ook bekend ver volgde Ered. «Het was 2599,» antwoordde Mac Glynn. «Dat is niet in mijn lessenaar gevonden, niet waar?» Mac Glynn verschoot een oogenblik van kleur, maar zeide toch met kalme stem «Neen, dat was niet in den lessenaar «Zou de getuige mij niet willen aanzien?» hernam Fred met klem en ernst. Mac Glynn wendde zich om en zag den jongen man voor de eerste maal in het gezicht. Deze verhief zich in zijn geheele lengte en vestigde de oogen op die van den bureau-chef. Plotseling strekte hij den arm uit en zeide op korten, bevelenden toon «Slaap Toen had er iets plaats, dat geen der toehoorders ver wacht had. Onder den doordringenden blik van den jongen man vielen langzaam de oogleden van Mac Glynn dicht, terwijl hij zelf onbeweeglijk bleef staan. «Verstaat gij mij vroeg Fred met forsche stem. «Ja», antwoordde de getuige, zacht maar duidelijk hoorbaar. «Wie heeft de goudstukken in mijn lessenaar verborgen Antwoord!» Er volgde een oogenblik stilte, toen klonk het antwoord duidelijk «Ik «Hoe deedt gij dat?» «Met valsche sleutels». «Hebt gij het bankbiljet ook ontvreemd?» «Ja «Waar is dat gebleven?» Er kwam geen antwoord. Fred werd beurtelings rood en bleek, hij beefde van aandoening. De toehoorders zaten als betooverd te luisteren en verroerden zich niet. «Waar is dat bankbiljet gebleven Antwoord ik be veel het!» «In mijn lessenaar op het kantoor «Waarom hebt gij het niet verbrand?» «Ik wilde het doen, maar werd gestoord door de komst van Mr. Ryde. Toen heb ik het snel in mijn lessenaar geworpen «Het is genoeg! ontwaak!» Onder de geweldige spanning die er heersehte onder al de toeschouwers van dit vreemde tooneel, opende Mac Glynn de oogen en keek verward om zich heen. Blijkbaar herinnerde hij zich niets van wat er was voorgevallen. «Gij allen hebt het gehoordriep Fred tot den rechter en de jury. Deze man haat mij, en wilde (mijn ondergang. Ik heb nu een bewijs van zijn schuld aangewezen. Ik be greep, dat hij niet zou bekennen zoo ik hem rechtstreeks aanviel, ik heb hem door magnetisme aan mijn wil onder worpen en onbewust de waarheid doen zeggen. Men on- derzoeke of het gestolen bankbiljet zich in zijn lessenaar bevindt. Zoo niet, vonnist mij Nog waren de toeschouwers niet van hunne verbazing bekomen. Mac Glynn evenwel werd doodsbleek en wan kelde zoodanig op zijn voeten, dat hij zich moest vastgrij pen aan de tafel van den rechter. Mr. Ryde was de eerste die sprak. Hij stond van zijn bank op en trad snel cp Mac Glynn toe, terwijl hij uit riep «Spreek, antwoordZeg dat hij liegtGeef hier den sleutel van den lessenaar, opdat de justitie onderzoeken en den lasteraar dit als verzwaring van straf zal aanrekenen Maar Mac Glynn verroerde zich niet. Met glazigen blik zag hij zijn patroon aan, terwijl Fred in hevige ontroering afwachtte wat er gebeuren zou. «Wees zoo goed uwe sleutels af te geven,» zeide op zijn beurt de rechter tot den bureau-chef. Deze bleef echter onbeweeglijk staan, zonder zijn glazigen blik van zijn pa troon af te wenden. De rechter gaf een wenk aan een der gerechtsdienaars. Deze naderde Mac Glynn, blijkbaar met het doel hem te fouilleeren. Plotseling schrikte deze op, hij stak de handen uit als om den gerechtsdienaar af te weren. «Neen, neen!» riep hij uit, «ik wil niet doorzocht wor den. ik ben een eerlijk man....» «Neemt hem de sleutels af!» beval de rechter met lui der stem. Plotseling tastte de chef-de-bureau in zijn zak en haalde er een sleutelbos uit, dien hij den gerechtsdienaar in het gelaat wierp. «Ziedaar dan!» riep hij uit, «ik heb het gedaan. Ja, ik heb het geld gestolen.» En zich tot Fred wendende gilde hij: «Je zult vrij zijn en ik gevangen....Nooit!Neem dit!« Een kleine revolver blonk in zijn vuist. Bijna onmiddel lijk klonk eeD schot. Tot een tweede schot had hij den tijd niet, want de gerechtsdienaar had hem bij de keel ge grepen en het wapen uit de hand geslagen. Fred stond daar recht als altijdde kogel had zijn doel gemist. In een oogwenk had men den worstelenden dief over meesterd en gebonden. En terwijl onder het publiek eene geweldige opschudding ontstond, verklaarde de rechter, dat de onrechtvaardig beklaagde Frederick Wilkens van alle rechtsvervolging waB ontslagen, en de zaal als vrij man kon verlaten. Reeds dienzelfden avond ontving Fred, toen hij in diepe ontroering in den huiselijken kring de gebeurtenissen van den laatsten tijd overdacht, bezoek van mr. Ryde, die hem zijn leedwezen betuigde over het gebeurde en hem de be trekking van Mac Glynn aanbood. Het is wel onnoodig er bij te voegen, dat de jonge man dat aanbod met beide handen aangreep, even onnoodig als dat hij weldra een bezoek had gebracht bij Mary Linton's vader, men begrijpt gemakkelijk met welk doel. Mac Lynn werd niet gevonnisdvóór de zaak zoover kwam, vond men hem in zijn cel aan de traliën van zijn venster hangen. De ongelukkige schelm had de hand aan zichzelf geslagen. Toen Fred en zijn verloofde voor de eerste maal op klaar lichten dag te zamen over de straat gingen, zeide de laatste «Herinner je je nog wel, Freddy,hoe we op dien avond samen gewandeld hebben, toen we de voorstelling van den mag netiseur hebben gezien «Ja zeker «Verbeeld je, dat je eens niet waart heengegaan, dat je die proef op den magnetiseur dus niet genomen hadt. Dan zou je ook niet geweten hebben, dat je hiertoe in staat was en men zou je zeker veroordeeld hebben!» En terwijl zij langzaam voortgingen dachten zij met dankbaarheid aan de voorstelling van Den Magnetiseur.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1888 | | pagina 6