NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
SARAH BLONDEL.
6e Jaargang.
Woensdag 2& November 1888.
No. 1659.
ASOHHEUEWTSFRIJS:
ADVERTENTIES:
STADSNIEUW S.
HAARLEMS DAGBLAD
Voor Haarlem, per 3 maanden1.20.
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden. -1.65.
Afzonderlijke nummers- 0.03.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bnrean: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem, Telefoonnummer 122.
ran 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 een
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij groote opgaven aanzienlijk rabat.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en courantiers.
Birecteuren-Ultgevers J. PEËRICBOOIII eng«J. BB. AVIS.
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Centrale de Publieite Etrangère Q. L. ÜAUBE $r Co., JOH. F. JONES, Su&r., Parijs, 3Ibis Faubourg Montmartre.
Haarlem, 27 November.
De commissie voor kindervoeding
alhier heeft Maandag hare taak
weder aanvaard. De ruime giften,
die haar zijn toegevloeid, stellen
haar in staat vier maal's weeks
aan de behoeftige kinderen der kos-
telooze, openbare en bizondere scho
len warm voedsel te verstrekken.
Voor den eersten dag waren niet
minder dan 435 kinderen opgeko
men.
Gaarne vestigen wij de aandacht
onzer lezers op het concert, dat «de
familie Appy» Woensdag e. k. in
de Sociëteit «Vereeniging» geeft.
In vroegere jaren waren onze stad-
genooten reeds meer dan eens in de
gelegenheid de muzikale talenten
der kinderen van den heer Ernest
Appy te leeren kennen. De concer
ten, die zij in den laatsten tijd el
ders gaven, vonden overal bijval
en een bezoek van het thans hier
aangekondigde concert zal iedereen
ongetwijfeld overtuigen, dat de nu
als volwassen kunstenaars optre
dende leden van genoemde familie
dien bijval inderdaad verdienden.
Het hier ter stede opgerichte comité ter
bevordering van het tot stand komen van
een herstellingsoord voor dronkaards had
voor Maandagavond eene bijeenkomst aan
gekondigd, waarin als spreker zou optre
den mr. H. Goeman Borgesius, lid van
de Tweede Kamer der Staten-Generaal en
voorzitter van den Yolksbond, om de wen-
schelijkheid te betogen van het tot stand-
komen van een dronkaards-asyl voor Ne
derland.
De heer C. J. Brutel de la Rivière
opende de vergadering.
Hij heette den aanwezigen welkom in
deze vergadering, die naar hij hoopte veel
vruchten zou dragen voor een zaak, die
ten doel heeft om op vaderlandschen bo
dem een herstellingsoord voor dronkaards
op te richten. De eerste stap was gedaan
in den loop van dit jaar door een twin
tigtal mannen, die met belangstelling in
het heil des volks eene circulaire met dat
doel rondzonden en in de dagbladen deden
plaatsen om aan te toonen de noodzake
lijkheid van een herstellingsoord voor
dronkaards. Spr. haalde eenige gedeelten
aan uit een schrijven van den heer Her
man Hoyer te Dordrecht, die te dezer
zake reeds veel had gedaan en die den
vurigen wenseh uitsprak,dat in ons vaderland
eene dergelijke stichting mocht verrijzen.
Zoo hebben wij ons zeide spr. ook
hier ter stede vereenigd, en een comité
opgericht. Moge het strekken om de deel
neming aan deze zaak voor onze plaats te
bevorderen. Nu wij zoover zijn gekomen
was het onze wensch geworden hier dien-
gene uittenoodigen, die van het onderwerp
eene grondige studie heeft gemaakt en dat
wij on 8 niet te vergeefsch tot hem hebben
gewend blijkt nu wij hem hedenavond in
ons midden mogen aanschouwen. Dat wij
een herstellingsoord voor dronkaards moe
ten oprichten is betreurenswaardig, dat
had niet behoeven te zijn, waar zooveel
stemmen gehoord werden, die waarschuw
den tegen het drankmisbrnik. Misschien
zullen velen zeggen er zijn reeds zoovele
instellingen tot genezing en verpleging van
lijders naar geest en lichaam; moet deze
nu dat aantal weer vermeerderen? Dan zou
ik zeggen zulk een instelling is wel dege
lijk noodig. Het drankmisbruik is eene
ziekte, want er zijn menschen die tenge
volge van de onmatigheid hunner ouders
geboren werden met de neiging om te
drinken, die met de kiemen der drank
zucht ter wereld kwamen, maar wat hier
van zijn moge, daar zijn althans in ons
midden zoo geheel machteloozen over hun
eigen wil, dat voor hen slechts geheele ont
houding redding brengen kan. Wij moe
ten trachten dat wij dezulken kunnen ver
zorgen, dat is een plicht die op ons rust.
Maar moet een dronkaards-asyl worden
opgericht dan zou spreker wenschen dat
het mocht zijn door hen die de dronkaards
maken.
Hierop gaf de Voorzitter het woord aan
den heer Goeman Borgesius.
De heer Borgesius begon met er aan te
herinneren, dat reeds vijf jaar geleden het
denkbeeld van de oprichting van een ver-
plegingsgesticht van dronkaards hier te
lande was opgekomen.
Waar zijn echter de mannen, die tijd
en geld over hebben om een herstellings
oord op te richten? Elk jaar is deze zaak
in de algemeene vergadering van den Volks
bond weder ter sprake gebracht, maar
daarbij bleef het, het was alsof men zeggen
wilde: //Wacht maar, het ligt in den aard
van on 8 Nederlanders om niet te hard van
stal te loopen, maar als wij eenmaal be
ginnen hebben wij tijd, geduld en vol
harding genoeg.'' Om te volharden behoe
ven wij steun en aan dien steun zal het
ons niet ontbreken. Slechts tweepersonen
hadden op de deelnemings-cireulaire niet
willen teekenenanders allen aan wie zij
toegezonden werd.
Waar een aantal lieden zijn, lijdende
aan de drankzucht en die daardoor zedelijk
en lichamelijk ten gronde gaan, hebben wij
daar niet het recht om van eene ziekte
te spreken P Wij zien hoe de lijder al die
per en dieper zinkt, en het hem vroeger
dierbare gezin in zijne ellende meesleept.
Naar hem moet de hand worden uitge
strekt, zijnen voeten moet de kracht wor
den hergeven om hem te kunnen dragen.
Maar alleen de Volksbond was niet
voldoende om dat tot stand te brengen.
Daarvoor is noodig de steun van honder
den in den lande. En die zijn gevonden.
Aan het hoofd van allen, die deze goede
zaak willen, staat Hare Majesteit onze ge-
eerbiedigde Koningin, die haar steun heefi
toegezegd (applaus) en zich bereid
verklaard door giften de zaak te bevor
deren.
Ook Haarlem wil niet achterblijven en
toen de roepstem tot mij kwam om in uw
midden deze aangelegenheid te bespreken,
was ik daartoe terstond bereid, want deze
zaak heeft mijne volle sympathie.
Wat is toch de ware oorsprong van de
drankzucht. Deze ligt niet in het duister,
maar moet gezocht worden in de gewoonte
om ten allen tijde sterken drank te ge
bruiken. Een bijna standvastig percentage
van hen die sterken drank gebruiken, zal
daaraan verslaafd worden. Slechts een
klein gedeelte wordt opzettelijk aan den
drank verslaafd. Er zijn nog enkele om
standigheden, die een mensch tot dron
kenschap kunnen verleiden, b. v. b. ver
drietige levensomstandigheden, ziekelijke
overspanningdonkere vooruitzichten.
Meestal zijn drankslaven geestelijk ziek.
Voortdurend drankmisbruik maakt iemand
tot een leugenaar. Hoe dikwijls verzekert
hij nog geen druppel drank gebruikt te
hebben, ofschoon zijn adem het tegendeel
verraadt l De begeerte naar alcoholische
dranken is als een koorts, die alle organen
van het lichaam aantast en doordringt.
Hoe moeten de slachtoffers worden be
handeld, welke is de weg tot hunne ge
nezing? Alleen in volstrekte onthouding
is die gelegen. Er is een groot verschil
tu8schen gewone kraukzinnigen en drank
krankzinnigen. Deze laatsten kunnen haast
altijd genezen worden omdat men de ware
oorzaak van hunne ziekte kent en weg
kan nemen. Voort3 is eene geregelde voe
ding noodig en bovenal geregelde arbeid.
Professor Norman Kerr in Engeland ver
klaart dat er geen enkel geneesmiddel voor
drankzucht in de apotheek te vinden is,
meestal zegt ook hij zijn de patiënten
niet alleen lichamelijk maar ook geestelijk
ziek en daarom behoeven zij vooral zede
lijke geneesmiddelen.
Om aan al de eischen voor een gron
dige genezing te voldoen is dus een ge
sticht noodzakelijk.
Ten einde zijn gehoor van de inrich
ting en werking van een dergelijk gesticht
op de hoogte te stellen, deelde hij hun
zijne ervaringen mede, die hij bij het be
zoek aan het asyl van dr. Hirsch teLin-
dorf in Duitschland had opgedaan.
Het was in gezelschap van dr Egeling,
dat spreker naar dat gesticht bij Dussel-
dorf gelegen, was gegaan. Reeds dadelijk
was het hem opgevallen welk eene be
kendheid met aard en strekking de be
volking aldaar van dr Hirsch'inrichting
had, want toen beiden plaats genomen
hadden in de diligence, die van Dussel-
dorf daarheen voert en zij aan den con
ducteur gezegd hadden dat zij naar
Lindorf moesten, had de man hen met
verwondering aangestaard, zeker in twij
fel wie van beiden de dronkaard en wie
de geleider was (hilariteit). Bij hun komst
in dit gesticht had de omgeving terstond
reeds den gunstigsten indruk gemaakt. Zij
troffen er het allereerst een jongen man
aan, die druk bezig was eenige kinderen
in de fransche taal te onderrichten en tot
hunne verwondering en voldoening ver
namen zij van dr. Hirsch, dat die jonge
ling twee jaar geleden in een onbeschrijt-
lijken toestand van ellende naar lichaam
en ziel, door den drank teweeggebracht,
daar was gekomen en thans zoover was
hersteld, dat hij hem met het onderricht
van zijne kinderen had belast en hij
weldra weder als geheel hersteld en ver
beterd de wereld in zou gaan.
Dr. Hirsch deelde mede wat er alzoo
in zijn gesticht voor dronkaards werd
gedaan. In de eerste plaats stond bij hem
als geneesmiddel bovenaan eene godsdien
stige verpleging. Dr. Hirsch was vast over
tuigd dat hoofdzakelijk de redding der
gevallenen te verkrijgen is door opwek
king van hun godsdienstig leven. Maar
niet door dwang. Ieder moet geheel vrij
willig deze geneeswijze volgen en hij had
liever dat zij zich daaraan onttrokken,
wanneer hun gemoed daarmede in strijd
was, dan dat zij veinsden vertrouwen in
hem te stellen, want huichelaars te kwee
ken verafschuwde hij.
Tot de overige geneesmiddelen van zijn
gesticht behoorden geregelde arbeid en ge
heele onthouding.
Hoe moeilijk dit laatste was bleek uit
enkele staaltjes, die hij mededeelde. Zoo
was het o. a. voorgekomen dat drie Hol
landers, die in het gesticht waren verpleegd,
des nachts uit het raam waren geklom
men en op een kermis in de buurt zich
op crediet drank hadden weten te ver
schaffen, zoodat zij 's morgens dronken
werden gevonden.
Hel gesticht te Lindorf ligt in een
streek waar weinig of geen drankhuizen
zijn zooals spreker opmerkte eene om
standigheid, die men bij de oprichting van
dergelijke asyls steeds in het oog moet
houden, hoe minder vergunningen hoe
minder gevaar (hilariteit).
In het gesticht van dr. Hirsch waren
omstreeks 4 a 506 dronkaards genezen.
In Engeland bestaat als een zoodanig
verplegingsgesticht het Daliymple-house,
en het aantal daar genezen dronkaards is
ongeveer in dezelfde verhouding als dat te
Lindorf. Op eene aan dr. Hirsch gerichte
vraag of hij een wettelijke regeling op de
genezing van dronkaards, zooals in Enge
land, zou wenschen, antwoordde hij ont
kennend, op grond dat hier de wil van
het individu en niet de dwang, die de
verantwoordelijkheid opheft, moet werken.
Bij een dergelijk asyl behoort ook eene
zekere uitgestrektheid lands, waar de min
dere verpleegden rustigen en geregelden ar
beid kunnen verrichten. Bij het gesticht
te Lindorf bevindt zich ongeveer 8 bun
der bouwgrond.
Na deze op onderhoudende wijze mede
gedeelde bizonderheden, die het gesticht
te Lindorf als eene modelinrichting van
dien aard kenmerken, bracht de heer van
Stralen, eere voorzit ter van het comité, den
heer Borgesius dank voor hetgeen hij de
zen avond had medegedeeld.
Als lid der commissie van toezicht van
het gesticht Meerenberg erkende hij dat
voor drank-krankzinnigen een altijd genee-
zend middel bestond en wel de geheel
onthouding van geestrijk vocht.
Hij verklaarde zich tegen regeling dezer
zaak bij de wet, maar vroeg den geachten
spreker of er in de gewoonten van ons
volk geen beletselen bestaan om de gene
zing van dronkaards openbaar te bewerk
stelligen, o. a. de gewoonte om zooveel
mogelijk de gebreken in den huiselijken
kring te verbergen en of het geen moei*-
lijkheid op zou leveren, voor den dronk
aard uit den hoogeren stand den onmis-
baren arbeid te vinden.
Hierna deed de voorzitter mededeeling
dat er gelegenheid was aan den heer Bor
gesius eenige vragen te richten betreffende
hetgeen deze had besproken.
De heer Schram was de eerste die van
deze gelegenheid gebruik maakte. Hij
wenschte te vernemen of de verbetering
van dronkaards, zooals die voor ons land
werd beoogd, uitsluitend in een gesticht
zou geschieden of ook binnenshuis.
De heer D. de Clercq merkte op, dat
in Rusland o. a. strychnine en in Enge
land capséain was gebruikt om dronkaards
te genezen en vroeg daarover het oordeel
van den heer Borgesius.
De heer Lieftinck vroeg of de maat
schappij dezulken niet met den vinger
zouden nawijzen, die in een dergelijk ge
sticht hadden vertoefd en dit voor velen
afschrikwekkend zou werken om daar hunne
verbetering te zoeken en daarom liever
zouden voortgaan hunne kwaal te ver
bergen.
In de beantwoording der verschillende
tot hem gerichte vragen zeide de heer
Borgesius wettelijken dwang nietgewenscht
te achten.
Lastig is het, voor personen uit den
hoogeren stand behoorlijk werk te vinden.
Uit hetgeen hij omtrent den godsdienst
in dr. Hirsch' gesticht had medegedeeld,
moge blijken dat dit punt niet van zoo
groot bezwaar is. Van blijvenden aard is
de indruk dien de verpleegden van een
FïïlUIIiIiHTO NT.
Naar het Jransch Dan Louis Gallet.
III.
Op hetzelfde oogenblik echter kwam deze aan. Hij liet
den doode opnemen bij wien men na het gebruikelijke onder
zoek niets anders vond dan eenig geld, een horloge en een
klein aanteekenhoekjeop welks dekblad een stempel
in blauwe inkt stond, waarin te lezen was:
Francis Blonde 1.
(Quebec)
De voorletters van dezen naam waren alsmede gegra
veerd op den kant van bet horloge.
Hij heette dus Francis Blondel, herhaalde Jacques
Gerbier bij zicbzelven, terwijl bij haastig voortstapte.
Francis Blondel van Quebec. Een Canadees waarschijnlijk
van fransche afkomst. Maar wat kan dat alles mij wel
beschouwd scbslen?
Een uur later trad bij de kamer van den herberg te
Ambleteuse weer binnen en zeide tot Mattbieu:
Welnu, de zaak is afgedaan. Niets te vreezen I Laten
we nu gauw opstappen naar buis. Onderweg zal ik je wel
meer vertellen.
Hij nam den zak weer op wierp hem over zijn schouders,
zonder onderzoek te doen naar den inhoud, daar bij besloten
bad daarmede te wachten tot hij thuis tegen alle onbe
scheiden blikken gevrijwaard was. Dwars door de duinen
bereikten zij den weg naar Wimereux.
Toen zij op den top van de rots van Hobenque, vanwaar
men de geheele streek overziet, aangekomen waren, wees
Matthieu zijn broeder eene menschelijke figuur, die aan de
overzijde van den stroom tegen een duin stond.
Madeleine, zei hij.
Te dekselZij staat op ons te wachten. Zij heeft zeker
geloofd, dat wij dezen nacht verongelukt waren. Ah! daar
zal weer wat op zitten! Hoor eens, ik laat jou alleen gaan.
Terwijl jij je met zuster knorrepot verstaat, ga ik met mijn
vrachtje door de tuindeur het huis binnen.
Madeleine Gerbier, een stevige vrouw met flinke trekken,
groote heldere oogen en blonde, door de zoute zeelucht ge
bleekte haren, liep op Matthieu toe, zoodra zij hem op
merkte, en hoewel inwendig ongerust, riep zij hem op de
haar eigene, ruwe manier toe:
Je broeder? Waar kom je vandaan? Waar heb je ge
slapen? Schaam je je niet zoo maar een nacht uit te blijven,
terwijl wij je hier noodig hebben? Je deugt ook nergens
voor. Kom, in huis! Maar waar is je broer, vraag ik nog
eens. Er is hem toch niets overkomen?
Matthieu had dezè heftige toespraak zonder te antwoor
den, met gebogen hoofd aangehoord. Toen Madeleine verder
aandrong, antwoordde hij eindelijk:
- Jacques is al binnengegaan.
Die houdt zich dus achterbaks! Zooals altijd! Hij
is bang.
Hij is niet zoozeer bang voor wat jij, als voor wat
hij zeggen zal, bracht Matthieu op zachten toon in het
midden. Je weet, hoe oploopend hij is. Hij wil je geen
onnoodig verdriet geven.
Al wel! Ik heb voor 't oogenblik wel wat beters te
doen dan te praten. Laten wij in huis gaan. Er is sedert
vannacht wat nieuws binnen.
Op dit oogenbiik kwam Jacques uit zijn kamer de trap
af en zonder zijn zuster gelegenheid te laten, hare strafrede
te hervatten, vroeg hij:
Wat nieuws? - Wat meen je daarmee?
Zoo, ben jij daar ook, deugniet, sprak Madeleine
op boozen toon, maar inwendig verheugd hem gezond en
wel terug te zien. Weet je dan niet dat er vannacht
een schip gestrand is?
Wel zeker weet ik dat. Wij komen van Audresselles,
waar wij geslapen hebben. Maar hos kom je zelf aan dat
nieuws, daar het schip bij Audresselles aan den grond ge
raakt is en er vanmorgen niemand voor ons hier geweest
is, zooveel ik weet.
Ik ben het op de volgende wijze aan den weet geko
men. Het schip heet de Albany. Toen hij zag, dat het schip
verloren was, dat het overal lek had en de pompen niet
konden werken, liet de kapitein de groote sloep uitzetten,
waarin benevens de noodige matrozen om haar te besturen,
de vrouwen en kinderen werden opgenomen.