NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. SARAH BLONDEL. 6e Jaargang. Dingdag 4 December 1888. No. 1664. ABONNEMENTSPRIJS: ADVERTENTIES: STADSNIEUW S. HAARLEM'S DAGBLAD Voor Haarlem, per 3 maanden1.20. Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden. -1.65. Afzonderlijke nummer»- 0.03. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureau: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telereonnummer ITS. Tan 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 cents Groote letters naar plaatsruimte. Bij groote opgaven aanzienlijk rabat. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en ccmrantiers. EBirectenren-Ultgevers «I. C. PËËREBOOII en*J. B. AVIS. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Generale de Publieite Etrangère G. L. DATJBE jr Co., JOE. F. JONES, Suer., Parijs, 31bit Faubourg Montmartre. Haarlem, 3 December. In de afgeloop9n maand November bezochten 101 personen tegen beta ling en 256 kosteloos het stedelijk museum op bet raadhuis. Het museum van kunstnijverheid alhier, is gedurende de afgeloopen maand November door 522 personen bezocht. Met ingang van 1 Jan. 1889 is bij de posterijen bevorderd tot com mie; 3e kl. P. J. B. B. Wakkers, thans commies 4e kl. alhier. Naar men verneemt zal de heer A. Hazevoet binnenkort zijne be trekking nederleggen van directeur der zangvereeniging „Zanggenot". Zondag is hier ter stede in den ouderdom van 76 jaar overleden de [heer W. van Oorde, van 1848 tot 1877 predikant bij de Remon- strantsche Gereformeerde Gemeente alhier. Ook was hij jaren lang voor zitter van de afj. Haarlem der Ned. Maatschappij tot afschaffing van sterken drank. Wegens zijne deel neming aan den veldtocht tegen België was hij gerechtigd tot het dragen van het Metalen Kruis. r" ln de maand October werden met de Haarl.-Zandvoort Spoorw.Mij. 6616 reizigers vervoerd. De opbrengst van dit vervoer bedroeg f 1314.69 dat van goederen - 401.33 en aan diversen 566.0573 Totaal f 2282.0778 zijnde per dag-kilometer f 8.66. Van Zaterdag- op Zondagnacht, omstreeks 2 uren is, zeer waar schijnlijk door een troep groote jongens, die blijkbaar te veel aan Bacchus hadden geofferd, aan de Boek- en Handelsdrukkerij Spaarne 3, alhier, de onlangs aldaar aan gebrachte geëmailleerde naamplaat geheel vernield, ten gevolge waar van bet émail in snippers over de straat was verspreid. De po litie is er bere.ds mede in kennis gesteld, ten einde zooveel mogelijk te voorkomen, dat die straatschen derij ook bij andere ingezetenen wordt gepleegd. Daartoe uitgenoodigd, woonden wij Zon dagavond in de bovenzaal der sociëteit i/do Kroon" eene buitengewone vergadering bij van de afdeeliug //Haarlem" van bet Algemeen Nederlandscb Werklieden-Ver- boud. In deze vergadering trad als spreker op de beer D. de Clercq, met bet onderwerp: //Nationalisatie van den bodem." De voorzitter, de beer R. Luijten, opende de vergadering met een welkomstgroet tot de aanwezigen en gaf den heer de Clercq het woord. Vooraf zij nog gezegd, dat deze voor dracht ten doel bad de leden van de afdeeling alhier een helder inzicht te doen krijgen van de land-nationalisatie, daar in de eerstvolgende algemeene vergadering te Groningen beslist zal worden of dit punt al of niet in 't programma van bet N. W. V. zal worden opgenomen en men daarom de afgevaardigden der afdeelingen duidelijk bun gevoelen, hun voor of tegen, wenscbt te doen uitspreken. De heer de Clercq onderstelde dat ieder der aanwezigen bet werkje van Stoffel over Flürscbeim's thoorie had gelezen en men dusr bekend zou zijn met de beginselen daarvan. Hij zou zich bepalen tot enkele grepen uit bet geheel, dat z. i. terecht eene levenskwestie voor de maatschappij kun worden genoemd. Smiles heeft gezegd//In een land waar iedereen op de handen loopt, schijnt hij, die voorstelt, in het vervolg hiertoe de beenen te gebruiken, een zonderling." Inderdaad, zoo gaat het ook met de aan hangers dezer nieuwe theorie en er bestaat alle geneigdheid om de voorstanders der leer van Henry George, Flftrscheim en anderen eenvoudig voor gek te verklaren. Hoe één verkeerd ingeslagen paal een heel gebouw ten ondergang kan doemen, één verkeerde grondslag van een overigens volkomen gezonde logische redeneering tot een belachelijk resultaat kan leiden, hiervan levert ons de hedendaagsche maat schappij een treffend voorbeeld. Ieder onzer heeft zich waarschijnlijk wel eens in de omstandigheid bevonden, dat hij met een vriend van gedachten wisselend op zeker punt aangekomen, begint te bemerken, dat indien hij zijne redeneering volgens de regelen der redeneerkunst teneinde brengt, de slotsom geheel anders zal uitvallen, dan hij zich oorspronkelijk had voorge steld. Ten einde nu toch het pleit te win nen moet men tot drogredenen de toe vlucht nemen, en veel kans bestaat er, dat een dergelijk debat op oneenigheid met den vriend uitloopt. In dit laatste stadium zeide spreker bevindt zich volgens mijne opvatting onze beerschende leer der staathuishoudkunde, aan welker uitspraken de daden onzer regeeringspersonen worden getoetst. Hier van enkele voorbeelden. Volgens alle gezonde begrippen van staat huishoudkunde is vrijhandel de meest ge- wenschte vorm op handelsgebied, daar waar deze wordt toegepast, bemerkt men echter tot zijn schrik, dat de resultaten niet aan de verwachting beantwoorden. De drogredenen worden thans in den vorm van beschermende rechten, handels merken, accijnsen, willekeurige tariefstel lingen, bevoorrechting van ingezetenen boven buitengezetenen en hoe de vormen van bescherming meer mogen heeten, te baat genomen, om het gewenschte resul taat, dat echter noodwendig moet komen, zoolaag mogelijk te ontwijken. Een ander voorbeeld //alle verspilling van arbeidskrachten" is volgens eene ge zonde staathuishoudkunde nadeelig voor het algemeen welzijn, weder echter schrikt men terug voor het resultaat en neemt de toevlucht tot drogredenen, als daar zijnstaande legers, vele winkels van de zelfde soort im dezelfde straat in onze steden, dienstboden voor werk dat door de werkgevers kan worden verricht, po litie, tal aan overbodigs ambtenaren, kan toorbedienden, reizigers, een zeer groot gedeelte van alles wat tot reclame dient, dagbladen, fabrieken en wat al meer van dezalfde soort op te kleine schaal met onvoldoende inrichting en onvoldoend de biet werkend, eene hoogere klasse, die ge doemd is den tijd in ledigheid door te brengen en de den mensch aangeboren lust tot bezigheid tracht bot te vieren deor de onzinnigste vormen van sport, reizen zonder doel en zonder nut, en een groote, groote klasse van armen, die wel zouden willen maar niet mogen werken; alles zakeD, wij geven het grif toe, nadeelig op zichzelf, maar op het oogenblik noodzake lijk om de veiligheidsklep niet al te zwaar te belasten. Een derde voorbeeld eindelijk: //alle kapitaalsvernietiging// is volgens eene ge zonde staathuishouding nadeelig voor het algemeen welzijn, weder echter beantwoordt de werkelijkheid in geen enkel opzicht aan de verwachting; hoe wordt niet reik halzend uitgezien naar een mislukten graanoogst in Amerika of Indië, een hevige overstrooming geeft werk en brood, een oorlog, het schrikbeeld voor velen, wordt vurig verlangd door egoïstische fabrikan ten en neringdoenden, een mislukt Panama kanaal brengt weinig gemoederen in be weging, branden en schipbreuken doen de Beur8 stijgen. Hiermede meende spreker genoegzaam aangetoond te hebben, dat de heerschende staathuishoudkunde geheel andere uitkom sten oplevert, dan de logica zou doen verwachten, hetgeen ongetwijfeld wijst op kapitale fouten in onze samenleving, die opgespoord en verwijderd moeten worden. Terwijl het totaal-inkomen van de be schaafde volken voortdurend toeneemt, de klasse der bezitters steeds grooter wordt, wordt het loon van den arbeid kleiner en staat niet in verhouding tot de hoeveel heid voortgebrachte goederen. Elürscheim verklaart het ontstaan van den hedendaagschen toestand in de vol gende parabelHans, Piet en Willem werken op een eiland voor den grondbe zitter Erits. Hans zorgt voor levensmid delen, Piet maakt kleederen en Willem wat er verder noodig is benevens alles wat tot veraangenaming van het leven strekt. Erits geeft hun voor hun werken tot loon de helft van hetgeen zij voort brengen en behoudt de andere helft voor zichzelf. H. P. en W. hebben dan elk wel is waar maar Vs van het inkomen van E., het is mogelijk dat zij slechts met moeite rond kunnen komen, terwijl E. het veel beter heeft. Werkeloosheid kennen zij echter niet, hoe meer zij produceeren, hoe meer zij zullen verdieaen, zoolang ni. E. producten gebruiken kan. Zij wer ken van 's morgens tot 's avonds, maar E., die eene groote familie heeft, kan nog steeds meer gebruiken, de hersenen wor den dus ingespannen en zietallen be denken machines en hulpmiddelen om den arbeid te vergemakkelijken, ja, spoedig i3 het productie-vermogen vertienvoudigd. Nu breekt echter het tijdstip aan dat E. zijn helft niet meer kan verteren. Hij bemerkt dat H. met de arbeidsparende en vereenvoudigende machine best ook het werk van P. erbij kan doen, bepaalt dan tevens dat het loon niet langer de helft maar b. v. \'8 van het arbeidspro duct zal bedragen. H. stemt door nood gedreven daarin toe, daar anders P. het voorstel zou hebben aangenomen. De werk- looze P. echter weet niet beter te doen, dan zich tegen vergoeding van een nog kleiner b.v. lU gedeelte van zijn arbeidsproduct aan E. te verhuren, de geheele hoeveel heid te verrichten arbeid wordt hierdoor weder geringer. P. lijdt met zijn V< deel gebrek en weet niet beter te doen dan de machines zooveel te verbeteren, dat hij ook het werk van W. er bij kan verrich ten en laat zich daarbij door vrouw en kinderen helpen; nu zijn er echter twee zonder sverk, H. en W. die zich beiden met steeds kleiner gedeelte van het ar beidsproduct tevreden moeten stellen, wil len ze P. het werk afnemen. De overpro ductie neemt dus steeds toe. De geheele verbetering in productie heeft hier dus slechts gediend om F. rijker te maken en H. P. en W. armer, in plaats van allen een aangenamer leven te bezorgen. E. begint nu de zaak bedenkelijk te vin den en oefent de weldadigheid uit, van zijn overdaad geeft hij P. eene klei nigheid. H. onderhoudt hij echter geheel, trekt hem een uniform aan en geeft hem een geweer (alles door P. gemaakt). H. moet nu als vergoeding zorgen dan W. rustig blijft verhongeren en P. den ganschen dag werkt. Dit was het eenige wat E. kon uitdenken om wat gooderen te verbruiken en P. nog voldoende werk te verschaffen en het aantal werkloozen te verminderen. Ware dit niet geschied, dan had het moord en doodslag gegeven, thans liep het ech ter voor het oogenblik nog zonder kleer scheuren af. P. werkt nu met zijn geheele gezin, dag en nacht, zon- en feestdagen. (.Toen hij eens om Zondagsrust vroeg, maakte E. hem duidelijk, dat dit onzin was, want waar moest hij dan dien Zondag van leven en waar bovendien de middelen vandaan halen om iets voor zijn genoegen uit te geven). H. loopt heel deftig met het ge weer in den arm op en neer en let op P. en W. Vooral deze laatste bezorgt hem veel last. Daar hij geen nuttigen arbeid kan verrichten, omdat E. niets van hem noo dig heeft en dus ook niets kan afstaan, scherpt W. bij voortduring zijn vernuft om P. en H., ja, zelfs E. iets af handig te maken. Hij vestigt zich als kroeghouder, als agent, als geheel overbodige ambte naar, als bediende, treedt op als landloo- per, dief, gevangene enz., te veel om te noemen, in één woord, hij probeert door het uitoefen van inproductieve of onnoo- dige beroepen in zijn levensonderhoud te voorzien, hij verbruikt en brengt niet voort. Met deze parabel meende spreker in hoofdtrekken de fouten der hedendaagsche maatschappij in 't licht te hebben gesteld. De consumenten kunnen in drie groe pen worden verdeeld: lo. die meer inkomen heeft dan zij ver teren kan; weinig in getal maar met een groot inkomen. 2o. die genoeg verdient om in de voor naamste levens- en genotbehoeften te voor zien; ook klein in aantal. 3o. die gebrek lijdt aan de voornaam ste levensbehoeften, zeer groot in aantal. Deze wanverhouding, welke voor alle be schaafde landen geldt, vindt in sprekers opvatting alleen haren grond in het pri vaat grondbezit en wel niet zoozeer in het bezit, dan wel omdat het door privaat grond- of grondrente-bezit mogelijk is i n- terest van het kapitaal te trekken, zonder daarvoor arbeid te verrichten. Steeds zal men eene matige rente van zijn geld door belegging in pandbrieven, hypotheken, spoorwegen enz. verkiezen boven die in industrieën, tenzij men daarvan hooge voordeeler. trekt en dan nog moeten deze hooge interesten door den arbeid worden afgestaan alvorens van eenige verdienste voor dezen sprake kan zijn. De arbeider produceert dus oneindig veel meer dan hij in loon uitbetaald krijgt, kan dus ook zooveel minder verbruiken. Indien degeen, die deze interesten krijgt, de ka pitalist, nu slechts deze sommen verteerde F3iSUIIiIiElTO 1ST. Naar het fransch van Louis Gallet. 10 V. De passage behelsde een oproeping der erfgenamen van den heer Paul Blondel, bij zijn leven woonachtig te Parijs, Avenue des Champs Elysées, No. 35 en zonder bekende familiebetrekkingen overleden. Iedereen, die meende rechten te kunnen doen gelden op de nalatenschap, werd verzocht zich in persoon te vervoegen bij het algemeen bestuur der domeinen, die hij rechtmatige aanspraken de overdracht zou regelen. Het couranten-nummer, dat dit bericht bevatte, was zes maanden oud. Met behulp der verschillende stukken had Jacques spoe- dig den toestand verkend: Francis Blondel was een volle neef van wijlen Paul Blondel en hij was naar Frankrijk overgestoken om diens nalatenschap te aanvaarden. Er bleven nog wel eenige onopgeloste vragen over, maar zij waren van ondergeschikten aard en Jacques behield zich voor ze later op te lossen. Voor 't oogenblik stond éen ding vastSarah Blondel was de eenige erfgename van Paul Blondel, wiens nalatenschap, op de eenigszins vage aanduidingen van het officieele bericht af, zeer groot moest zijn. En deze Sarah had zijn gelukkig gesternte juist onder zijn hereik gebracht. Zijn plan stond dadelijk vastde schatten van Paul Blon del moesten hem in handen vallen. Daarvoor was het noo dig, dat hij Sarah in zijn nabijheid hield, haar tot eiken prijs aan zich verbond, haar met onverbreekbare banden aan zich hechtte, in éen woord, haar tot zijn vrouw maakte. Maar er moesten heel wat jaren verloopen vóór dat denk beeld zich kon verwezenlijken: Sarah was nog maar een kind. Bovendien deed er zich wellicht eene andere moeilijkheid op: wist Sarah misschien, waarom haar vader naar Frank rijk terugkeerde? Hij moest zich zoowel voor het eene als voor het andere geval een gedragslijn trekken. Jacques doorbladerde wellicht voor de eerste maal zijne wetboeken en vergewiste zich van het feit, dat de staat de erfenis tot zich trekt, waarop geen aanspraak wordt ge maakt; maar afstand doet van hare rechten, zoodra zich een rechtmatige erfgenaam aanmeldt, mits binnen een tijds verloop van dertig jaar. Mooi, zeide Jacques tot zich zelven, terwijl hij zijn wetboek dichtsloeg, «ik heb tijd om alles op mijn ge mak aan te leggen. Alles gaat goed! Gedurende de dagen, die volgden op Sarah's komst op het huis in de duinen werd Jacques langzamerhand een geheel ander mensch. Madeleine herkende hem niét meer; zij schreef, niet geheel ten onrechte, deze verandering toe aan de tegenwoordigheid van het jonge meisje, welks droef geestige zachtheid wel in staat was de ruwste ziel te be koren. Jacques bloeide destijds in de kracht van zijn vijf en- twintig jaren. Zijn forsch gemodelleerd gelaat kon eene groote mate van zachtheid uitdrukken en zijn oogen, die opvlamden als hij in woede geraakte, wisten teeder en vleiend te zijn. Zijn dunne, opeengeperste lippen, niet tot liegen in staat, verrieden de dorheid van zijn hart en de onverzettelijkheid van zijn wil. Nadat hij het vertrek van Matthieu, die lastige getuige, zooveel mogelijk verhaasd had Madeleine nam voor goede munt aan, dat deze het kloeke besluit genomen had haar niet langer tot last te zijn nadat Matthieu zijn zin gekregen had en op weg naar Egypte gegaan was, hield Jacques zich met niets of niemand dan Sarah bezig. Men had het arme kind langzaam en voorzichtig met haar vreeselijk ongeluk in kennis gesteld. Dank zij de kiesche voorzorgen van Jacques viel het haar minder hard de waarheid te vernemen dan men zou hebben verwacht. Zij leefde tusschen zuster en broeder als in een atmosfeer van liefde en teederheid en dit mocht haar troos ten hij de kennis, dat zij alleen op de wereld stond. Zon der haar met vragen of met troostredenen lastig te vallen liet Jacques haar verscheidene dagen achtereen hare smart botvieren. Na een week had zij het bed kunnen verlaten,. En alleen, ten minste zich alleen geloovende, maar vart verre gevolgd door Jacques, wiens bezorgdheid van geon

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1888 | | pagina 1