NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
6e Jaargang.
Vrijdag 7 December 1888.
No. 1667.
ABONNEMENTSPRIJS:
ADVERTENTIES:
STADSNIEUWS.
SARAH BLONDEL.
HAARLEM'S DAGBLAD
Voor Haarlem, per 3 maanden
Franco door het geheele Rijk, per 3
Afzonderlijke nummers
1.20.
maanden. -1.65.
- 0.03.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bnrean: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem, Telefoonnummer 123.
▼an 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 cents
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij groote opgaven aanzienlijk rabat.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en courautiers.
Mrecteuren-ültgevcrs J. C. PKEREBOOH en'J. B. AVIS.
Hoofdagent en voor het Buitenland: Compagnie Generale de PubUcite Ktrangère G. L. DAJJBE Co., JOB.. I. JONESSuer., Paryi, 31bts Faubourg Montmartre.
Haarlem, 6 December.
Voor het examen handteekenen
(1. o.) te 's Hage gehouden is o. a.
geslaagd mej. D. J. M. van den
Arend, alhier.
GEMEENTERAAD.
Zitting Tan Woensdag 5
Aanvang 1 uur. Gesloten te 5 ure.
Afwezig de leden Th. Figée, Kist en Derx.
De Notulen worden gelezen en goedgekeurd.
Ingekomen zyn de navolgende stukkenRe
kest Wed. J. Schouten om onderstand, in han
den van B. em W.; id. W. Warmerdam tot het
huren van kiosk no. 1; id. id. J. H. van Ingen,
aankoop grond Leidschevaart terrein nieuwe
school, id. L. G. Prins, bouwen van een hooi
schuur en wijz. pol. verord. in handen comm.v.
strafverord.; id. van K. Hamelberg, aanbied, aar
den buizen, in handen van B. en W. ter afdoe
ning; Rapp. comm. v. fin. 8e suppl. begr.; id.,
verhuring van grond Bolwerksla&n aan Reeser,
id. begroot. Eliz. Gasth. 1889; amendementen J.
A. Lodewijks op verord. geneesk. armenzorg; Re
kest mej. Tielenius Kruythoff om eervol ontslag
als onderwijzeres aan de opleid, school v. meis
jes. Wordt verleend; Rekest J. H. Krelage tot
wijziging bouwplan Kleine Houtweg; B. en W.
hebben op verzoek eervol ontslag verleend aan
den klerk bij bet bevolkingsregister. Brieven v.
Gedeput. Staten goedkeurende de staat tot be
schikking over een post van onvoorziene uitga
ven; goedkeuring v. id. tot verhuring van grond
aan R. Riemsdijk; goedkeuring van id. van het
kohier der dir. belast.: adres G. F. Evelein, aan
bied. in schenking van het hem toebehoorende
gedeelte der VerL OranjeboomBlaan; brief van
Ged. Staten, goedkeurende verkoop van boomen.
Aan de orde is een voorstel van B. en W.
omtrent hot Stedel. Muziekkorps, met adres van
eon aantal ingezetenen.
Het voorstel van B. en W. luidt als volgt:
l'het thans bestaande gemeentelijk Muziekkorps
met ingang van 1 Januari a. s. te ontbinden,
met toekenning van eervol ontslag aan den ka-
pelmeeeter, den heer M. H. Muller;
2° in te trekken het reglement voor dat korps;
8° aan den heer Muller voornoemd met ingang
van 1 Januari a. s. eene jaarlyksche gratificatie
toe te kennen van 550;
4° te bepalen dat de gemeente aan het college
van commissarissen, gedurende de drie eerstvol
gende jaren, te beginnen met 1889, zal verleenen
eene jaarlyksche bijdrage van f6000 wanneer de
door dat college in het werk te stellen pogingen
tot oprichting van een nieuw muziekkorps, naar
het oordeel van B. en W. gunstige resultaten
hebben opgeleverd.
Voorzitter. B. en W. hebben gedaeht den
steun te moeten inroepen van ingezetenen, die
verstand van mnziek hebben en die een goe
den invloed kunnen uitoefenen op den bloei van
een muziekkorps. Door de welwillende medewer
king van den heer Waller zijn wij instaat ge
weest het voorstel te doen, dat naar wij hopen
de Raad zal goedkeuren. Het zal meer kosten
dan vroeger, maar B. en W. hebben gemeend
daarover te moeten heenstappen; als de zaak sla
gen zou meenden wij dat het noodzakelijk was
niet op de aangegeven som te beknibbelen. Het
scheelt trouweDS maar f 800, het eenige wat extra
komt is de gratificatie aan den kapelmeester den
heer Muller, die op de jaren komt dat hy moei-
lyK de kapel meer kun doen marcheeren. Toch
hebben wij gemeend den heer Mnller, die jara»
lang zijne beste werkkrachten ten dienste der
gemeente gesteld heeft, niet te laten gaan zonder
hulp, hoewel hij geen aanspraak op pensioen
heeft. Maar B. en W. hebben gemeend dat het
een eisch van billykheid was.
De Kan ter. M. de V. Ik hen geen muziek
kenner, en heb nadat ik het adres gelezen en
daaronder gevonden had onderteekenasrs, wier
namen op muzikaal gebied een goeden klank
hebben, gezegdhét zal wel zoo wezen. Evenwel
is het tegenover my ontkend en ook door iemand,
die verstand van muziek beweert te hebben, dat
het korps zoo heel sleeht was. Dat gaf tegenover
mij niet veel, dat had hy moeten doen in het
De kommandant der schutterij heeft den maat
regel genomen van het korps niet meer te wil
len gebruiken omdat het zoo slecht en de ka
pelmeester zoo ongeschikt was. Ik hen volstrekt
niet overtuigd, dat het korps die smadelijke
behandeling verdiende, maar wel dat de smaad
door den kommandant van de schutterij het
Stedelijk Muziekkorps aangedaan, terugkaatst op
het gemeentebestuur in de eerate plaats en ook
op den Raad. Gelijktijdig dat ik van dezen stui
tenden maatregel vernam, heeft de kommandant
ervan kennis gegeven aan B. en W. Het komt
mij voor, dat het niet overbodig zou zijn geweest
als hij daar vroeger van had kennis gegeven,
ook aan den Raad. Do meest eenvoudige weg
lag voor de hand en wijst zich vanzelf aaa, hat
is de begrooting. Die krijgen wij alle jaren tege-
lyk met de gemeente-begrooting en wat daarin
wordt vermeld, doorloopt vanzelf verschillende
stadiën en komt eindelijk bij den Raad terecht.
Ik heb de hegrooting van het Stedelijk Muz ek-
korps nog eens overgelezen van de laatste tien
jaar en gevonden verschillende opmerkingen en
voorstellen van meer of minder belang, de voor
naamste hadden betrekking op meer fondsen en
verbetering van traktementen. Voor het grootst#
deel hteft de Raad steeds gevolg gegeven aan
die voorstellen, in 1880 heeft de Raad deze be-
grootingspost verhoogd met duizend gulden. Dat
is wel een hewys, dat de Raad voor een behoor
lijk korps wat over had. Ik heb verder ook
geen voorstellen tot verhoogiug meer aangetrof
fen, in geen van die begrootingen, ook niet in
da nota's die daarbijgevoegd waren. Ik heb geen
enkel woord van blaam over den kapelmeester
gevonden en over zijn ongeschiktheid, maar wel
gevondon woorden tot zyn lof en voorstellen tot
verhooging van zijn traktement. In geen diar
hegrootingen heb ik gevonden ook maar een
enkel woord, dat kon doen denken, dat het korps
zoo slecht was, niets gevonden dat op de ge
dachte kon brengen dat de toestand zoo ellendig
was, dat het korps eensklaps gebrandmerkt in
het openbaar en op zijde zou worden gesteld,
niets, hoegenaamd niets is daarvan te vinden. Al
die stukken zijn ingediend en onderteekend door
den officier der schutterij, die op verzoek van
B. en W. door den kommandant is aangewezen
veor het toezicht op en de regeling van het
korps. "Wanneer wij nu dit een en ander in aan
merking nemen en daarbij bedenken, dat de
kommandant der schutterij zonder voorafgaande
en tijdige waarschuwing, ook aan den Raad, is
overgegaan tot het nemen van buitengewone,
naar buiten-werkende en stuitende maatregelen,
dan vind ik dat dit niet consequent, maar wel
zeer vreemd is en krenkend voor den Raad.
Evenzoo noem ik de weigering van den komman
dant der schuttery, om te voldoen aan het ver
langen van B. en W., dat het korps in uniform
zou bijwonen de begrafenis van een ridder der
Mil. Willemsorde. Men zegt, dat de kommandant
niet anders kon handelen om consequent te
blijven, (ik twijfel nog of hier geen art. van de
verordening is overtreden, hoewel men my dat
heeft tegengesproken) nm men dat niet anders
weet te verdedigen dan met een beroep op de
consequentie, is dat voor mij een bewys, dat het
eerste besluit niet goed en niet wel doordacht
is geweest.
Door iemand is my verzekerd, dat opzet am
dan Raad te krenken niet heeft bestaan.
Het spy t my, zoo hier te moeten spreken, ik heb
niets tegen den persoon, integendeel, maar ik
heb veel tegen zyne handelingen, zóóveel dat ik
mij verplicht heb gevoeld bier erover te spreken.
Ik kon het niet laten want zyne handelingen
hebben my uitermate verbaasd. Neg meer ben
ik verbaasd over de houding van B, en W., die
alles hebben verdragen, alsof het de maeat ge
wone zaak gold. Ik ben ook voor meegaandheid
en verdraagzaamheid, maar ik geloof dat B. enW.
met de toepassing van die deugden wat ver zyn
gegaan. Ik begrijp niet, dat B. en W. in de
eerste Raadsvergadering na die begrafenis geen
reglements-verandering hebben voorgesteld om
den kommandant de macht te ontnemen. B. en W.
hebben dat niet voorgesteld en stallen nu voor
den kapelmeester te ontslaan en een nieuw
korps aan te stallen. Een van beiden óf man
was overtuigd dat het korps slecht was óf men
was dat niet. In het eerste geval had men vroe
ger een voorstal moeten doen, in het andere had
men het nu niet mogen doen.
Lodewijks. Over de zaak die de haar de
Kanter te berde brengt, over de militaire be
grafenis, wensch ik ook iets in het midden te
brengen. Als ik goed ingelicht ben waren B. en
W. begin van dit jaar bekend met het gevoelen
van den kommandant der schuttery. In het
reglamant blijkt dunkt, mjj, dat het korps in da
eerste plaats is een stedelijk, in de tweade een
korps voor de schuttery. M. L is een verzoek
om het muziekkorps te doe» medegaan in uni
form niet gedaan, alleen is de gewone opdracht
gegeven aan den officier daarmee belast. Als nu
de kommandant met de officieren besloten heatt
het korps niet mee te nemen by de schutters-
oefeningendan kan hy om consequent te zijn
ook niet varoorloven dat het meegaat in uni
form ter begrafenis van een ridder der «Militaire
Willemsorde
Enschedé. Ik vind de rede van den heer
de Kanter zeer belangrijk en wil zeggen dat zóo
ook myn overtuiging is. Het doet mij leed, dat
de kommandant der schutterij de fout heeft be
gaan zoo'n krassen maatregel te nemen. Ik vind
hot korps niet zoo best en ontbinding alleszins
gewettigd, maar begrijp niet hoe hij zoo'n grie-
venden maatregel kon nemen tegenover den ka
pelmeester en de leden.
Voorz. Het is wel noodig een enkel woord
van het Dagel. Best. te zeggen omtrent wat de
heer de Kanter gezegd heeft. Zwygen is dik
wijls noodzakelijk en goed om verwikkelingen
te voorkomen, wij weten ook dat telang stil
zwijgen flauwhartigheid en moedeloosheid ken
merkt, em ik ben volkomen eens, dat op zijn
tijd gehandeld moet worden. Deze historie
met het muziekkorps heeft eene geschiedenis.
Niet lange jaren geleden is, zeer tegen mijn
zin, het traktement van den kapelmeester ver
hoogd. Ik was er tegen niet omdat ik den ka
pelmeester niet geschikt vond, maar omdat ik
meende dat iemand die een groot deel van zijn
tijd aan zich had, met f1000 genoeg was be
taald. De Raad was zoo tevreden over den ka
pelmeester, dat hij het traktement met f200
verhoogde. Toen werden er allengs aanmerkingen
gemaakt. Aanmerkingen nu zijn zeer goed, maar
als men er een manie van gaat maken, is er
geen houden meer aan. Ik geloof dat dit op den
kapelmeester van toepassing is. Nu komt dezen
zomer van den kommandant bericht, dat zijne
officieren besloten hebben geen gebruik meer te
maken van het muziekkorps. Dit verwonderde
ons, maar wij konden het niet veranderen, wel
verlangen dat het korps zon blyven mnziek
geven in den Hout. Dat keurde de kommandant
ook goed. Intuaschen is ook gebleken dat de
schutterij uitstekend het muziekkorps kan missen,
het heeft zich best geoefend ook zonder dat.
Maar de stad kan het niet missen. Nn komt
ongelukkig te sterren een Ridder der »M. W.«
Ik geloof dat wy allen, ook het Dag. Best. er
prys op stellen dat de militaire honneurs zoo
plechtig mogelijk geschieden. Toen gevraagd werd
om de medewerking van het muziekkorps, heb
ben B. en W. dat eenparig toegestaan en tegelijk
besloten den kommandant te vragen het mu
ziekkorps in uniform mee te mogen laten gaan.
De officier die belast is daarmede zeide: «als het
nn eens geweigerd wordt? Wy antwoordden: dit
zal de kommandant niet doen. Toen is geschied
wat de heeren weten. Het deed mij ook zeer
onaangenaam aan, maar de kommandant was in
zijn recht en wij hebben alleen hem een brief
geschreven om naar de reden zijner weigering
te vragen. Het antwoord is geweestals ik wei
ger het korps mee te nemen bij de schutterij,
zou het inconsequent geweest zijn om toe te
staan, dat het meeging in uniform met de be
grafenis van een ridder der »M. W.» Daarover
is niet verder gesproken, maar B. en W. heb
ben gemeend een nieuw voorstel te moeten doen
om een herhaling van dergelijke dingen te voor
komen. Ik geloof dat als de heer de Kan ter deze
zaken in overweging neemt, hy zich zal kannen
verklaren waarom eeist n u een voorstel van B.
en W. den Raad bereikt. Ik geloof, dat de zaak
zóo bet best behandeld is zonder krenking van
de waardigheid van het Gemeentebestuur, hoe
wel ik het met den beer de Kanter betreur, dat
de kommandant der schuttery gehandeld heeft,
zooals hij gedaan heeft.
VoorBtel van B. en W.
Art. 1. en 2 worden zonder hoofdelijke stem
ming goedgekeurd.
Art. 8.
Enschedé. Met genoegen heb ik gezien, dat
B. en W. voorstellen f 550 als jaarlijkschc gratifi
catie aan den kapelmeester toe te kennen. Ik
zon het wel wenschelijk achten, eene kleine
demonstratie van den Raad te doen uitgaan als
bewijs van sympathie. Ik waag het eene kleine
verhooging voor te stellen, al is het van luttel
belang, om namelijk de gratificatie te verhoogen
met een bedrag van f 50.
Wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Art. 4 zonder hoofdelijke stemming goedge
keurd.
Reglement.
Art. 1. Het gemeentelijk muziekkorps te Haar
lem bestaat uit een kapelmeester en het noodig
getal leden {muzikanten).
Art. 2. Het bestuur en het toezicht over het
korps is opgedragen aan een college van commis
sarissen, bestaande uit zes personen, te benoemen
door den gemeenteraad, op aanbeveling van Bur
gemeester en Wethouders.
Zoo mogelijk bestaat dit college uit één lid
van den gemeenteraad, den kommandant of een
officier der dienstdoende schutterij, een lid van
elk der besturen van de sociëteiten «Trou moet
JBlijcken- en nde Vereeniging», van de Bach-
vereenigïng en van de af deeling Haarlem der
Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst.
Telken jare treedt een dezer leden af, volgens
eenen door commissarissen op te maken en aan
Burgemeester en Wethouders mede te deelen
rooster.
Hij is terstond herkiesbaar. He eerste aftre
ding vindt plaats 1 Januari 1890,
Telken jare voor 1 December wordt door com
missarissen aan Burgemeester en Wethouders
eene aanbeveling van twee personen ingediend ter
vervulling van de wegens periodieke aftreding te
ontstane vacature.
De Kanter. Ik wensch wel in overweging
te geven om het college te doen bestaan uit 7
personen, een oneven aantal en inplaats van
een, twee leden van den gemeenteraad te ne
men, mij dankt dat is beter.
Voorz. Ik heb alleen bezwaar tegen de tal
rijkheid.
M a e a r Ik deel geheel de meening van den
heer de Kanter, wij maken een gemeentelijk
korps en geven veel kracht aan personen, die
buiten het gemeentebestuur staan. Daarom acht
ik het wenschelijk dat er 2 leden van den Raad
by zijn, dan is de kans dat er vergaderd wordt
zonder éen lid van den Raad zooveel kleiner.
Dit amendement wordt zonder hoofdelijk#
Btemming goedgekeurd.
De Kanter. Is het de bedoeling om dub
beltallen aan te geven Ik acht dat gewenscht.
Voorz. De bedoeling was, éen persoon aan
te bevelen en da Raad blyft vrij daar buiten te
gaan.
De Kanter. Jawel, maar dat doet men
hoogst ongaarne.
M a c a r In art. 3 is bepaald, er zal een
voordracht worden gedaan van 2 personen, nu
zal ook B. en W. een voordracht maken. Het
zal voor B. en W. moeilijk worden van die aan
beveling af te wijken, ik zou dus willen wegla
ten de aanbeveling van B. en W.
De heer Snelt j es acht de redactie niet
juist en wil byvoegen dat als leden dier bestu
ren als zoodanig aftreden, kan lidmaatschap dezer
commissie tevens vervalt, de heer Krol wil 2
leden jaarlijks laten aftreden, de heer Waller
acht het bezwaar van den heer Sneltjes denk
beeldig. Van die instellingen hier genoemd zijn
meestal de bestuurders herkiesbaar, maar als da
tijd van aftreding voor een van die leden in een
bestuur is gekomen zal hy stellig denken: nu
ik niet meer in het college ben, noem ik onmid
dellijk mijn ontslag. Ik kan mij ook voorstel
len, dat in zoo'n bestnar één man was, die zich
voor muziek interesseerde en als wij nu for
muleerden zooals de heer Sneltjes wenscht, zou
men zoo iemand dien men gaarne in het collego
wilde laten, moeten verliezen. Ik geloof dus dat
die alinea zeer goed blyven kan.
De Kan ter. Staat er niet iets overbodigs inP
de woorden «den kommandant* acht ik overbo
dig, er staat ook lid van het bestuur derjsocieteit
niet of «president*, het is in strijd met de har
monie in het artikel en harmonie behoort ook
bij een muziekkorps. Ik stol dus voor de woor
den «den kommandant* weg te laten.
't Hooft. Ik vind veel bezwaar om mee ta
gaan omdat het er nu eenmaal instaat. Als wij
toegeven dat de kommandant ook tot de
officieren hoort, neemt dit niet weg dat ook
dikwijls de kommandant tegenover de officieren
staat, men zon zich later op dit amendement
kunnen beroepen om te zeggen: de kommandant
is uitgesloten.
De Kanter. Ik kan niet donken hoe de
officieren en de kommandant ooit tegenover el
kander kondon worden geplaatst.
Het amendement van den heer de Kanter
wordt verworpen met 17 tegen 4 9temmen.
Vóór de heeran de Kanter, Enschedé, Huet
en van Ek.
Op voorstel van den heer Macaré worden do
woorden «aan Burgemeester en Wethouders»
veranderd in «aan den Raad*.
Art. 2 wordt zonder hoofdelijke stemming
goedgekeurd.
Art. 8. Commissarissen geven van elke vaca
ture in hun college, binnen zes weken na haar
ontstaan, kennis aan den Raad met bijvoeging
eener aanbeveling van twee personen.
FÏÏOIIjLaTO 3ST.
Naar hel fransch van Louis Gallet.
13)
VII.
Sarah hief hare groote, mooie oogen naar den kadet op en,
gelukkig in 't bezit dezer nieuwe vrienden, antwoordde zij
met haren liefsten glimlach
Ik wil gaarne eens komen, mijnheer, als juffrouw
Madeleine het toestaat.
Als ik het toestaNu, dat is me ook een vraag I Je
moogt in dit geval doen zooals je goed dunkt, lieve
Sarah's leven vloot nu geregeld heen. Na de dagen van
studie, brachten haar de uitgangsdagen of de vacantie naar
het huis in de duinen of naar Honvaux.
Eene innige vriendschap verbond haar weldra aan Lucienne
Raynal. Al mocht deze nieuwe sympathie niets te kort doen
aan de kinderlijke liefde, die Sarah aan Madeleine toedroeg,
deze gevoelde toch duidelijk, dat zij eene mededingster had.
Want Lucienne scheen weldra niet buiten Sarah te kunnen
leven en nam elke gelegenheid te haat, om deze bij den
dokter in te leiden. En ondanks de aanmerkingen, die Ma
deleine maakte, bracht hare pupil daar meuigeu dag door.
Laat haar toch, zeide de dokter, laat haar toch
pleizier hebbenmen moet niet zoo altijd aan zich zeiven
denken. U moet haar-zelve beminnen en niet om het ge
noegen, dat hare tegenwoordigheid u verschaft.
Madeleine legde er zich bij neer. Sarah behield haar ka
mertje te Honvaux naast dat van Lucienne en de partijtjes en
de wandelingen gingen rustig door onder de ouderlijke hoede
van mijnheer en mevrouw Sylvain of onder aanvoering van
George Raynal, die al zijn vrije uren te Boulogne of te Hon
vaux doorbracht.
Honvaux was bovendien een zeer geliefkoosde verzamel
plaats voor de vrienden van den dokter. Het was een oud
landgoed, gelegen tusschen Wimereux en Boulogne op de
helling van een heuvel eu beschut tegen de zeewinden. Het
geheel was samengesteld uit een reeks van groote gebou
wen, welke eertijds door koning Hendrik VIII werd be
woond bij zijne belegering van Boulogne en waarvan som
migen nog den stempel droegen.
In 1805, toen Napoleon droomde van een aanval op En
geland, had een van zijn generaals hier zijn intrek geno
men en er eenige versieringen in aangebracht. Men toont
nog in de rez-de-chaussée «de eetzaal van den generaal»,
geheel met fraai beschilderd hout beschoten. Zoo houdt men
op de eerste verdieping «de kamer van den koning» in eere,
hoewel het niets is dan een groote, holle ruimte, modern
behangen met papier tegen tien stuivers de rol en met een
armzalig schoorsteenmanteltje, waaronder de vreeselijke Hen
drik waarschijnlijk nooit zijne voeten gestoken heeft.
Het huis behoorde niet aan den dokterhij huurde het
en bracht er den tijd door, wanneer het hem in Boulogne,
zijn eigenlijke woonplaats te warm en te vunzig werd.
Honvaux was de bezitting van een oude boerenfamilie, die
er zich weinig mede bemoeide en haar voor een prij«je aan
anderen overliet, daar zij bij de bevolking dezer streek in
een slechten reuk stond.
Al die verhalen over den eogelschen koning en de gene
raals van Napoleon, toegelicht en aangevuld als zij werden
door het sensatie zoekende volk, hadden Honvaux een druk
besproken plaats gemaakt.
Men zeide in éen woorddat het er spookte, als wist
men niet te vertellen of het de geesten der schoone hof
dames van koning Hendriks hof of die der dames uit het
eerste keizerrijk waren, die dit oord tot hun nachtelijke
wandelingen hadden uitverkoren.
De dokter, wiens grootste zwak niet in spokenvrees be
stond en bij wien de ontmoeting van den geest van Anna Bo-
leyn of van eenige schoone generaalsvriendin hoogstens
een gevoel van nieuwsgierigheid zou hebben opgewekt,
de dokter had met een gerust hart zijn intrek genomen in
deze woniDg, waar het hem volgens zijn zeggen, niet te
hevig spoken zou; want hij was van eene vroolijke natuur,
hield er van onder vrienden te zijn en was nooit slechter
in zijn humeur dan wanneer hij geen bezoek ontving.
Wanneer de kinderen er waren waaronder men
behalve Lucienne en Sarah ook George rangschikte
ondanks zijn mannelijk uiterlijk en zijn mooie en flinke
kadetten-uniform wanneer de kinderen op Honvaux
waren, werden er groote wandeltochten op het touw gezet