NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. 6e Jaargang. Zaterdag 12 Januari 1889. No. 1695. Miner bestaat uit twee Halen. SARAH BLONDEL. HAARLEMS DAGBLAD ABOHIEMEKTSPRIJS: Voor Haarlem, per 3 maanden1.20. Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden. -1.65. Afzonderlijke nummer»- 0.03. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. UnreanKleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 122, ADVERTEÏTT1ËST: ▼&n 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 cents Groote letters naar plaatsruimte. Bij groote opgaven aanzienlijk rabat. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en courantiers. Directeuren-Uitgevers J. C. PEEREBOOin en J. B. Alïl. Hoofdagente* voor het Buitenland: Compagnie Generale de Publieite Etranaère Q. L. DATJBE Ff Co., JOH. F. J OW ES, Suer., Parijx, 3Utt Faubourg Montmartre. S i A 1) S NI E IJ IV S. Haarlem, 11 Januari. De verzameliDg japansche voor werpen, die voor eenigen tijd door den heer J. T. Cremer aan het Museum van Kunstnijverheid werd afgestaan, zal Zondag a. s. voor het laatst tentoongesteld djn. Dezer dagen werd genoemde ver zameling nog vermesrderd met eenige zeer schoone ivoren beeldjes en op bamboe vervaardigde reliefs, die met paarlemoer en ivoor zijn opgeluisterd. Vervolg Zaak-Hoogerbeets. P. Ik geloof dat je een beetje te druk bent en ik vermaan je kalm te zijn. Wat is er r.u van aanP Heb je tot Hooger- beets gezegd: «mijn dochter loopt niet met een heertje, maar met haar broer P" G. Dat weet ik niet meer. P. Hoelang is dat geleden G. In '82 is dat al geweest, meneer. V. Ik wensch geconstateerd te zien, of deze getuige erkent dat ze met Goode, een paar knapen en een politie-agent aan het huis van Hoogerbeets is geweest om te schelden op Hoogerbeets G. Jawel, meneer de Voorz., omdat Hoo gerbeets mijn dochter naliep. Dat is al een ,aar of vijf geleden. Met Goode, een agent en mijn dochter Rika ben ik naar zijn huis gegaan om te vragen wat hij van haar hebben moest. Toen heb ik zijn moe der gesproken en gezegd«Als hij niet mijn dochter met rust laat, zal ik het ver der vervolgen." V. In antwoord op een brief van mijn cliënt ging die vrouw dus spektakel maken 1 P. Is dat geweest na dien brief van Hoogerbeets G. Ja, meneer. V. Ik wensch er op to wijzen dat de beklaagde in dien brief schrijft: „Als gij mij iets te zeggen hebt, stuur dan een knap mensch, ik zal hem beleefd ontvangen. Uit den aanvang van brief C blijkt dat hij is geschreven na dat bezoek. Zoo is het niet geweest, Rika Meyland heeft met Goode en Hoogerbeets op een dag gemolesteerd en hem allerlei woorden nageroepen. Hoogerbeets is in een kroegje geloopen en heeft een brief geschreven en dus beleefder gehandeld; en op dien brief is die juffrouw gekomen met een agent en heeft lawaai gemaakt bij de deur van Hoo gerbeets, die niet thuis was. H. Mag ik opmerken, mijnheer, dat het niet waar is dat ik tegen de weduwe Mey land gezegd heb dat zij van as-je-blieft tegen mij moest spreken. P. Dit doet tot de zaak niets af. Get. Dirk Toepoel, 50 jaar, smids knecht, woonplaats Haarlem. P. Ben je met bekl. in contact geweest en heb ja met hem wel eens gesproken van Rika? G. Ik heb langs die» weg een onder zoek ingesteld. P. Zijt gij langen tijd daar geweest P G. Toen ik dien brief heb gelezen vond ik dien al heel netjes, waarop Hoogerbeets verklaarde dat het een vrind had moete» doen. Ik heb toen aangeboden dien brief te onderzoeken en toen kreeg ik dien brief. P. Bij dat discomrs was Rika daar ook bij tegenwoordig P G. Neen. P. En wat heeft Hoogerbeets vorder verklaard P G. Dat hij haar zou vervolgen zoo lang hij kon en er nog een paar opruimen. P. Wat heeft Hoogerbeets verder ver klaard P G. Dat zij een liebte meid was. Ik heb ook gezegd dat als hij er zulke knappe vrienden opna hield dat te zullen onderzoe ken. Ik heb toen twee brieven van hem gehad, doch Bij beleedigden mij te veel. Toen ik hem op straat ben tegengekomen hebben wij een groot discours gehad. Hij is met mij meegeloopen en toen hij mij zei dat hij Rika wilde trouwen, heb ik hem gezegd je ben te lui om je brood te verdienen, ik zou mij liever verzuipen en toen antwoordde hijdan eerst nog een paar anderen. P. Ik meen dat je voor den rechter- ter-commissari8 gezegd heb, dat Hooger beets toen gezegd heeft, dat hij alles zou doen, om Rika in het ongeluk te brengen. G. Dat is de eerste keer geweest, toen hij bij mij kwam. P. Is je vrouw daar ook bij geweest P G. Ja. P. Dat had je bij den commissaris van politie niet gezegd. G. Ik was zoo haastig aan het bureau gekomen en toen er een stuk was opge maakt en voorgelezen, dacht ik dat dat voldoende was. P. Weet je niets van hetgeen den 5den Sept. is gebeurd? G. Neen. P. Ik wou nog een vraag doen over Rika. Is zij wel eens met heertjes uitge weest G. Rika is, zoolang ze bij mij over den vloer komt, dat is 2 jaar, een knappe meid. P. Is u wel verteld dat zij verkeering had met Balabrega vóór 5 Sept. G. Ja meneer, Zondagsmiddags kwamen ze wel bij mij. P. Hij stak het dus niet onder stoelen of banken en u dacht dat hij een huwelijk met haar wilde aangaan P Hij had toch geen toestemming gekregen van de moeder P G. Ja, dat rond ik niat erg neljes, dat hij niet om haar toestemming vroeg, maar als men weet, dat men gaan toestemming krijgt, vraagt men die auk niet. 't Hooft. Vroeger had do moeder toch nooit aan u gr -^gd dat sg geen toestem ming gaf P G. Neeu. P. Heeft de beklaagde nog iets in 't midden te brengen P H. Voor het meereadeel is de getui genis valsch. P. Hierover zal de reehtbank oordeelen. H. Den eersten avond dat ik met Toepoel was, zijn wij niet als vijanden gescheiden. Ik heb zijn kinderen nog ee dubbeltje gegeven. Wanneir men maf iemand twist heeft doet men dat niet. P. Het doet aan da snak niets at. Hij heeft verklaard dat Rika den brief heeft gekregen en toen hij dien brief heeft ge lezen stond hem die» niets aan. H. Ik erken die brief geschreven te hebben. Maar wij hebben dien avond over heel andere dingen gesprokan. P. En je hebt verklaard alles te doen om Rika ongelukkig te maken en Toepoel heeft verklaard je ben nog te lui om je kost te verdienen. G. bevestigt dit. Getuige Clasina Berendina Snoek, huisvrouw va» D. Toepoel, 85 jaar, woonachtig te Haarlem. P. Ia Hoogerbeets niet een half jaar geleden bij je gekomen? G. Ja hij ib thuis geweest. P. Klaagde je zuster wel eens, dat zij leeïijke brieven van hem kreeg? G. Ja, en mijn man heeft toen gezegd: ik zhI eens vragen of die persoon eens bij nu ij wou komen. P. Toen is hij gekomen? G. Ja, 's avonds. P. Wat heeft hij toen gezegd Heeft hij ontkend dien brief te hebben geschreven P G. Ja, hij zei, hij wist tr niets van, dat had bepaald een vriend va» hem gedaan. Mijn man heeft toen gezegddan moeten we dien vriend eens uitaoeken. P. Heeft hij zich over Rika uitgelaten G. Ja, mijn man heeft ham gevraagd of hij kennis had aan Rika Meyland. P. Hetft hij toen nog iets gezeid over Rika en zich - jver haar uitge laten? G. Ja, de e- niet erg. Hij zei dat ze met een heo. «sg, en dat dat niet paste. P. Heeft hij zich uitgelaten dat hij haar kwaad zou doen G. Neen, niet de eerste keer. P. Heeft hij zich uitgelaten dat hij alles zou doen om Rika i» het ODgeluk te brengeu G. Ja, dat was de tweede keer. P. Hebt gij die woorden hooren zeggen P G. Ja, dat is de tweede keer geweest. P. Weet je zeker, dat het de tweede keer was? Je man zegt, de eerste keer. G. Ja, het was toch meen ik de tweede keer. P. Sprak hij er over dat hij met Rika verkeeren wou? G. Neeu, hij had volstrekt geen begeerte. P. Heeft je man niet gezegd„wat denk je over trouwan, je bent te lui om te werken?" G. Ja, toen hij kwam was ik ziek, ik weet het niet precies meer, mijn man werd kwaad en zei: „als ik zoo lui was, ging ik me liever verzuipen. Toen antwoordde Hoogerbeets: „voor ik dat doe zou ik eerst een paar anderen opruimen." Maar het is al zoo'n tijd geleden. P. Je meent, dat dit alles was bij de tweede keer dat hij in uw huis kwam? 't Hooft. Kan het zijn, dat je van je man gehoord hebt het eerste gesprek Ben je daarbij tot het einde tegenwoordig geweest? G. Ja, maar ik was niet in de kamer. 't Hooft. Je hebt dus werkelijk ge hoord, dat hij zei dat hij alles doen zou om Rika ongelukkig te maken? G. Ja, dat weet ik zeker. P. Je ontkent dat, Hoogerbeets? H. Zeker, hij heeft mij toegevoegd: „je bent zoo diep gezonken dat je je nu wel kon verzuipen." Ik heb daarop gezegd, dat ik, wat ik ook zou doen, steeds bij de waarheid zou blijven. Die woorden heeft hij verdraaid. De volgende getuige W y b e n g a, insp. van politie. P. Blijft u volharden bij het proces verbaal dat de moeder van Rika Meyland ontkent dat zij bij het opmaken van het proces-verbaal van inbeslagneming der brieven, de expressie «tegenwoordige en vroegere galant" over Hoogerbeets spre kende, heeft gebruikt P G. De moeder heeft verklaard dat zij vroeger geloopen had met Hoogerbeets. Wed. M. Ik heb gezegd dat hij haar altijd nageloopen heeft. P. Betreffende het feit op 5 Sept. weet u zelf niet of ter opgenomen plaats en tijd, voor het huis van Van Lynden daar de agent geplaatst tegenover den blinden muur van het Paviljoen en surveilleerende, 6 minuten noodig heeft om tot u te komen en in versnelden pas. Want toen hij het schot hoorde stond hij aan den blinden muur en loopende tot het bankje aan de Laan tegenover het huis van Van Lynden kwam hij daar Hoogerbeets tegen. In hoe veel tijd toen u iets harder liep heeft u het gebeel traject gedaan P W. Het eene is 70 seconden het an dere 50. P. Naar het Paviljoen tot het bankje is dus 120 seconden of 2 minuten. P. U hebt ook den afstand gemeten tusschen het huis van den heer Kersten en de HazepaterBlaan G. Ja, en ook den anderen afstand heb ik gemeteD. Den afstand van het Verwulft naar den Dreef heb ik geloopen in dien geest dat Balabréga liep met een meisje voor iemand dien hij voor wou blijven en derhalve eenigszins in versnelden pas, O. Ik wensch meneer Wybenga te zeg gen dat als hij weer een proces-verbaal opmaakt, niet verzuimd het te laten tee kenen door de betrokken personen. Als er voorlezing van aan de vrouw was ge daan zou het misverstand niet ingeslo pen zijn. U ziet hoe lastig zulke omissiën kunnen zijn. U kan het wel zoo begrepen hebben als in het verbaal staat! maar als u het haar had laten teekeneu zou het niet gebeurd zijn. V. Weet u ook iets van wat er gebeurd is op 4 Dec. 1837 toen op het politie bureau Balabréga kwam met Rika Meyland en Hoogerbeets P G. Ik herinner mij, dat Balabréga zich kwam beklagen over Hoogerbeets omdat deze hen molesteerde. Ik meen, dat Hoo gerbeets toen een tijdlang in het bureau is geweest in bewaring. V. De vraag is of getuige zich herin nert, dat Balabréga zijn voorui am en ouder dom niet wist, en dat Rika die zeggen moest. G. Ik weet mij dat niet te herinneren maar het is te zien in het politierapport. (Nu geschiedt voorlezing van bet des betreffend proces-verbaal, waarbij blijkt dat Balabréga niet geheel normaal was.) P. Wat is de bedoeling van die uitdruk- king? G. Hij was een beetje boven zijn bier. H. Op de vraag van Wybenga aan Ba labréga hoe zijn naam was antwoordde hij alleen: Balabréga. P. Maar de inspecteur weet het zich niet meer te herinneren. H. Ja, maar dat moet toch gezegd wor den. P. Ik begrijp niet waarvoor dat noodig ia. De volgende getuige W. Stolp, 45 jaar, koopman, Haarlem. P. Hebt u niet in uw dienst gehad Rika Meyland? G. Ongeveer 2 jaar. P. Is zij met Sept. gekomen? G. Ik meen in November. P. Is zij nog bij u in dienst? G. Pardon. P. Hebt u in den loop van dien tjjd gemerkt, dat zij omgang met heertjes had G. Wij hebben gemerkt dat zij wel verkeerde. fe P. Hoe gedroeg zij zich? G. Heel goed, nooit zeide ze een onver togen woord. Zij ging geregeld uit Woens dagsavonds en Zondags. P. Heeft u dochters die gesproken hebben over haar? G. Wij hebben twee kleine meisjes. P. Heeft uw vrouw wel eens iets ge zien, dat minder gunstig voor haar was? PHÜIIiïjjeiTON. Naar het fransch van Louis Gallet. 41) XVI. Ik heb mijn afschuw overwonnen door mij aan tafel tegen over dien man te plaatsen en tegenwoordig te zijn bij een feestpartij, die hij had aangelegd om mij te trotseeren of om een zekeren officieelen stempel te drukken op zijn her wonnen rechten. Ik heb deze vernedering ondergaan in de kri?' ,we'^ra ffeheal vrij te zijn. Ik heb vervolgens het oogen- buk der bealiaaing verhaast; ik ben onvermurwbaar ge weest,^ ik heb hem getart. Op miju eerste beweging heeft bij mij ontwapend als een kindzijn woede heeft zich tegen len armen Blue gekeerd, dien hij gedood heeft. Mij heeft hij nets dan minachting waard gerekend. Iedereen, aar, wien ge dit zoudt vertellen, aan wien ge e redenen zoudt noemen, waarom ik hierheen ben gegaan, ou u zeker bevestigen, dat ik krankzinnig ben. Ik ben het en oogenblik geweest bij de gedachte, dat ik, de zwakke, mij recht tegenover dien ellendeling zou kunnen verschaffen. Ik had liever op Honvaux moeten blijven om af te wachten wat de wet tegen mij zou durven ondernemen. Ik had lie ver tegen de agenten moeten woratelen, mij hierheen moeten laten sleepen als een slachtoffer. Ik had liever moeten sterven, dan te beproeven mij door eigen kracht te verlos sen. Nu ik anders gedaan heb schijnt het mij toe, alsof ik den moordenaar recht heb gegeven mij op zijne beurt te beschuldigen. Ik zal nu trachten te ontvluchten. Ik snak naar red ding. De dokter zal u alles verklaren. Hij zal u, hoop ik, kuunen berichten, dat ik in veiligheid ben, maar niemand dan hij mag weten, waar ik mij bevind. Ge moogt hem hierover niet ondervragen, dat verzoek ik, neen dat bezweer ik u. Ik zal u schrijven, ik zal dikwijls mijn hart voor u uitstorten en gij zuit voor mij dit zeker eveneens doen. Gij zult mij schrijven als uw vriendin, als uwe vrouw, van wie ge dooreen onverbiddelijk noodlot gescheiden zijt. Want ik ben uwe vrouw, George; mijne ziel behoort u, zooals de uwe mij behoort. Hier in huis koestert men geene vermoedens. De dood van Blue wordt aan een of andere noodlottige oorzaak toe geschreven; de ware oorzaak kent men niet. De goede Ma deleine troost mijzij gaat met mij om als met een kind, dat ziek is en ik heb den moed niet haar te zeggen, waar om ik mij verzet tegen den man, dien zij broeder noemt, maar aan wien ik mij nauwelijks voor kan stellen, dat zij verwant is. Ik houd innig veel van haar en ik wensch, dat zij altijd onkundig zal blijven van de redenen, die mij drijven te zijn, die ik ben en te doen wat ik doe. Wanneer zal ik u terugzien, George? Miaschien nooit! Ik lijd, ik ween, ik heb u lief! In hare kamer opgesloten en ouder de hoede van Made leine maakte Sarah dezen brief af, toen de poort van het hui» geopend werd en de dokter het huis binnentrad. Na haren brief in de haast gesloten te hebben spoedde zij zich naar beneden. Zoodra hij haar zag helderde het gelaat van den dokter op. Hij had den nacht in doodelijke angsten doorgebrach". Hij had aan Sarah de wanhopigste besluiten toegeschreven. Nu hij de bewoners van het huis in de duinen in schijnbare kalmte terugzag herleefde hij weer. Jacques verscheen niet en men hoorde geen enkel gerucht iu ziju kamer. De dokter achtte het niet noodzakelijk hem op te zoeken. Hij omhelsde Sarah en ondervroeg haar met zijn blik. Hoe maakt Lucienne het vroeg Sarah, zoo na tuurlijk als zij dat vermocht. Zeer goed, mijn kind Komt zij mij vandaag niet opzoeken?Neen....? Welnu, dokter, dau ga ik voor een poosje met u mede, haastte Sarah zich erbij te voegen. Terzelfder tijd maakte zij zich gereed te vertrekken. De dokter onthield zich van opmerkingen. Hij begrtep, dat er zich achter die gehaaste vragen en antwoorden van Sarah een plan verborg, dat zij hem openbaren wille. Terwijl zij heengingen, hoorden zij den houten trap kra ken onder den voetstap van Jacques. Hij groette den dokter koeltjes en endde zich tot Sarah. Ge gaat uit? vroeg hij 'met aandrang. Zooals ge ziet. Ik ga deu dokter uitgeleide doen. De dokter kent den weg naar huis zeer goed, durf ik

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1889 | | pagina 1