tegenspraak in de verklaringen. Rijbroek heeft gesproken van het derde schot. Ik wil niet gebruik maken van het middel dat Eijbroek een plaats heefi aangewezen waar Balabréga niet kóu staan. Er blijft over de mogelijkheid dat E. van de drie eerste schoten maar twee heeft gehoord. De schoten volgden snel op elkaar, vloeiden in elkaar. Evenzoo de Blazer. Hij had de zcrg voor een kind en heeft dat eerst in veiligheid gebracht. Nu kan hem zeer goed inmiddels een schot zijn ontgaan. Getuigen Mees en vrouw weten van latere schoten niets, Jansje van der Laan heeft opgegeven gehoord te hebben eerst twee knallen, daarna het derde en vierde schot. Op wieD die ge richt waren wiöt ze niet, maar ze zag bij het tweede schot, na die twee knallen, dat Hoogerbeets de laan inkwam. Dat is dus het 4e schot geweest; met mijn opvatting strookt de verklaring van Jansje van der Loan. Van Duinen is blijkbaar zoo in de war geweest, dat hij niet overbrengen koD wat hij gezien had. Zeker is het dat hij gekomen is nadat er al schoten gelost waren eri hij heeft gezien dat Hoogerbeets stond om den hoek. Sanrije de Breuk h-eft gezegd, ze heeft huureii schieten en tueu iemand iu db laan zien komen met iemand daarachter. Dat kon niet anders zijn dan het 4re schot, zij stond in de Hazepaterslaan en kon dus de eerste drie schoten niet zien. Dat zijn de getuigen die wij gehoord hebben. Daarnaast staat de eigen verklaring van Hoogerbeets. Hij zegt zich niet nauwkeu rig rekenschap te hebben gegeven van wat er toen is geschied, hij kan wel een vierde schot hebben gelost. Ik kau van het vierde rekenschap geven, hoewel ik erkeu dat er plaats is voor veronderstellingen, die meer schijn van waarheid hebben. Ik kom nu tot de qualificatie der Bchoten en daarmee op moeilijk terrein, waarvan zelfs Modderman gezegd heeft dat men over de juiste opvatting van dit punt niet in, het reine is gekomen. Ik moet dus trachten u de overtuiging te geven, die ik zelf heb. De kogels voor Eika bestemd, valleu onder liet begrip poging tol moord'' daarvan behoeft verder geen sprake te zijn. Blijft over de kogel van Balabréga, als de kogel d<*jl had getroffeu ophetoogeu- blik dat hij en Huogerbyels front tegenover elk nder maakten, is dit een duidelijk bewezen poging tot doodslag, maar als do kogel Balabréga heeft getroffen, terwijl hij bestemd was voor Eika, welke is dan de juridische qualificatie? Ik heb nergens gevonden een geval van zoo gecompliceerden aard, maar dc-juristen, die er over geschreven hebben, maken eene haarfijne m. i. juiste ouderscheiding. Men kar: zich het geval denken dut door een s^el des toevals, op het oogen- blik dat Hoogerbeets zijn pistool loste in de overtuiging dat Eika Meijlaud voor hem liep, dit inderdaad mejuffrouw Bala bréga was; wat is dan de juridische qualific.i'ic? Hij heeft juffrouw Balabréga doodgeschoten, terwijl hij wenschte R'k* te treffen. Gij hebt iutus^ciien willen dooden het leveud wezeu dut voor u liep en dit met voorbedachten rnde: dat is moord. Nu mag het waar zijn dat gij meende dat het Eika Mey land was, het blijft waar dat gij den persoon die voor u liep, wildet dooden. Het geval laat zich ook neg anders denkenstel het e rste schot had mei getroffen en het tweede waarb'j niet aan gelegd, maar alleen in de richtiug is ge scholen had Mevrouw Mees getroffen welke is dan de qualificatie? Dan hebbeu wij te doen met zoogenaamde mishandeling door schuld. Dan voelen we onderscheid, dan had beklaagde kunnen zeggeu: ik wilde noch wenschte die per soon te treffen. Hier vallen wil en wensch te samen. Dan bad men van poging tot moord of tot manslag r.iet kunnen spreken. Nog iets er zijn daden die men met op zet pleegt en verder reiken dan de wensch van den dader. Stel u vooriemand wil een glasruit inslaan, daarachter zit een klein kind en als men hem toeroept: doe dat niet, er zit een kind achter en hij zegthet dondert me niet, dan be hoort daar een gansch andere qualifica tie, dan wanneer hij niet wist dat het kind er was. Dan kan men zeggen ge hebt het niet gewenschtmaar wel ge wild. Datzelfde feit is gebeurd met Tho mas te Bremerhaven, die een helsche machine in een boot verborg om assu- rantiepenningen te verkrijgen. Toen i3 ook de vraag gedaan, hoe dat te qualifi- ceeren De man had zeker niet gewenscht den dood van allen die op het schip wa ren, hij had er geen belang bij velen op het schip te hebben, maar wenschte er zouden er zoo weinig mogelijk zijn. Nu vragen wijwat wilde Hooger beets en wat wenschte hij Ik heb hem straks gevraagd of hij, die zoolang achter hen liep, niet aan de mogelijkheid ge dacht heeft, dat hij op Rika schietende Balabréga kon treffen. Hij zegt. neen, Ik neem dat niet aan. Juist als aan den man te Bremerhaven is geantwoord acht ik dit eene protestatio actui contraria. Als ik de proef op de som moet nemen, lever ik dieals Hoogerbeets op het oogenblik dat hij de hand aan den trek ker had, gezien had dat hg mevrouw Mees zou treffen, had hg zijn hand terugge trokken, maar als hg gezien had dat hij Balabréga zou kunnen treffen zou hij de hand niet teruggetrokken hebben. D4t was de stelling van Hoogerbeets. Daar om is er naar mijn meening minstens poging tot doodslag op Balabróga. Men kan zeggenneen dat alles is onjuist, de afgedwaalde kogel is niet an ders te qualificeeren dan als mishande ling door schuld. Ik heb daarom in d n loop van het geding nog ten la^te g- legd dat de verwonding tijdelijke verhindering was om te werken had doen ontstaan. Ik zal hier verder niet meer van zeg gen, want welke qualificatie men ook aan dat schot geeft, altijd is art. 56 van toepassing. Luideude: Staan meerdere feiteD, of schoon elk opzichaelf misdrijf of overtreding opleverende, iu zoodanig verband, dat zij moeten worden beschouwd als eeue voort gezette handeling, dan wordt slechts eene strafbepaling toegepast, bij verschil die waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld. Ik erken ten volle dat welke qualificatie meu ook geeft aan het schot dat Bala bréga heeft getroffen er hier een voort gezette handeling is dus alleen de straf op poging tot moord van toepassing is. Maar afgescheiden 'an de poging tot moord en van den afgedw>alden kogel die B. i *1 den rug hueft getroffen hebben wij nog de schoten door Hoogerneets gericht op B. t<>eu beideu tegenover elkander stouden. Deze leveren ontegenzeggelijk op poking tot doodslag. Op zoodanigeu samenloop aiet art. 57 luideude: „Bij samenloop van meerdere feiten die als op zichzelf staande hande lingen worden beschouwd en meerdere misdrijven opleveren waarop gelijksoortige hoofdstraffen zijn gesteld, wordt óóu straf uitcesprokerWauimor we nu nagaan welke straffen meu hier moet toepfisaes, wijs ik er op dat wauneer werkelijk Eika ware bezweken, de straf is levenslange gevangenis of 20 jaar. Hier hebben we alleen te doeu met een poging tot moord; kr^chiens art. 289 en art. 45 bedreigd met 15 jtirea en ©ene poging tot doodslag bedreigd met 10 j .re», met loefa»9ing van art. 57 wordt alzoo het maximum dat opgelegd kan worden 20 jaren. Gij E. A. H. H. hebt dus eene speel ruimte, om straf op te leggen, die loopt van 20 jaar tot 1 dag, nu is de vraag na te gaan hoeveel, hoe zwaar moet de straf zijn, welk tijdperk moet ge nemen. Ik heb er straks op gewezen dat het feit, door beklaagde gepleegd, behoort tot de ergste feiten, omdat hij inbreuk heeft gemaakt op het heiligst recht van den mensch, het recht op het leven. In eiken staat, in elke maatschappij, hoe ook georganiseerd, waarin menschen samenleven, heelt men als eerste plicht de veiligheid te beschermen. In dat op zicht is het geple gde feit zeer ernstig. Ook tusschen poging en poging is on derscheid als ik b. v. een diel betrap, op het oogenblik dat hij bij mij is inge broken, en ik hem daardoor belet de daad te voltooien, laat het zich altijd nog denken dat de dief uok al ware ik niet tussch- n beiden getreden op het laatste oogenblik nog van zijn voornemen had afgezien. Hij had het feit nog niet.vol tooid. Daartegenover staat het geval waar de dader alles gedaan heeft om het feit te volvoeren en het alleen niet volvoerd is, omdat van des daders wil geheel on afhankelijke omstandigheden de voltooiing van het opzet belet hebben. Het eerste geval is de lichtste «raad ven posing, het tweede de zwaarste omdat daarin het misdrijf subjectief is voltooid en de dader alles heeft gedaa-i wat hij van zijn kant Ier volvoering h d te verrichten. Dat is de slechtste poging en die is hier. Wat zeer in het voordeel van bekl. is, is dat die poging ten slotte het doel niet heeft bereikt, maar de personen wien het geldt, nagenoeg geheel hersteld zijn. Het strekt niet in het nadeel van Rika dat zij volmondig gezegd heeft dat zij geheel hersteld i3 en het is een gunstige om standigheid voor bekl. dat van de toe passing van het maximum de rede niet kan zijn. Om verder te beslissen welke straf opgelegd moet worden is het mijn taak den bekl. psychologisch te ontleden hem in de ziel te lezen en te zeggendat was de drijfveer. Wat had Rika u ge daan Ze was dienstbode in Haarlem wonende, die Hoogerbeets niet kende. Dat wenschte ik met alle kracht te zeg gen in drama's van liefde heeft men al tijd te doen met een verleider of met een kokette vrouw. Rika heeft geen poging gedaan om Hoogerbeets in hare netten te verstrik ken. Op een goeden dag ontvangt ze een brief en laat beleefd zeggen dat ze te jong is. Het is een jaar later. Hij her haalt zijn aanzoek nadat hij niets gedaan heeft, het meisje tot zich te trekken. Zij van haar kant allerminst. Toen heeft zij hem laten weten dat ze niets met hem te maken had. Zij heeft dat gedaan in een minder netten vormdat is het hoofd punt van die afwgzende beschikking door Hoogerbeets met doodstraf bedreigd. Hijzelf voelt dat in al zijne brieven eene verregaande aanmatiging is, waartoe hij geen recht had. Men heeft gezegdja, er is toch eene aanleiding, er is een scheldpartij geweest waarbij Rika tegenwoordig wasik wil aannemen, dat zij moede was al die brie ven van een man, waarmede zij niets te maken had. Ik heb bewondering voor dat meisje, dat ze niet vroeger er tegen opgekomen is. Nu heeft ze hem scheld woorden naar het hoofd geworpen, nu heeft hij plan opgevat haar te dooden. Is er eene verhouding tusschen die twee dingen P Niet het minste I Er is nog iets; H oriaans verklaart dat hij loopende met Hoogerbeets, op straat Rika heeft ontmoet, die grimlachte. Ik kan dat kwalijk gelooven. Zij had zooveel bedreigingen van Hoogerbeets ontvangen, dat zij niet gegrimlacht zal hebben. Als we meenen dat we beleedigd worden wekt elke kleinigheid het idee op dat we beleedigd worden. Die glimlach is aangezien voor een sma- delijken grimlach; het kan wezen dat 't ge bleken was volstrekt geen grimlach te zijn. Hat meisje heeft niets gedaan. Men heeft kracht gezocht met te zeggen het meisje gedroeg zich niet goed. Ligt daar kracht voor den verdediger Gesteld eens alle booze geruchten waren waar (waar van niets gebleken is) wat ging dat dan Hoogerbeets aan Had hij het meisje opgevoed en werd zijn hart van een gereten toen zij den verkeerden weg opging Neen, hij had niets met haar te maken. Hij sloeg ge loof aan alles wat hij kon hooren om trent het meisje, alles heeft hij voor waarheid gehouden. Hij heeft eens een feit gehoord dat hem werd verteld door één getuige, dat heeft hij geloofd, dat trouwens gebeurd zou zijn in het duister; hij heeft niet begrepen dat het niet aanging iemands eer te rooven op verklarin j van één getuige, terwijl men den beschuldigde niet de gelegenheid geeft aan te toonen, dat die persoon gedwaald kan hebben. Al schudt gij met het hoofd, Hoo gerbeets, ge weet evengoed als ik, zoo- ang ge niet gelegenheid aan de belas lerde hadt gegeven zich te verdedigen, t ntzeg ik u het recht, zoo iets verder te oertellen; al was het waar, wat baat het v Als een meisje een misstap doet hebt iiij dan het recht haar neer te schieten? Er is nog meer. Rika is een dienst gaan zoeken bij mevrouw Van der Hoop ge boren Van Vollenhoven te Rotterdam. Zij was uit de stad gegaan om beklaagde te ontwijken, die dat heengaan op de allergemeenste manier geëxpliceerd heeft. Dat noem ik laag. Hoogurbeati. Op getuigenis ran anderen, meneer. Op getuigenis tan anderen, dr.t maakt do zaak niet beter dat gij alles hebt ge loofd wat u slechts werd verteld en baar daarna met vuil wierpt. Hoe gij het meisje bescbouwdel blijkt uit een brief kaart aan haar, (gij hebt de getuigenis gehoord van meneor Stolp.) waarop gij haar hebt geroemd een h... Dat is een schande, nis er aanleiding was om uw daad te vergoelijken, was htt niet Eika. Eika was en is nog in de meening dat de vrijage met Balabréga was eerlijk. Wat is er afkeurenswaardigs in dat zij van hem houdt Niets. Ge hadt u moeten koeren tegen Balabréga wiens ho .ding eenigaeins dubbelzinnig is in deze zaak. Het is mogelijk dat. hij tegen zijn vader ea zuster or niet roor wilde uitkomen, het kau ook anders zijn. Ik heb tot dezen dag voorbehouden wat ik doen zou met Bala bréga, of ik zou aannemen gewettigde noodweer of niet. Nu ik alles gehoord heb zeg ik dat zijn schoten volkomen gewettigd zijn. Hij werd van achteren met zijn meisje aangevallen, zoo snel dat hij geen tijd had hulp in te roepen. Hoogerbeets is de laan ingegaan en heeft op Balabréga gevuurd,zoodat deze tot zijne verdediging moest schieten. Balabréga droeg de revolver in he t foudraal, moest ze daaruit halen, de laadstok wks in den ronsel, hij moest dien er ook uitnemen en toen eerst kon hij vuren. Dit alles zijn manipuLties die tijd vereischen en toen hij zelf w*s aangeschoten heeft hij dit be-int woord met zijn w«pen. Als iemand ooit in wettigen noodweer heeft verkeerd is hij het. Hij kon niet weten of Hoogerbeets verder zou schieten, kon niet weten of alle schoten al gevallen waren. Hij moest das schieten, om dengene die hem en zijn meisje aanviel, onschadelijk te maken. Men heeft er op gewezen dat Balabréga zijn revolver heeft weggewor pen en niet gezegd dat hij gewond was. is dat niet volkomen rerklaarbaar. De man was ontsteld, schrikte van zijn eigen daad, heeft teruggeschroomd om te zeggen dat hij gewond was. Hoelang? ge durende een kwartier, welken dienst heeft hij Hoogerbeets bewezen? Dat hij dadelijk geneeskundige hulp is gaan halen, terwijl hij zelf gewond was. Een woord van goed keuring mag hem daarvoor niet worden onthouden. Toen hij dit gedaan heeft is zijn eerste zorg geweest voor zijn meisje, hem komt daarvoor eem woord van eer toe. Straks heb ik gezegd dat ik mij tot taak had gesteld den beklaagde psychologisch te outleenen. Hij heeft voorgegeven dat de hartstocht der liefde hem alle» ingaf. Dut noem ik onwaar op grond van al die brieven waarin geen enkel woord van teer heid, van liefde is te vinden. Het zijn brieven, geschreven omdat men ze mooi vond en daar heb ik de drijfveer. Het is die van hoovaardij en trots. Wat had Rika u gedaan? Rika had n versmaad en dat ze iemand als Hoogerbeets ver smaad had kon Hoogerbeets niet vergeven! Alles wijst op wrok, op wraakgierig heid, niet op liefde die tracht te winnen. Hoe is zgn verleden? Er is eene omstandigheid in zijn leven reeds bij den aanvang, die maakt dat de man met een wrok tegen de maatschappij is geboren. Buiten dat is hij geboren zooals hij dat zelf noemt onder het *1*- ban8vee" onder het „plebs" het „ra- j pailje", met diepe minachting spreekt hij het woord uitopgevoed voor wever, daarna op een school geweest, die hij spoedig heeft verlaten. Toen is hij in dienst geweest en heeft zich zeer goed gedragen. Hij heeft nóg iets gedaan: Hij heeft overgespaard in den dienst en boeken gekocht en daarmede heeft hij gewoekerd. Hij heeft zich kennis eigen gemaakt, de fransche taal geleerd, veel gelezen en gemeend dat hij alles begreep. Hij is een van die ongelukkigen die, zonder een blik te hebben op het onaf zienbaar veld der wetenschap, het recht meenen te hebben over alles den staf te breken en alles uit de hoogte te behandelen Hij voelde zich niet gelukkig in zijne omgeving, hij heeft veel moeite gehad voor zijn broers en zusters. Wat is de karaktertrek in die brieven aan Rika, wat beteekenis moet men er aan hechten, dat bij schrijft in melodramatische schrijf wijze brieven, die eindigen met Adio Signora, met latijn en fransch. Al de brieven dragen het kenmerk dat zij wa ren om gelezen te worden, omdat hij er m e ingenome was, dat hij zulke br'e- ven kou schrijven. Dat die man werd vcsmaad, heeft hem geleid tot de mis daad, het is gekrenk te hoogmoed geweest. Ik zal thans overgaan tot het nemen van mijn requisitoir. De straf die ik voor u vraag, Hoo gerbeets, hoe groot moet die zij n Meer dan vier jaar h bt gij bij u omgedragen het b:>oze voornemen om te douden, meer d n vier jair zult ge nadenken of ge het recht dn»rtoe h^d. Als de rechter u de straf oplegt zal hij u de mogelijkheid openen om uw straf te verkorten, als gij goed oppast in de gerangenis. Hoe zult gij die gevangenis binnengaan P Gij kunt die binnengaan vol wrok, nijd en toorn, mokkende tegen de ma-it- schappij en tenen degenen oie u dit leed hebben aangedaan. Dan ruit gij er niet beter uitkomen. Maar -k zeg u met de woorden die gij onlangs hebt gebruikt, herzie u zelfwerp u de schillen van de oogen, ruk ze er af, doe afstand van die blinde ingenomen heid met uzelven en als gij in de een zaamheid woekert met de gaven die gij hebt is het mogelijk dat gij nog eens in de maatschappij een nuttig lid wordt en zult inzien hoe gij i.u gedwaald hebt. De Officier van Justitie bij de Arron- dissement8-Rechtbank te Haarlem. Gezien de akte van dagvaarding, uit gebracht in de zaak van hem, olficier, eischer tegen Frederik Willem Hoogerbeets. Gelet op het onderzoek naar aanlei ding daarvan gehouden; Overwegende, dat daardoor het over tuigend bewijs is geleverd van hetgeen bij de dagvaarding is ten laste gelegd; Overwegende, dat zulks oplevert de misdrijven waartegen is voorzien bij art. 289, 287, 45 W. v. S. Gezien art. 189, 214, 215 en 219 van het Wetboek van Strafvordering, mits gaders art. 10, 55, 56, 57 en 27 van het Wetboek van Strafrecht; Vordert 's rechters beslissing: Concludeert, dat het der Rechtbank moge behagen: den beklaagde schuldig te verklaren aan de misdrijven a. van poging tot moord, waarbij het voornemen des dadere zich door een begin van uitvoering heelt geopenbaard en de uitvoering alleen tengevolge van omstandigheden van zijnen wil onaf hankelijk niet is voltooid. b. van poging tot doodslag, waarbij het voornemen des daders zich door een begin van uitvoering heelt geopenbaard en de uitvoering alleen ten gevolge van omstandigheden van zijnen wil onaihsn- kelijk niet is voltooid en hem mitsdien te veroordeelen tot eene gevtngenisstraf voor den tijd van v ij f jaren met bepaling dat de tijd door den veroordeelde voor de ten uitvoer legging dezer straf in voorloopige hech te is doorgebracht bij de uitvoering der straf in mindering z»l worden gebr cht en in de kosten van het geding, uit voerbaar ook bij lijfsdwang, met bepaling van den duur gedurende welken de gij zeling hoogstens zal mogen worden toe gepast en eindelijk met last dat de re volver, waarmede de feiten zijn gepleegd zoomede de in beslag genomen hulzen en kogeltje» onbruikbaar gemaakt zullen wor den en dat de in beslag genomen klee- dingstukken aan Johanna Hendrika Mey- land, Constantijn Alexander Balabróga en Frederik Willem Hoogerbeets, voor zooveel ze aan ieder hunner toebehooren teruggegeven zullen worden. De Officier van Justitie voornoemd, Rethaan Macaré. Genomen ter terechtzitting ran 12 Jan. 1888. Zijne kleederen worden Hoogerbeets ver toond en door hem herkend. Voorlezing wordt gedaan van het verhoor van Hoo gerbeets op 16 Sept. PLEIDOOI. De verdediger Mr. W. A. Paap, neemt het woord: De zaak //die ons bezighoudt is, men bemerkt het spoedig, een zeer bizondere de menschen staan voor de deur, de tribune is gevuld, er zijn plaatskaarten genomen, de rechterlijke macht is aan wezig. Ik vraag mij af: wat is het bi zondere van die zaak dat zij zoo in hooot mate de aandacht trekt? Is dat enkei omdat het een poging tot moord is? Q neen, is het antwoord, de reden van de groote aandacht van het publiek is geen andere dan deze: wij hebben te doen met een bijna onverklaarbare zaak; eer- lijker zou het zijn te zeggen: een geheel onverklaarbare zaak. Ik wensch dit te doen voorafgaan, Wanneer ik pleit in een zaak van om- vang is het mijn gewoonte, niets van het requisitoir te vergeten en allereerst te antwoorden op datgene wat in het midden is gebracht door het Openbaar Minist. om te vervolgen met mijn eigen pleidooi. Ook thans zal ik dit doen en begin met den geëerden ambtenaar van het O. hl, dank te zeggen voor het bij zijne be schouwing clement requisitoir. In zeer eloquente woorden heeft hij uiteengezet zijne opvatting der zaak. Als ik daar mede verschil neemt dit niet weg, dat ik hem dankbaar ben voor zijn eisch, Wat is die opvatting? Zij is psychologisch deze: dat wij te doen hebben met een hoov^ardig man, die zich door hoovaardij heeft laten ver- lokken deze daad te doen. Is dat, vraag ik, nu wel overeen te brengen met da£ gene wat de Ambtenaar van het Openbaar Ministerie overigens van hem gezegd heeft? Hij zegt: ge zult in de gevangenis gelegenheid hebben om te werken: ge hebt getoond het goede te willen, ge bezit talenten, gij spaardet als soldaat om boeken te koopen, aan uw verstand paart gij dus den wil tot verstandelijke ontwikkeling, maar ge zgt hoovaardig en dat heeft u ten val gebracht. Ik vraag u is dat mogelijk, kan een persoon van wien de Ambtenaar zegt: gij bezit talent, ijveren bekwaamheden,kan zulk een persoon zich door een nietigen hartstocht als hoovaardij laten verlokken, tot eene misdaad? Ik kan mij dat be grijpen van iemand, die geen verstand bezit en er een soort van boerentrots op nahoudt; maar ik herhaal het, ik be grijp het niet bij dezen persoon. Dat in antwoord op de psychologische raeening van den Officier. Ga ik het requisitoir wat nader na, dan geloof ik dat ik het kan verdeelen in eenige beschouwingen over voorbe dachten raad, het feitelijke va s de zaak en beschouwingen over de qualificatie en over de straf in verband met de psy chologische toelichting van den officier. Allereerst dan die //voorbedachte raad." Ik zou haast zeggen dat de geëerde amb tenaar lichtvaardig geweest is in zijne opvatting van de woorden //voorbedachte raad." Hij heeft gezegd: dat beteekent vooruit- bedacht" en ook gezegd dat ons wetboek zoo goed gestyleerd was. Maar iemand die goed sty leert zegt als hij „v oor uit bedacht" wil zeggen: //vooruit bedacht." Maar is het ook wel juist? mogen we het woord met die antieke beteekenis zoo //mir nichts dir nichts" vertalen z/vooruit bedacht"? O neen, en ik kan mij onmiddellijk beroepen op Modderman en op een duitsch rechtsgeleerde,die door Modderman voort durend geciteerd is. Het is mijn plan niet over //voorbe dachten raad" breedvoerig uit te wijden. Het is een kunstje van weinig beteekenis om de meening van verschillende schrij vers bij elkaar te halen, maak ik zie niet in dat dit eenigen indruk op u zou maken. Het eenige dus wat ik van de zooge naamde wetenschap hierover wil inbren gen is dat ik wil voorlezen deze woor den van Modderman: „Doodslag en Moord". „Het criterium ligt geenszins iu de kor tere of langere tijdsruimte tusschen be sluit en uitvoering maar in den gemoeds toestand van den dader." Volgens Modderman is alleen de be slissing van voorbedachten raad de toe stand van het gemoed van den dader. Tegenover „voorbedachten raad" staat de handeling „in impetu" waarbij hei besluit genomen wordt in een onafge broken gemoedsbeweging en ik wijs er op dat die heel wat langer kan duren dan een dag, een week, een jaar, vier jaar. Als men bedenkt dat deze zaak in verband staat met liefde en even in eigen boezem tast en zegtja wat heeft mij dat al dwaasheden berokkend wat heb ik vaak in ontoerekenbaren toestand verkeerd als gevolg van liefde, dan meen ik dat geen waarde mag worden gehecht dat hij des avonds hen 20 minuten „na sloop" zegt de olficier, ik vind dat is niet juist, er is geen verraderlijke tint aan. Ik sprak er over wat Modderman zei over voorbedachten raad. Hij gaat aldus voortDe tijdsruimte kan eene gewich tige aanwijzing zijn voor het al of niet bestaan hebben van voorbedachten raad, maar bewijst dien niet per se. „Wie kalm besluit neemt een ander te dooden na eenig overleg en dat onmiddellijk uitvoert, is moordenaar" De minister komt weer op de tijds ruimte „ook dan als die tijdsruimte grooter was dan in het eerste geval. „Dat is bijna een letterlijke vertaling van de woorden van Berner over strafrecht. „Unter Yorsatz verstehen wir den Willen als wirksame Ursache. Bei ihm kommt es auf die Tiefe und Entschie- denheit des thatfertigen Wil lens an*. Zit vervolg hoofdblad,)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1889 | | pagina 6