TWEEDE BEAD
Als men oud wordt.
BINNENLAND.
DE SCHATGRAVERS.
BEHOORENDE BIJ
HAARLEM'S DAGBLAD
VAN
Maandag 28 Januari 1889.
In den zomer plegen sommige fransche
bladen, teneinde hun lezers niet te ver
velen waartegen de collega's in het
overig Europa niet opzien soms, bij
aebrek aan stof, eigenaardige mededee-
lingen te doen over het privaat leven
van gevierde kunstenaars en staatslieden.
Zij zenden hun speciale reporters naar
bniten, en deze loopen het land en de
zeekust af, tot' zij in een of ander onbe
kend hoekje een Parijs ontvluchte be
roemdheid ontdekken, dien zij bij zijn
jas trekken en zóólang vasthouden tot
hij hun alles vertelt wat zij weten willen.
Het is aan een dezer onbescheiden
heeren te danken dat men in het laatste
jaar elkander te Parijs vraagt: //Weet
ge wel dat Daudet zoo ziek is? //Wat
scheelt hem „Névrose hij doet niets
meer, hij wandelt niet meer, maakt geen
gymnastiek, en zet zich in het hoofd dat
hij bezig is aan zijn laatste boek."
Dat laatste boek zal Ma Douleur heeten
en al de kwellingen die hij naar lichaam
en ziel door zijn kwaal onderging, met
wreede uitvoerigheid beschrijven. De
"névrose" die verschrikkelijke ziekte
waar de moderne schrijvers zooveel aan
lijden, waar Jules de Goncourt aan stierf,
indien Alphonse Daudet daaraan lijdt,
dan is de oorspronkelijkheid zijner pro-
venf^aalsche kunst verloren, dan wordt
hij oud, ondanks zijn acht en veertig jaar.
Indien een literator in Frankrijk oud
wordt of zich verbeeldt oud te worden,
zet hij zich met gepaste waardigheid aan
het schrijven zijner gedenkschriften. In
het voorjaar gaf Alph. Daudet, in den
zelfden toestand verkeerende, een deeltje
mémoires Trente ans de Pariskort daarop
kregen wij L'Immortel, de langbeloofde
laatste roman van zijn kunst, die intus-
schen eveneens gedenkschriften bevatte,
en thans als nieuwjaarsgeschenk de Sou
venirs (Tun homme de lettres. l)
Dit laatste deeltje is weder een van
de //Collection Guillaume", dus genoemd
naar den graveur die de artistieke aqua
rellen en teekeningen van Rossi, Mon-
tégut en anderen in zulke allerfijnste
beeldjes onder onze oogen brengt. Wij
kennen ten onzent de Collection Guil
laume het meest door den Tartar in sur
les Alpeseen uitgaaf waarvan sommige
hoekverkoopers in Holland honderden
exemplaren hebben verkocht, een cijfer
dat de inheemsche literatuur verre is te
bereiken eene uitgaaf die het reeds bracht
tot een oplaag van 144.000 exemplaren.
Alphonse Daudet die deze serie heeft
begonnen, heeft haar ook voortgezet. Men
kan zit h nauwelijks een auteur voor
stellen, geschikter zou men zeggen, voor
zulke geïllustreerde uitgaven, dan een
„homme du Midi" in 't algemeen, een
Daudet in het bijzonder, stel u een werk
als VAssommoir of Germinal in zulk een
editie voor, het zou een ongerijmdheid
een bespotting zijn de boeken van
Daudet kunnen er allen om beurten in
verschijnen, zonder dat het iemand ergert.
Hij heeft iets vrouwelijks in zijn uitge-
zochten stijlhèm is de bekoring, niet
de ontroeringhèm is de weemoed, niet
de geweldige droefheid der Tragedie.
Ik kan mij daarom zoo moeilijk ver
beelden dat hij een boek zou schrijven,
zooals men Ma Douleur afschildert. Hij is
de man der wisselende droefheid en vreugd,
geen natuur om het pessimisme te
begrijpen, in één woord, de ware hu
morist. Mogen nu de pessimisten zeggen
dat de humoristen elkander navolgen
l) Paris, C. Marpou E. Flammerion 1888.
men kent het strenge oordeel van
Turgenjeffover Daudet: II ne fait qu'imiter
Dickens ik zie den tijd nog ver dat
de lezende menschheid hun boeken niet
meer als een vertroosting beschouwt.
Men kan het leven niet altijd van éen
kant beschouwen, is hun leerstuk, en ik
zie geen reden waarom wij het niet met
dezelfde aandacht zouden waarnemen als
het dogma der pessimisten.
De Souvenirs dun homme de lettres zijn
verdeeld in herinneringen van personen
en zelf doorleefde gebeurtenissen. Als
intermezzo wordt een paar maal de „His-
toire de mes livres" voortgezet, die na
gedebuteerd te hebben in de Nouvelle
Revue en andere bladen, verzameld werd
in Trente ans de Paris. Wij krijgen thans
de geschiedenis van Numa Roumestan en
Les Rois en Exil. Onder de herinnerin
gen van personen komen vooreerst, ver
sierd met zeer bevallige portretjes, een
serie tooneelbewoners. Gij kent uit Knep-
pelhouts //Open brief aan Con viva" (de
Gids van 1878") de anecdote van Yan
Dam van Isselt: Wat vraagt eene Fran
sche dame het eerst, als zij in een loge
ment afstapt? Y a - t - il spectacle
ici ce soir Wat dames van andere
nationaliteiten in dezelfde omstandighe
den vragen, kunt gij tot uw stichting in
de Gids nalezen, maar het antwoord is
karakteristiek, niet waar Evenzoo kan
men zeggen, dat het hoogste ideaal van
een aankomend literator in Frankrijk is,
roem op het tooneel te verwerven met
andere woorden avoir les deux cents
représentations. Het is iedereen bekend
dat Zola als tooneelschrijver tot zijn
groot verdriet in een hoek gezet werd,
dat Edm. de Goncourt nog verleden week
zijn Germinie Lacerteux fiasco zag maken
en zijn broeder Jules stierf van verdriet
over het vallen van Henriette Maréchal
dat Alphonse Daudet met zijn ArUsienne
eerst voor een paar jaren een matig suc
ces heeft kunnen behalen. Ondanks al
deze nederlagen blijft hun hoop op de toe
komst dezelfde, en het wordt gezegd
dat met name Daudet al zijn romans
zou willen geven voor éen groot succes
op het tooneel. Zoo uitgestrekt is de
menschelijke verblinding. Doch wij we
ten het, Daudet heeft nu geen plannen
meer, hij wordt oud, hij gaat over tot
bespiegelen en vandaar nu zijn //gens
de théatre." Enkelen van deze bestaan
uit anecdoten zooals dat van Déjazet en
ook van Lafontaineanderen zijn por
tretten als Félix. Kent men dien acteur?
daar is hij ,,'n vreemde figuur die Fe
lix Terwijl ik zijn naam schrijf, komt
hij mij voor den geest, verwaand en dom
uitpuilende oogen, een laag voorhoofd,
vierkant en koppig, het hoofd op zij om
iemand te verstaan, een allerbeste man,
maar dwaas en ijdel als een kalkoensehe
haan. Men moet met hem voor het
voetlicht bezig geweest zijn, om zich dit
te kunnen voorstellen. Vooreerst, dadelijk
na de voorlezing in den foyer, kwam
Felix boven bij den directeur om hem
de rol terug te geven, die gij hem zoo
juist hadt toebedeeld, en die hem niet
leek. Alle andere rollen in het stuk wa
ren goed, behalve die! Indien gij hem
echter had gevraagd, waarom, zou hij
het u niet kunnen gezegd hebben. Neen
het was een manieeen zucht om zich te
laten bidden, om de schrijvers op zijn
vierde verdieping van de Rue Geofiroy-
Marie te brengen, in dit provincie-bui
tenvertrekje, zindelijk, stemmig en netjes,
dat men voor de woning van een domheer
of aartspriester z< u gehouden hebben zon
der de tallooze portretten, medaillons en
photographiè'n, die den kunstenaar elk zij
ner scheppingen in herinnering brachten.
Men moest gaan zitten, een klein glaasje
z/zoets" gebruiken, en door overmaat van
welsprekendheid, complimenten en loftui
tingen die tergende coquetterie trachten te
doen zwichten. Bij dit eerste bezoek
verbond Felix zich nergens toe, hy be
loofde niets. Hij zou zien, hij zou er
over denken. Soms, als hij zeer veel
lust in de rol had, zei hij op een be-
langloozen, onverschilligen toon„Laat
mij het stuk maar hier... Ik zal het
nog eens lezen." En de goden weten
wat hij er van vatte, de arme jongen
Acht dagen, veertien dagen, hield hij
het handschrift en sprak er niet meer
overin den schouwburg fluisterde men
Hij zal spelen hij zal niet
spelen Dan, als ge het wachten
moe waart, en door den gril van een
enkele het geheele stuk dacht te zien
mislukken, als ge u] klaarmaaktet om
den grooten tooneelspeler naar den dui
vel te wenschen, dan kwam hij op
de repetitie, geheel klaar, glimlachend,
zijn rol van buiten kennend, en de
planken in vlam zettend, alleen door hen
te betreden. Maar gij waart nog niet
klaar met zijn fantasieën, en tot den dag
der voorstelling moest men voor zijn
verschrikkelijke invallen op zijn hoede
zijn. Maar waar is het, dat op dien dag
ook, de onvergelijkelijke gloed van dezen
merkwaardigen kunstenaar, die in het
voetlicht verheerlijkt werd, zijn onbe
wuste effecten, altijd het doel bereikend,
altijd begrepen, zijn onweerstaanbare in
vloed op de toehoorders, u al de geleden
ellende ruimschoots kwamen vergoeden
De aanhaling is wat groot geworden,
zie ik, maar de lezer zal het niet be
treuren. Het is nog de Daudet van den
Tartar in d e dit geschreven heelt, de
goede, jonf-e, vroolijke Daudet. Indien
er bij //Une Lecture chez Edmond de
Goncourt" niet stond da het reeds in 1877
voor den Nouveau Temps van St. Peters
burg geschreven was, zou men dit stuk
in den beginne voor een eerste verschijn
sel der névrose houden, die den schrijver
thans heet te plagen. Doch aan het eind,
aan het slot der lezing, komt de levens
lust dien wij gestorven waanden weer
boven of het op imisme: w t moet ik
zeggen? Daudet ziet Edmond us Gon-
co'irt tout raga llardi e notre enthou
siasme, et devant. la glace, dans son petit
ovale doré, la miniature du frère mort
sem1 lait s'éclairer, elle aussi, d'un rayon
de gloire tardive." De lezer ziet, dat
vroolijkheid en glorie der Goncourts,
beide op Daudet terugvallen.
Wat nu de mémoires van gebeurtenis
sen in deze Souvenirs aangaat, zij zijn
voor een deel schetsachtig zooals de No
tes sur Paris, met die allervermakelijkste
schildering der „salons ri Pules", deels
voor zoover dat den schrijver afgaat,
kroniekmatig, zooals de episoden uit het
beleg van Parijs en de Commune. Het
laat zich hooren dat deze laatste opstel
len van niet zo vroolijken aard zijn,
maar hier vond juist de humorist gele
genheid zijn waren aard te toonen. Lees
bv. de schets Les Franc8-tireurs, waar in
den aanvang de étar-msyor van een ba-
taillon in een gezellig soiréetje bijeen is
in het huis van den tabellion (het oude
I woord voor notaris), terwijl de heer des
huize", schoon afwezig zooals zich denken
laat, in zijn portret „présidait h la fête
et souriait paisiblement." Plotseling komt
er een bode als een bom binnenvallen
Te wapen! te wapen! De post Rueil wordt
aangevallen! In een oogenbl k zijn de man
schappen opgesteld en op marsch, dwars
door de sneeuw. De bommen vai'denMont-
Valérien vliegen over hun hoofden (Dau
det is er bij) als nachtvogels met gewel
dig geklep van vleugels. Te Rueil geko
men, hebben zij even den tijd de Pruisen
in de veste te zien aftrekken. „Silencieux
et noirs com me des cancrelats." Toch
blijft men in den voornacht wachthouden
aan het station, en keert eerst laat in
den nacht naar Nanterre 'erug. En nu
komt de humoristla larme disparait,
le 80urire survient „dans le salon
de l'état-major, en face de son foyer
ou s'éteignaient quelques cendres ehau-
des, M. le tabellion souriait toujours
paisiblement."
Ziedaar nuHet schijnt wezenlijk zoo
te zijn dat Alphonse Daudet oud wordt,
maar zulk een verouderen als waarvan
deze Souvenirs d'un homme de lettres ge
tuigen, staat met een verjongingskuur
gelyk.
J. E. S.
Naar men verneemt, is
de heer Van den Bossche, oud-lid
van den Baad van Indië, die vol
gens sommigen bestemd was den
heer Andrée Wiltens als vice-pre
sident van dien Raad op te volgen,
op reis naar Indië, een dag na zijn
vertrek van Aden aan boord over
leden.
Er bestaat kans op, dat
Amsterdam binnenkort in een groot
gedeelte der oude stad electrieche
verlichting zal krijgen. Door B. en
W. is eene voordracht ter visie ge
legd, strekkende om den heerP. H.
ter Meulen vergunning te geven,
op gelijke voorwaarden als der Ned.
Electr.-Mij zijn gesteld, draden voor
electrische verlichting te spannen
ten behoeve van drie stadsgedeelten,
begrensd als volgt:
lo. Heerengracht, Vijzelstraat,
Sophia-plein en Binnen-Amstel;
2o. Rokin, Sophia-plein, Vijzel
straat, Heerengracht, Beulingstraat
en Gedempte Spui, en
3o. Singeigracht, Leidschegracht,
Prinsengracht, Spiegelgracht en haar
verlengde tot de Singelgracht.
In de Vrij dagmiddag ge-
houden jaarvergadering der Amster-
dameche vereeniging voor gezond
heids- en vakantiekolonies, werd het
vijfde jaarverslag uitgebracht, waar
uit o. a. bleek, dat de exploitatie
rekening over 1888 in ontvangst en
uitgaaf sluit met f 6421,95.
Uitgezonden werden 298 kinderen,
waarvan een jongen en zes meisjes
twee malen, zoodat het getal ver
pleegden klom tot 325. Hiervan gin
gen er twee voor rekening eens
begunstigers mede. Van de 305 kin
deren werden er 166 naar Zandvoort
gezonden, 100 naar Wijk aan Zee
en 39 naar Austerlitz.
De heer J. N. A n s 1 ij n, t e
Amsterdam is ten derden male aan
gewezen om als lid van den Raad
van bestuur van het Suezkanaal,
met een zijner collega's, als gede
legeerden van het bestuur, met de
jaarlijkuche missie naar Egypte, tot
onderzoek van alle zaken het ka
naal betreffende, belast te worden.
(Amst.)
Uit Amsterdam wordt
gemeld: Eene niet onbelangrijke
kwestie is in de jongste gemeente
raadszitting alhier nog behandeld.
B. en W. hadden nl. eene voordracht
ingediend om in de verordening tot
regeling der universiteit het artikel,
vaststellende, dat «door B. en W.,
curatoren gehoord, zes beurzen van
gemeentewege kunnen worden ver
leend, ieder van f 800, ter onder
steuning van onvermogende studen
ten van huitengewonen aanleg»
in dien zin te wijzigen, dat «jaar
lijks in den staat van begrooting
der gemeente-uitgaven een bedrag
van f 4800 wordt uitgetrokken, tot
ondersteuning van of het toekennen
van beurzen aan onvermogende stu
denten van buitengewonen aanleg.
Het bedrag eener beurs mag nimmer
de som van f 800 per jaar te boven
gaan». De voordracht was gegrond
op de overweging, dat er vele ge
vallen zijn, waarin een zoo hoog
bedrag als f 800 voor een onver
mogend student niet noodzakelijk is,
bijv. als hij bij zijne ouders inwoont.
Dikwerf zou men jongelieden met
f200 'sjaars kunnen helpen, maar
de verordening verbiedt het, en waai
men dus, inplaats van 6 onbemid
delde jongelieden, er ééns zooveel
zou kunnen ondersteunenwordt
men daarvan door het desbetreffend
art. weerhouden. Mr. Willeumier,
oud-hoogleeraar aan de amsterdam-
sche universiteit, verzette zich met
kracht tegen de strekking der voor
dracht. Hij vond het niet gewenscht
om het aantal onvermogende stu
denten aan de universiteit uit te
breiden. Het lager onderwijs moet
voor ieder toegankelijk zijn, het mid
delbaar gedeeltelijk, maar het uni
versiteitsonderwijs dient alleen bij
uitzondering opengesteld te
worden voor onvermogenden. Men
wake er tegen, een geleerd prole
tariaat te kweeken.
De heeren Ten Brummeler en
Gerritsen en de wethouder van on
derwijs bestreden de argumenten
van den oud-hoogleeraar. Een amen
dement van mr. Willeumier om die
voordracht naar professoren der uni
versiteit om advies te zenden, werd
met 30 tegen 8 stemmen verworpen
en de voordracht met 32 tegen 6
stemmen aangenomen.
Te Amsterdam is aan
gifte gedaan van een diefstal van
f 1500 aan buitenlandsche effecten
en f 50 aan hollandsche muntspecie.
Door d e n b u r g e m e e s t e r
van Ouddorp is aan het personeel
der aldaar geatationneerae redding
boot eehe gratificatie van f 117,50
uitbetaald, wegens eene poging tot
redding der equipage van den rus-
sischen schoener Alalanteen de
geslaagde redding van de equipage
van den duitecheu schoener Maria.
De gratificatie was geschonken door
de Zuidhollandsche Maatschappij
tot redding van schipbreukelingen.
Van Tessel wordt ge
meld In de haven en voor de mon
ding zijn Donderdag door den Wa
terstaat peilingen gedaan, terwijl
tevens opmetingen werden verricht.
Naar beweerd wordt, staan deze
werkzaamheden in verband met de
plannen tot vergrooting van de ha
ven en verdieping van den ingang.
Het in d e E i e r 1 a n d s c h e
Gronden gestrande engelsche stoom
schip is de Benbrack, met katoen,
van Savannah naar Bremen. Het
lost in vaartuigen. De lading wordt
te Nieuwediep aangebracht.
Uit Leiden wordt ge
meld
Door het bestuur der Holl. IJz.
Spoorw. Mij. is besloten, dit jaar
de bestorming van de middagtrei
nen door gekostumeerde studenten,
zooals die op den «dies natalis» der
hoogeschool placht te geschieden,
met kracht te beletten. Door het
collegium is hiervan in de korps
vergadering mededeeling gedaan,
met verzoek liever eene andera
plaats van samenkomst uit te kiezen.
De toestand van prof.
Rauwenhoff is, volgens Vrijdag te
Leiden ontvangen berichten, zeer
ernstig. Sedert eene week bevindt
de hoogleeraar zich, tot herstel zijner
gezondheid, in Méran (Zwitserland).
Op eene Dinsdagavond
a. s. op de eetzaal der sociëteit Mi
nerva» te Leiden te houden ver
gadering van de leidsche studenten-
afdeeling der nederlandsche zuid-
FBUILLBTO KT,
Naar het enqelsch van
EDGAR POE.
2)
I.
Het was ongeveer een maand hierna en in dien tusschen-
tijd vernam ik niets van Legrand, toen ik te Charleston
bezoek ontving van zijn bed! nde, Jupiter. Nog nooit had
ik den goeden ouden neser zoo neerslachtig zien kijken en
ik vreeede dat het een of ander ernstige ongeval mijn vriend
was overkomen.
Wel Jup, zeide ik, wat scheelt er aan?hoe
gaat het met uw heer?
Wel, om die waarheid te spreek, massa, niet zoo goed
als wel kon.
Niet goedl Het doet mij leed het te hooren. Wat is
er met hem
Ja, dat is het, hij nooit klaagt over iets maar
hij toch erg ziek is.
Erg ziek, Jupiter I waarom hebt gij dat niet da
delijk gezegd? Ligt hij te bed?
Neen, dat niet bij heelemaal met naar bed gaat
dat is juist waar hem de -choen wringt ik erg on
gerust ben over arme massa Will.
Jupiter, ik zou Wel eens willen weten waarover gij
spreekt. Gij zegt dat uw heer ziek is. Heeft hij u niet ver
teld, wat hem scheelt?
Wel, massa, het is niet die moeite waard om daarom
te worden gek. Massa Will zegt hem scheelt niets
maar waarom hij dan zoo raar kijken doet, met zijn hoofd
gebogen cn zijn schouders opgetrokken en zoo wit als een
eend En dan maar steed» teekenen op een lei, de raarste
figuren die ik ooit zag, ikke. Ik hem den geheelen dag
naloop. Gisteren was hij voor de zon op en bleef den god-
ganschen dag uit. Ik had een dikken stok klaar om hem
te geef een ferm pak slaag als hij terugkwam, maar ik
had het hart niet hem ts slaan hij zoo ongelukkig
uitziet.
He? Wat? O, ja! na alles geloof ik dat
het beter is dat gij hem met te streng behandelt sla
hem niet, Jupiter hij zou er niet tegen kunnen maar
kunt ge u niet bezinnen wat zijne ongesteldheid heeft ver
oorzaakt, of liever zijn verandering van gedrag.
Is er iets onaangenaams gebeurd sedert ik hem zag?
Neen, massa, er niets onaangenaams geweest is sedert
toen na dien tijd ben ik bang geworden gij de
laatste maal hij hem zijt geweest.
Hoe, wat bedoelt gij
Wel, massa, ik bedoel den kever daar dan.
Den wat?
Den kever ik ben zeker dat massa Will hier of
daar in het hoofd gebeten is door dien vervloekten kever.
En welke reden hebt gij, Jupiter, voor die onder
stelling
Reden genoeg, massa, een heele boel. Ik zag nooit
zulk een verwenschten kever, hij slaat en bijt alles wat bij
hem komt. Massa Will geeft hem voedsel, maar een keer
was hij hem te vlug af, hij ontsnapte en toen moet hij den
en rolde hem daarin. Ik niet houd van naar die beest te
kijk en zou niet hem willen vasthouden en ik ving hem
met een stuk papier beet gekregen hebben.
En gij denkt dus, dat uw meester inderdaad door het
dier gebeten is en hij tengevolge daarvan ziek is geworden.
Ik niet zeker weet, maar denk zoo. Waarom hij zoo
veel droomde van die beest weet ik ook niet, maar ik denk
toch wel van die beet, hij altijd in zijne droomen maar
sprak van goud.
Wel Jup, misschien heb je gelijk, maar aan welke
gelukkige omstandigheid dank ik heden je komst ten mij
nent. Hebt gij een boodschap van mijnheer Legrand
Neen, massa, ik dezen brief breng, en hierbij over
handigde Jupiter mij het volgende schrijven
«Amice
Hoe komt het dat ik u in zoo langen tijd niet heb ge
zien? Ik hoop dat gij niet zoo dwaas geweest zijt mij die
kleine «brusquerie» euvel te duiden; neen, dat kan ik niet
gelooven.
Na uw laatste bezoek ben ik zeer onrustig geweest. Ik
moet u iets vertellen, dat ik ternauwernood weet hoe ik