NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
6e Jaarsrang.
Donderdag 14 Februari 1889.
No. 1723.
ABONNEMENTSPRIJS:
ADVERTENT1EN:
IN TIJGERKLAUWEN.
HAARLEM'S DAGBLAD
Voor Haarlem, per 3 maandenƒ1.20.
Franco door het geheele Kijk, per 3 maanden. -1.65.
Aizonderlijke nummers- 0.03.
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen,
dureanKleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 122.
▼an 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 cents
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij groote opgaven aanzienlijk rabat.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en courantiers.
Directeuren-Uitgevers J. C. PEEREBOOII en «9. B. AVI®.
Hoofdagente* voor het Buitenland: Compagnie Generale de FobHeite Etrangère G. L. DAUBE Co., JOE. I. JONES, Suer., Parigt31bis faubourg Montmartre.
STADSNIEUWS.
Haarlem, 13 Februari.
Kamerbewoners (zg. lodgers) en
mede-eigenaren van onverdeeld vast
goed worden er opmerkzaam op ge
maakt, dat zij op de kiezerslijsten
kunnen worden geplaatst, maar elk
jaar hun wensch daartoe bekend
moeten maken. Voor hen liggen
formulieren ter gemeente-secretarie
Ook behooren aldaar de inwoners,
aangeslagen in andere gemeenten,
wegens de personeele of grondbe
lasting hunne gekwiteerde biljetten
te vertoonen en wel thans die over
het dienstjaar 1887/88.
Zij die kiezer willen worden en
daartoe in de termen vallen, ver
voegen zich dus vóór 15 Februari
e. k. ter plaatse waar het behoort.
Naar wij vernemen is de toestand
van mgr. J. A. van den Akker vrij
gunstig en neemt de zieke in be
terschap toe.
In den vroegen morgen van Dins
dag 12 Februari is Frederik Willem
Hoogerbeets, door de rechtbank al
hier op 26 Januari jl., wegens po
ging tot moord en poging tot dood-
glag, tot 5 jaren gevangenisstraf
veroordeeld, naar de cellulaire ge
vangenis te Rotterdam overgebracht
ten einde daar zijne straf te onder
gaan.
Van zijn recht om in hooger be
roep t. komen van het vonnis der
rechtbank werd door hem geen ge
bruik gemaakt.
Van 5 Sept. 1888 tot gisteren be
vond hij zich alhier in preventieve
hectenis.
Willem van Zuylen is als acteur te
zeer bekend, dan dat hij niet op belang
stelling zou mogen rekenen wanneer hij
een Nuts-spreekbeurt komt vervullen.
En ze was er, die belangstelling. Het
was neg geen kwartier voor den tijd toen
alle stoeleu reeds bezet waren en men
noch voor goede woorden, noch voor geld
het vonniö van den ganschen avond te
moeten staan ontloopen kon. De jongens
van het gymnasium waren er niet het
slechtst aan toe: kalmer dan de vorige
keer toen de heer tan Maurik sprak,
zaten ze op het tooneel en hadden met
dringen, of op de teenen trappen en ge
trapt wordend, niets van doen.
Wij en talloos velen m«t ons moesten
het zonder stoel doen, de spreker van
dezen avond deed het ook zonder, uit
vrije beweging, in de dubbele beteekeais
van hst woord. Want er behoort veel
vrijheid van beweging toe, om zonder ka
theder en zonder andere stoffage dan een
klein tafeltje op den achtergrond, belast
met de traditioneele karaf mst water en
een glas en geflankt door twee stoelen, voor
drachten te houden en dit is een voor
deel, dat een acteur van beroep zonder
tegenspraak heeft op een letterkundige,
die lezingen houdt.
En uit al de stukjes welke van Zuylen
voordroeg kwam de acteur sterk uit. Hij
weet, dat hij het enfant chéri" is van
het publiek, ook al heeft dat hem in laDg
niet gezien. Zijn aangenaam orgaan, zijn
vrije en van de natuur afgekeken mimiek,
verzekeren hem de voortdurende oplet
tendheid van zijne hoorders, ook waar
een enkel stukje wat den inhoud betreft,
niet tot de belletrie gerekend worden
mocht.
Er is gelachen gelachen van het be
gin tot het einde, in den a- toon door
de dames en in den o- toon door de
heeren. Gelachen om i/hefc mopje dat ky
niet kon kwijtraken" en dat ons eveneens zoo
in het geheugen is blijven haken dat wij het
nu nog neuriën gelachen ook om de
eerste liefde," voor een mehje met een
heerlijken wipneus en blond haar van een
soort dat sedert dien tijd uitgestorven is
gelachen om den man die met een vrij-
biljet naar de komedie gaat en aan ver
schillende onkosten om het biljet te ver
krijgen en den gever te onthalen een aardig
sommetje aan #eomsumptie«" spandeert en
bovendien nog zijn hoed, zijn jas, zijn
parapluie en zijn betrekking kwijtraakt.
Multatuli's ^Rammelslag" verwierf min
der toejuiching, maar dat fragment is als
een schilderij, dat door de omlijsting uit
moet komen en waarschijnlijk was die om
lijsting aan een deel van het publiek niet
bekend.
Wist iemand van het publiek vóór dezen,
op hoeveel verschillende wijzen men kan
zeggen zij is dood?
Wij kwamen om te lachen, wij hebben
gelac en en er is in den tegeuwoordigen
tijd. zooveel dat ons somber stemmen kan,
dat degene die ons de lever eens ierm in
schudding breDgt, recht heeft op een woord
van erkentelijkheid.
Ingekomen aanvragen van werk
zoekenden bij de Arbeidsbeurs aan
het bureau van Haarlem?s Dagblad:
1 timmermansleerlmg.
Ingekomen aanvragen van werk
gevers 1 g*p. militair zoekt bezig
heden, 1 kleermakersaankomeling,
1 horlogemakersleerling.
LETTEREN EN KUNST.
By den uitgever Jïurray le Londen zal ver-
•ehynem de correspondentie van Motley de
•chryrcr van »Rise and Fall of the Dutch Re-
pnhlie» o. a. de brieven van Bismarck aan
Motley, met wien by als student reeds kennis
had gemaakt.
Inhoad Hollandsche Lelie No. 33:
Hoofdartikel. Het sprookje van den eik en
't klimop. Graphologie. Muziek. De
haagsche Kookschool. Kunst. Het goud
haantje. BI aw bloemeken. Raadsel.
Recepten. Weekkalender.
\i\\\ li X I. A N II
Ofsehoo* Z. M. de koning in
de eerste dagen der vorige week iets minder
rustig was, bleef de toestand vrij bevredi
gend. De grootere levendigheid, die gedu
rende de afgeloopen week in het paleis
het Loo viel waar te nemen, mag voorzeker
worden aangemerkt als een bewijs, dat Z.
M. redelijk wel is.
Tal van leveranciers van Z. M. den ko
ning zijn in den loop der week ten paleize
ontboden, in verband met het in orde
bre gen van een kamer, die aan de ver
trekken des koning grenst en tot nog toe
tot bewaarplaats van zeldzame wapenen
diende, doch nu tot salon zal worden in
gericht. De meubelen, gordijnen en wand
versiering worden door Z. M. zelf gekozen.
Uit Apeldoorn wordt aan het «Utr. Dbl."
geschreven
De toestand van Z. M. den koning blijft
voortdurend guustig; men ziet met veel
minder zorg de naaste toekomst te gemoet.
Niet alleen, dat de Koningin en de
Prinses toebereidselen maken om den aan
staanden verjaardag van Z. M. den koning
te gedenken, ook de raad dezer gemeente
hechtte zijn goedkeuring aan het voorstel,
om burgemeester en wethouders te mach
tigen, een som van f 500 te bestemmen
voor een concert en een vuurwerk ter
viering van dien dag.
Reeds vroegtijdig beproefde het stalper
soneel van het paleis met arresleden de
verschillende wegen, zoodat het vermoeden
voor de hand lag, dat H. M. en de Prin
ses per ar van het bijna voortdurend
schoone weder zouden gen ietenH. M. echter
maakte met een hofdame in een open rij
tuig wel een rijtoer, doch het Prinsesje,
vergezeld van een hofdame, maakte gebruik
van een sieilijke arreslede, bespannen met
twee net getuigde paarden en gevolgd (Kor
een lakei te paard, dat mede met pluimen
prijkte.
Dit voorbeeld werd des middags door
de inwoners druk nagevolgd.
Van Het Loo wordt ons d. d. 11 Fe
bruari gemeldDe omstandigheden in aan
merking genomen, bevindt de Koning zich
bijzonder wel. Z. M. brengt het grootste
gedeelte van den dag buiten het slaapver
trek door en drorg in de laatste dagen
bij voorkeur de admiraalstenue.
Gisteren en heden maakte prinses Wil-
helmina, vergezeld van hare goevemante
miss Sexton Winter, tot tweemaal toe een
sledetocht. Telkens werd het sierlijke voer
tuig door een dienaar te paard gevolgd.
H. M. de Koningin blijft zich, ook nu
er sneeuw ligt, tot den gewonen dagelijk-
schen rijtoer bepalen. (Hbl.)
Bij koninklijk besluit
zijn 's Konings Commissarissen in
de provinciën gemachtigd tot he'
bijeenroepen van de Staten hunner
respectieve provinciën in buitenge
wone vergadering op 26 Februari,
om daarin aan de orde te stellen
de overweging eener nieuwe ver-
deeling hunner provinciën in kies
districten, ter benoeming der leden
van de Provinciale Staten, en, voor
zoover de provincie Groningen be
treft, mede de verkiezing van een
lid van Gedeputeerde Staten.
Als een blijk van de be-
langstelling, die de reis, welke een
medewerker van het Nbl. v. Ned.
naar Argentinië onderneemt, ook bij
de Regeering ondervindt, moge die
nen, dat genoemd blad een schrij
ven van Z Exc. den minister van
Buitenlandsche Zaken, Jhr, Hartsen,
aan den heer L. van Riet, consul
te Buenos Ayres, ontving, waarin
de minister den heer C. D. Van
Waalwijk in de meest welwillende
bewoordingen bij den consul inleidt
en aanbeveelt.
Onze volksweerbaarheid,
een nationaal belang bij uitnemendheid,
door A. L. W. Seyffardt, lid van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal. Zoo
is de titel van eene zeer belangrijke bro
chure, welke zoo even bij de firma De
Gebroeders Van Cleef te 's-Hage is ver
schenen, en waarmede de schrijver zijne
voordrachten in de departementen Hille-
gom, Kampen, Oudewater, Voorburg en
Woerden gehouden, in wijder kring be
kend maakt. Bovendien wordt in een
//naschrift" de aandacht gevestigd op het
geen nu reeds dadelijk door tijdelijke
maatregelen verricht kan worden tot on
middellijke versterking onzer weerkrach
ten.
De majoor Seyffardt wijst er hierna op,
dat, al is de mogelijkheid niet uitgeslo
ten, dat de wet op den verplichten
krijgsdienst reeds in bewerking is, men
niet moet vergeten dat er minstens drie de
partementen van algemeen bestuur (oorlog,
marine en binnenlandsche zaken) met die
wet zijn gemoeid, en dat, als die drie de
partementen het eens zijn geworden, dan
eerst nog het advies van den Raad van
State moet worden ingewonnen, alvorens
de ontwerp-wet de Tweede Kamer kan
bereiken. Neemt men nu aan dat de ont
werp-wet, al dan niet geamendeerd, doch
verder ongedeerd, uit de Kamers te voor
schijn treedt, dan kan zij in het gunstig
ste geval in den loop van 1890 worden
afgekondigd en dus hare werking eerst in
1891 voor de eerste maal doen gevoelen.
Het duurt dan echter nog verscheiden
jaren eer, hetzij de grootere jaarlijksche
lichting, hetzij de langere diensttijd, hetzij
beide te zamen, hunnen iuvloed op do
sterkte van het leger hebben doen gelden.
wMag men nu met het oog op den
tegen woord igen toestand van gewapen-
*den vrede, het er op aan laten komen
«dat het Nederlandsche leger veel te klein
z/is en vooreerst veel te klein blijft om
„ome neutraliteit krachtdadig te hand-
shaven en om onze onafhankelijkheid met
„eenige hoop op goeden uitslag te ver
dedigen
De schrijver betoogt dan, naar aanleiding
van het ontkennend antwoord op deze
vraag, dat er door eene noodwet in onze
gedeeltelijke onweerbaarheid moet worden
voorzien tot tijd en wijle deze is opgeheven
door het lang genoeg in werking zijn der
te OHtwerpen wet op den verplichten krijgs
dienst. Daar deze noodwet du» slechts van
tijdelijken aard is, moet zij zoo min mo
gelijk in de bestaande toestanden en or-
ganisatiën ingrijpen, en tevens zoo eenvoudig
zijD, dat èn het oitwerpen er van èn de
behandeling in de Staten Generaal slechts
zeer weinig tijd behoeft te vorderen.
De bedoelde noodwet moet dus, volgens
den 8chr., liefst aan de tegenwoordige
organisatie hoogstens slechts bijzaken ver
anderen eu voldoet genoegzaam aan alle
eischeD, welke men aan zulk eene noodwet
mag stellen, indien zij zorgt dat binnen
een niet te lang tijdsverloop niet alleen
de bestaande legerafdeelingen bij mobilisatie
compleet zijn volgens de vastgestelde oor
logssterkte, doch ook dat er eene voldoende
reserve van geoefenden is, zoowel tot aan
vulling van geleden verliezen als tot het
vornaen van nieuwe troepenafdeelingen.
Eene wijziging der bestaar.de militiewet is
in elk geval noodzakelijk; de schutterij wet
late men echter liefst zooals zij isdaarin
zoude te veel, veel te veel veranderd eu
gewijzigd moeten worden om iets goeds
en bruikbaars te verkrygeu.
De militiewet kan, om tot het gewenschte
doel te geraken, in twee richtingen worden
gewijzigd, èn door in de noodwet een grooter
cijfer aan te geven, zoowel voor het getal
der geheeie militie als voor de jaarlijksche
lichting, èn door het aantal dierslj>tren8
dat nu voor de landmilitie 5 en voor de
zeemilitie 4 is, te vermeerderen.
Het laatste middel is verreweg het ge
makkelijkst en voor het oogenblik het
meest afdoende; en nu moge men al, en
te recht, van meening zijn dat het verlen-
J?" 3EÜ "O" X JLa 3Lh JED "X" O 3NT.
Roman tan Karl Hellmee.
8)
ZESDE HOOFDSTUK.
Mispassen.
Maurits Carlingfoid's weg naar Haycroft voerde door een
uitgestrekt boech. Hij was juist op een open plek toeu hij
een lichtkleurig figuurtje voor zich uit zag gaan. Hij ver
haastte zijn tred eu had weldra de aardige kleine ingehaald,
met wie hij eenige dagen te voren gesproken had. Daar
hood zich de gelegenheid aan voor een aangename afwis
seling. Hij sprong vooruit toen het meisje hard wegliep en
vatte haar bij den arm; zij opende reeds den mond om een
angstkreet te uiten toen zij hem herkende en met trillende
stem riep:
O mijnheer, wat heeft u mij verschrikt!
Dat spijt mij, zeide hij op geiuststellenden toon.
Wie zou zulk een lief vogeltje als gij, angst willen
aanjagen? Maar hoe zijt gij nog zoo laat in het bnsch?
Ik ga juist naar huis, mijnheer, antwoordde het
meisje, blozend over het compliment, dat hij haar maakte,
maar niettemin zeer daarmede ingenomen. Hier is geen
gevaar voor mij te vreezen.
Ik meende toch, dat er wel eenig gevaar bestond,
zeide hij veelbeteekenend. Maar misschien verwacht gij hier
den een of anderen vriend en ben ik hier te veel!
O neen, mijnheer, riep het meisje blozend. Ik
zou niet weten wien ik hier zou verwachten!
Het doet mij genoegen, dat te hooren. Waar komt gij
nu vandaan
Van onzen buurmaD, ik ben dicht bij huis.
Toch verder dan een lief meisje alleen gaan moest.
Gij moet mij toch toestaan u naar den tuinpoort te bege
leiden. Wilt ge?
Het meisje keek schuchter maar eenigszins koket tot hem
op en Carlingford legde haar arm in den zijne, terwijl haar
dwaas hartje bonsde van genoegen, dat een stadsheer haar
zooveel oplettendheid bewees. Zoo was het ook in de
romans, die zij gelezen had, waar de erfgenaam van een
ouden titel en een groot vermogen, bij den eersten aanblik
verliefd wordt op de dochter zijns pachters en een-twee-drie
met haar trouwt. Baron Kaven had haar nooit zoo vrien
delijk toegesproken, hij had haar hoogstens zoo nu en dan
eens «lieve kleine» genoemd. Deze heer scheen niet zoo rijk
als de baron, maar wie weet of hij niet ernstig verliefd
was op haar eu wat er voor haar nog iD de toekomst ver
borgen lag!
Maurits Carlingford echter had noch goede, noch kwade
bedoelingen; hij wilde zich afwisseling verschaffen en dacht
aan niets anders. Hij behoorde tot die mannen, welke er
altijd toe bereid zijn om met een lief meisje te schertsen
en te gekken, zonder er over te denken of dit ook het
meisje het hoofd op hol kon brengen. Zoo ging hij dan
langzaam naast Essy verder.
Woont gij dus hier? vroeg hij, toeu het meisje
voor een groote hofstede bleef staan, en mag ik uw
naam wel weten?
Ik heet Esther Carr, maar word altijd Essy genoemd
en ben de dochter van den pachter Carr.
Zijn eenige dochter?
Ja, mijnheer, moeder is dood en ik ben met vader
alleen thuis; mijn broer is in Australië.
Eu wat voert gij wel den ganschen dag uit?
O, er is genoeg te doen, antwoordde het meisje
zuchtend. Vader laat mij niet toe om stil te zitten,
voegde zij er met een weinig bitterheid aan toe.
Dat is jammer! Zulke mooie handjes! zeide hij
zacht, terwijl hij over de zachte vingers streek, die op zijn
arm lagen. Gij moest niet werken, gij zijt er veeleer
toe geboren om fluweel en zijde te dragen en juweelen en
andere kostbaarheden. Gij moest in een prachtige equipage
rijden.
O mijnheer, gij zijt een vleier! sprak zij zacht,
maar gevoelde zeer goed, dat hij hare eigen gedachten in
woorden bracht. Ringen te dragen zooals de dames op het
slot, en zich met koBtbare sleepjaponnen van zijde en flu
weel te kleeden, dat was het ideaal hetwelk Esther na
streefde en daartoe meende zij veel meer geschikt te zijn
dan voor de eenvoudige katoenen japonnetjes en de dikke,
lompe schoenen, die zij eiken dag moest dragen.