Nog eens Nederland in gevaar?
POLITIEK OVERZICHT.
waren alle werklieden en beambten met
hunne vrouwen vereenigd, toen te half
acht, na een openingsmarseh van de
muziekvereeniging „Excelsior", de presi
dent der feestcommissie feestvierenden en
gasten het welkom toeriep en den heer
G. Dikkers, chef der firma, het woord
verleende. Met enkele woorden wees de
heer Dikkers op de beteekenis van dit
feest, op den bloei der onderneming, dien
hij toeschreef aan den ijver en toewijding
van het geheele personeel der fabriek.
Door samenwerking van alle krachten
was het m gelijk geweest in betrekkelijk
korten tijd een goed resultaat te verkrij
gen, was de firma in staat gest ld heden
als hare feestgave eene pensioenverzeke
ring aan hare werklieden te geven.
Eene verzekering, reeds in Februari
1888 bij het nederlandsche werklieden-
pensioenfonds gesloten, bepaalt voor alle
werklieden, met enkele uitzonderingen
voor hen, die pas op lateren leeftijd en
sedert korten tijd aan de fabriek verbon
den werden, een pensioen van zes gul
den per week, ingaande op 60-jarigen,
of van elf gulden per week, ingaande op
65-jarigen leeftijd.
Door eene verhooging van alle loonen
met 1 cent per uur worden de werklie
den in staat gesteld eene verzorging der
weduwen en weezen tot stand te brengen
Voor hen, die op stuk werken, moet en
kan deze verhooging in de opbrengst van
het werk gevonden worden. De cent per
uur of 60 cent per week blijft staan, en
hiervoor kan een 30-jarig werkman b.v.
zich eene uitkeering bij overlijden van
f 1500 verzekeren
Het beheer der fondsen zal geschieden
door een bestuur, gekozen uit eene ver-
eeniging van alle meerderjarige werk
lieden. Dit bestuur zal tevens het reeds
langen tijd bestaande ziekenfonds behee-
ren en voor de verschillende belangen
van het personeel kunnen zorgen.
Met luide toejuichingen werden deze
mededeelingen begroet. De heer D. W.
Stork lichtte, als commissaris van het
ncderlandsch werklieden-pensioenfonds, de
gesloten verzekering nader toe en wees
op de groote voordeelen, aan deze wijze
van verzekeren verbonden, die allen ver
zekerden hunne volle vrijheid laat ten
opzichte der onderneming, waarbij zij
werkzaam zijn.
Het door hem gesprokone vond blijk
baar warme waardeering.
De heer W. A. Scholten, van
Groningen, heeft een bezoek gebracht
aan zijne fabriek te Sappemeer. Bij
monde van den opzichter Jongman is
aan eenige der werkstakers te kennen
gegeven, dat zij in geen geval weder
worden aangenomen, terwijl de overigen
die op de oude voorwaarden wenschen
te werken, zich kunnen aanmelden, waarna
hun zal worden bericht, of zij al of niet
zullen worden toegelaten.
Men meldt uit Emmen: De
aanwezigheid der militairen blijkt vol
doende te zijn om de gemoederen der
veen-arbeiders in schijnbare rust te hou
den. Met opzet schrijf ik deze bepaling
vóór rust, want normaal is de stemming
der werklieden geenszins. Zoo goed als
zeker toch is het, dat, mocht de militaire
macht reeds nu weer uit deze streken
worden weggenomen, de arbeiders terstond
van deze gelegenheid zouden profiteeren
om hunne hoofden op te steken. Nood
zakelijk is het dusdat de soldaten
hier voorloopig blijven, hetgeen dan ook
wel het plan schijnt te zijn, de maatre
gelen in aanmerking genomen, welke
men neemt, om hen hier, zoo goed dat
gaat, te installeeren.
In de drentsche veenstre-
ken, de Eksloër- en Yaltermonden zijn
dezer dagen tal van veenarbeiders uit
Friesland en zuidwestelijk Drente aan
gekomen. Ongeveer 130 140 werklie
den lieten zich van Assen over Gasselte
naar Stadskanaal per rijtuig met veeren
of riemen, anderen op vrachtwagens,
waarop zitbanken waren geplaatst. De
meesten unner verkeerden in zeer opge
wonden toestand.
Tegen de beschouwingen van den heer
Henry Tindal is ook opgekomen de
luit.-kol. K. Eland, de bekwame directeur
van de 2de afd. der krijgschool, in een
artikel in De Militaire Spectator.
De befaamde vooronderstelling van
een overrompeling van Nederland door
een inval van troepen in het oosten, die
binnen de verdedigingslinie zouden zijn eer
de inundatiën konden worden gesteld,
gepaard met het verschijnen ter reede
van Scheveningen van een eskader, dat
Den Haag zou dreigen te bombardeeren.
wordt door hem ondenkbaar geacht.
De door den heer Tindal gegeven
voorbeelden van vijandelijkheden, zonder
oorlogsverklaring, zijn ontleend aan de
fransche vertaling van een engelsch
rapport, dat een tendenz-stuk is, waaraan
men bijna alle waarde moet ontzeggen,
De formeele oorlogsverklaring was vóór
1870 reeds ongeveer 1^ eeuw buiten
gebruik, naar Rolin-Jacquemyns schrijft,
maar wat er op aankomt isof de
vijandelijkheden zijn begonnen op een
oogenblik, dat de tegenpartij daarop on
mogelijk kon bedacht zijn. En dan blijft
er van de aangehaalde gevallen slechts
éen over de pruisische inval in Silezië
in 1740.
Er zijn redenen, die Duitschland zullen
weerhouden van een bombardement van
Den Haag. Een bombardement wordt
niet ondernomen zonder groote kans
van slagen. Aan de hand van een fransch
auteur berekent de heer Eland, dat om
ernstige uitwerking van vernie
ling of vreesaanjaging te bereiken op de
huizenmassa v n Den Haag 35000 bom
men zouden moeten worden geworpen.
Een eskaderkrachtig genoeg voor
maritieme belegering op groote schaal
zou daarvoor meer dan vier etmalen
noodig hebben, terwijl de schepen slechts
de helft der benoodigde ammunitie aan
boord hebben en dus in dien tijd den
ganschen voorraad zouden moeten ver
nieuwen. Dit bombardement is ook ir
andere opzichten een niet zeer eenvou
dige zaak, nl. wegens de gedekte lig
ging van het doel en den onvasten stand
der stukken. Bovendien zou het de neder
landsche Regeering waarschijnlijk niet
nopen aan Duitschlands eischen toe te
geven, omdat de aan te richten schade
gering zal zijn, en het deel der bevol
king, dat op overgave zou aandringen
de stad zou verlaten.
Ook de inval te land zou alleen dan
kans van slagen hebben, wanneer zich
geen enkele stoornis voordeed, wat on
aannemelijk is.
De heer Tindal onderstelt van de
duitsche regeering maatregelen, die in-
druischen tegen alle regelen van goede
trouw en volkenrecht, dat bombardeeren
van een open stad verbiedt. En nu komt
de heer T. verkondigen, dat de vijand
niet verantwoord zou zijn, als bij niet
zoo handelde. De schr. acht het een
zonderlinge vaderlandsliefde, die zoo iets
doet neerschrijven.
Nimmer is het ook geschied dat
orders in den geest van Tindal's onder
stelling zyn gegeven, zooals hij beweert.
Noch in 1867, noch in 1870 kon de
duitsche regeering over zoodanige marine
macht beschikken als zou vereischt zijn,
en op beide tijdstippen zijn van neder
landsehen kant in het diepste geheim
maatregelen van voorzorg genomen.
Al kan men de gevreesde handelingen
niet absoluut onuitvoerbaar noemen, er
pleit zoo ontzettend veel tegen, dat het
volstrekt geen bedroevend optimisme is,
wanneer men ze als ondenkbaar quali-
ficeert.
Wat nu aangaat de adviezen van den
heer Tindal tot verbetering der ook vol
gens den heer Eland bedenkelijken toe
stand onzer weermiddelen, verdient het
denkbeeld om de troepen te legeren in
de bomvrije kazernes en forten de ern
stigste bestrijding. De heer Eland rekent
den schrijver zeer nauwkeurig voor, dat
dit het tegendeel van een bezuiniging
den bouw niet gerekend. Zy liggen daar
enboven meestal op grooten afstand van
bewoonde plaatsen. Men zou de garni
zoenen geheel berooven van de voordee
len der samenwoning met de burgery.
Men zou, den onder zulke omstandighe
den, zeker verminderenden toevloed van
vrijwilligers, kader en officieren, moeten
handhaven door meer toelage. Voor
oefening en bevelvoering zouden verder
bij kazerneering in de forten, de toestan
den veel ongunstiger worden.
De opmerkingen, door den heer Tindal
gemaakt omtrent Willemstad en het fort
te Vuren, worden door den heer Eland
op technische gronden weersproken. Hij
acht het daaruit gebleken, dat de wel
licht eenige opgaven van den heer Tindal.
die gecontroleerd kunnen worden, öt' ver
bazend overdreven, öt volkomen onjuist
zijn.
Wel acht de heer Eland veel te zeg
gen voor het voorstel van den heer Tiu
dal, om den zetel van het krijgsbestuur
en zelfs van de geheele regeering
naar Amsterdam over te brengen.
Ten slotte geeft de schr. zijn eigen
denkbeelden omtrent hetgeen in de eerste
plaats voor onze verdediging allernoo-
digst is.
Blijven verrassingen op kleine schaal
van de zeezijde mogelijk, het is daarom
goed de forten in dadelijk verdedigbaren
staat te houden en eenige marine-vaar
tuigen, vooral torpedobooten,in gereedheid
te hebben. Te land kan de vijand trach
ten, in het oosten en zuid-oosten, oqzc
mobolisatie en concentratie te storen. De
eerste zorg is dan de vijandelijke cava
lerie te verhinderen, die stoornis te be
werken. Daartoe zal het noodig zijn
vooraf doelmatige instruction te geven
aan grenspolitie, douane-beambten, sta
tionschefs en burgemeesters. Verder moet
zoo spoedig mogelijk gebruik worden
gemaakt van de eigen cavalerie, van de
nabijgelegen garnizoenen infanterie
geniesoldaten voor het vernielen van
bruggen. Ten einde deze tijding te bren
gen op de punten, waar zij noodig zijn.
moet groote waarde worden gehecht
aan een weldoordachte vredesdislocatie
en aan de voortdurende bezetting der
vaste overgangspunten onzer rivieren,
met ondergrondsche telegrafische verbin
ding der sperforten of wachthuizen.
Zeer zou de toestand verbeterd worden,
wanneer wij konden beschikken over
een zeker aantal vrijwilligers, die ver
eenigd in compagnieën op oorlogsterkte
en garnizoen houdende aan de grensri
vieren en in eenige andere grensplg
te allen tijde beschikbaar waren voor
het leveren der noodige detachementen
en der vaste bezettingen van sperforten
en vestingen als Doesburg, Westervoort,
Pannerden, Crèvecour enz.
Kan men zich in de eerste dagen voor
verrassingen vrijwaren, dan is de loop
van zaken vanzelf aangewezen. In elk
geval blijft een zoo sterk mogelijk leger
de beste oplossing, en zeker is daarvoor
noodig de afschaffing der dienstvervangin
Drankgebruik.
In het weekblad De Piskus, orgaan voor
de ambtenaren der directe belastingen
enz., vindt men de volgende opmer
kingen
„De opbrengst van den gedistilleerd
accijns zoo leest men o. a., beliep het
eerbiedwaardige cijfer van f 23,762,588,
waarvoor veraccijnsd werden 396,043
hectoliters gedistilleerd ad 50 pet., dat
is per hoofd der bevolking 9 liter en 2
centiliter. Geloofde men de bekende
statistiek van het plaatselijk
verbruik van gedistilleerd
zonder verder nad nken, men zou dan
meenen, dat de smaak voor alcoholhou
dende of lieve- gedistilleerde dranken in
de onderscheidene gemeenten, zelfs in
dio welke aan elkander grenzen, al zeer
verschillend is. Zoo bijv. dat te Breda
per hoofd der bevolking geconsumeerd
wordt 14.88 liter en in het naburige
Ginneken slechts 6.05 liter, te Helmond
12.13 en in het naburige Aarle-Rikstel
tiek om het gebruik of het misbruik van
sterken drank in eenige gemeenten te
beoordeelen O. i. al heel weinig, maar
we weten dat deze statistiek ook niet
daarvoor in het leven is geroepen, maar
dat ze dienen moet om na te gaan of in
de een of andere streek ook fraude in
het groot plaats heeft, en daartoe kan
een vergelijking met cijfers van vorige
jaren nuttig zijn. Waaraan deze zoo
;roote verschillen in verbruik per hoofd
der bevolking zijn toe te schrijven, weet
ieder die aan de samenstelling van deze
statistiek heeft meegewerkt. Op plaatsen,
waar drukke markten zijn of alwaar om
andere redenen veel menschen samen
komen, wordt veel sterke drank door
niet-ingezetenen gebruikt niet alleen,
maar van daar wordt door die vreem
delingen ook veel gedistilleerd mee naar
huis genomen in eene hoeveelheid, waar
voor geen document tot dekking op het
vervoer vereischt wordt. Zoo drinkt te
Breda de inwoner van Ginneken en an
dere naburige plaatsen en neemt ook
nog mede naar huis; te Helmond doet
alzoo de ingezetene van Aarle-Rikstel,
te Heusden de ingezetene van Herpt, en
ten onrechte wordt nu het door Ginne
ken, Aarle-Rikstel en Herpt geconsu
meerde op de statistiek gesteld als door
Breda, Helmond en Heusden verbruikt.
Als we nog mededeelen, dat de cijfers
van het plaatselijk verbruik aiwisselen
van 5 centiliter voor de gemeente Hem
men, tot 2042 centiliter voor de ge
meente Zaltbommel (het laagste en het
hoogste plaatselijk verbruik alzoo in de
zelfde gemeente) dan begrijpt men licht,
dat de Volksbond tot wering van drank
misbruik deze cijfers niet behoeft te raad
plegen om een oordeel te vellen over het
meerdere of minder misbruik dat in
eenige gemeente van sterken drank ge
maakt wordt. Eenig meer licht, zoo leest
men, vinden wij in dit opzicht wanneer
het verbruik per provincie onderling ver
geleken wordt. Vooropstellend, dat het
gebruik per hoofd der bevolking over
geheel Nederland in het jaar 1886 beliep
8.99 liter, (zooals hierboven reeds werd
meegedeeld, was het in 1887 9.02 liter
ad 50 pet), zien wij uit het volgende
overzicht gemakkelijk, in welke provin
cie het verbruik meer of minder dan het
gemiddelde is. Per hoofd der bevolking
werd gebruikt in: Noord-Brabant 6.61,
Gelderland 8.52, Zuid Holland 10.48,
Noord-Holland 11.71, Zeeland 5.59,
Utrecht 10.88, Friesland 7.50, Overijsel
9.11, Groningen 10.44, Drente 7.12 en
Limburg 3.14 liter ad 50 pet. Bovenaan
staat dus Noord-Holland met 11.71, on
deraan Limburg met 3.14, of slechts
ruim 13 van het gemiddelde van het
verbruik over het geheele rijk. Men merke
hierbij echter wel op dat de provinciën
Noord- en Zuid-Holland en Utrecht veel
meer door vreemdelingen (buitenlanders
en bewoners van andere provinciën) be
zocht worden, dan de provinciën Lim
burg en Zeeland Ook Groningen is niet
eene provincie waar druk vreemdelingen
verkeer plaats heeft, en daarom gelouven
wij veilig te mogen aannemen, dat in
dat gewest, met een verbruik van 10.44
liter per hoofd, door de bevolking de
meeste sterke drank geconsumeerd wordt."
20
5 ll7/8
70
te Batavia 1875. .„345
Idem idem idem 1887 324£
Aand. Jav. B. te Batavia. 145
Aand. Mpy Zeeb. Scheven.95
Oblig. Noordzeeb. „Wijk
aan Zee" te W. aan Z.
Ie Hypotheek
Aand. Amst. Rijtuig-Mpij
Aand. Landb. en Beetwor-
telsuikerind. te Zevenb.
(Mpij voor)
Aand. Ned. Fabr. v. Ver-
duurz. Vr. Mpij „de Be
tuwe" te Tiel (Naaml.
Vennootschap de)
Cert. Ver. Amer. fondsen,
2e Serie. Restantbew.
Cert.Staat Maryland adrn.
Amsterdam
Oblig. Quebec. Provincie 106
Aand. Balt. Spoorw.-Mpij
(Act. de Jouiss.)
Aand. Batav.Zee en Brand
Assurantie-Mpij
Aand. Nat. Levensverze-
keringb. te Rotterdam 140
Aand. Ned. Brandv. Mpij 65
Aand. Oost.-Ind. Zee- en
Brand Assur.-Mpij 94
75
275.
m
ƒ6*.
114-1143/4
zou zijn. Maar bovendien, die forten zijn j 6.27, te Heusden 18.64 en in het na-
voor duurzame bewoning totaal onge-burige Herpt 4.87 liter. Die voorbeelden
schikt De verblijven missen licht en zou men zeer veelvuldig kunnen herha-
lucht. Op vrouwen en kinderen is bij len. Wat heeft men dan aan die statis
Financieele Mededeelingen.
Het Weekblad van Broekman en Hon-
ders bevat o.a. de volgende opgave van
minder courante of incourante fondsen,
in de week, tot den datum van 2 April
loopende, door hunne tusschenkomst ver
handeld.
Aand. Amst -Deli Comp.
1886-88 a 370 pet.
Aand. Amst. Hypb. 165
Barge en E. Moorman
Co. James (Liq. Aand.) 68
Aand. Deli Mpij. 525-530
Obl. Hei nekesBierb.-Mpij
(Actions de Jouissance) 54£.
Obl.MalangscheCult.-Mpij„ 91
Aand.OostJavaCult.-Mpij „120
Aand. Tabaksm.ij Deli-
A8ahan//Hl u
Aand. IJaploeg (Zedelijk
lichaam)947/$
Aan Batjan Mpij 's-Hage 30
Aand. Deli-Batavia Mpij
De Vollcszeitung is weer verschenen.
De rijkscommissie heeft in de Reichsau-
zeiger van 10 dezer haar besluit van den
9en bekend gemaakt, volgens welk het
verbod van het verschijnen van het blad
is opgeheven. De verontwaardiging, door
de schorsing van het blad bij zijn partij en
de tegenzin in de bladen en iy de rijksdags
leden van tegengestelde kleur erdoor
uitgelokt, vlechten de redactie een mar
telaarskroon en leiden er haar toe om in
een hoofdartikel in het eerst verschenen
nummer een warm beroep te doen op de
vrienden met de verzekering „dat de
eens begonnen strijd volstreden zal wor
den in het bewustzijn van ten slotte te
zullen zegevieren." Te veel is 't niet ge
zegd, wanneer men in het besluit der
commissie een échec der regeering ziet.
Bismarck en de keizer wonnen omtrent
de opheffing van het verbod nog Dins
dagavond uitvoerig advies in van de
commissie aldus meldt een particulier
bericht.
De duitsriie regeering heeft zich thans
aan een andere gewichtige zaak te wijden
en wel de beslissing omtrent Samoa,
welke in de aanstaande conferentie zal
worden genomen. Reeds zijn Engeland,
Duitschland en de Vereenigde Staten het
eens omtrent een voorstel, om ieder slechts
éen oorlogsschip op de Samoa-eilanden
te laten maar op andere punten dreigt
sterk verschil van gevoelen. Zoo moet in
politieke kringen te Washington de vraag
gerezen zijn oï de duitsche regeering den
amerikaanschen gedelegeerde Bates ter
conferentie zal toelaten daar hij in de
April-aflevering van een amerikaansch
tijdschrift zich allerhevigst uitlaat over
Duitschlands beleid op de Samoa-eilan
den en wat de zaak nog zou verergeren
is volgens de New-Yorker Evening
Post dat de amerikaansche regeering,
alvorens Bates tot gedelegeerde te benoe
men met den inhoud van dat stuk bekend
was. Hieruit concludeert het blad dat
Blaine het geschil met Duitschland over
Samoa wil verscherpen in plaats van
bijleggen. Hij schijnt er op te rekenen
dat Bismarck zal weigeren, Bates te o' t-
vangen, waarna de geheele conferentie
in 't water zal vallen.
De opportunistische bladen zitten er
zeer mede in wat betreft de vrijspraak
der Ligue des Patriotes als geheime
vereeniging. De Rcpublique franqaise trekt
de eerlijkheid der getuigen in twijfel en
de Debats verwijt der regeering gebrek
aan haudigheid, tact, behoedzaamheid en
koelbloedigheid. Wanneer men tegen
dergelijke tegenstanders zegt het blad
en in een dergelijken toestand de
beginselen van orde en bestuur wil ver
dedigen, dan is het niet genoeg vastbe
raden ten strijde te trekken, maar men
moet met zorg zijne wapenen kiezen,
verkeerde manoeuvres vermijden en zich
niet blootstellen aan nederlagen, welke
op zichzelf niet zooveel beteekenen, maar
welke echter het verweer doen verzwak-
zij een brief uit den zak en overhandigde hein dien
Hij greep hem aan, hij was met grove ongelijke letters
geschreven en droeg- onderteekening noch datum.
Gravin Therese Carida! las hij met bevende lip
pen. gij kent mij niet en ik wil u mijn naam ook niet
noemen, maar gij zijt schoon en ik wil u redden, vandaar
dat ik u schrijf. Ik zag u met een heer die Carlingford
heet; als gij hem liefhebt, trouw hem niet. want hij heeft
een moord op zijn geweten!
Toen Carlingford zoover gelezen had, "barstte hij in een
luiden lach uit. Maar Natalie wendde den blik niet van
hem af en hij ging voort met lezen
Ik zag hem vaak de Rozen villa binnentreden waarin
de dame vermoord was ik had mijne redenen om niet open
lijk tegen hem als getuige op te treden, maar ik ken hem
en kan er u nogmaals voor waarschuwen een moordernaar
te huwen
Wie kon dezen brief geschreven hebben? Maurits Car-
lingfords verdenking richtte zich dadelijk op Barri, den ge-
lieimzinnigen huurder der Rozenvilla, en hoewel hij zich
alle moeite gaf om natuurlijk te schijnen, ontzegde de zelf-
beheersching hem geheel haren dienst Zijn hand beefde en
zijn gelaat werd voortdurend bleeker. De gedachte aan dien
onbekenden aanklager die wellicht veel meer wist dan hij
zeggen wou, pijnigde hem te meer daarom, omdat hij niet
vermoedde van welke zijde de aanval eigenlijk kwain
Wanneer echter Therese wist of vermoedde wie de schrij
ver was, zou zij van dezen het overige kunnen vernemen,
datgene wat Carlingford haar wilde verbergen En toch
moest hij loochenen loochenen tot iederen prijs.
Hij zag de gravin aan en hij las de uitdrukking van
angst en schrik in hare oogenzij twijfelde dus aan hem
zij zag dat hij geschokt was.
Hij verfrommelde den brief in zijn hand en wendde zich
met een hevige beweging tot Therese.
Gij hebt mij lief en twijfelt toch aan mij, alleen om
een lage, anonyme beschuldigingGod, Therese, gij houdt
mij toch niet voor een moordenaar?
Neen, neen! riep zij. de handen op het hart druk
kend. Maar gij loochent niet alles!
Ik loochen alles, ieder woord, zeide hij, terwijl hij
het papier op den grond wierp en er op trapte. Ik weet
niet wie die anonyme schrijver wezen kan maar in ieder
geval liegt hij of ziet mij voor een ander aan. Ik ben nooit
in de Rozenvilla geweest, ik heb het vermoorde meisje
nooit gezien.
Hij trad op haar toe zij echter deinsde terug en strekte
de handen afwerend uit.
Raak mij niet aan! riep zij met eene huivering.
Gij bedriegt mij, gij spreekt de waarheid niet; ik heb
u gadeslagen terwijl gij dien brief laast; gij zijt bleek ge
worden, uwe handen beefden, ik las den angst in uwe
oogen. Meent gij dat ik blind ben en niet kan lezen wat
uwe trekken verraden? Er is iets waars in dien brief en
gij liegt als gij dat ontkennen wilt!
Carlingford staarde haar aan, hij hijgde naar adem.
Als gij mij liefhadt zoudt gij gelooven wat ik zeg
stiet hij tusschen de tanden uit
- Vertrouwen? Ik zou vertrouwen in u stellen, waar
ik het schuldbewustzijn in uw oogen lees? Gij waagt het
tot mij te komen met liefdesbetuigingen Gij een ver
rader en moordenaar!
Carlingford deed eene sprong voorwaarts, toen viel hij
op zijne knieën voor haar neder.
Geen moordenaar, ik zweer het u bij mijner ziele
zaligheid! riep hij in de grootste opgewondenheid. Gij
moet mij aanhooren; zoo ik loog geschiedde dat om uwent
wil; kunt gij geen medelijden hebben, Therese?
Haar gelaat nam eene zachtere uitdrukking aan.
Wordt vervolgd.)