Nog eens Nederland in gevaar? POLITIEK OVERZICHT. waren alle werklieden en beambten met hunne vrouwen vereenigd, toen te half acht, na een openingsmarseh van de muziekvereeniging „Excelsior", de presi dent der feestcommissie feestvierenden en gasten het welkom toeriep en den heer G. Dikkers, chef der firma, het woord verleende. Met enkele woorden wees de heer Dikkers op de beteekenis van dit feest, op den bloei der onderneming, dien hij toeschreef aan den ijver en toewijding van het geheele personeel der fabriek. Door samenwerking van alle krachten was het m gelijk geweest in betrekkelijk korten tijd een goed resultaat te verkrij gen, was de firma in staat gest ld heden als hare feestgave eene pensioenverzeke ring aan hare werklieden te geven. Eene verzekering, reeds in Februari 1888 bij het nederlandsche werklieden- pensioenfonds gesloten, bepaalt voor alle werklieden, met enkele uitzonderingen voor hen, die pas op lateren leeftijd en sedert korten tijd aan de fabriek verbon den werden, een pensioen van zes gul den per week, ingaande op 60-jarigen, of van elf gulden per week, ingaande op 65-jarigen leeftijd. Door eene verhooging van alle loonen met 1 cent per uur worden de werklie den in staat gesteld eene verzorging der weduwen en weezen tot stand te brengen Voor hen, die op stuk werken, moet en kan deze verhooging in de opbrengst van het werk gevonden worden. De cent per uur of 60 cent per week blijft staan, en hiervoor kan een 30-jarig werkman b.v. zich eene uitkeering bij overlijden van f 1500 verzekeren Het beheer der fondsen zal geschieden door een bestuur, gekozen uit eene ver- eeniging van alle meerderjarige werk lieden. Dit bestuur zal tevens het reeds langen tijd bestaande ziekenfonds behee- ren en voor de verschillende belangen van het personeel kunnen zorgen. Met luide toejuichingen werden deze mededeelingen begroet. De heer D. W. Stork lichtte, als commissaris van het ncderlandsch werklieden-pensioenfonds, de gesloten verzekering nader toe en wees op de groote voordeelen, aan deze wijze van verzekeren verbonden, die allen ver zekerden hunne volle vrijheid laat ten opzichte der onderneming, waarbij zij werkzaam zijn. Het door hem gesprokone vond blijk baar warme waardeering. De heer W. A. Scholten, van Groningen, heeft een bezoek gebracht aan zijne fabriek te Sappemeer. Bij monde van den opzichter Jongman is aan eenige der werkstakers te kennen gegeven, dat zij in geen geval weder worden aangenomen, terwijl de overigen die op de oude voorwaarden wenschen te werken, zich kunnen aanmelden, waarna hun zal worden bericht, of zij al of niet zullen worden toegelaten. Men meldt uit Emmen: De aanwezigheid der militairen blijkt vol doende te zijn om de gemoederen der veen-arbeiders in schijnbare rust te hou den. Met opzet schrijf ik deze bepaling vóór rust, want normaal is de stemming der werklieden geenszins. Zoo goed als zeker toch is het, dat, mocht de militaire macht reeds nu weer uit deze streken worden weggenomen, de arbeiders terstond van deze gelegenheid zouden profiteeren om hunne hoofden op te steken. Nood zakelijk is het dusdat de soldaten hier voorloopig blijven, hetgeen dan ook wel het plan schijnt te zijn, de maatre gelen in aanmerking genomen, welke men neemt, om hen hier, zoo goed dat gaat, te installeeren. In de drentsche veenstre- ken, de Eksloër- en Yaltermonden zijn dezer dagen tal van veenarbeiders uit Friesland en zuidwestelijk Drente aan gekomen. Ongeveer 130 140 werklie den lieten zich van Assen over Gasselte naar Stadskanaal per rijtuig met veeren of riemen, anderen op vrachtwagens, waarop zitbanken waren geplaatst. De meesten unner verkeerden in zeer opge wonden toestand. Tegen de beschouwingen van den heer Henry Tindal is ook opgekomen de luit.-kol. K. Eland, de bekwame directeur van de 2de afd. der krijgschool, in een artikel in De Militaire Spectator. De befaamde vooronderstelling van een overrompeling van Nederland door een inval van troepen in het oosten, die binnen de verdedigingslinie zouden zijn eer de inundatiën konden worden gesteld, gepaard met het verschijnen ter reede van Scheveningen van een eskader, dat Den Haag zou dreigen te bombardeeren. wordt door hem ondenkbaar geacht. De door den heer Tindal gegeven voorbeelden van vijandelijkheden, zonder oorlogsverklaring, zijn ontleend aan de fransche vertaling van een engelsch rapport, dat een tendenz-stuk is, waaraan men bijna alle waarde moet ontzeggen, De formeele oorlogsverklaring was vóór 1870 reeds ongeveer 1^ eeuw buiten gebruik, naar Rolin-Jacquemyns schrijft, maar wat er op aankomt isof de vijandelijkheden zijn begonnen op een oogenblik, dat de tegenpartij daarop on mogelijk kon bedacht zijn. En dan blijft er van de aangehaalde gevallen slechts éen over de pruisische inval in Silezië in 1740. Er zijn redenen, die Duitschland zullen weerhouden van een bombardement van Den Haag. Een bombardement wordt niet ondernomen zonder groote kans van slagen. Aan de hand van een fransch auteur berekent de heer Eland, dat om ernstige uitwerking van vernie ling of vreesaanjaging te bereiken op de huizenmassa v n Den Haag 35000 bom men zouden moeten worden geworpen. Een eskaderkrachtig genoeg voor maritieme belegering op groote schaal zou daarvoor meer dan vier etmalen noodig hebben, terwijl de schepen slechts de helft der benoodigde ammunitie aan boord hebben en dus in dien tijd den ganschen voorraad zouden moeten ver nieuwen. Dit bombardement is ook ir andere opzichten een niet zeer eenvou dige zaak, nl. wegens de gedekte lig ging van het doel en den onvasten stand der stukken. Bovendien zou het de neder landsche Regeering waarschijnlijk niet nopen aan Duitschlands eischen toe te geven, omdat de aan te richten schade gering zal zijn, en het deel der bevol king, dat op overgave zou aandringen de stad zou verlaten. Ook de inval te land zou alleen dan kans van slagen hebben, wanneer zich geen enkele stoornis voordeed, wat on aannemelijk is. De heer Tindal onderstelt van de duitsche regeering maatregelen, die in- druischen tegen alle regelen van goede trouw en volkenrecht, dat bombardeeren van een open stad verbiedt. En nu komt de heer T. verkondigen, dat de vijand niet verantwoord zou zijn, als bij niet zoo handelde. De schr. acht het een zonderlinge vaderlandsliefde, die zoo iets doet neerschrijven. Nimmer is het ook geschied dat orders in den geest van Tindal's onder stelling zyn gegeven, zooals hij beweert. Noch in 1867, noch in 1870 kon de duitsche regeering over zoodanige marine macht beschikken als zou vereischt zijn, en op beide tijdstippen zijn van neder landsehen kant in het diepste geheim maatregelen van voorzorg genomen. Al kan men de gevreesde handelingen niet absoluut onuitvoerbaar noemen, er pleit zoo ontzettend veel tegen, dat het volstrekt geen bedroevend optimisme is, wanneer men ze als ondenkbaar quali- ficeert. Wat nu aangaat de adviezen van den heer Tindal tot verbetering der ook vol gens den heer Eland bedenkelijken toe stand onzer weermiddelen, verdient het denkbeeld om de troepen te legeren in de bomvrije kazernes en forten de ern stigste bestrijding. De heer Eland rekent den schrijver zeer nauwkeurig voor, dat dit het tegendeel van een bezuiniging den bouw niet gerekend. Zy liggen daar enboven meestal op grooten afstand van bewoonde plaatsen. Men zou de garni zoenen geheel berooven van de voordee len der samenwoning met de burgery. Men zou, den onder zulke omstandighe den, zeker verminderenden toevloed van vrijwilligers, kader en officieren, moeten handhaven door meer toelage. Voor oefening en bevelvoering zouden verder bij kazerneering in de forten, de toestan den veel ongunstiger worden. De opmerkingen, door den heer Tindal gemaakt omtrent Willemstad en het fort te Vuren, worden door den heer Eland op technische gronden weersproken. Hij acht het daaruit gebleken, dat de wel licht eenige opgaven van den heer Tindal. die gecontroleerd kunnen worden, öt' ver bazend overdreven, öt volkomen onjuist zijn. Wel acht de heer Eland veel te zeg gen voor het voorstel van den heer Tiu dal, om den zetel van het krijgsbestuur en zelfs van de geheele regeering naar Amsterdam over te brengen. Ten slotte geeft de schr. zijn eigen denkbeelden omtrent hetgeen in de eerste plaats voor onze verdediging allernoo- digst is. Blijven verrassingen op kleine schaal van de zeezijde mogelijk, het is daarom goed de forten in dadelijk verdedigbaren staat te houden en eenige marine-vaar tuigen, vooral torpedobooten,in gereedheid te hebben. Te land kan de vijand trach ten, in het oosten en zuid-oosten, oqzc mobolisatie en concentratie te storen. De eerste zorg is dan de vijandelijke cava lerie te verhinderen, die stoornis te be werken. Daartoe zal het noodig zijn vooraf doelmatige instruction te geven aan grenspolitie, douane-beambten, sta tionschefs en burgemeesters. Verder moet zoo spoedig mogelijk gebruik worden gemaakt van de eigen cavalerie, van de nabijgelegen garnizoenen infanterie geniesoldaten voor het vernielen van bruggen. Ten einde deze tijding te bren gen op de punten, waar zij noodig zijn. moet groote waarde worden gehecht aan een weldoordachte vredesdislocatie en aan de voortdurende bezetting der vaste overgangspunten onzer rivieren, met ondergrondsche telegrafische verbin ding der sperforten of wachthuizen. Zeer zou de toestand verbeterd worden, wanneer wij konden beschikken over een zeker aantal vrijwilligers, die ver eenigd in compagnieën op oorlogsterkte en garnizoen houdende aan de grensri vieren en in eenige andere grensplg te allen tijde beschikbaar waren voor het leveren der noodige detachementen en der vaste bezettingen van sperforten en vestingen als Doesburg, Westervoort, Pannerden, Crèvecour enz. Kan men zich in de eerste dagen voor verrassingen vrijwaren, dan is de loop van zaken vanzelf aangewezen. In elk geval blijft een zoo sterk mogelijk leger de beste oplossing, en zeker is daarvoor noodig de afschaffing der dienstvervangin Drankgebruik. In het weekblad De Piskus, orgaan voor de ambtenaren der directe belastingen enz., vindt men de volgende opmer kingen „De opbrengst van den gedistilleerd accijns zoo leest men o. a., beliep het eerbiedwaardige cijfer van f 23,762,588, waarvoor veraccijnsd werden 396,043 hectoliters gedistilleerd ad 50 pet., dat is per hoofd der bevolking 9 liter en 2 centiliter. Geloofde men de bekende statistiek van het plaatselijk verbruik van gedistilleerd zonder verder nad nken, men zou dan meenen, dat de smaak voor alcoholhou dende of lieve- gedistilleerde dranken in de onderscheidene gemeenten, zelfs in dio welke aan elkander grenzen, al zeer verschillend is. Zoo bijv. dat te Breda per hoofd der bevolking geconsumeerd wordt 14.88 liter en in het naburige Ginneken slechts 6.05 liter, te Helmond 12.13 en in het naburige Aarle-Rikstel tiek om het gebruik of het misbruik van sterken drank in eenige gemeenten te beoordeelen O. i. al heel weinig, maar we weten dat deze statistiek ook niet daarvoor in het leven is geroepen, maar dat ze dienen moet om na te gaan of in de een of andere streek ook fraude in het groot plaats heeft, en daartoe kan een vergelijking met cijfers van vorige jaren nuttig zijn. Waaraan deze zoo ;roote verschillen in verbruik per hoofd der bevolking zijn toe te schrijven, weet ieder die aan de samenstelling van deze statistiek heeft meegewerkt. Op plaatsen, waar drukke markten zijn of alwaar om andere redenen veel menschen samen komen, wordt veel sterke drank door niet-ingezetenen gebruikt niet alleen, maar van daar wordt door die vreem delingen ook veel gedistilleerd mee naar huis genomen in eene hoeveelheid, waar voor geen document tot dekking op het vervoer vereischt wordt. Zoo drinkt te Breda de inwoner van Ginneken en an dere naburige plaatsen en neemt ook nog mede naar huis; te Helmond doet alzoo de ingezetene van Aarle-Rikstel, te Heusden de ingezetene van Herpt, en ten onrechte wordt nu het door Ginne ken, Aarle-Rikstel en Herpt geconsu meerde op de statistiek gesteld als door Breda, Helmond en Heusden verbruikt. Als we nog mededeelen, dat de cijfers van het plaatselijk verbruik aiwisselen van 5 centiliter voor de gemeente Hem men, tot 2042 centiliter voor de ge meente Zaltbommel (het laagste en het hoogste plaatselijk verbruik alzoo in de zelfde gemeente) dan begrijpt men licht, dat de Volksbond tot wering van drank misbruik deze cijfers niet behoeft te raad plegen om een oordeel te vellen over het meerdere of minder misbruik dat in eenige gemeente van sterken drank ge maakt wordt. Eenig meer licht, zoo leest men, vinden wij in dit opzicht wanneer het verbruik per provincie onderling ver geleken wordt. Vooropstellend, dat het gebruik per hoofd der bevolking over geheel Nederland in het jaar 1886 beliep 8.99 liter, (zooals hierboven reeds werd meegedeeld, was het in 1887 9.02 liter ad 50 pet), zien wij uit het volgende overzicht gemakkelijk, in welke provin cie het verbruik meer of minder dan het gemiddelde is. Per hoofd der bevolking werd gebruikt in: Noord-Brabant 6.61, Gelderland 8.52, Zuid Holland 10.48, Noord-Holland 11.71, Zeeland 5.59, Utrecht 10.88, Friesland 7.50, Overijsel 9.11, Groningen 10.44, Drente 7.12 en Limburg 3.14 liter ad 50 pet. Bovenaan staat dus Noord-Holland met 11.71, on deraan Limburg met 3.14, of slechts ruim 13 van het gemiddelde van het verbruik over het geheele rijk. Men merke hierbij echter wel op dat de provinciën Noord- en Zuid-Holland en Utrecht veel meer door vreemdelingen (buitenlanders en bewoners van andere provinciën) be zocht worden, dan de provinciën Lim burg en Zeeland Ook Groningen is niet eene provincie waar druk vreemdelingen verkeer plaats heeft, en daarom gelouven wij veilig te mogen aannemen, dat in dat gewest, met een verbruik van 10.44 liter per hoofd, door de bevolking de meeste sterke drank geconsumeerd wordt." 20 5 ll7/8 70 te Batavia 1875. .„345 Idem idem idem 1887 324£ Aand. Jav. B. te Batavia. 145 Aand. Mpy Zeeb. Scheven.95 Oblig. Noordzeeb. „Wijk aan Zee" te W. aan Z. Ie Hypotheek Aand. Amst. Rijtuig-Mpij Aand. Landb. en Beetwor- telsuikerind. te Zevenb. (Mpij voor) Aand. Ned. Fabr. v. Ver- duurz. Vr. Mpij „de Be tuwe" te Tiel (Naaml. Vennootschap de) Cert. Ver. Amer. fondsen, 2e Serie. Restantbew. Cert.Staat Maryland adrn. Amsterdam Oblig. Quebec. Provincie 106 Aand. Balt. Spoorw.-Mpij (Act. de Jouiss.) Aand. Batav.Zee en Brand Assurantie-Mpij Aand. Nat. Levensverze- keringb. te Rotterdam 140 Aand. Ned. Brandv. Mpij 65 Aand. Oost.-Ind. Zee- en Brand Assur.-Mpij 94 75 275. m ƒ6*. 114-1143/4 zou zijn. Maar bovendien, die forten zijn j 6.27, te Heusden 18.64 en in het na- voor duurzame bewoning totaal onge-burige Herpt 4.87 liter. Die voorbeelden schikt De verblijven missen licht en zou men zeer veelvuldig kunnen herha- lucht. Op vrouwen en kinderen is bij len. Wat heeft men dan aan die statis Financieele Mededeelingen. Het Weekblad van Broekman en Hon- ders bevat o.a. de volgende opgave van minder courante of incourante fondsen, in de week, tot den datum van 2 April loopende, door hunne tusschenkomst ver handeld. Aand. Amst -Deli Comp. 1886-88 a 370 pet. Aand. Amst. Hypb. 165 Barge en E. Moorman Co. James (Liq. Aand.) 68 Aand. Deli Mpij. 525-530 Obl. Hei nekesBierb.-Mpij (Actions de Jouissance) 54£. Obl.MalangscheCult.-Mpij„ 91 Aand.OostJavaCult.-Mpij „120 Aand. Tabaksm.ij Deli- A8ahan//Hl u Aand. IJaploeg (Zedelijk lichaam)947/$ Aan Batjan Mpij 's-Hage 30 Aand. Deli-Batavia Mpij De Vollcszeitung is weer verschenen. De rijkscommissie heeft in de Reichsau- zeiger van 10 dezer haar besluit van den 9en bekend gemaakt, volgens welk het verbod van het verschijnen van het blad is opgeheven. De verontwaardiging, door de schorsing van het blad bij zijn partij en de tegenzin in de bladen en iy de rijksdags leden van tegengestelde kleur erdoor uitgelokt, vlechten de redactie een mar telaarskroon en leiden er haar toe om in een hoofdartikel in het eerst verschenen nummer een warm beroep te doen op de vrienden met de verzekering „dat de eens begonnen strijd volstreden zal wor den in het bewustzijn van ten slotte te zullen zegevieren." Te veel is 't niet ge zegd, wanneer men in het besluit der commissie een échec der regeering ziet. Bismarck en de keizer wonnen omtrent de opheffing van het verbod nog Dins dagavond uitvoerig advies in van de commissie aldus meldt een particulier bericht. De duitsriie regeering heeft zich thans aan een andere gewichtige zaak te wijden en wel de beslissing omtrent Samoa, welke in de aanstaande conferentie zal worden genomen. Reeds zijn Engeland, Duitschland en de Vereenigde Staten het eens omtrent een voorstel, om ieder slechts éen oorlogsschip op de Samoa-eilanden te laten maar op andere punten dreigt sterk verschil van gevoelen. Zoo moet in politieke kringen te Washington de vraag gerezen zijn oï de duitsche regeering den amerikaanschen gedelegeerde Bates ter conferentie zal toelaten daar hij in de April-aflevering van een amerikaansch tijdschrift zich allerhevigst uitlaat over Duitschlands beleid op de Samoa-eilan den en wat de zaak nog zou verergeren is volgens de New-Yorker Evening Post dat de amerikaansche regeering, alvorens Bates tot gedelegeerde te benoe men met den inhoud van dat stuk bekend was. Hieruit concludeert het blad dat Blaine het geschil met Duitschland over Samoa wil verscherpen in plaats van bijleggen. Hij schijnt er op te rekenen dat Bismarck zal weigeren, Bates te o' t- vangen, waarna de geheele conferentie in 't water zal vallen. De opportunistische bladen zitten er zeer mede in wat betreft de vrijspraak der Ligue des Patriotes als geheime vereeniging. De Rcpublique franqaise trekt de eerlijkheid der getuigen in twijfel en de Debats verwijt der regeering gebrek aan haudigheid, tact, behoedzaamheid en koelbloedigheid. Wanneer men tegen dergelijke tegenstanders zegt het blad en in een dergelijken toestand de beginselen van orde en bestuur wil ver dedigen, dan is het niet genoeg vastbe raden ten strijde te trekken, maar men moet met zorg zijne wapenen kiezen, verkeerde manoeuvres vermijden en zich niet blootstellen aan nederlagen, welke op zichzelf niet zooveel beteekenen, maar welke echter het verweer doen verzwak- zij een brief uit den zak en overhandigde hein dien Hij greep hem aan, hij was met grove ongelijke letters geschreven en droeg- onderteekening noch datum. Gravin Therese Carida! las hij met bevende lip pen. gij kent mij niet en ik wil u mijn naam ook niet noemen, maar gij zijt schoon en ik wil u redden, vandaar dat ik u schrijf. Ik zag u met een heer die Carlingford heet; als gij hem liefhebt, trouw hem niet. want hij heeft een moord op zijn geweten! Toen Carlingford zoover gelezen had, "barstte hij in een luiden lach uit. Maar Natalie wendde den blik niet van hem af en hij ging voort met lezen Ik zag hem vaak de Rozen villa binnentreden waarin de dame vermoord was ik had mijne redenen om niet open lijk tegen hem als getuige op te treden, maar ik ken hem en kan er u nogmaals voor waarschuwen een moordernaar te huwen Wie kon dezen brief geschreven hebben? Maurits Car- lingfords verdenking richtte zich dadelijk op Barri, den ge- lieimzinnigen huurder der Rozenvilla, en hoewel hij zich alle moeite gaf om natuurlijk te schijnen, ontzegde de zelf- beheersching hem geheel haren dienst Zijn hand beefde en zijn gelaat werd voortdurend bleeker. De gedachte aan dien onbekenden aanklager die wellicht veel meer wist dan hij zeggen wou, pijnigde hem te meer daarom, omdat hij niet vermoedde van welke zijde de aanval eigenlijk kwain Wanneer echter Therese wist of vermoedde wie de schrij ver was, zou zij van dezen het overige kunnen vernemen, datgene wat Carlingford haar wilde verbergen En toch moest hij loochenen loochenen tot iederen prijs. Hij zag de gravin aan en hij las de uitdrukking van angst en schrik in hare oogenzij twijfelde dus aan hem zij zag dat hij geschokt was. Hij verfrommelde den brief in zijn hand en wendde zich met een hevige beweging tot Therese. Gij hebt mij lief en twijfelt toch aan mij, alleen om een lage, anonyme beschuldigingGod, Therese, gij houdt mij toch niet voor een moordenaar? Neen, neen! riep zij. de handen op het hart druk kend. Maar gij loochent niet alles! Ik loochen alles, ieder woord, zeide hij, terwijl hij het papier op den grond wierp en er op trapte. Ik weet niet wie die anonyme schrijver wezen kan maar in ieder geval liegt hij of ziet mij voor een ander aan. Ik ben nooit in de Rozenvilla geweest, ik heb het vermoorde meisje nooit gezien. Hij trad op haar toe zij echter deinsde terug en strekte de handen afwerend uit. Raak mij niet aan! riep zij met eene huivering. Gij bedriegt mij, gij spreekt de waarheid niet; ik heb u gadeslagen terwijl gij dien brief laast; gij zijt bleek ge worden, uwe handen beefden, ik las den angst in uwe oogen. Meent gij dat ik blind ben en niet kan lezen wat uwe trekken verraden? Er is iets waars in dien brief en gij liegt als gij dat ontkennen wilt! Carlingford staarde haar aan, hij hijgde naar adem. Als gij mij liefhadt zoudt gij gelooven wat ik zeg stiet hij tusschen de tanden uit - Vertrouwen? Ik zou vertrouwen in u stellen, waar ik het schuldbewustzijn in uw oogen lees? Gij waagt het tot mij te komen met liefdesbetuigingen Gij een ver rader en moordenaar! Carlingford deed eene sprong voorwaarts, toen viel hij op zijne knieën voor haar neder. Geen moordenaar, ik zweer het u bij mijner ziele zaligheid! riep hij in de grootste opgewondenheid. Gij moet mij aanhooren; zoo ik loog geschiedde dat om uwent wil; kunt gij geen medelijden hebben, Therese? Haar gelaat nam eene zachtere uitdrukking aan. Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1889 | | pagina 2