Uit Argentinië. Zaak-Verstege-Ds Bochemont. POLITIEK OVERZICHT. niet gepaard ging met eene betere re geling van den watersfcaatstoesland in het oostelyk deel der provincie; d&krhuldigt men het laisser faire en brengt den last op anderen over. Het mag inderdaad bevreemding wek ken, dat de autoriteiten in Noord-Bra bant zich niet geroepen achten, aandien erbarmelijken toestand een einde te maken. Aan het station Reuver (L.) heeft men bij het lossen van een wagen steenkolen, een volle dynamietpatroon gevonden, die waarschijnlijk uit de mijnon afkomstig is. Door het oog v an e en n a al d. Bij de oefeningen der veld-artillerie te Bergen-op-Zoom geraakte een paard van het 2e span buiten de strengetouwen. De stukrijder wilde zulks herstellen en steeg hiertoe af, juist op het oogenblik, dat er voorwaarts gemarcheerd werd. Door een ongelukkig toeval bleef zijn voet in den stijgbeugel haken en viel hij op den grond. De paarden gingen, zon der den man te deren, over hem heen, en daarna, o schrikhet rad van den voorwagen en o gruwel! ook dat van een volgepakten caisson. Onbeweeglijk bleef de man liggen en, mankeerde niets. Ook de dokter, die in allerijl ontboden werd, ontdekte geen letsel. Wat was geschied? De eerste maal ging het rad over het sterkste gedeelte der schouders en de tweede maal over het sterkste gedeelte der lendenen. Wa ren de raderen tusschen beide gedeelten gekomen, dan zou de man ongetwijfeld doodelijk verwond zyn geraakt. De stuk rijder werd in het hospitaal opgenomen en is, behoudens een ietwat pijnlijk ge voel in den rug, welvarend. Een even verschrikkelijk als afschuwelijk drama werd Ie Val ter- mond (Drente) in den nacht van Zater dag op Zondag afge-speeld, een drama, dat in wreedheid den doodslag van voor een paar weken verre achter zich laat. Bij het baggeren in de zoogenaamde groenstukken heeft men daar in den regel behoefte aan water, en ziet men zich dat te verschaffen door het stroo- mend water uit het oude diep de A of uit slooten, die met dat water in ver binding staan. Nu had het werkvolk op de plaats no. 38 of waar ook (dat doet niets aan de zaak) et water afgedamd, ten einde het naar hunne baggerputten te leiden. Een veertigtal Ruinera met baggerstokken en misschien ander moord tuig gewapend, vallen onverwacht de wachthebbende personen aan. Dezen ne men de vlucht, maar worden achtervolgd, met dit verschrikkelijk gevolg, dat een steenwijker arbeider door de woestelin gen op verschrikkelijk wijze werd ver minkt. De schedel werd gespleten, eene rib gebroken, volgens verklaring van den dokter was de schouder erg bezeerd en was genoemde persoon verder geschopt en getrapt, zoodat de ongelukkige be wusteloos bleef liggen. De treinbeambten de Jonge en Sprenger, die 3 Januari 1888 bij het spoorwegongeval te Ruinerwold zwaar verwond werden, zijn nog altijd onder geneeskundige behandeling en zullen, volgens uitgebracht advies, in hunne be trekking als conducteur niet meer werk zaam kunnen zijn. Te Groningen is wegens diefstal gearresteerd zekere C. J. S., oud 20 jaren, die niet minder dan 5 vonnis sen reeds had ondergaan. Hij verioefde deswege ruim vier en een half jaar in de gevangenis. Een slim heerMynheer A., die als zeer slim bekend staat, werd juist om zijne slimheid door een firma van goeden naam aangesteld als reiziger en wist door zijn radde tong heel wat klanten aan te werven. Voor dit doel had de firma hem voorzien van een abonnementskaart voor het geheele spoor wegnet en in het bezit daarvan zon de heer A. op een middel, om zijn extra slimheid te toonen in het gebruik maken van die kaart. Weldra deed zich die gelegenheid voor. Zijn vrouw werd uitgenoodigd, om eenige dagen te komen logeeren bij haar familie, dio eenige uren verder woonde, terwijl haar man op reis zou zijn. Hij kon haar en passant wel brengen, het reizen kostte voor hem toch niets met zijn kaart. Jawelmaar voor zijn vrouw moest hij toch een kaartje nemen Daar zit hem de kneep, en wat doet de slimmert? Hij staat op het perron en zegt tot zijn wederhelft//Toe, lievert, ga even in de wachtkamerdan zal ik een kaartje voor je nemen." Daarop gaat hij naar den stations-chef, na zijn abonne mentskaart goed verstopt te hebben en deelt dezen mede, dat hij bij het ver wisselen van zijn jas zijn kaart vergeten heefthij toont zich bereid een kaartje te nemen mits hem restitutie gegeven worde bij zijn terugkomst. Zonder kaart wil hij niet in den trein stappen. De stationschef stemt natuurlijk toe geeft hem een restitutiebewijs, waarop hij zich van een gewoon kaartje naar X. voorzieten laat daarop zijn ega reizenterwijl hij op de verschillende stations zijne abonnementskaart voor zichzelf vertoont. Bij zijn terugkomst krijgt hij op het presenteeron van dat restitutiebewijs, zijn geld terugzijn vrouw had hij dus voor niets overgebracht. Slim te zijn en dat aan niemand te kunnen vertellen, daar had hij niets aan en hij blufte er nogal op, dat hy zoo leep was. Ongelukkiger wijze komt dit den stations-chef ter oore en het gevolg is, dat mijnheer A. zijn abonnements kaart verbeurt én zijn gestort ga- rantiegeldén tevens in het zwarte boek werd opgeschreven, als vallende in de termen van nooit weer geabonneerd te kunnen worden. Zoo'n slimmert hebben, 'tls lekker, aangenaam weer. Eerst hedenmorgen te 11 uren kwam de dokter en daar wy nu geene zieken meer aan boord hadden, werden alleen de koppen geteld, met de passagelij sten ver geleken en accoord bevonden. Wij heb ben er 9 nieuwe wereldburgers bij ge kregen, maar 7 verloren; want, behalve de vier dooden, die ik u reeds opgaf, stierven nog Carel Van der Kruissen, van Amsterdam, oud 2 jaar, Geertje Booy, van Amsterdam, oud 2 jaar en Johanna Bo wier, van 's Gravenhage, oud 1 jaar. Beide laatste kinderen stierven hedenmorgen (10 Maart) geheel onver wacht, zonder ziek te zijn geweest hunne lijkjes bevinden zich nog aan boord en worden aan land begraven; Carel Van der Kruissen vond nog een graf in de golven. Daar het Zondag is, laat het goever- nement de tusschendekspassagiers, die gratis aan land worden gebracht, niet afhalen; wie nu aan land wilde, moest zelf betalen. Slechts 4 Engelschen en wij hadden er een dollar voor over en gingen met ons op eene kleinere stoomboot, die nog 1^ uur stoomen moest, voor wij aan den steiger waren; zoover moeten de groote schepen, wegens de ondiepte, van den wal blijven. De overige passagiers bleven, zeer on tevreden over dit oponthoud, nog aan boord tot morgen. De boot, welke ons afhaalde, bracht den heer J. de Boer, vice-consul, en eenige andere belangstellenden mede.Reeds te Montevidéo vernam ik dat de heer Van Riet al naar Holland vertrokken is. De heer De Boer is eene hupsche en voorkomende persoonlijkheid, die alle mogelijke inlichtingen verstrekt. Terstond deelde hij allen mede, dat zijn kantoor den geheelen dag voor ons openstond. Mijn eerste bezoek was aan het Emi grantenhuis, dat circa een kwartier van de aanlegplaats staat. Het is een groot rond gebouw; van buiten lijkt het op een reusachtigen circus van drie ver diepingen. Het kan 4000 personen be vatten. Door den heer De Boer werd ik aan den chef van het Emigrantenhotel voorgesteld en deze zal het mij morgen geheel laten bezichtigen. Op aanraden van den heer De Boer heb ik mijn intrek genomen in het //Hotel del Norte" 392 Paseo de Julio, een vrij goed hotel, naar ik verneem nogal in trek bij scheepskapiteins, die den nacht aan wal doorbrengen. Na gedineerd te hebben, gingen wij mijne medereizi gers met den heer Bash en zijne familie, de stad eens in. Wij troffen het: de Carnavalstijd werd juist uitgeluid. De hoofdstraat, Calle Florida, was geheel met gas en electrisch licht geïllumineerd. Aan de dwarsstraten staan eerepoorten met muzikanten er boven op. Op de straat trokken twee rijen rijtuigen, allen overladen met bloemen, tegen elkander in. In één woord: Prachtig! 't Was een bloemencorso van belang! Honderden open rijtuigen vol gemaskerd en en ge- kostumeerden elkander bombardeerende met bloemen. Wij keken onze oogen uit. Drie uren hebben wy op eene plaats gestaan.'t Was een file zonder einde. Van tijd tot tijd kwamen de menschen uit hunne rijtuigen en mengden zich onder de duizenden wandelaars; dan reden de rijtuigen ver der, steeds in gestrekten draf. 't Was een genotvolle avond, vol jool en scherts en vroolijkheid. Wij waren nagenoeg de eenigen, die niet gemaskerd waren; ik heb althans geene anderen gezien en dientengevolge trokken wij nogal de aan dacht, wat ons menig bombardement bloemen verschafte. De wandelaars ver maakten zich de dames te werpen met Van den medewerker van het am- sterdamsche Nieuwsblad van Nederland die op kosten van dat blad per stoom schip Schiedam naar Argentinië is ver trokken, ten einde de toestanden aldaar goed te onderzoeken voor hen, die ook als landverhuizers daarheen mochten willen vertrekkenzijn thansna de brieven, door hem aan boord geschreven, de eerste berichten uit Bueno3-Ayres zelf ontvangen. Toen het schip 's middags om twee uren voor de reede kwam, regende het dat het goot. Van zulke regens, zoo schrijft de onderzoekingsreiziger, hadden wij in Holland geen denkbeeldtrou wens, alle natuurverschijnselen zijn in deze streken van geweldigen aard. Als het weerlicht, is het of het geheele lucht ruim éen bonk vuur is; de donder dreunt als kanongebulder, en gisteren (9 Maart) hadden wij, op weg van Montevidéo naar hier, een //Pampero", een landwind van zóo ontzettende kracht, dat ijzeren staven, zoo dik als mijn pols, waaraan onze zonnetent is gespannen, krom bogen als hoepels. Wij moesten voor anker gaan, uit vrees van tegen andere sche pen geslagen ie worden. Toen Buenos-Ayres in zicht kwam, hadden alle tusschendeks-passagiers zich zoo fraai mogelijk aangekleed, omdat zij dachten onmiddellijk aan land te gaan. Allen waren recht in hun nopjes zelfs de pruttelaars der laatste dagen waren weer opgeruimd en vrooiijk, maar spoe dig maakte de opgeruimde stemming weer plaats voor teleurstelling, daar de dokter, zonder wiens machtiging wij niet kleine balletjes, welke, als zij ergens aan wal mochten, op zich 1 et wachten. Wij kregen dus nog eens aan boord eten en 't werd zelfs avond, zonder dat de dokter verscheen. Daar velen, al te voor barig, hun beddegoed (houtwollen ma tras enz.), dat zij aan boord hadden gebruikt, reeds overboord hadden ge- tegen aankomen, springen en dan eene sneeuwbui van kleine gekleurde papier tjes ontlasten. ■igj't Was laat, voor wij ons hotel weer bereikten. Van den volgenden dag (11 Maart) schrijft de onderzoekingsreiziger het yoI- worpen, (het beddegoed wordt nimmer gende: voor twee reizen gebruikt) moesten zij j Voor luilakken en langslapers is het op de planken slapen. Gelukkig nu dat hier geen land, zooveel heb ik in een het warm genoeg was, maar lang zoo paar dagen al gezien. Alles is hier vroeg warm toch niet meer als wij het gehad in de weer en, ondanks een vermoeien- den Zondag, was ik toch reeds den vol genden morgen tegen zes uren aan het Emigrantenhotel. Ik verzocht den directeur, die mij ter stond ontving, beleefd maar dringend, of ik hem alle inlichtingen mocht komen vragen, welke ik noodig mocht kunnen hebben, maar of ik geheel alleen het ge bouw in oogenschouw nemen mocht. Ik wilde zelf zien en vooral onbevooroordeeld zien, zonder door mededeelingen enz. af geleid te worden. Voor ons, Hollanders, toch gelden vele andere eischen en wen- schen dan voor anderen; wij noemen on rein en onzindelyk dat, waarmee een Belg al hoog tevreden is, en het kwam er dus op aan goed te zien. Ziehier myn indruk: De geheele in richting, beschouwd als tijdelijk logies voor hen, die geen onderkomen hebben, zou zeer goed, zelfs voortrefielijk mogen heeten, wanneer zij niet van boven tot onder in beslag genomen was door een wandinsect, waarvoor Hollanders banger zijn dan voor wilde dieren; dat over- heerscht letterlyk het geheele gebouw, men kan er niet inkomen zonder er mee in aanraking te komen, want het loopt over den grond, langs de wanden, overal. Ik zou haast zeggen, zooals des zomers bij ons de vliegen. Wie zich daar nu overheen weet te zetten, vindt hier een goed onderkomen, alleen een beetje al te //gemeenschappe lijk." Men moet maar denken wat Van Nievelt in zijn Fantasieën zegt: //C'est un mal com me un autre, on finit par s'y faire". En inderdaad, wie dit niet kan,wie zich niet in het onvermijdelijke weet te schikken, moet niet van huis gaan. Ik betwijfel of hier éene woning, laat staan éen hotel is, waar deze landplaag niet voorkomt en zie ik de menschen aan, dan blijken dezen er zich wezenlijk in geschikt te hebben. Zoo doe ook ik en vervolg mijn zwerf tocht door het Emigrantenhuis. Het ronde gebouw heeft drie verdie pingen. Elke verdieping is opgepropt vol met houten kribben, bijna overal twee boven elkaar. Voor beddegoed moet de reiziger zelf zorgen. Alle drie de verdie pingen zijn zeer frisch en luchtig; men zou ze, zonder het ongemak, waarover ik sprak, zelfs zindelijk kunnen noemen. Wat er tegen in te brengen zou zijn, is de al te groote gemeenschappelijkheid; afscheidingen of afschuttingen zijn er niet. Daar er hier wel nooit veel van uitklee- den zal komen, zal men zich ook daar wel in weten te schikken en behoeft deze gemeenschappelijkheid geen aanstoot te geven, maar ik denk toch dat zij som wijlen wel eens zede-kwetsend zal kun nen zijn. Weten doe ik dit echter niet; op dit oogenblik is het gebouw zoo goed als verlaten, wat geen kwaad teeken is. Al thans, de menschen, dte hier geweest zijn, moeten dan toch elders een onder komen hebben gevonden. Naast het hoofdgebouw staat een lang werpig gebouw, waar gegeten wordt. Hierin ziet men lange tafels en banken. Weelderig is het niet, maar wel voldoende. Er is aan het gebouw een informatie bureel in vier talenfransch, engelsch, duitsch en spaansch en eene arbeidsbeurs, waar werkgevers hun werkvolk komen aanwerven. Er is tot dusver steeds meer vraag naar werkkracht geiveest dan aanbod Plaats dit wat in 't oogvallend; het zal menigeen evenzeer verrassen als het mij deed. Dat is dus waar geweest; er is hier werk te vinden. Welk werk en hoe de behandeling daarbij is, ziedaar wat ik nog niet weet. Maar er is werk; er worden voortdurend werkkrachten ge vraagd. Op het oogenblik van mijn bezoek aan het gebouw waren onze landverhuizers nog niet aangekomen. Dat wordt zeker namiddag. Ik heb den heer De Boer be loofd, dat ik hem zou halen om samen bij de aankomst tegenwoordig te zijn en zoo mogelijk dezen en genen een handje te helpen Rechtszaken. Donderdag deed de arr.-rechtbank t« s-Hage uitspraak in de vroeger gemelde zaak VerstegeDe Rochemont. De beklaagde, de heer Verstege, wa8 niet ter terechtzitting tegenwoordig. D$ verdediger, mr. Van Rossem Bzn., wèl, De bekl. was gedagvaard ter zake als zoude hij te 's-Hage de eer en den goeden naam opzettelyk hebben aangerand van den heer de R., gepens. luit.-kol. van het Ned.-Indisch leger, en hem opzettelijk hebben beleedigd, en wel in een, ongeveer het begin van September 1888 te 's-Hage geschreven, brochure, die op zijn last aldaar gedrukt, uitgegeven en openlijk in winkels is tentoongesteld, alsmede openlijk verspreid is. Ten aanzien van een en ander over weegt de rechtbank, dat de verdediging, door den bekl. gevoerd, kan verklaren het schrijven en mededeelen der feiten, die in de brochure zijn opgenoemd en ook omtrent het boek Loudon en Atsjin in de dagvaarding zijn aangehaald en bekl. op die wyze kan zijn gekomen tot het publiceeren daarvan zonder het bepaald oogmerk om den heer de R. persoonlijk te grieven en te beleedigen daarbij, in aanmerking nemende, dat uit de verkla ringen van twee getuigen h décharge en de overgelegde stukken gebleken, is, dat het boek Loudon en Atsjinreeds langen tijd vóér het schrijven der brochure van bekl. een onderwerp van heftigen strijd was geweest; dat velen het boek als eenzij dig en partijdig hadden aangevallen, en in het openbaar hadden geschreven en betoogd, dat de feiten en officiëele stukken daarin niet naar waarheid waren teruggegeven; terwijl vele onderteekenaars van het adres tot instelling der beri-beri-commissie, het optreden van den heer de R. als secre taris dier commissie niet in het belang der zaak achtten, en de intrekking dier benoeming geheel buiten bekl. om aan den minister van Koloniën hebben ge vraagd De rechtbank meende echter dat, die verdediging van bekl. en de omstandig heden, ter terechtzitting gebleken, niet kunnen rechtvaardigen de vele beleedi- gende uitdrukkingen, in de brochure ver vat, en dat deze niet kunnen worden verklaard dan door de bepaalde bedoeling om den heer de R. te beleedigen en zij dus het volledig overtuigend bewijs ge leverd acht, dat bekl. deze beleedigende uitdrukkingen heeft geschreven en gepu bliceerd met het opzet om den heer de R. te beleedigen en diens eer en goeden naam aan te randen, zoodat deze feiten behooren te worden gequalifïcecrd als het misdrijf van eenvoudige beleediging. Zij verklaart dus den bekl. schuldig aan de tenlaste gelegde en als bewezen aangeno men feiten, opleverende het zooeven ge noemde misdrijf, en veroordeelt hem tot betaling van eene geldboete van f 200 en in de kostenverklaart het meerdere den bekl. bij de acte van dagvaarding ten laste gelegde noch wettig, noch over tuigend bewezen en spreekt hem daar van vry. Het nieuwe //Witboek," dat 18 April te Berlijn is verschenen over de Samoa- aangelegenheid, plaatst deze in een hel der daglicht. Het bevat o. a. een rap port van den duitschen consul Knappe, gedagteekend Apia 26 Februari, over de onderhandelingen met ie opstandelingen en den toestand op de Samoa-eilanden, waarin hij de reden opgeeft van zijn krachtig optreden, en voorts een rescript van den rijkskanselier, gedagteekend den 16n April, aan den consul-generaal Stübel te Apia, waarin het optreden van den consul Knappe gedurende de onlusten op Samoa ongerechtvaardigd wordt ge noemd, wat in de bizonderlieden wordt aangetoond. Het neet daar dat de over gang van het bestuur van de Samoa- eilanden op Duitschland, welke de con sul Knappe zonder eenige opdracht ge- eischt heelt, ook met de toestemming ware gestalte verschijnen Kom, als dit geschied is, weer in den salon, ik zal daar ook zijn Een halt' uur is genoeg voor mijn metamorphose Dan moet ik u thans laten gaan, geliefde, hetgeen mij thans gemakkelijker valt dan anders, daar ik u spoe dig voor altijd de mijne mag noemen. Nog een oogenblik hield hij haar teeder omsloten, toen liet hij haar gaan. Hij wachtte nog een kwartier, toen trad hij den salon binnen Er werd gezongen, maar toen de baron op den drempel trad, zweeg de zangeres en uitroepen van verbazing klonken Raven tegen Hij glimlachte, keek snel de kamer rond en trad op me vrouw Lovell toe, die met hoogroode wangen en een ge rimpeld voorhoofd, wachtte. Ik verzoek u mij mijne onbeleefdheid te vergeven en tevens te exeuseeren, dat ik niet in avondtoilet ben Voor de betoovering zijner stem verdween hare kwade luim. Het is u vergeven Wanneer zijt gij gekomen? hebt gij reeds gedineerd? Eerst kort geleden ja ik heb gedineerd, dank u. Gij hadt het recht mij wel voor zeer onbeleefd te houden, maar ik zal spoedig in staat zijn, mijn gedrag' volledig te verklaren Gij zijt zeer geheimzinnig. Het geheim zal ik ontsluieren Wat bedoelt gij daarmede, mijnheer de baron Betreft het hier een grap Neen, volstrekt geen grap. Hij zag rond en be merkte Carlingford die naar hem toekwam. Waarschijnlijk zullen wij een of ander dramatisch effect te zien krijgen, spotte Carlingford. Het betreft zeker een of ander lief meisje, waarbij gij den redder hebt gespeeld. Gij hebt niet ver misgeraden Uwe fantasie is niet zeer omvangrijk, maar mannen der daad zijn zelden goede romanschrijvers Dat klinkt nu juist niet als een compliment, maar wij verwachten de beloofde verklaring. Die zult gij hebben, mijnheer Carlingford, zeide de baron kalm terwijl hij een papier uit den zak haalde en openvouwde. Ik ben van daag vroeg naar Londen ge reisd, om dit papier te halen. Hebt gij dat wellicht meer gezien Ware een doode in het leven teruggekeerd, waren de personen die hem omringden in akelige spoken veranderd, Maurits Carlingford zou niet meer hebben kunnen ont stellen dan bij het zien van dit blad papier, dat hem wel licht voor altijd te gronde richten zou Hij werd plotse ling doodsbleek en staarde met een glazigen blik naar het papier. Wat is er toch? riepen de anderen verwonderd. Alleen mevrouw Lovell bewoog zich niet; zij begreep wel wat het was. Raven antwoordde op de vraag. Het is de acte van het huwelijk tusschen Maurits Carlingford en Essy Carr, die in de Rozenvilla woonde en de vrouw was van een zekeren Grandley, welke niemand anders is dan Maurits Carlingford Gedurende het verbaasde stilzwijgen dat op deze ver klaring volgde, ademde Carlingford weder een weinig rui mer, een straal van hoop ging hem door het hoofd. Hij richtte liet hoofd weer op, maar sidderde zoodanig, dat hij zich moest vasthouden aan een stoel. Slot volgt

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1889 | | pagina 2