TWEEDE BLAD UIT INSULINDE. Hoe een baar1) zich aan een indische rijsttafel vermaakte. DE ZILVEREN SCHOTEL. BEHOOBENDE BIJ HAARLEM'S DAGBLAD VAN Maandag 13 Mei 1889. Het was afmattend warm of, zoo - als men zich in 't dagelijksch leven uitdrukt: stikkend heet. De felle tropische zou schitterde in 't mid daguur aan een onbewolkten hemel en schoot hare stralen 'bijna lood recht neder op den bodjongechen weg te Samarang. Wie door zijn werkzaamheden niet naar buiten werd gedreven of voor zaken op kautoo? b:nnen de vier muren moest verblijf houden, kleedde zich in een slaapbroek en kabaai, om dan in een of ander hoekj; der voorgalerij zich neder te werpen in een indi- 6chen wipstoel en vermakelijk te gaan wiegelen als een vogeltje op de takjes der boomoa. Toch zien wij in deze heetste oogenblikken van den indibchen dag een man, wiens kleeding en voor komen bewezen, dat hij tot het ras der titóks behoorde, met groote snel heid zich langs den snikheeten bod jongechen weg voortbewegen, alsof de spoken der Waringinboomen hem achterna zaten. Hij droeg een tasc'ije in de lii.kerhand, terwijl de rechter een reusachtigen zakdoek gevat hield, waarmede de orang poetih3) herhaaldelijk de kolossale zweet druppelen afwischte, die de zonne gloed op zijo breedontwikkeld voorhoofd te voorschijn riep. Een blik, dien hij nu en dan eens wierp op de voorbijgangers, gaf duidelijk te kennen, dat bij de kalmte, waar mede zij in deze hitte liepen, zeer benijdde en daar schout het hem eensklaps te binnen, dat hij eigenlijk dwaas deed zoo hard te loopen, wam bepaald dringende haast had hij n'et. De goede man bracht zijn onmisbareu zakdoek aan 't parelende voorhoofd en matigde eamgssius de snelheid van zijn gaDg. Doch nu vond hij het nog verschrikkelijker, het scheen dat een hoeveelheid ko kende damp hem tegen 't gelaat aansloeg, 't was alsof de zon nog keeter en gloeiender werd. Op zijn aangezicht, in zijn vuurrooden nek, op ziin rug, kortom overal gevoelde hij speldepr.kkeu, 't was hem alaoi hij op een gloeiende straat iiep, in ééo woord üij vond het raadzamer weder den versneldeu pasaao te ne men en voort g ng het to een dol zinnig ho leu Laar de plaats zijner bestemming. «Gskke vent,» bromde een oud- Adjehst. ijder, een echte veteraan, wiens geb/umdo huid bewees, dat hij met de tropische zon kennis had gemaakt, toen hij den lötói zag voor bijsnellen, ehardloopers zijn dood- loopers.» Hoewel deze laatste woo-den op een een gszius luiden toon werden 1) Baar verbasterd van 't maleïsch oraug- baroe: uieaweling. 2) Orang poetih: blanke man, Europe aan, gewone benaming. uitgesproken, hoorde de tóthk ze niet. Hij hoorde niets, zag niets en liep voort, zonder zich in 't minst te bekommeren om wat de menschen van hem zeiden of dachten. Einde lijk hield de hollende Hollander halt; hij had zijn plaats van bestemming bereikt, draaide een groot ijzeren hek open en wendde toen zijn schre den naar een der bijgebouwen van 't hotel, waarin hij reeds gedurende eenige maanden zijn intrek had ge nomen. •'tis een warm tochtje geweest,» mompelde hij, terwijl hij blazend zijn taschje op een rond tafeltje legde en zijn fantasiehoed in een leuningstoel wierp. «Ik moet toch eens zien hoeveel graden 't is,» ging hij voort en met een kreet van ver wondering eu verbaziDg risp hij uit: azes en tachtig graden Fahrenheit in de schaduw! Mon Dieulwateen warmte! Lekker landje!» De tóiók wischte nog eens zijn voorhoofd af en trad toen zijn kamer binnen, waar hij op de tafel een brief zag l'ggeu in dienstformaat, met dit adres Den WelEd. Geb. Heere den Heer F. A. P. Pinksternagel De oraug poetih glimlachte een weinig, toen hij dat verheven WelEd. Geb. las, scheurde 't couvert spoe dig open en las half luid: WelEd. Geb. Heer, het zal ons ten hoogste aangenaam zijn bij gelegenheid van het verjaarfeest van onze oudste dochter Victorine, met Uwe tegenwoordigheid ver eerd te mogen worden. Dienten gevolge verwachten wij U mor gen in den namiddag van 27 Juli ten zes ure op ons buitenverblijf Daroelealam. Ik heb de eer te zijn Hoogachtend Uw dw. dien. Armenius. Samarang 18at/;69. «Victorine», mompelde de orang baroe, terwijl hij zich achter de ooren krabte, «de oudste van het nest met een haviksneus,geen schoon heid, een indisch mopje, maar schat rijk!» De invitatiebrief werd in drieën gevouwen en iu een binnenzak weg gestopt. Nog steeds blazende ging Pinksternagel naar een rek waar hij een iudir-ch pakje te voorschijn haalde. De nauwe hollaudsCbe kleedij werd spoedig afgeworpen en toen onze Hollander na zijn nieuwe verwisseling uit ziju kamer trad, kwam een heerlijk koelije bem tegen. Hij stak een fijne havanna op en een oogenbhk later zat onze held allerbehaaglijkst in een indischen luierstoel met de beeneu lang uit, zoo lui mogelijk. Hij had den merk- waardigen brief medegenomen en ging dien nog eens op zijn gemak doorlezen. Verschillende gedachten kruisten door zijn brem eu van tijd tot tijd vertoonde zich om zijne lippen een glimlach, want dan kwam hein 't beeld van Victorine Armenius voor den geest, van Victorine met den hav ksneus. «Ais ik een zoon der woestijn was,» mompelde Pinksternagol, «zou ik baar moot vinren, maar nu vmü 3) Zoo noemt meu den European in onze Oo3t. Totok: volbloed, van zuivere afkomst, is eeu jaïaansch woord. 4j Verblijf des Vredes, is een arabisch woord. ik haar leelijk, de groote haviks neus ontsiert haar, zij heeft mooie donkerbruine oogen met een zwar ten achtergrond, gitzwart haar, zoo krullend als een Papoeahagel witte tanden, zoo gelijk alsof ze alle op maat zijn gesneden, een sierlijke, slanke taille maar.... een leelijken haviksneus!» En zoo zat onze Hollander door te redeneeren totdat hij zichzelven verveelde en in slaap viel. Wat Pinksternagel in zijn droom zag? Natuurlijk de gestalte van Victorine Armenius met den ha viksneus! Eenige weken geleden had hij met haar kennis gemaakt en geruimen tijd in haar gezelschap verkeerd. Zoowel hare manieren die van een goede opvoeding ge tuigden, als de uitdrukking vau haar lichtbruin gelaat, hadden een goe den indruk op den orang baroe ge maakt, maar ie voorgevel van 't overigens zoo schoone huis had hem afgestooten. Elk ander had Victoria wellieht schoon gevonden vooral omdai aan haar persoon eeu ver bazend fortum was verbonden, doch Pinksternagel was niet zoo iemand en zijn stelregel was «men kan niet twee heeren gelijk dienen, Amor en den Mammon.» Wat Victorine aanging, zij kon 't zich niet ontveinzen, dat de orang poetih op haar een goeden indruk bad gemaakt, zij gevoelde zich tot hem aangetrokkenzij behoorde niet tot die indische jonge dames, weike geen tótöks willen aannemen, doch zich niet lang bedenken, wan neer zoo'n tó:ök haar uitnoodigt in 't bootje te stappen, om samen de levenszee te bevaren. Zij behoorde evenmin tot die mdiache freules, welke door hare coquetteneên zich zelve bannen uit de gedachteuwe- reld van 't jeugdig manvolk en zich alles behalve bemind maken! Victorine p=insde nu op middelen om de kennismaking met Pinkster- nagel te bestendigen en waarlijk bood zien daartoe eeu schoone ge legenheid aan Over een paar dagen zou zij 18 jaar worden en nu kon Pinksternagel zeer goed geïnviteerd worden, zonder dat de wereld eenig vermoeden zou krijgen, want er zou den ook nog andere jongelui komen. Zoo gebeurde 't dan dat Victorine, over 't aanstaande verjaarfeest spre kende, in 't midden bracht, ook den beer Piokstemagel uit te noodigeu. Mama, die haar dochter doorgrondde, had er niets op tegen en papa, die zijn oogappel gaarne een verzoek inwilligde, was er ook voor. Zoo kwam het dat Pinksternagel den brief ontving, waarvan wij den in houd kennen. Toen Pinksternagel ontwaakte was 't reeds laat geworden. Kalm keek hij in 't rond om zich te ver gewissen waar hij zich bevond, toen de vier slagen van eeu wekkertje hem den tijd verkondigden. Vier uur» mompelde hij «fan heb ik nog al den tijd eu terwijl hij de oogea weder sloot, viel hij zachtjes in de armen van Morpheus. Zoo oleef hij een geruimen tijd dut ten, totdat de gestalte vau eeu m- laudschen bed.ende op hem toe liep eu bem wakker schudde met de woorden «toewaul toewandipang gil!» 5) 5) Mijnheer, u wordt geroepen. De tótók opende half zijn oogen en vroeg half droomerig: «apa?» «Toewan dipanggil» herhaalde de djongos. «P a n g g i 1 je zelf maar,» bromd8 Pinksternagel op onver schilligen toon en dutte weder in. «Kaparat» 8),mompelde de Javaan, schudde zijn hoofd eu ging heen. De Hollander was in hooger sferen. Wij willen hieronder niet in bi- zonderheden treden omtrent de wijze, waarop Pinksternagel verder den dag doorbracht, daar zij den lezer toch geen belang zouden inboezemen. Toen 't wekkertje op de slaapkamer elf slagen sloeg, stapte Pinksterna gel in zijn kooi. .Behalve eenige pijnlijke oogenblikken, waarin onze Hollander een hevigen strijd te strij den had met de akelige en venij nige muskieten, bracht hij den nacht in de tropische gewesten vrij rustig door. Toen hij 's morgens ontwaakte was het negen uur. Ontsteld dat 't zoo laat was geworden, sprong hij zijn bed uit en kleedde zich in al lerijl aan. Een ganschen tijd bracht hij met zijn toilet door eu de kleerschuier was nog nimmer zoo dikwerf gebe zigd als op dien dag. Eindelijk was mijnheer Pinksternagel klaar, hij trok zijn glimmende schoenen aan eu defug ais een pauw trad de baar zijn kamer uit om eeu weinig in de voorgalerij uit te blazen. Juist zou hij zich in zijn krossi males ne derwerpen, toen een djongos hem kwam vertellen dat de waktoe ma kan» was aangebroken. «Balk,» antwoordde Piukste.-nagel kortaf, nam zijn strooien hoed en richtte zijne schreden naar de voor galerij van 't hotel, waar eene lange tafel met gerechten op de gasten stond te wachten. «Brrr! wat een leelijko lucnt,» mompelde de Hollander, toen hij de tafel naderde en onwillekeurig dacht hij aau zoo'n tafel, die hem bij de familie Armenius wachtte, «brrr!» herhaalde hij, «een stinkkoik is er nog geurig bij!» Pinksternagel liet dan ook bijna alle gerechten eerbiediglijk passee- ren. Hij at dien middag zeer weinig, doch dronk des te meer rijnwijn, want zijn maag was door d= prik- keiende geuren der indische gerech ten al van stieek voordat hij zich aan de tafel nederzette. Hij benijdde de andere logés, die daar zoo vreed zaam ea rustig zich zaten te ver lustigen «aan de rottende spijzen», zooals Pinksternagel ze noemde. Hij' was dan ook niet weinig verheugd, toen hij tot desinfectie eene geurige sigaar kon opsteken. Na den maai tijd, die voor onze gast natuurlijk zeer spoedig was afgeloopen, begaf hij zich naar den hotelier om tegen zes uur een vigelante te bestellen. Daarop richtte hij zijn schreden naar zijn logeerverblijf, waar hij in de voorgalerij zich ging vermeien in 't lezen van een franecheu roman. Veel merkwaardigs gebeurde er dien middag niet. Pinksternagel zat in zijn lectuur verdiept en scheen ondanks de felle warmte eu de nauwe Wat is er? Hoep. 8) Scheldwoord bisch woord. 9) Luierstoel. 10) 't Etensuur. ongeloovige hollandsche kleedij, waarin hij van top tot teen zat gehuld, van de temporatuur geen last te hebben. Alleen had hij nu en dan veel te lijden van eenig; kwaadaardige mug gen, die hem zelfs overdag niet spaarden en zoo verdiept kon de orang baroe met in zijn lectuur zit ten of hij gevoelde de venijnige ste ken dezer dieren, die zelfs eene zekere mate van beroemdheid hebben ge kregen. Eindelijk liet zich in de verte een dof gerommel hooren. «Dat zal de kast zijn,» mompelde Pinksternagel, ierwijl hij opstond en zich klaar maakte. De wekker stond op vijf minuten voor zes.Het doffe gerommel werd allengs duidelijker en weldra zag de baar de gedaante van een voertuig voor zich verschijnen. Toewan Armenius, villa Daroel ealam! klonk het een weinig later uit den mond van Pinksternagel. Saja! "l antwoordde de koesir (verbastering van koetsier). Een oogenblik daarna werd het portier dichtgeslagen en voort ging het door de stoffige straat naar toe wan Armenius, villa Daroel.alam Wordt vervolgd,.) TJAMPAKA. Haarlem, Mei 1889. B 1 li L N I). Aan ieder der regimen- teu van het leger wordt eeue som van f 100 door het departement van Oorlog uitgekeerd, m aan de man schappen, bij gelegenheid van het aanstaande Koningsfeest, een extra- maal ie doen verstrekken. Van het binnenplein van het Stadhuis te Amsterdam is Woensdag door eenige burgers naar het politiebureau gedragen een 41- jarig man, die, lam zijnde, door het armbestuur vau Arnhem naar Am sterdam scheen gezonden te zijn tot opname iu een of ander gesticht. De mau is echter per Rijnspoor naar Arnhem teruggezonden. Door een looper vande Ontvang- en Betaalkas te Amster dam was in bankpapier verloren een som van f 3100. Een oud vrouwtje vond h.-t geld en bracht het, uit eigen beweging, naar het kantoor, waar zij hoorde, dat d; som vermist was. Voor haar eerlijkheid werd zij met f 200 be- joond. Bij het plaatsen vaneenen nieuwen ketel in de stoumolielabriek «De Reus», te Koog a/d Zaan, ge raakten Woensdag twee der werk lieden bekneld tusschen den muur en den zwaren vooruitsGhuivenden ketel. Den één werd de borstkas geheel ingedrukt, zoodat hij ruim een uur later is bezweken; de ander werd vrij ernstig aau den schouder gewond. Donderdagavond werd te 's Hage een vergadering gehou den van Hotel- eu Restaur atiebe- dienden, in welke vergadering be sloten werd eeu vereamging te stichten, die zich met uitsluiting van elk politiek of god-dienstig karakter, uitsluitend zou wijden aan de bevordering van de lotsverbete ring van vakgeuooten. De positieve beantwoording van 1 Ja mynheer. PHUILLETOfff, Naar het fransck, ANDRE TH EUR! ET. 3) Na zijn terugkeer van ziju bezoek ie Ruvagny bleef Jacques verscheiden dagen Ie Talloires. Twee oi drie maal zag ik bem, op mijne tochijss, rondroeieu op het meer in den om trek van de Madeleine; eens zelfs, bij het vallen van den Lacht, scheen bet mij toe of ik hem zag naakt tot den gordel aau dcu rand van zijo bootje siaaude en een sprong doende in liet meer, wsnrin hij dook. A zoo, dacht ik, zou bij zich waarlijk iu het hoofd hebben gezet om bet zilverweik van d Lesdigu ères op te vis-chen? Op een achterm'ddag ging bij deu vader van Philomène op- zoeken en toen hadden zij het volgende gesprek, dat mij later door Sinnerat zelf werd medegedeeld B.n je daar nog eens? schreeuwde vader Toinoz, d.e bezig was de vaas te Uï'idrlleeien, die wij hem hadden besteld. Nog eens? antwoordde de koetsier leukweg, dat is een verwijt, mijnbeer Toinoz en het is met netjes een jonkman op die wijze te ontvangen, wanneer hij u een goede tijding komt brengen. Welke goede tijding? bromde de graveur; komt gij mij vertellen dat gij hebt opgehouden mijne dochter na te loopen? O neen, dat niet.... Integendeel. Welnudan kunt gij terugk-eren vanwaar gij ge komen zijt. Wacht eens even. Wat hebt gij eeu haast, vader ToinozGij laat den men-chen geen tijd zich te verkla ren... Het nieuws dat ik u breng ls: Wij hebben er beiden belang bij. Wanneer gij een goudmijn hebt ontdekt, dan heb ik eeu zilvermiju gevoLden... Het eenige onderscheid is dat de mijne gemakkelijker te ontginnen is dan de uwe. Op hel woord zilver, had de oude graveur het hoofd opgeheven en zijne oogen glinsterden als die van eeu kat iu een donkeren kelder. Wat zanikt gij daar? vroeg hij op half ongeloo- vigen, haif nieuwsgierigen tooD. Ik zaDik niet... ik ben meester van een schat eu ik zeg uVoor ieder de helft, wanneer gij toestaat dat Philo mijn vrouw wordt. Bewij's mij eerst dat gij geen grappen verkoopt. Niet. is gemakkelijkerWees van avond tusschen elf en twaalf uur bij de Madeleineik zal er ook zijn en ik zal u het bewijs voor oogen leggen. Toinoz zag hem met verbijsterd gelaat aan. Gij zult mij uw schat laten zien? Ik zal er u ten minste een staaltje vau toonen In orde alzoo? Het zij zoo, maar gij weet dat ik een oude snaak ben, dien man geen knollen voor citroenen verkoopt. Stel u gerust, gij zult over uwe wandeling tevre den zijn. Op het bepaalde uur bevond Toinoz zich op weg naar Angon. Het was een heldere nacht. De volle maan bescheen de statige bergen en de spiegelgladde meervlakte. Slechts het gepiep der krekels liet zich hooren en nu en dan sprong een karper uit het meer op of liet een vink zich in het riet der oevers hooren. Op het oogenbhk dat Toinoz den witten muur van de Madeleine te zien kreeg, zag hij plotseling een schim uit een bootje verrijzen, dat aan een rotspunt lag vastgemeerd. Zijt gij het Jacques? mompelde hij onder een ril ling. De goede man had niet veel moed, zelfs niet bij heldere maan. Hier ben ik! baas Toinoz, antwoordde de jonge man luchtig en sprong op den weg. Azeer welNa zult ge, geloof ik, mij zeg den, waarom ik op een uur dat ik anders in mijn bed lig, hier moet ziju. Wat nu? luister: Gij hebt bepaald wel eens hooren spreken van het spook cret houten beenen, dat te middernacht bij de kapel wandelt, wanneer het volle maan is? Gekheid! antwoordde de graveur, angstig het hoofd omdraaiende in de richting van de Madeleine, genoeg daarvan 1Het past niet om over zulke zaken te spre-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1889 | | pagina 5