NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD. 7e Jaargang:. Vrijdag 31 Januari 1890. No. 201.' ABOÏTHIMSSITSFMJS: ADVERTENTIES: STADSNIEUW S. lie Stalboef'. m DEN VREEMDE. DAGBLAD Voor Haarlem per 3 maandenƒ1.20. Franco door liet geheele Rijk, per 3 maanden. -1,65. Afzonderlijke nummers-0-03. Dit blad verschijnt dagelyks, behalve op Zon- en Bureau: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. TcScfooïsnoi^mer EÏ858. van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 cents Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze agenten en door allo boekhandelaren, postkantoren en conrantiers. Dirsotsuran-Uitgovera J. C. f ESBEBOOSï en J. B. AVIS. Hoofdagenten voor het Buiten and: Compagnie Générale de Fublicite Flrangère G. L. I1AVBE Sg Co., JOHN F. JONES, Succ., Parijs Slöss Faubourg Montmartre. Haarlem, 30 Jan. 1890. Blijkens achterstaande advertentie is dr. J.B. Wijnhof! al.ier, wegens zijne over drukke praktijk genoodzaakt zijn werk kring gedeeltelijk in te korten. Ook vooral met het oog op de leden van het Ziekenfonds bevelen wij eene aandachtige lezing van deze advertentie ten zeerste bij de belanghebbenden aan. De heer Leo Keijzer, muziekonder wijzer alhier, gaf Woensdagavond in de bovenzaal der sociëteit Vereeniging" cene uitvoering met een twintigtal zijner leerlingen, van verschillenden leeftijd. Een groot aantal belangstellenden en genoodigden vulde de zaal. De jeugdige executanten speelden over het algemeen vlug en met smaak, zoodat zeer zeker de onderwijzer zich een deel van het aan zijne élèves gebrachte applaus, mag toeëigencn. ^-Aan het einde van den avond viel den heer Keijzer een eigenaardige ver rassing ten deel. Door een zijner oudste leerlingen werd hem namens alle een hartelijk woord van dank toegesproken voor de aangename wijze, waarop hij hun zijn onderricht verstrekteals blijk van erkentelijkheid daarvoor werd hem door een der jongste een sierlijk geschenk aangeboden, waarvoor ieder het zijne had bijgedragen. Hartelijk dankte de heer Keijzer voor deze blijken van genegenheid, die hem zoozeer hadden getroffen en hij drukte de hoop uit dat deze goede verstand houding tusschen meester en leerlingen bevorderlijk zou blijven aan het onder wijs, waarvoor geen moeite en opoffe ring hem ooit te zwaar was gevallen. Onder de talrijke halladen, die uit de ■welversneden pen van den dichter Hof dijk zijn gevloeid, neemt die welker titel wij hierboven plaatsten, een eervolle plaats in. Evenals in do meeste zangen van den grijzen bard, is ook hier historie met fantasie vermengd. In het jaar 1358 had hertog Albert van Beieren het baljuw schap van Kennemerland opgezegd aan een Kabeljauwsch geziaden edelman Jan van Bloemenslein en daarmede een Hoekschen edelman, Reinolt van Brede- Tode, bekleed. B:j den reeds tusschen deze beide ridders bestaanden partijhaat werd ook dus nog eene persooulijke veete ge voegd. Op zekeren dag viel Reinolt met een klein gevolg in oen hinderlaag, hem door Jan van Bloemen steïn en de zijnen gelegd, waarop hij, //wel ziende wat er gaende was, zijn paerd den rui- i men toom en de sporen gaf, niet eerder den arm doorboort en wekt dan in een zijnen vaert stuttende voor dat hij de kerk zeer fraaien solo den stoet op, om ter te Kastrikum bequam, om zijn leven'jacht terug te keeren. door de heiligheit van de kerk te be- i Maar opeens daar makeo de hon- waren, die hem echter niet beschut zoude den alarm. Een vijandelijke ruiterbende j hebben, wijl zijn vervolgers flux der-rijdt hun tegemoet. Zij vluchten naar waerts vlogen om hem van het altacr te Castricum, gejaagd door de kabeljau- rukken en te doodeD, zoo niet dewen, en de kerk in. De klok klept het kastrikummers tot hunnen eeuwigen lof, om dien gruweldaed te weeren, de wa penen kloek ter hand gegrepen en, op de kabbeljauwsche invallende, hen kloek- moedigh op de vlugt gedreven en ver strooid hadden met behoudenis van hun nen nieuwen Baljuw." Zoo zegt de geschiedschrijver. De stalboef, dien de dichter in deze noodsein, bom, bara, bom bam. En na een koor, waarin liet klokgelui wederom uiterst fraai is aangebracht, komt een solo van Reynout, afgewisseld met koor. De deur wordt versperd. Daar hooren de belegerden dat er hulp nadert en hunne vervolgers worden aangevallen. wDat dank ik, die de wapenklok, zoo juist en wel ter snede trokroept Rey- gebeurtenis heeft gebracht, is derhalvenout. «Laat schouwen wie het is! geheel eene mythe maar de wijze j De stalboef is 't, die het gevaar ken- waarop hij in het leven werd geroepen,j nende, naar Castricum is gerend en do is zóo dramatisch-8choon dat men haastnoodklok heeft geluid. Ziju rechterarm betreuren moet, dat hij geen wezen vanhangt hem bebloed en stijf langs het vleesch en bloed is geweest. De ballade zwoegende lichaam, zijn linker trekt de toch is geschreven met den sierlijken zwier, die Hofdijks talent kenmerkt en het behoeft ons niet te verwonderen,dat een onzer haarlemsche musici aanleiding gevonden heeft, de fraaie verzen op mu ziek te brengen. Het is, zooals wij reeds berichtten, de heer N. H. Andriessen, directeur van //Crescendo", die dezen arbeid heeft on dernomen en voltooid. En nu het nieuwe toonwerk spoedig ten gekoore zal wor den gebracht, zal het wellicht velen in teresseeren, iets meer èn van het gedicht èn van de compositie te vernemen. Er komen in het werk drie solopar tijen voor, die van Reinout (bariton), zijn gemalin Joanna (sopraan) en de stalboef, koord, In een fraaie solo uit Reyr.out zijn spijt over ziju haastigen achterdocht en vrouwe Joanna schiet het oog vol tranen bij het zien van de zelfopoffering van den jongen. Een zangerige solo van den stalboef vertolkt zijne dankbaarheid voor haar medelijden. Maar nu is het voor de belegerden tijd om een uitval te doen en do kabel jauwen te helpen verdrijven en in een donderend unisono van het koor klinkt het: //Dien wakkeren dorpers bij!" Een woedend gevecht volgt, weerge geven in een koor vol kracht en krijgs- gedruiseh-nabootsend rumoer. En als //Stalknecht" zouden wij thans zeggen, de troep overwinnend weerkeert, virlt (tenor). j Reynout met zijn mannen den stalboef Na een korte inleiding vangt het koor dood en vrouwe Joanna met oogen rood van 't weeDen, bij hem neergeknield. Treffend is hier de tegenstelling van den droeven dood des braven jongelings met den woesten strijd van zooeven, in een slotkoor uitgedrukt. Een zangerige melodie, met effectmakende pauzen en eheel pianissimo gehouden, beweent zijn iiau. Reinout wil zijn stalboef straffen,1 omdat deze zich verslapen heeft, maar vrouwe Joanna weet hem te bewegen den knaap te vergeven, zij het ook met tegenzin. Hier komen natuurlijk solo's voor sopraan en bariton. Daarop gaat men ter jacht, een frisch, opgewekt koor doorwerkt met hoorn- j sterven, geschal. De stalboef uit zijn dankbaar heid aan vrouwe Joanna in een zegen bede. Men 13 midden in de jacht, als de stalboef haar komt waarschuwen, dat de Wij voor ons meenen, dat er in het nieuwe werk van den heer Andriessen vele fraaie momenten zijn. Wanneer op de uitvoering het koor zijn goeden naam grauwmuts (de kabeljauw) in het duin handhaaft en de solisten gunstig gedis is. Hier heeft de componist een zeerponeerd zijn, dan zal ongetwijfeld de fraai duet van gemaakt. j nieuwe compositie ook bij het publiek Joanna geeft het onraadsignaal, datveel succes behalen, weder goed door het koor is heenge vlochten. Reynout komt toesnellen, maar gelooft niet aan onraad. Een tweede duet, van sopraan en bariton, volgt. Ein delijk geeft hij toe en zij rijden naftr Castiicum enzien daar in de verte den stalboef te paard vluchten, Reynout, werkman te Hairlem, beschuldigd dat verwoed, schiet hem een pijl na die hem hij den 5den dezer in de woniog van Arrosi(th»enteats-Kecht^H<ik te haarlem, Zitting van Donderdag 30 Januari 1890. Terecht staat J. v. d. G., 23 jaar, j zyn vader, uit een gesloten kistje, va3t- zittende in een gesloten grootere kist, heeft weggenomen, door verbreking of verwringing der sloteD, een gouden re montoirhorloge met ketting en een zakje, bevattende circa 75, toebehoorende aan zijn vader. Beklaagde bevindt zich in voorloopige hechtenis en wordt, dientengevolge rechts kundig bijgestaan. Toegevoegd verdedi ger ia mr. H. Tuijmelaar. Herhaaldelijk had zijn vader hem geld gegeven om hem op den goeden weg te houden maar voortdurend gedroeg hij zich slecht. Overigens bekent beklaagde het feit waarvoor hij terecht staat. M. J. Nopol, koopman alhier, heeft het horloge van bekl. gekocht en er f 25 voor gegeven. Twee jaar gevangenisstraf i3 de eisch. De verdediger acht de straf te zwaar en roept de clementie der rechtbank in. Pleiter meent, dat de diefstal het gevolg is geweest van bekl's toorn over huise lijke onaangenaamheden met zijn vader en broeder. Uitspraak over 8 dagen. Vervolgens staat dezelfde beklaagde weer terecht, in vereoniging met van L., omdat zij Evert v. d. G., broeder van den eersten bekl. in den nacht van 25 op 26 Dcc. zwaar hebben mishandeld en twee wonden met een mes toegebracht. Ge tuige E. v. d. G. wordt niet onder eede gehoord, daar zijn broeder daartegen be zwaar maakt. Beklaagden beweren geene wonden te hebben toegebracht. Van L. was bij E. v. d. G. in de kost geweest, maar door dezen was hem het kosthuis opgezegd. Ook de vrouw wordt op verzoek van bekl. niet onder eede gehoord. Het dienst meisje dat onder eede wordt gehoord, heeft in den jaszak van J. v. d. G. een soort van beitel gevonden, terwijl zijne kleederen met bloed warer» bevlekt. wDat kwam omdat mijn broer mij in de wor steling tegen den muur had gegooid, zoo dat ik aan het voorhoofd bloedde," zegt beklaagde. Het meisje heeft hem echter hooren zeggen: wwat heb ik Evert toegetakeld 1 Maar het is nog niet genoeg. Zijn kop is er half af, hij moet er heel at!" De eisch luidt voor v. d. G. 1 jaar gev. en voor van L. 6 m. gev. Uitspraak over 8 dagen. M. H., huisvr. van T. de B. te Haar lemmermeer heeft den Uden Dec. S. B. met een knuppel geslagen en hem in het gelaat gekrabd, zoodat hij ten bloede werd verwond. Bekl. kent den stok niet en heeft niet geslagen. Maar getuigen verklaren dat ze wel degelijk heeft geslagen. Een der getuigen heeft haar hooren zeggen//daar komt hij aan, ik zal hem tot snert slaan." Eene vrouwelijke getuige verklaart geheel anders als de andere getuigen. De president maant haar tot voorzich tigheid aan. Zij zegt, dat de vrouw wel gekrabd, maar niet geslagen heeft. De eisch is 2 maanden gevangenis straf. Uitspraak over 8 dagen. Inghare zitting van heden veroordeelde de arrondissements-rechtbank alhier den recidivist B. (diefstal van jassen uit den gang) ten huize van mevr. S. en den heer M. B. alhier, tot 18 maanden ge vangenisstraf. Men meldt ons uit Sloten Onder leiding van mevrouw Bode is alhier eene damesvereeniging opgericht zich ten doel stellende, jaarlijks eene verloting te houden van kleedingstukken eb de opbrengst aan te wenden ten bate der algemeene armen. De beido tollen aan den Sloterstraat- weg, staande onder een bizonder bestuur, brachten Woensdag in d9 jaarlijksche verpachting op ƒ1300 en 1075. Rechtszaken. Met bevelschrift der arrondissements rechtbank te Middelburg vau dei; 27sten dezer is naar de openbare terechtzitting dier rechtbank verwezen de zaak tegen C. S., oud 28 jaar, spoorwegwerker, ge boren en wonende te 's Heer Arends- kerke, thans in hechtenis, ter zake dat hij op 1 Januari jl., des namiddags te ruim 5 uren, op den 's Heer Hendriks- kinderendijk, onder de gemeente Goes, in de nabijheid der woning van de wed. Timmermans, heeft gepoogd Helene van Schaik opzettelijk van het leven te berooven, althans haar opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door haar aldaar bij de keel to grijpen, op haar te haan zitten, en onder het uiten der woordenwik zal je ver moorden, sterven zal je," haar mot een mes hevige verwondingen aan het hoofd toe te brengen, in de uitoefening waar van hij is verhinderd geworden door de komst van Cornelis Louisse en Marinus Rouw, die hem aangrepen en het mes ontweldigden. Aan den beklaagde is ambtshalve als verdediger toegevoegd inr. C. Lucasse, advocaat aldaar. De rechtbank te Amsterdam, 4de kamer, veroordeelde Dinsdag den Duit schor Frans Lambert Johan Larink, wegens het maken van valsche wissels, waarop valschelijk eene acceptatie van de firma Lippmann Rosenthal Co. stond, tot twee jaren gevangenisstraf. FEUILLETON. Naar liet engelscli van EDNA LYALL, 24) HOOFDSTUK IX. Zij was echter van geheel andere gevoelens haar trots zag zich op dat oogenblik vobtrekt niet beleedigdde kamers waren klein maar gezellig om het overige bekommerde zij zich niet. Zij liet dien avond haar bagage Dog onaangeroerd staan en deed al baar best om Gaspard wat op te vroolijken, zijn blik verhel derde ten laatste en zijne gelaatstrekken ontspanden zich, want onder den vereenigden invloed van een vroolijk vuurtje, van een geurig kop koffie en van Espérance's vroolijk gesnap, kwam Gas pard tot de overtuiging, dat het le Pentonville toch nog niet zoo slecht wonen was. Gaspard liet geen tijd veiloren gaan en reeds den volgenden dag ging h\j uit om werk te zoeken. Ilij had niet veel hoop op een goeden uitslag, dat is waar, maar hij was vastbesloten om al zijne krachten in te spannen. lederen dag keerde hij echter huis waarts, vermoeid en teleurgesteld, daar hij geen betrekking had kunnen vinden. Zijn weinige kennis van de engolsche taal was hem zeer hin derlijk en daarom ging hij zich op de studie daarvan toeleggen* Ook Espérance wijdde zich iederon dag een paar uur aan dezelfde studie en tegen het einde van April was zij in staat om met be hulp van de dictionnaire de meeste engelsche boeken te lezen, die de hospita haar kon verschaffen. Zij waren echter niet zter boeiend z/het boek der martelaren" van Fox, //de Pelgrimsreize" en eenige nummers van het //Magazijn voor Jeugdigen;" dat was dan ook zoowat alles. Zij verschaften haar echter afleiding. Zij zagen echter een treurigen tijd tegemoot, want toen er eenige weken verloopen waren en Gaspard nog steeds geen werk kon vinden, begon hun kapitaaltje sterk te verminderen. Gaspard mankte zich zeer ongerust over het stilzwijgen van Lemercier; hij verwachtte van hem de toezending van het geld dat deze hem zou sturen, maar ofschoon hg reeds had geschreven en Lemercier had ge vraagd, wat of de reden van dit langdurig uitstel was, had hij nog geen antwoord ontvangen. Eindelijk kwam er op zekeren morgen in het begin van Mei een brief en Gaspard herkende aan het adres dadelijk het zwierige schrift van Lemercier. De inhoud luidde als volgt: //Waarde de Mabiilon," het spijt mij zeer, dat gij u ongerust maaktet, omdat ik niet eerder heb geschreven, m;iar het geluk van mijn vaderland vorderde al mijn tijd, om die reden zult gij mij dan ook mijn verzuim wel vergeven. Wat betreft het geld, dat ik u zou sturen, doet het mij leed u te moeten melden, dat de maatschappij failliet is. Wij zouden natuurlijk in dezen tijd van onlusten en algemeenen opstand niets anders hebben kunnen verwachten. Ik vrees, dat dit verlies u juist in deze dagen dubbel zal treffen, maar ik hoop niet, dat het grootste gedeelte van uw kapitaal bij deze zaak zal betrokken zijn. Meld mij dit zoo spoedig mogelijk en denk er eens goed over na of het niet beter zou zijn, dat gij naar Frankrijk terugkeerdet, waar vrij zeker zeer spoedig de ware vrijheid, gelijkheid en broederschap zullen heerschen. Breng mijne vriendelijke groeten over aan uwe zuster en ik verblijf enz. enz. Lemercier. Gaspard werd bleek onder het lezen, en daar Espérance dit zag, vermoedde zij iets kwaads en vroeg zij hem angstig: //Is er iets met mijnheer Lemercier gebeurd vertel het mij toch." Gaspard sloeg beschermend zijn arm om haar heen, en hij ant woordde: //Mijnheer Lemercier is zelf gezond en wel, lief kind, maar hij heeft mij slecht nieuws bericht. Wy hebben geld verlo ren, en daardoor zijn wij nu arm vreeselijk arm." De kwellingen schenen nooit te eindigen. Espérance sprak geen woord, maar een bittere, smartelijke trek lag op haar gelaat, ter wijl Gaspard haar een zucht hoorde slaken. Juist die stille smart sneed hem door de ziel. Hij wendde zich plotseling van haar af en leunde met zijn elleboog op den schoorsteenmantel, terwijl hij moeite had om zijne gewaarwordingen te bedwingen. Espérance verweet zich weer hare zelfzucht, zoodat zij haar gewonen rol van troosteres giDg vervullen. z/Lieve broeder, wees niet zoo wanhopig," zeide zij, terwijl zij

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1890 | | pagina 1