r Uit het boorden. toestand noch treurig, noch. rooskleurig is, bedraagt thans 360; maar vergeten mag niet worden, dat de bond slechts een groot jaar bestaat. Eene hernieuwde poging tot het wek ken van belangstelling zal gedaan wor den, en wel in den vorm van de vol gende circulaire aan de leerlingen te zenden van burgerscholen en gymnasia. „Aan Neêrlands Jongelingschap! „Nederland nadert met rassche schre den het belangrijk oogenblik der leger- hervorming. "De grondslagen, waarop zich in de naaste toekomst ons krijgswezen zal ontwikkelen, zijn de grondzuilen tevens van oas zelfstandig volksbestaan. Maar welke waarde zij ook hebben mogen, zij zullen waardeloos zijn, wanneer de legerwettendie tot stand komendo bezieling derven van den volkgeest wanneer het jonge Nederland ontrouw wordt aan de traditie der helden, die streden op Haarlems wallen, bij Nieuw- poorts duin, in de velden van Waterloo. Wanhopen moeten wij aan onze toekomst, die ook de uwe is, als de zonen der meergegoeden voortgaan op den weg der schande, waar zij hun eerstgeboorterecht tot voorgaan in den strijd voor de vrijheid van staat en geweten verkoopen, erger, waar zij dat hooge recht als een last overdragen aan den minstvragende, als zij hun lijfsbe houd koopen van den behoeftigen broeder. „De plaatsvervanging, die dat toelaat, is een nationale zonde; eene bron van de zwakheid onzer weerkrachteen voedsel van rechtmatigen wrevel; eene oorzaak van maatschappelijk gevaar. Do bestendiging der plaatsvervanging zou een teeken zijn van de lafheid en de zelfzucht der regeerende klassen. „Dat ook hebben wij begrepen. „Treedt daarom met ons in verbond tot het vervallen van een der heiligste plichten, die wij aan het vaderland ver schuldigd zijn. „Sluit u aan bij den Dienstplichtbond. De tijd tot spreken is voorbij. Het uur van handelen is gekomen. Spoedig zal ook dat uur verstreken zijn. „Laat ons daarom als zonen van het zelfde vaderland de handen gemeenschap pelijk ineenslaan. „Moeilijke dagen dreigen de naaste toekomst van Oranje en Nederland. „Begeerig uaar den vrede, moeten wij gereed blijven tot don stryd. „Dat ela thans zij oen plicht ver vuile, „Voor zijne toekomst rekent het va derland op ons. „Ook op u!" De voorzitter bedankte den ijverigen secretaris, aan wiens bemoeiingen voor een groot deel de vorderingen, dien de bond gemaakt heeft, zijn te danken, waarmede de vergadering luide instemde. Door den voorzitter werd met nadruk er op gewezen, dat de amsterdamache leden van den bond voor zoover zij in de termen vielen hink hunne plicht hebben betracht, door zei ven te te gaan dieneo. Tot leden van het hoofdbestuur wer den gekozen d© hoeren Groeneveld, Hoekstra, Van Tylingen en J. J. Ver meulen. Bij de aanvaarding zijner be noeming sprak de heer Groeneveld den wensch uit, dat het den bond gegeven mocht zijn er toe mede te werken dat het daarheen geleid worde, dat Z. M. de Koning nog op het laatst van zijn leven ons verlosse van eene wet, die toelaat dat men met een handvol geld zich onttrekken kan aan den eerster plicht van eiken Nederlander, de verde diging van zijn Vaderland. Bij motie werd den aftredenden senre- caris, den heer De Savornin Lohman, dank gebracht voor den loffelijken ijver, dien hij in zijne functie zich voor de goede zaak getroost heeft. Nadat de leden van den Bond het „Wilhelmus" staande hadden gezongen, ging de vergadering uiteen. Tot secretaris der gemeente Zaandijk is, in plaats van wijlen den lieer A. Smit, benoemd de heer J. Vree- denduin Pz. Maandagnamiddag ten 2 ure stond het le bataljon 4e reg. infanterie, te Delft in garnizoen, onder commando van den kapitein A. Jongquiere, op de markt in orde van parade geschaard. Door den majoor-garnizoens-commandant F. J. Meyer, verzegeld van den oud minister van Oorlog, den gepensioneer den generaal-majoor A. W. P. Weitzel en diens zoon den lsten luitenant der infanterie J. P. Weitzel werd inspectie gemaakt, en na afloop daarvan door het bataljon carré geformeerd. Door den garnizoens-commandaut werd met eemge toepasselijke woorden herin nerd hoe een koninklijk besluit had be paald dat bij afzonderlijke dagorder zoo wel hier te lande als in Ned. Indië eervol zal worden vermeld de 1ste luite nant J. P. Weitzel wegens diens gehou den gedrag bij het gevecht te Segil (Atjeh) 1888, waarna hij den begiftigde het eereteeken, het expeditie-kruis met kroon, op de borst hechtte. In zijne toespraak tot den troep stelde hij den luitenant Weitzel ten voorbeeld, wanneer ooit ook voor het Ned. leger de dag mocht aaabreken, daadwerkelijk op te treden. Deze woorden werden met een Leve de Koning! Leve het Vaderland! besloten. Nadat nog voor den eervol vermelden oflicier was gedefileerd, werd de troep, voorafgegaan door de stafmuziek van het regiment, expresselij k uit Leiden over gekomen ter opluistering der plechtig heid, weder naar de kazerne teruggeleid. Ter aanvulling van het bovenstaande kunnen wij nog mededeelen dat de lsten luitenant J. P. Weizei, voor 5 jaren is gedetacheerd geweest bij het Ned. Indi sche leger en dat deze detacheering at- geloopen zijnde, hij onlangs weder in het vaderland teruggekeerd en ingedeeld is bij het 1ste bataljon 4e regiment infan terie. Zijn vader, de gep. generaal-majoor, was vroeger ook oflicier van het Ned. leger en is destijds ook voor 5 jaren bij het Ned. Indische leger gedetacheerd ge weest. Hij verwierf daar het ridderkruis der Militaire Willemsorde 4e klasse. {Delftsche Ct.) Bloedige broedertioist. In een pand aan den Hoogen Boezem te Rotterdam leven moeder en de twee broeders De J. samen. Vele malen ontstond reeds oneenigheid tusschen beide broeders. Zoo ook Zondagavond, toen zij om een kleinigheid hevige ruzie kregen, welke zoo hoog liep, dat de eene broeder den ander met een mes ernstig en tot bloe dens toe verwondde. De gewonde snelde terstond de woning uit en de straat op, waar hij, na eenige schreden gedaan te hebben, schier be wusteloos neerzeeg. Door inmiddels toe geschoten voorbijgangers werd de onge lukkige eerst naar zijn woning en van daar naar het ziekenhuis gebracht. Daar bleek dat het mes, waarmede de dader het misdrijf pleegde, hem tot in de rechterlong was doorgedrongen. Zyn toestand was geenszins zonder gevaar, maar Maandag bestond er toch nog hoop op het behoud van zijn leven. De dader, die 37 jaren telt, is in ar rest genomen. Het slachtoffer van den twist is 34 jaar oud. Zondagavond had te Gestel nabij Eindhoven ten huize van v. d. B. eene hevige ontploffing plaat3 in de kachel, die daardoor uiteensprong en als vernietigd werd. Ramen, deuren, kasten, alles in de kamer werd verbrijzeld. Een groot gat werd in het plafond en verscheidene gaten in het dak, zoo dat vele pannen werden verbrijzeld en verschoven. Gelukkig was v. d. B. j (vrouw en kinderen waren naar de i kerk) alléén in de kamer. Bewusteloos, met vele wonden in aangezicht en han den was door do ontstelde buren de reeds bran dende kamer uitgedragen. Men herinnert zich waar- schijnlijk het bericht ©ver de wonder lijke vondst van een gouden dames remontoir in een postpakket, van Helle- voetsluis verzonden naar Warga, in der politie licht is opgegaan in deze duisternis. In het kort komt de zaak hierop neder, dat er, door do drukte waarschijnlijk, postpakketteu zijn open gegaan, en dat een postbeambte het ge vallen uurwerk in hot pakket voor War ga pakte. Na veel moeite kwam men tot de ontdekking, dat de afzender van het] horloge een uurwerkmaker uit Rot terdam was, wien zijn eigendom is terug gegeven. Met Vastenavond wordt te Boksmeer het löOjarig bestaan gevierd van de vereeniging „De Metworst". De naam dier instelling heeft zijn ontstaan te danken aan eene uitdeeling van bier, brood en eene metworst van buitenge wone lengte, die jaarlijks plaats heeft als belooning voor het redden door de boksmeersche jongens van de freule van een naburig landgoed, die in het begin der vorige eeuw te water geraakt was en zonder hunne hulp zeker verdronken zou zija. Er zal o. a. een prachtige optocht ge houden worden. Men meldt ons: De gewichtige avond naderde de avond waarop de dilettantenclnb te Ap pelscha hare rhetorische gaven wederom ten beste zou geven voor het publiek. Hoog waren de verwachtingen gespan nen, want men kende het gezelschap en wist dat het een buitengemeen mooi stuk was, dat gespeeld zou worden. Al les was behoorlijk voorbereid, en de rol len waren verdeeld op eene wijze en met een oordeel, als de beste regisseur van den grootsten schouwburg het niet beter zou hebben kunnen doen. O. a kwam er ook een soldaat op het tooneei Voor die rol was een aangewezen man. Douwe was eerst kort geleden uit dienst gekomen, en niet alleen dat hij de sol datenmanieren door en door kende,maar bovendien was hij in het bezit van een mouwvest en eene politiemuts. Het kon niet beter! Toch was er een leelijk bezwaar. Douwe moest een erg knappe soldaat zijn, vrij van sterken drank, en op grond van vroegere ervaringen, was men op dat punt niet erg gerust. Het was een las tig geval. Eene verkeerd weergegeven rol zou het geheele stuk bederven. Nu ja, er wat. wel een andere soldaat te vinden, maar geen echte, met een we zenlijk mouvest en eene heusche politie muts. Eene buitengewone vergadering der rederijkerskamer werd belegd, en het slot van de geschiedenis was, dat aan Douwe de hem toegedachte rol weder ontnomen werd, doch tevens besloten werd zijn mouvest en politiemuts te ge bruiken. De lang verbeide avond is eindelijk daar. De zaal der dorpsherberg is goed bezet, en weldra zijn allen ouder den indruk van het schoone spel, vooral ook van den krijgshaftigen zoon van Mars. Maar juist als deze aan eene zijner mooi ste passages is gekomen, klinkt het plot seling: „Hier mijn mouwvest en mijne politiemuts. Als ik niet mee mag doen, zal je je ook niet met mijn spullen op pronken!" Het was Douwe, die zijn eigendom opeischte. Te vergeefs tracht men hem tot andere gedachten te bren gen, door hem er op te wijzen, dat het succes van den geheelen avond op h t spel staat. Het geheele stuk staat of valt met den soldaat, en wat is nu een sol daat zonder mouwvest? Het baat niets. Douwe blijft er bij. Hij eischte zijne kleedingstukken onmiddellijk terug, bij gebrek aan een zwaard, neemt hij zijn mes om aan zijn eisch kracht bij te zet ten. Eerst als het gelukt hem dit te ont- wringen, snelt hij woedend de zaal uit, j en het gestoorde stuk speelt verder. Nu erg zenuwachtig zijn wehierniet. hij ter neer gestort en werd D(j noa*en bebben niet ee]1s gegild, de mannen zijn kalm hunne pijp blijven geladen was, kan hij niet vermoeden, en dat vermoedde de politie evenmin. Van daar, dat deze thans den wakkeren Douwe voorgoed verwijderde, en nog proces verbaal op den koop toe tegen hem op maakte. Zoo zegevierde de kunst over het ruw geweld. Het mouwvest en de politiemuts bleven den avond opluisteren, en Douwe krijgt waarschijnlijk ten slotte nog 8 da gen vry logies te Heerenveen. Dit al thans is het voorstel van den officier van justitie. (Ar. R. C.) Een drama op zee. Op een der booten van de Maatschappij „Ne derland" werd gedurende een reis naar het vaderland het volgende drama af gespeeld Onder de terugkeerende koloniale troe pen bevond zich een soldaat, die onder verdenking stond in Indië een kameraad te hebben vergiftigd, doch waarvoor het bewijs nooit geleverd was. Hetzij tengevolge der op hem rustende onware verdenking, hetzij uit wroeging, de man maalde en in zijn ijlhoofdigheid gaf hij steeds de vei'zekering onschuldig te zijn aan den dood van zijn kameraad. De ongelukkige deed echter niemand kwaad en liep op het schip rond, terwijl de dokter hem onder behandeling en toe zicht had. Op een goeden dag echter was hij in de kaartcnkamer van den kapitein bezig een revolver te probeeren, die gelukkig niet geladen was. Toen de kapitein binnen kwam, hem het pistool afhandig maakte en er he» op wees, dat hij niet ïn de kamer mocht komen, veel minder de voorwerpen aan raken, vroeg de ongelukkige, of de ka pitein geen patroontjes had voor de re volver. De dokter kwam juist binnen en de kapitein wees op zijn voorhoofd, ten be wijze dat het niet pluis met hem was. Of da waanzinnige begreep, dat men hem onder strenger opzicht zou stellen, moeilijk uit te maken, doch eer de ka pitein en de dokter er aan dachten, vloo^, de ongelukkige de kaarcenkamer uit en sprong over boord. De dokter riep on middellijk: „een man over boord!" de machine stopte, de reddingsmiddelen wer den in dienst gesteld, doch vergeefs, hij was in den onmetelijken Oceaan verdwe nen. Wie weet, wat deze ongelukkig© krankzinnige geleden heeft, voor hij de zen laatsten sprong waagde; hetzij dat wroeging over de daad, of smart over de valsche beschuldiging hem zinneloos maakte. VIII. „Eu meent gij nu werkelijk, dat door dien brief in Haarlem's Dagblad, de directie der H. IJ. S. M. er toe zal over gaan het tegenwoordige controlestelsel eenigszins te veranderen? Neen, mijn waarde Warder, ge zijt te optimistisch aldus begon mijn vriend Hart, toen hij mijn laatsten brief „Uit het Noorden" gelezen had, en onmiddellijk liet hij er op volgen „Ik wou, dat ik rijk was!" „Zulke gekken zijn er meer!" luidde mijn banaal antwoord op zijn even banaal gezegde. „Jawel, maar ik zal het je uitleggen, waarom ik ia dit geval juist wensch rijk te zijn"en hij legde het eene been over het andere, hetgeen voor mij een zeker teeken was, dat hij heel wat te vertellen had, waarbij hij nimmer ge stoord wilde worden. En hij vervolgde: „Weet gij, wat ik doen zou Ik zou allereerst van den „Staat" gerechtelijk vrijen toegang tot de po3twaggons eischen. In eiken postwaggon „Maarval mij niet in de rede reis meer! „Als ik geld genoeg over had, ging ik naar Amsterdam, zocht de vuilste, meest havelooze lui bij elkander, die er te vinden waren, kocht voor hen allen perronkaartjes en bracht hen in de ,1ste klasse wachtkamer. Een perronkaarije geeft immers toegang tot perrons en wachtkamers en toch betaalt hy, die schamel gekleed, om een stuk brood te verdienen, zijn penningske offert, evenveel als hij, die door zijn rang of zijn rijk dom toegang verkrijgt tot de zooveel meer comfort aanbiedende 1ste en 2de klasse wachtkamers. Mag een gegoede, een millionnair, een aristocraat meer voorrechten hebben dan d3 burger, dan de werkman, dan de proletariër, indien de laatsten eveneeal butalea als de eer sten? Neen, duizendmaal neenGe zoudt eens zien, welk een storm van veront waardiging er zou opsteken, indien ik met mijne gehuurde trawanten ons op de zachte kussens neervlijdenGe zoudt eens zien hoe spoedig de prijs der per ronkaartjes voor lste en 2de klasse pas sagiers werd verhoogd of hetgeen veel beter was, hoe ras het hatelijke perronkaartenstelsel werd opgedoekt! En waartoe dient nu dit stelsel? Tol betere controle? Als dat waar is, dan heeft de H. IJ. S. M. nimmer zoo gefaald, als hierin. Vroeger toch werd er wel eens fraude gepleegd. Doch door wie? Door de beambten, in casu de conducteurs, die wisten, dat, indien zij betrapt werden, zij onmiddellijk alles verloreD, wat zij bezaten: hunno betrekking. Gelooft ge nu, dat dig beambten voor eene kleinig heid hun tegenwoordig bestaan en hunne toekomst op het spel zetten En de rei zigers konden slechts bedrog plegen in vereeniging met de conducteurs, ergo: het kwaad scheen grooter dan het was. Zul len nu de salarissen der controleurs op wegen tegen het bedrag, dat vroeger der Maatschappij op bedrieglijke wijze werd onthouden? Ik betwijfel het. Neen, laat dan de H. IJ. S. M. den conducteurs zooveel salaris gegeven, dat zij nimmer het: „Leid ons niet in verzoekingbehoe ven te smeeken, laat de Maatschappij bouwen op de eerlijkheid van flink ge salarieerde beambten en deze en geae en de reizigers zullen gebaat worden. Zoo als het nu is, kunnen de reizigers veel beter bedrog plegen dan vroeger. Stel b.v.gij hebt familie of vrienden te Alk maar en te Amsterdam en zult van eerst genoemde plaats naar laatstgenoemde reizen. Welnu, gij koopt te Alkmaar een perronkaartje, stapt op het perron, vervolgens in den trein eB reist naar Amsterdam. Daar wacht u een vriend, die twee perronkaartjes gekocht heeft. Hij geeft u er een, behoudt het andere voor zich zelf en aldus zijt gij ODgestraft voor cent van Alkmaar naar Amster dam gereisd. Maar, zeg6 ge, een der beide kaartjes is dan toch niet „geknipt." Welnu, dat heet ge onachtzaamheid van den controleur. Maakt hij aanmer king, gij ook, en het gevolg is dat de arme drommel een kwartje boete krijgt, omdat hij? niet behoorlijk alle perron- kaartjes heeft geviseerd. En wordt men al eens „gesnapt," wat ik nagenoeg tot do onmogelijkheden reken, a la bonheur, men betaalt ƒ1.50 boete! Wat beteekent dat, indien men het missen kan en al eenige keeren voor niets ge reisd heeft?" Mijn vriend zweeg, en ik. zweeg van verbazing. Zou Hart gelijk hebben Oordeel zelf, lezer! In mijn vorigen brief heb ik eene profe tie gedaan, die, toen zij in druk was ver schenen, geen profetie meer mocht heeten. De H. IJ. S. had toon namelijk al af wijzend beschikt over het verzoek tus schen Helder en Amsterdam sneltreinen rooken. Nu de oorzaak van het rumoer j brieven kan werpen, en nu eiseht de verdwenen is, gaat alles zijn gang weer. j spoorwegmaatschappij eene belasting van Maar jawelEensklaps, op een oogen- cent, telkenmale wanneer men van blik dat het volstrekt niet te pas komi,dat door den Staat gegeven recht ge- verdwijnt de nagemaakte krijgsman metjbruik wil maken. Is dat billijk, is dat een forschen sprong achter de coulissen, j volgens contract tusschen de H. IJ. is een bus aangebracht, waarin men de te laten loopen. Daar bij het schrijven i yan brief van deze beschikking nog Friesland, welk horloge er niet door deAan het andere einde der zaal toch heeft S. M. den Staat? Ik geloof, dat, afzendster was ingepakt. Men verneemthij zijn echten collega ontdekt, doch nu j indien ik het wagen wiide, het proces thans, dat door de ijverige nasporingen met een geweer gewapend. Dat dit on-winnen zou niets bekend was en do Radactie van Haarlem's Dagblad door gebrek aan plaats ruimte mijn brief eenige dagen moe9t laten liggen, zal mijne te lat® voorspel ling mij voorzeker wel niet euvel ge duid worden. H. C. WARDER. Als antwoord op dezen brief, zond Gaspard haar eene kleine iransche uitgave van de eDgelsche kerkdiensten, en zij was zoo getroffen door zijne bezorgdheid voor haar en zij wilde zoo gaarne haar best doen, dat zij alles in het werk stelde, om zich zooveel mogelijk te verbeteren. Up een helderen zonnigen morgen, in het laatst van September, zat Espérance in de ongemakkelijke eikenhouten bank en zij deed haar uiterste best om al hare aandacht te wijden aan de psalmen terwijl zij haar franschen bijbel had opengeslagen om het voor lezen van den tekst te kunnen volgen, toen het gerucht van stem men hare nieuwsgierigheid opwekte. De personen, die met elkaar spraken, waren ongetwijfeld dicht achter haar, want zij verstond het volgende gesprek, op gedempten toon gevoerd Het is niet veroorloofd, mijnheer, om gedurende de godsdienst oefening te schilderen." „Wat, op deze plaats niet? Op welke wijze kan ik hier de godsdienstoefening storen?" antwoordde de tweede stem. „Dat weet ik niet, mijnheer," antwoordde de eerste stem, „maar het is tegen het reglement; gij moet dadelijk hier vandaan gaan." „Maar, mijn beste man, dat is mijne betrekking, evenals de uwe is, om eene zwarte jas te dragen, bovendien is het hier uitste kend licht." liet antwoord was niet verstaanbaar, maar er volgde een ge kraak en een geluid, alsof er een zwaar voorwerp op den grond viel. Men kon nu dadelijk een uitroep van toorn door de gansche kerk hooren, zoodat de dienst voor een oogenblik werd gestaakt; de twee kosters grepen naar hunne stokken met zilveren knoppen om den rustverstoorder tot kalmte te brengen. Met ingehouden adem luisterde Espérance zeer scherp toe, ter wijl zij voor het slachtoffer het ergste vreesde. Zij hoorde een dikwijls herhaald „stil, stil," en toen zeide de heldere stem weer: „ik val hier niemand lastig." Weer een vermanend „stil", gevolgd door een fluisterenden woordenstrijd, toen hoorde men de stem weer: „Wel, als ik niet schilderen mag, dan zal ik maar binnentreden." De voetstappen kwamen nader; Espérance, ja, allen keken nieuwsgierig naar de deur met statigen, afgemeten tred keer den de kerkeknechten terug, terwijl zij hun staf trotsch in de lucht verhieven, en achter hen liep de schuldige, een jongeling van twee- of drie en twintig jaar oud, slank en flink van gestalte; zijn blank gelaat was met een licht rood bedekt door den strijd van zooeven, en zijne lippen waren vast op elkaar geklemd, maar toch straalde er dartelïjke vroolijkheid uit zyne blauwe oogen. Hem werd op plechtige wijze eene zitplaats aangewezen, en het deed Espérance genoegen te zien, dat hij na een vluchtigen blik om zich heen geworpen te hebbsn, eene eerbiedige houding aannam, en krachtig meezong in het Te Deum, en daardoor eene gunstige uitzondering op de stilzwijgende toehoorders maakte onder het voorlezen van het tweede gedeelte verroerde hij zieh nauwelijks, en staarde hij voortdurend in de richting van het groote venster aan den oostkant, waardoor de zonnestralen naar binnen vielen en een vroolijken glans in de ruimte wierpen. Bij het uitgaan der kerk, haastte mevrouw Mortlake zich naar den uitgang, maar de vreemdeling had het koor reeds verlaten. Zij fluisterde Cornelia iets in het oor, en volgde hem in de rich ting van den noordervleugel, terwijl Espérance in hare nabijheid bleef; zij was zeer nieuwsgierig en vreesde, dat Cornelia haar zou terugroepen. Weldra ontdekte zy de oorzaak van het geluid van het vallende lichaam, en van den toornigen uitroep een schil dersezel lag daar omgeworpen; de jonge kunstenaar was juist bezig alles op te zoeken, terwijl hy het doek nauwkeurig bekeek, toen mevrouw Mortlake hem naderde. Wordt vervolgd.)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1890 | | pagina 2