r
Uit het boorden.
toestand noch treurig, noch. rooskleurig
is, bedraagt thans 360; maar vergeten
mag niet worden, dat de bond slechts
een groot jaar bestaat.
Eene hernieuwde poging tot het wek
ken van belangstelling zal gedaan wor
den, en wel in den vorm van de vol
gende circulaire aan de leerlingen te
zenden van burgerscholen en gymnasia.
„Aan Neêrlands Jongelingschap!
„Nederland nadert met rassche schre
den het belangrijk oogenblik der leger-
hervorming.
"De grondslagen, waarop zich in de
naaste toekomst ons krijgswezen zal
ontwikkelen, zijn de grondzuilen tevens
van oas zelfstandig volksbestaan. Maar
welke waarde zij ook hebben mogen,
zij zullen waardeloos zijn, wanneer de
legerwettendie tot stand komendo
bezieling derven van den volkgeest
wanneer het jonge Nederland ontrouw
wordt aan de traditie der helden, die
streden op Haarlems wallen, bij Nieuw-
poorts duin, in de velden van Waterloo.
Wanhopen moeten wij aan onze
toekomst, die ook de uwe is, als de
zonen der meergegoeden voortgaan op
den weg der schande, waar zij hun
eerstgeboorterecht tot voorgaan in den
strijd voor de vrijheid van staat en
geweten verkoopen, erger, waar zij dat
hooge recht als een last overdragen aan
den minstvragende, als zij hun lijfsbe
houd koopen van den behoeftigen broeder.
„De plaatsvervanging, die dat toelaat,
is een nationale zonde; eene bron van
de zwakheid onzer weerkrachteen
voedsel van rechtmatigen wrevel; eene
oorzaak van maatschappelijk gevaar. Do
bestendiging der plaatsvervanging zou
een teeken zijn van de lafheid en de
zelfzucht der regeerende klassen.
„Dat ook hebben wij begrepen.
„Treedt daarom met ons in verbond
tot het vervallen van een der heiligste
plichten, die wij aan het vaderland ver
schuldigd zijn.
„Sluit u aan bij den Dienstplichtbond.
De tijd tot spreken is voorbij. Het uur
van handelen is gekomen. Spoedig zal
ook dat uur verstreken zijn.
„Laat ons daarom als zonen van het
zelfde vaderland de handen gemeenschap
pelijk ineenslaan.
„Moeilijke dagen dreigen de naaste
toekomst van Oranje en Nederland.
„Begeerig uaar den vrede, moeten wij
gereed blijven tot don stryd.
„Dat ela thans zij oen plicht ver vuile,
„Voor zijne toekomst rekent het va
derland op ons.
„Ook op u!"
De voorzitter bedankte den ijverigen
secretaris, aan wiens bemoeiingen voor
een groot deel de vorderingen, dien de
bond gemaakt heeft, zijn te danken,
waarmede de vergadering luide instemde.
Door den voorzitter werd met nadruk
er op gewezen, dat de amsterdamache
leden van den bond voor zoover zij
in de termen vielen hink hunne
plicht hebben betracht, door zei ven te
te gaan dieneo.
Tot leden van het hoofdbestuur wer
den gekozen d© hoeren Groeneveld,
Hoekstra, Van Tylingen en J. J. Ver
meulen. Bij de aanvaarding zijner be
noeming sprak de heer Groeneveld den
wensch uit, dat het den bond gegeven
mocht zijn er toe mede te werken dat
het daarheen geleid worde, dat Z. M.
de Koning nog op het laatst van zijn
leven ons verlosse van eene wet, die
toelaat dat men met een handvol geld
zich onttrekken kan aan den eerster
plicht van eiken Nederlander, de verde
diging van zijn Vaderland.
Bij motie werd den aftredenden senre-
caris, den heer De Savornin Lohman,
dank gebracht voor den loffelijken ijver,
dien hij in zijne functie zich voor de
goede zaak getroost heeft.
Nadat de leden van den Bond het
„Wilhelmus" staande hadden gezongen,
ging de vergadering uiteen.
Tot secretaris der gemeente
Zaandijk is, in plaats van wijlen den
lieer A. Smit, benoemd de heer J. Vree-
denduin Pz.
Maandagnamiddag ten 2 ure
stond het le bataljon 4e reg. infanterie,
te Delft in garnizoen, onder commando
van den kapitein A. Jongquiere, op de
markt in orde van parade geschaard.
Door den majoor-garnizoens-commandant
F. J. Meyer, verzegeld van den oud
minister van Oorlog, den gepensioneer
den generaal-majoor A. W. P. Weitzel
en diens zoon den lsten luitenant der
infanterie J. P. Weitzel werd inspectie
gemaakt, en na afloop daarvan door het
bataljon carré geformeerd.
Door den garnizoens-commandaut werd
met eemge toepasselijke woorden herin
nerd hoe een koninklijk besluit had be
paald dat bij afzonderlijke dagorder zoo
wel hier te lande als in Ned. Indië
eervol zal worden vermeld de 1ste luite
nant J. P. Weitzel wegens diens gehou
den gedrag bij het gevecht te Segil (Atjeh)
1888, waarna hij den begiftigde het
eereteeken, het expeditie-kruis met kroon,
op de borst hechtte.
In zijne toespraak tot den troep stelde
hij den luitenant Weitzel ten voorbeeld,
wanneer ooit ook voor het Ned. leger de
dag mocht aaabreken, daadwerkelijk op
te treden. Deze woorden werden met een
Leve de Koning! Leve het Vaderland!
besloten.
Nadat nog voor den eervol vermelden
oflicier was gedefileerd, werd de troep,
voorafgegaan door de stafmuziek van het
regiment, expresselij k uit Leiden over
gekomen ter opluistering der plechtig
heid, weder naar de kazerne teruggeleid.
Ter aanvulling van het bovenstaande
kunnen wij nog mededeelen dat de lsten
luitenant J. P. Weizei, voor 5 jaren is
gedetacheerd geweest bij het Ned. Indi
sche leger en dat deze detacheering at-
geloopen zijnde, hij onlangs weder in het
vaderland teruggekeerd en ingedeeld is
bij het 1ste bataljon 4e regiment infan
terie. Zijn vader, de gep. generaal-majoor,
was vroeger ook oflicier van het Ned.
leger en is destijds ook voor 5 jaren bij
het Ned. Indische leger gedetacheerd ge
weest. Hij verwierf daar het ridderkruis
der Militaire Willemsorde 4e klasse.
{Delftsche Ct.)
Bloedige broedertioist. In
een pand aan den Hoogen Boezem te
Rotterdam leven moeder en de twee
broeders De J. samen.
Vele malen ontstond reeds oneenigheid
tusschen beide broeders.
Zoo ook Zondagavond, toen zij om een
kleinigheid hevige ruzie kregen, welke
zoo hoog liep, dat de eene broeder den
ander met een mes ernstig en tot bloe
dens toe verwondde.
De gewonde snelde terstond de woning
uit en de straat op, waar hij, na eenige
schreden gedaan te hebben, schier be
wusteloos neerzeeg. Door inmiddels toe
geschoten voorbijgangers werd de onge
lukkige eerst naar zijn woning en van
daar naar het ziekenhuis gebracht.
Daar bleek dat het mes, waarmede de
dader het misdrijf pleegde, hem tot in
de rechterlong was doorgedrongen.
Zyn toestand was geenszins zonder
gevaar, maar Maandag bestond er toch
nog hoop op het behoud van zijn leven.
De dader, die 37 jaren telt, is in ar
rest genomen.
Het slachtoffer van den twist is 34
jaar oud.
Zondagavond had te Gestel
nabij Eindhoven ten huize van v. d. B.
eene hevige ontploffing plaat3 in de
kachel, die daardoor uiteensprong en als
vernietigd werd. Ramen, deuren, kasten,
alles in de kamer werd verbrijzeld. Een
groot gat werd in het plafond
en verscheidene gaten in het dak, zoo
dat vele pannen werden verbrijzeld en
verschoven. Gelukkig was v. d. B. j
(vrouw en kinderen waren naar de i
kerk) alléén in de kamer. Bewusteloos,
met vele wonden in aangezicht en han
den was
door do ontstelde buren de reeds bran
dende kamer uitgedragen.
Men herinnert zich waar-
schijnlijk het bericht ©ver de wonder
lijke vondst van een gouden dames
remontoir in een postpakket, van Helle-
voetsluis verzonden naar Warga, in
der politie licht is opgegaan in deze
duisternis. In het kort komt de zaak
hierop neder, dat er, door do drukte
waarschijnlijk, postpakketteu zijn open
gegaan, en dat een postbeambte het ge
vallen uurwerk in hot pakket voor War
ga pakte. Na veel moeite kwam men
tot de ontdekking, dat de afzender van
het] horloge een uurwerkmaker uit Rot
terdam was, wien zijn eigendom is terug
gegeven.
Met Vastenavond wordt te
Boksmeer het löOjarig bestaan gevierd
van de vereeniging „De Metworst". De
naam dier instelling heeft zijn ontstaan
te danken aan eene uitdeeling van bier,
brood en eene metworst van buitenge
wone lengte, die jaarlijks plaats heeft
als belooning voor het redden door de
boksmeersche jongens van de freule van
een naburig landgoed, die in het begin
der vorige eeuw te water geraakt was
en zonder hunne hulp zeker verdronken
zou zija.
Er zal o. a. een prachtige optocht ge
houden worden.
Men meldt ons:
De gewichtige avond naderde de
avond waarop de dilettantenclnb te Ap
pelscha hare rhetorische gaven wederom
ten beste zou geven voor het publiek.
Hoog waren de verwachtingen gespan
nen, want men kende het gezelschap en
wist dat het een buitengemeen mooi
stuk was, dat gespeeld zou worden. Al
les was behoorlijk voorbereid, en de rol
len waren verdeeld op eene wijze en
met een oordeel, als de beste regisseur
van den grootsten schouwburg het niet
beter zou hebben kunnen doen. O. a
kwam er ook een soldaat op het tooneei
Voor die rol was een aangewezen man.
Douwe was eerst kort geleden uit dienst
gekomen, en niet alleen dat hij de sol
datenmanieren door en door kende,maar
bovendien was hij in het bezit van een
mouwvest en eene politiemuts. Het kon
niet beter!
Toch was er een leelijk bezwaar. Douwe
moest een erg knappe soldaat zijn, vrij
van sterken drank, en op grond van
vroegere ervaringen, was men op dat
punt niet erg gerust. Het was een las
tig geval. Eene verkeerd weergegeven
rol zou het geheele stuk bederven. Nu
ja, er wat. wel een andere soldaat te
vinden, maar geen echte, met een we
zenlijk mouvest en eene heusche politie
muts. Eene buitengewone vergadering
der rederijkerskamer werd belegd, en het
slot van de geschiedenis was, dat aan
Douwe de hem toegedachte rol weder
ontnomen werd, doch tevens besloten
werd zijn mouvest en politiemuts te ge
bruiken.
De lang verbeide avond is eindelijk
daar. De zaal der dorpsherberg is goed
bezet, en weldra zijn allen ouder den
indruk van het schoone spel, vooral ook
van den krijgshaftigen zoon van Mars.
Maar juist als deze aan eene zijner mooi
ste passages is gekomen, klinkt het plot
seling: „Hier mijn mouwvest en mijne
politiemuts. Als ik niet mee mag doen,
zal je je ook niet met mijn spullen op
pronken!" Het was Douwe, die zijn
eigendom opeischte. Te vergeefs tracht
men hem tot andere gedachten te bren
gen, door hem er op te wijzen, dat het
succes van den geheelen avond op h t
spel staat. Het geheele stuk staat of valt
met den soldaat, en wat is nu een sol
daat zonder mouwvest? Het baat niets.
Douwe blijft er bij. Hij eischte zijne
kleedingstukken onmiddellijk terug,
bij gebrek aan een zwaard, neemt hij zijn
mes om aan zijn eisch kracht bij te zet
ten. Eerst als het gelukt hem dit te ont-
wringen, snelt hij woedend de zaal uit,
j en het gestoorde stuk speelt verder.
Nu erg zenuwachtig zijn wehierniet.
hij ter neer gestort en werd D(j noa*en bebben niet ee]1s gegild, de
mannen zijn kalm hunne pijp blijven
geladen was, kan hij niet vermoeden, en
dat vermoedde de politie evenmin. Van
daar, dat deze thans den wakkeren Douwe
voorgoed verwijderde, en nog proces
verbaal op den koop toe tegen hem op
maakte.
Zoo zegevierde de kunst over het ruw
geweld. Het mouwvest en de politiemuts
bleven den avond opluisteren, en Douwe
krijgt waarschijnlijk ten slotte nog 8 da
gen vry logies te Heerenveen. Dit al
thans is het voorstel van den officier van
justitie. (Ar. R. C.)
Een drama op zee. Op een
der booten van de Maatschappij „Ne
derland" werd gedurende een reis naar
het vaderland het volgende drama af
gespeeld
Onder de terugkeerende koloniale troe
pen bevond zich een soldaat, die onder
verdenking stond in Indië een kameraad
te hebben vergiftigd, doch waarvoor het
bewijs nooit geleverd was.
Hetzij tengevolge der op hem rustende
onware verdenking, hetzij uit wroeging,
de man maalde en in zijn ijlhoofdigheid
gaf hij steeds de vei'zekering onschuldig
te zijn aan den dood van zijn kameraad.
De ongelukkige deed echter niemand
kwaad en liep op het schip rond, terwijl
de dokter hem onder behandeling en toe
zicht had.
Op een goeden dag echter was hij in
de kaartcnkamer van den kapitein bezig
een revolver te probeeren, die gelukkig
niet geladen was.
Toen de kapitein binnen kwam, hem
het pistool afhandig maakte en er he»
op wees, dat hij niet ïn de kamer mocht
komen, veel minder de voorwerpen aan
raken, vroeg de ongelukkige, of de ka
pitein geen patroontjes had voor de re
volver.
De dokter kwam juist binnen en de
kapitein wees op zijn voorhoofd, ten be
wijze dat het niet pluis met hem was.
Of da waanzinnige begreep, dat men hem
onder strenger opzicht zou stellen,
moeilijk uit te maken, doch eer de ka
pitein en de dokter er aan dachten, vloo^,
de ongelukkige de kaarcenkamer uit en
sprong over boord. De dokter riep on
middellijk: „een man over boord!" de
machine stopte, de reddingsmiddelen wer
den in dienst gesteld, doch vergeefs, hij
was in den onmetelijken Oceaan verdwe
nen. Wie weet, wat deze ongelukkig©
krankzinnige geleden heeft, voor hij de
zen laatsten sprong waagde; hetzij dat
wroeging over de daad, of smart over
de valsche beschuldiging hem zinneloos
maakte.
VIII.
„Eu meent gij nu werkelijk, dat door
dien brief in Haarlem's Dagblad, de
directie der H. IJ. S. M. er toe zal over
gaan het tegenwoordige controlestelsel
eenigszins te veranderen? Neen, mijn
waarde Warder, ge zijt te optimistisch
aldus begon mijn vriend Hart, toen hij
mijn laatsten brief „Uit het Noorden"
gelezen had, en onmiddellijk liet hij er
op volgen
„Ik wou, dat ik rijk was!"
„Zulke gekken zijn er meer!" luidde
mijn banaal antwoord op zijn even banaal
gezegde.
„Jawel, maar ik zal het je uitleggen,
waarom ik ia dit geval juist wensch
rijk te zijn"en hij legde het eene
been over het andere, hetgeen voor mij
een zeker teeken was, dat hij heel wat
te vertellen had, waarbij hij nimmer ge
stoord wilde worden.
En hij vervolgde: „Weet gij, wat ik
doen zou Ik zou allereerst van den
„Staat" gerechtelijk vrijen toegang tot de
po3twaggons eischen. In eiken postwaggon
„Maarval mij niet in de rede
reis meer!
„Als ik geld genoeg over had, ging
ik naar Amsterdam, zocht de vuilste,
meest havelooze lui bij elkander, die er
te vinden waren, kocht voor hen allen
perronkaartjes en bracht hen in de ,1ste
klasse wachtkamer. Een perronkaarije
geeft immers toegang tot perrons en
wachtkamers en toch betaalt hy, die
schamel gekleed, om een stuk brood te
verdienen, zijn penningske offert, evenveel
als hij, die door zijn rang of zijn rijk
dom toegang verkrijgt tot de zooveel
meer comfort aanbiedende 1ste en 2de
klasse wachtkamers. Mag een gegoede,
een millionnair, een aristocraat meer
voorrechten hebben dan d3 burger, dan
de werkman, dan de proletariër, indien
de laatsten eveneeal butalea als de eer
sten? Neen, duizendmaal neenGe zoudt
eens zien, welk een storm van veront
waardiging er zou opsteken, indien ik
met mijne gehuurde trawanten ons op de
zachte kussens neervlijdenGe zoudt
eens zien hoe spoedig de prijs der per
ronkaartjes voor lste en 2de klasse pas
sagiers werd verhoogd of hetgeen
veel beter was, hoe ras het hatelijke
perronkaartenstelsel werd opgedoekt! En
waartoe dient nu dit stelsel? Tol betere
controle? Als dat waar is, dan heeft de
H. IJ. S. M. nimmer zoo gefaald, als
hierin. Vroeger toch werd er wel eens
fraude gepleegd. Doch door wie? Door
de beambten, in casu de conducteurs, die
wisten, dat, indien zij betrapt werden,
zij onmiddellijk alles verloreD, wat zij
bezaten: hunno betrekking. Gelooft ge
nu, dat dig beambten voor eene kleinig
heid hun tegenwoordig bestaan en hunne
toekomst op het spel zetten En de rei
zigers konden slechts bedrog plegen in
vereeniging met de conducteurs, ergo: het
kwaad scheen grooter dan het was. Zul
len nu de salarissen der controleurs op
wegen tegen het bedrag, dat vroeger der
Maatschappij op bedrieglijke wijze werd
onthouden? Ik betwijfel het. Neen, laat
dan de H. IJ. S. M. den conducteurs
zooveel salaris gegeven, dat zij nimmer
het: „Leid ons niet in verzoekingbehoe
ven te smeeken, laat de Maatschappij
bouwen op de eerlijkheid van flink ge
salarieerde beambten en deze en geae en
de reizigers zullen gebaat worden. Zoo
als het nu is, kunnen de reizigers veel
beter bedrog plegen dan vroeger. Stel
b.v.gij hebt familie of vrienden te Alk
maar en te Amsterdam en zult van eerst
genoemde plaats naar laatstgenoemde
reizen. Welnu, gij koopt te Alkmaar
een perronkaartje, stapt op het perron,
vervolgens in den trein eB reist naar
Amsterdam. Daar wacht u een vriend,
die twee perronkaartjes gekocht heeft.
Hij geeft u er een, behoudt het andere
voor zich zelf en aldus zijt gij ODgestraft
voor cent van Alkmaar naar Amster
dam gereisd. Maar, zeg6 ge, een der
beide kaartjes is dan toch niet „geknipt."
Welnu, dat heet ge onachtzaamheid
van den controleur. Maakt hij aanmer
king, gij ook, en het gevolg is dat de
arme drommel een kwartje boete krijgt,
omdat hij? niet behoorlijk alle perron-
kaartjes heeft geviseerd. En wordt men
al eens „gesnapt," wat ik nagenoeg
tot do onmogelijkheden reken, a la
bonheur, men betaalt ƒ1.50 boete! Wat
beteekent dat, indien men het missen
kan en al eenige keeren voor niets ge
reisd heeft?"
Mijn vriend zweeg, en ik. zweeg
van verbazing. Zou Hart gelijk hebben
Oordeel zelf, lezer!
In mijn vorigen brief heb ik eene profe
tie gedaan, die, toen zij in druk was ver
schenen, geen profetie meer mocht heeten.
De H. IJ. S. had toon namelijk al af
wijzend beschikt over het verzoek tus
schen Helder en Amsterdam sneltreinen
rooken. Nu de oorzaak van het rumoer j brieven kan werpen, en nu eiseht de
verdwenen is, gaat alles zijn gang weer. j spoorwegmaatschappij eene belasting van
Maar jawelEensklaps, op een oogen- cent, telkenmale wanneer men van
blik dat het volstrekt niet te pas komi,dat door den Staat gegeven recht ge-
verdwijnt de nagemaakte krijgsman metjbruik wil maken. Is dat billijk, is dat
een forschen sprong achter de coulissen, j volgens contract tusschen de H. IJ.
is een bus aangebracht, waarin men de te laten loopen. Daar bij het schrijven
i yan brief van deze beschikking nog
Friesland, welk horloge er niet door deAan het andere einde der zaal toch heeft S. M.
den Staat? Ik geloof, dat,
afzendster was ingepakt. Men verneemthij zijn echten collega ontdekt, doch nu j indien ik het wagen wiide, het proces
thans, dat door de ijverige nasporingen met een geweer gewapend. Dat dit on-winnen zou
niets bekend was en do Radactie van
Haarlem's Dagblad door gebrek aan plaats
ruimte mijn brief eenige dagen moe9t
laten liggen, zal mijne te lat® voorspel
ling mij voorzeker wel niet euvel ge
duid worden.
H. C. WARDER.
Als antwoord op dezen brief, zond Gaspard haar eene kleine
iransche uitgave van de eDgelsche kerkdiensten, en zij was zoo
getroffen door zijne bezorgdheid voor haar en zij wilde zoo gaarne
haar best doen, dat zij alles in het werk stelde, om zich zooveel
mogelijk te verbeteren.
Up een helderen zonnigen morgen, in het laatst van September,
zat Espérance in de ongemakkelijke eikenhouten bank en zij deed
haar uiterste best om al hare aandacht te wijden aan de psalmen
terwijl zij haar franschen bijbel had opengeslagen om het voor
lezen van den tekst te kunnen volgen, toen het gerucht van stem
men hare nieuwsgierigheid opwekte. De personen, die met elkaar
spraken, waren ongetwijfeld dicht achter haar, want zij verstond
het volgende gesprek, op gedempten toon gevoerd
Het is niet veroorloofd, mijnheer, om gedurende de godsdienst
oefening te schilderen."
„Wat, op deze plaats niet? Op welke wijze kan ik hier de
godsdienstoefening storen?" antwoordde de tweede stem.
„Dat weet ik niet, mijnheer," antwoordde de eerste stem, „maar
het is tegen het reglement; gij moet dadelijk hier vandaan gaan."
„Maar, mijn beste man, dat is mijne betrekking, evenals de uwe
is, om eene zwarte jas te dragen, bovendien is het hier uitste
kend licht."
liet antwoord was niet verstaanbaar, maar er volgde een ge
kraak en een geluid, alsof er een zwaar voorwerp op den
grond viel.
Men kon nu dadelijk een uitroep van toorn door de gansche
kerk hooren, zoodat de dienst voor een oogenblik werd gestaakt;
de twee kosters grepen naar hunne stokken met zilveren knoppen
om den rustverstoorder tot kalmte te brengen.
Met ingehouden adem luisterde Espérance zeer scherp toe, ter
wijl zij voor het slachtoffer het ergste vreesde. Zij hoorde een
dikwijls herhaald „stil, stil," en toen zeide de heldere stem weer:
„ik val hier niemand lastig."
Weer een vermanend „stil", gevolgd door een fluisterenden
woordenstrijd, toen hoorde men de stem weer:
„Wel, als ik niet schilderen mag, dan zal ik maar binnentreden."
De voetstappen kwamen nader; Espérance, ja, allen keken
nieuwsgierig naar de deur met statigen, afgemeten tred keer
den de kerkeknechten terug, terwijl zij hun staf trotsch in de
lucht verhieven, en achter hen liep de schuldige, een jongeling van
twee- of drie en twintig jaar oud, slank en flink van gestalte;
zijn blank gelaat was met een licht rood bedekt door den strijd
van zooeven, en zijne lippen waren vast op elkaar geklemd, maar
toch straalde er dartelïjke vroolijkheid uit zyne blauwe oogen.
Hem werd op plechtige wijze eene zitplaats aangewezen, en
het deed Espérance genoegen te zien, dat hij na een vluchtigen
blik om zich heen geworpen te hebbsn, eene eerbiedige houding
aannam, en krachtig meezong in het Te Deum, en daardoor eene
gunstige uitzondering op de stilzwijgende toehoorders maakte
onder het voorlezen van het tweede gedeelte verroerde hij zieh
nauwelijks, en staarde hij voortdurend in de richting van het
groote venster aan den oostkant, waardoor de zonnestralen naar
binnen vielen en een vroolijken glans in de ruimte wierpen.
Bij het uitgaan der kerk, haastte mevrouw Mortlake zich naar
den uitgang, maar de vreemdeling had het koor reeds verlaten.
Zij fluisterde Cornelia iets in het oor, en volgde hem in de rich
ting van den noordervleugel, terwijl Espérance in hare nabijheid
bleef; zij was zeer nieuwsgierig en vreesde, dat Cornelia haar zou
terugroepen. Weldra ontdekte zy de oorzaak van het geluid van
het vallende lichaam, en van den toornigen uitroep een schil
dersezel lag daar omgeworpen; de jonge kunstenaar was juist
bezig alles op te zoeken, terwijl hy het doek nauwkeurig bekeek,
toen mevrouw Mortlake hem naderde.
Wordt vervolgd.)