T rEEWE IÏLAÖ De Oode Soldaat. BIN N N L A i\ D. UEMKNGD NIEUWS. FEUILLETON. MIJN NEEF, DE GRAAF. bb'hoorende bij SJAAltLIiM'S DAGBLAD tan Maandag 3 Maart 1890. Aan het einde van een dorp, gelegen aan de St. Albansroad, staat een liet en gezellig koffiehuis, waar ik gewoonlijk het middagmaal gebruikte en mijn paard te drinken gaf, wanneer ik in die streken reed. Ik had dikwijls een ouden soldaat opgemerkt, die, in den dienst van 't vaderland een oog, een been en een arm had verloren, en daarom ten volle aan spraak mocht hebben op het recht, zijne laatste levensjaren op die eigenaardige wijze door te brengen, die zoo geheel overeenkwam met die van lieden van zijn slag. Hij zat gewoonlijk op een bank buiten de deur van het koffiehuis, met een pijp in den mond en een kan bier naast zichen zoo bracht hij de schoone maanden van het jaar door. In den winter vond men hem gewoonlijk binnen, zijn pijp en zijn kan verlieten hem nooit en in het warme hoekje bij den schoor steen zat hij dan en zoo verteerde hij zijn pensioen. Ik heb dikwijls met dezen ouden man gesproken. Hij had gediend in het laatste gedeelte van den oorloj op het vaste land. Hij was spraakzaam genoeg over allerlei onderwerpen, maar wanneer hij ondervraagd werd over zijne laatste militaire diensten, werd hij plot seling ernstig en zweeg, en men kon zeer goed bemerken, dat daarin iets was dat onaangenaam en pijnlijk voor hem was. Wat mij het meest in dezen man trof was zijne genegenheid voor jonge kin deren. Gewoonlijk was hij omringd door een troepje van kleine krullekoppen en vaak zag ik de waardin van het kleine koffiehuis haar kind onder bescherming aan den eenen arm des ouden mans stellen, wanneer zij, bij de aankomst van bezoekers, zich voor eenige oogenbiikken aan de bediening van dezen moest wijden. Nooit scheen de oude man zoo tevreden, dan wanneer zijn hulp aldus werd ingeroepen. Dan legde hij zijn pijp terzijde, vergat zijn bier, en hij dacht slechts aan het hem toevertrouwde bezig te houden en te liefkozen, of het in slaap to sussea. De grootere kinderen klauterden tegen hem op, klommen over hem heen, ledigden zijn pijp, wierpen zijn bierkan om en veroorloofden zich allerlei vrijheden jegens hem, maar nooit werd hij boos. Somtijds echter scheen hij met eene onaangename gedachte ver vuld en keek ernstig in het gelaat van het slapende kind, terwijl tranen langs zijne wangen biggelden. Op een morgen toen ik naar de deur van het koffiehuis reed en de bank voor bijging waarop de oude soldaat volgens gewoonte was gezeten en het kleine ge- zijn einde was gekomen. De eerste woorden die hij uitte, waren „Het kind, het kind!" Wy verzekerden hem, dat het kind gered was; maar hij wilde ons niet ge- iooven, en het werd noodig naar het dorp te zenden om het kleine schepsel te halen, dat naar huis gebracht was door de anderen in de verwarring, die het ongeval had teweeggebracht. Zijn vreugde toen hij het kind levend ongedeerd terugzag was onbeschrijflijk; hij weende, hij lachte, hij trok het aan zijn borst en eerst toen zijne krachten sloop en iets onder zijn verscheurden onder den arm en vervolgd onder be dreigingen door de vermoeide ea half dronken soldaten. Vinovinol (wijn, wijnl) hoorde men van alle kanten roepen. Een engelsch soldaat, mijnheer, kan maanden lang in een vreemd land zijn en er een eer in stellen van de landstaal niet anders te verstaan, dan de woorden, die hij noodig heeft om drank te vragen. Ik was niet beter dan de rest. uVino! quitro vino!" (wijn, ik wil wijnzeitle ik tot een verschrik- i ten en armzaligen drommel, die weg- wiens gapende wond het leven vlood en ik de oorzaak ofschoon bij vergis sing was van den dood van het on schuldige kind. O, ja, ik weet het wel, en nacht en dag heb ik getracht dat uur te vergeten. Maar vergeefs, de wreede herinnering verliet mijne gedach ten nooit nog altijd klinkt die bange kreet mij in de ooren! En nu, nu ik het leven van een kind heb gered, ge voel ik een kalmte, die ik in vele jaren niet heb gekend.... En na deze woorden ontvlood de ziel het lichaam van den armen ouden sol daat. hem begaven en hij uitgeput in zijn kussen terug zonk, stond hij ons toe dat wij het verwijderden. Er kwam een geneesheer, die te ken nen gaf, dat de arme man zoo zwaar gewond was, dat het onmogelijk was hem te behouden en verzocht slechts hem verkoelende dranken te geven, als hij die mocht verlangen. Ik was, ofschoon onschuldig, de oor zaak geweest van den dood des armen natuurlijk droeg ik zorg dat alles werd gedaan, wat zijn lijden kon verzachten, en zoolang als dit duurde kwam ik dagelijks eenige uron aan zijn legerstede doorbrengen. Het geredde kind werd op zijn ver- ook bij hem gebracht. Van het oogenblik af, dat hem gezegd was ge worden dat het ongedeerd was, was hij kalm en tevreden geweest en de schaduw welke ik zoo dikwijls op zijne verweer de trokken had gezien vóór het onge luk, keerde daarna nimmer terug. Den dag waarop hij stierf en ik aan zijn bed waakte, legde hij zijn hand op mijn arm en zeide: „Mijnheer, wanneer het u niet te veel moeite is om naar het verhaal van een ouden man te luisteren, dan geloof ik dat het mijn geest zal verlichten door eenige woorden tot u te spreken." Ik gat hem een verkwikking, en spoorde hem aan tot spreken. „Ik sterf tevreden," ging hij voort, „gelukkiger dan ik gedurende eenige ja ren heb geleefd. Er drukte een last op mijn hart, die nog niet verwijderd is, maar toch voor een groot deel verlicht. Ik ben het middel geweest, waardoor de Voorzieuigheid het leven van een jong kind heelt gered. Wanneer ik do kracht heb om u te vertellen wat ik wil, mijn heer, dan zult gij de vreugde begrijpen welke die gezegende gedachte mij heeft veroorzaakt." Nogmaals gaf ik hem eene en hij sprak als volgt: „Het was in een veelbewogen tijd ge durende de oorlogen van den hertog van Wellington, nadat de Fransehen door Portugal waren teruggetrokken en Ba- dajoz gevallen was en wij hem glansrijk over de spaansche grenzen badden ge dreven. De lichte bevisie werd bevolen, een postonlinie te bezetten in de bergen die zich aan den noordelijken oever van de Guadiana verheden. Eenige compag nieën van ons regiment trokken voor waarts om een dorp te bezetten, dat de Franschen juist hadden verlaten. Wij hadden een langen marseh ge zeischap kinderen rondom hem speelde maakt door een ruw en woest landschap, viel een hunner een zeer jong kind j dat al was afgeloopen en waar dus geen achterover op den weg en was op provisie meer te krijgen was en wij ver het punt overreden te worden; maar de: langden zeer naar voedsel en drank. Wij oude man sprong voorwaartsmet een konden echter niet verwachten die in het krachtige en behendige poging greep hijdorp te vinden. De Franschen, die juist het kind met zijn eenen arm en wierp het eenige voeten terzy buiten het ge vaar. Bij zijn poging viel hij en was onder de pooten van mijn paard. Door plotseling de teugels in te hou den, had ik onwillekeurig deu armen drommel een slechten dienst bewezen want ik maakte dat het dier voor de tweede maal op hem trapte, en er was ook een wiol over zijn lichaam gegaan. Hij werd bewusteloos opgenomen. Wij brachten hem naar een bed en, na kor ten tijd, kwam hij weder tot zijn bezin ning. Maar hij was zoo zwaar gewond, dat wij ieder oogenblik vreesden, dat afgetrokken waren, zouden wel alles heb ben modegenomen. Wij stelden een on derzoek in, meenende, dat men hier of daar wel iets verborgen had bij de boe ren, en inderdaad vonden wij verschei dene huizen waar men zakken wijn bad verstopt. Ieder huis en iedere schuur werd doorzocht en menige arme drom mel, die er in geslaagd was zijn laatsten zak wijn voor zyne vijanden te verber gen, was genoodzaakt dien aan zyne bondgenooten af te geven. Gij had die arme dorpelingen naar alle zijden moeten zien heen vluchten, sommigen met een stuk brood, anderen met een zak wiju mantel verborg. uVino no tengo(ik heb geen wijn!) riep hij uit, toen hij zich uit miju groep losrukte en vlug en vreesachtig weg snelde. Ik vervolgde hem op een straat; maar hij liep dea te harder, en hy zou mij ontsnapt zyn, wanneer ik niet een zij weg was ingeslagen door een verlaten vallei en hem zoo had opgevangen. Ik greep hem bij den kraag. Hij was klein en tenger en beefde ouder mijn hand, maar hij hield zich stil en wikkelde slechts zijn eigendom dichter in zijn mantel. a Vino quiero vino I" herhaalde ik, „geef mij vino!" i/Nadanada tango!" (Ik heb niets, niets) herhaalde hij. Ik had reeds mijn bajonet getrokken ik schaam mij, mijnbeer, te zeggen dat wij dit gewoonlijk deden om de arme stakkers te verschrikken en ons hen des te spoediger hunnen drank te doen afgeven. Terwijl ik hem met de eene hand bij den kraag hield, zette ik de bajonet mot de andere op zij a borst, en riep weer: Vinol" uVino no tengonino, nino es" (Ik heb geen wijn, het is een kind, een kind !j En hij sprak d9ze woorden met een blik waarin zooveel waarheid en ernst lag dat ik niet zou hebben getwijfeld, wanneer ik tusschen de plooien van zijn mantel niet duidelijk den vorm van een kleiuen wijnzak had ODtdekt. „Ellendige leugenaar!" zeide ik, „dus ge wilt mij den drank niet geven? Dan zal de droge aarde het drinken en ik stak de punt van de bajonet diep in dat gene wat bij nog aan zijn bost klemde. O, mijubeer! bet was geen wijn dat daaruit droop! het was bloed, warm bloed! en een smartelijke kreet sneed door mijn ziel De arme Spanjaard opende zijn mantel; bij wees op het gewonde kind en zijn woest oog vroeg mij duidelijker, dan woorden konden hebben gedaan: „Monster, zijt gij voldaan?" Ik stond een oogenblik verpletterd. Ik viel ep mijne knieën naast het kind ea trachtte bet bloed te stelpen. Ja, de arme drommel begreep de waarheid; hij zag en aanvaardde mijn berouw, en wij spanden gezamenlyk onzo krachten in om bet arme slachtoffer te redden. Maar het was te laat De kleine knaap had zijne klamme handjes om een vinger vaa ieder ons geslagen. Hij keek ons alwisselend aan en scheen te vragen, aan zijn vader en aan zijn moordenaar tegelijk, om die hulp, die geen aardsche macht hem kon geven. „Ge kunt gelooven, mijnheer, dat een oud soldaat, wien slechts het leven werd gelaten ten koste van een oog en twee ledematen die afgezet werden ia een hospitaal na een heet gevecht den dood onder do oogen heeft leeren ziea, zonder hem te vreezen. Ik heb hem in alle vormen gezien. Ik heb de slagen des doods zien vallen, dat zy onmiddel lijk troffen en menig dappre held zien be zwijken, terwijl zijn gelaat n>jg blonk van levensmoed en een glimlach achterbleef' op de lippen van den dappe ren krijger, zelfs als zijn ontzield lichaam nederviel op mijnen weg. Maar, o, mijnheer, wat i3 dat alles, vergeleken bij hetgeen ik leed, terwijl ik nederlag bij het arme knaapje uit De minister van Marine vergezeld van zijn adjudant, begaf zich Donderdag in den laten avond naar den Helder. Uit Hamburg wordt ons ge- meld, dat te Altona bij de exportslach terijen en de groothandelaars in vetwa ren een adres aan den duitschen Bonds raad circuleert, waarin verzocht wordt om verbod op den invoer van n e d landsch spek. In het adres wordt namelijk beweerd, dat het spek, hetwelk onder die benaming in Duitschland wordt ingevoerd, bestaat uit amerikaansch var- kensvleesch, dat in Nederland is gerookt. (A. R. C) Uit Neerbosch wordt aan de A. R. Ct. gemeld, dat sedert de ver schijning van het Oosten als vrucht van dezen arbeid, reeds meer dan ƒ90.000 in de kas der inrichting is gestort, ter wijl nog uit de overwinsten twee volle dige drukkerijen, óón te Nijmegen en óóu te Neerbosch, met stereotiep-inrichtingen muziekdrukkerijen, zijn opgericht. schouwburg to Arnhem. Bij de cata strophe van het Paleis en nadat de bal letten waren afgeschaft, die vooral om de decoratiën vaak duizenden toeschou wers lokten, werd Grootveld het slacht offer van de bezuiniging en kreeg hij zijn ontslag. Uit Amsterdam wordt ge meld, dat de hh. Spakler en Tetterode aan het brandweerfonds en het politie- fonds elk 1000 geschonken hebben, wegens het optreden van beide korpsen, waardoor bij den brand van den Stads schouwburg hunne suikerfabriek op de Lijnbaansgracht gespaard bleef. Te Sloten (N.-H.) werd Don derdag eene zeer druk bezochte verga dering vau veehouders uit die gemeente uit Haarlemmermeer gehouden, met het doel om door vereeoigd optreden voor de melk te Amsterdam een kooge ren prijs te bedingen. Dertig veehouders verbonden zich om geen melk te verkoo- pen beneden den prijs van f 2 per vat van 33 liter. Thans geldt deze f 1.65 a f 1.75. Door eenigen der voornaam ste slagers te Nijmegen is een comité gevormd om, in aansluiting met den Sla gershond te Haarlem cn Arnhem, bij de Regeering stappen te doen tot het verkrijgen van een invoerrecht op amerikaansch rundvleesch, spek en vet. Een r uw e v r ij er. De recht bank te Arnhem heeft den arbeider B. te Beek, die in November den vader van het meisje, dat hij het hof maakte, een been stuk schopte en ander zwaar lichamelijk letsel toebracht,tot 8 maanden gevangenisstraf veroordeeld. Een ongewoon verschijnsel heeft zich bij het blusschen van een brand te Dordrecht Donderdag voorge daan. Eene der trompen van de water- waaraan bijna een üedrag van 100.000 is besteed. De opbrengst van de drukkerij J™,',' Mand- heeft bedragen de aauaianlflke som van kraa„ hce, d waa. Bij ondersoek /84Ü,U0ü. Bovendien heeft de drukkerij - - grooteudeels medegewerkt tot bekendma king van den arbeid onder de weezen door geheel ons land, en als vrucht daarvan zijn duizenden guldeus in de kas der inrichting gevloeid. Reeds vroeger werd melding gemaakt van proeven betrekkelijk het springen vaa granaten, die gevuld waren met schietkatoen in plaats van met bus- Kruit, en die in een eerstvolgeudeu oorlog vermoedelijk een zeer belangrijke rol zullen spelen. Donderdag werd op do Zeisterheide opnieuw eene dergelijke proef genomen, voornamelijk om te be palen of de granaat, bij het ontploffen onder den grond, in groote stukken zou springen, dan wel geheel verbrijzeld zou worden. Van den uitslag valt natuurlijk niets mede te deelen, daar eerst het projectiel weer moet worden uitgegraven de scherven opgezocht worden. De proef werd bijgewoond door den inspec teur der genie. Naar wij vernemen, bestaat bet plan op oen onzer forten eene dergelijke gra naat te doen springen, ten einde de uit werking na te gaan op de bomvrije ge bouwen. UE.) Omtrent den overleden a m- sterdamschen decoratieschilder Groot veld deelt de Amst. Ct. hot volgende mede Als jongmensch was hij op het atelier van Ed. De Vries in den Stadsschouw burg. Daar hy niet genoeg werk kreeg ging hij naar Dupgit, directeur der Va riétés in de Nes, kwam later bij De Vries te Utrecht en werkte voor derot- terdamsche en utrechtsche schouwburgen. Toen De Vries naar Amsterdam werd geroepen, om directeur vau het Paleis te worden, naai hij Grootveld mede; daar vond deze een uitgestrekt veld om te bearbeiden. Van 1871 tot 1881 was daar de heer J. C. Maandag, de tegenwoor dige decorateur vau het Paleis, zijn leer ling; van af 1881 was deze zijn leerling en medewerker, daar hij diens naam aan den zijnen verbond. De schouwburgen, waarvoor zij gewerkt hebben, waren hoofdzakelijk de Stadsschouwburg en de bleek die tromp verstopt te zijn door.... eene dooie rauishoe die er in gekomen is, zal wel een raadsel blijven. Reeds eenge dagen zijnvier- tot vijfhonderd werklieden, volgens be richt uit Antwerpen, in den polder Fer dinand bezig met het verzamelen der patroneB, atkomstig uit de fabriek van Corvilain. Bij dezen arbeid werd dezer nog een menschenbeen gevonden. In het dagbla d-:n u 3 o u m te Aken bevindt zich de grootste krant der wereld, nl. de in 1859 te New-York verschenen Illuminated Quadruple Con- stellationdie zoo groot is als het blad van een biljart, 18'.j bij 6 voet. Deze krant verscheen op deu dag van het Onafhankelijkheidsfeest en komt slechts éénmaal in de 100 jaren uit. Zij is 8 pagina's groot, ieder van 18 kolommen, 48 centimeter hoog. Het papier is zeer sterk; 40 personen hebben 8 weken aan het blad gezet; de gezamenlijke vormen wogen 3 centenaars; er werden 28 000 ex. van gedrukt, die 50 cents (ƒ1,25) per ex. kosttende inhoud is met fraaie houtgravures geïllustreerd. Het aantal steenkole n-m ij n- werkers in Engeland, die gedreigd heb ben in het begin van Maart het werk te zullen staken, zoo hun loon niet verhoogd wordt, bedraagt reeds 430.000. Het overnemen vandot e 1 e - fonen door den Franschen Staat gaf' aanleiding tot een proces van de tele foonmaatschappij, die, op een monopolie van 30 jaren (van 1885 af) steunende, 30 millioen schadevergoeding eischte. Daar de overeenkomst van 1886 echter slechts een voorloopig karakter droeg, werd de eisch verworpen en zal alleen het materieel, door den Staat overgeno men, worden vergoed. Er is een proces ophanden tusschen den franschen Staat en de oude maat schappij, welke het lucifersmonopolie exploiteerde. Deze schijnt den Staat in het geheel 7 millioen schuldig te zijn, gelijk Rouvier gebleken is. naar het duitsch van KARL CHOP. 3) Twee der heeren heb ik het genoegen te kennen, zeide hij met een lichte handbeweging en een zonderling glimlachje. Maar mag ik vragen.... Dien uw meester graaf Hans von Hohenforst aan, ant woordde Meyer, terwijl hy de houding van een voornaam heer aannam. Nogmaals maakte de bediende eene buiging. Mijn meester is helaas niet thuis, zeide hij. Hij is naar het hotel „Zur Rose" gegaan, om den graaf, dien hy ver geefs verwachtte, daar aan te treffen. Maar mevrouw is thuis. Ik verzoek u dns beleefd binnen te treden. Met deze woorden opende de schoone Louis de ontvangkamer en snelde toen eenige trappen op, om zyne gebiedster van de aankomst der bezoekers te verwittigen. De dame des huize3 liet niet lang op zich wachten. Nauwelijks hadden de heeren eenige blikken op de kostbare meubels, spie gels, statuetten, olieverfschilderijen en de overige eenigszins over laden kamertooi kunnen werpen, toen de ijverige bediende de deur openwierp en mevrouw Muller de kamer biunenzweefde, zij was hoog en slank van gestalte, bijna mager en liep kaarsrecht als een koningin. Haar gezicht, waaruit overigens een paar koele grauwe oogen keken en een lange rechte neus naar voren stak, scheen thans door een oprechte vreugde verhelderd. Bonjour messieurs, bonjour monsieur mon cher cousin. Wees welkom,zeide zij en noodigde daarep hare gasten met een deftige handbeweging uit, op de prachtige fauteuils plaats te nemen. Toen de baron daarop vooruittrad en eerst Meyer als graaf Ho henforst voorstelde, weerde mevrouw Müller dezen ledigen vorm door een verdere snelle handbeweging af. Mon dieu, dat is hier niet noodig, mon cher baron. Wie zooals mijn lieve neef, graaf Hans zu Hohenforst, wijlen zijne geachte moeder, mijne lieve cousine, als uit de oogen gestolen is, die be hoeft niet zoo plechtig te worden voorgesteld. Quel plaisir de vqus voir, mon cher cousin. Le plaisir est tout sur ma cóté, antwoordde Meyer met een buitengewoon hoffelijke buiging. De dame des huizes opende op dit onverwachte antwoord hare grauwe oogen tot een verwonderden grooten blik; de baron echter, die gevoelde hoe hem de schaamte over zijn medgezel het bloed plotseling met geweld naar de bleeke waagen joeg, wendde snel het gelaat af, om deze ontroering te verbergen. Mijnheer uw echtgenoot is, naar het schijnt, niet te huis, merkte na een pijalyke pauze de baron op, wien de vloer onder de voeten brandde. Hij is in de stad naar het hotel „Zur Rose" gegaan om daar mijn waarden neef, den graaf, op te zoeken, daar hij onderstelde dat deze oponthoud had. Dan mogen we hem niet laten wachten, verklaarde de heer von Pipperling, terwijl hij vlug opstond. Mag ik zoo vrij zijn u mijne beste groeten voor de freule op te dragen Wilt ge alweder gaan, messieurs? vroeg de dame blijk baar bedroefd. Mijne lieve Amelia zal ontroostbaar zijn, den dierbaren doorluchtigen cousin niet ontmoet te hebben. Zij is daar ginds.... ik noem die lieden niet graag. Gy weet toch dat mijne Amelia helaas de gehate en mesquine betrekkingen tot die bunr- lieden daarginds niet kan afbreken. Het lieve kind is daar te weekhartig voor. De baron maakte tot afscheid een buigiog, de kapitein echter gevoelde behoefte, om vóór het sluiten van de poort tenminste eenige woorden aan het onderhoud toe te voegen. Gisterenavond reeds is de afwezigheid van de genadige freule in den schouwburg den hoogen heeren opgevallen. Ik hoorde duidelyk, hoe onze hoogheid in eigen persoon naar de genadige freule informeerde, want ik zat naast de hertogelijke obsceni- umsloge en De kapitein verstomde plotseling en vertrok het breede gelaat tot een smartelyke grijns, want de baron bad hem gebeel onge merkt een teeken met den voet willen geven en daarby, opzettelijk of niet, op zijn kwaadaardig eksteroog getrapt. De heeren namen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1890 | | pagina 5