T W1E1ÏE IS LAD Be Wandelstok. B i s ft l a Si. FUl LELETON. MIJN NEEF, DE GRAAF. BSï00E5N©E BIJ HAARLEM'S DAGBLAD VAN Maandag 10 Maart 1890. Naar het franseltvan Charles Simian' Hy was zeven en twintig en had een open,schrander gelaat.Behalve door zekere hooghartigheid, werden zijne manieren gekenmerkt door iets onbezorgds en on bestendigs, hetgeen echter weer werd vergoed door een zekeren ernst met een tintje van spotlust kortom hij bezat alle aristocratische traditiën van de «élégance". Wilt ge zijn naam? Hij heette vicomte Armand Faraudet de Gantè3. Bovendien had hij een diplo matieke betrekking. Gezantschaps-attaché in disponibiliteit, alsmede een groot fortuin, zoodat hij minder moeite had zijne grillen te bevredigen dan zijne renten te verteren. Zijne avonden bracht hij door op de club, in de opera of in de salons die ouderwetsche salons, die men thans in een meer modern kleed tracht te -.teken. Hij was overal zeer gezienhij ver overde de harten by den eersten aan blik en zijne triomfen in de salons waren ontelbaar. lederen dag flaneerde hij, werkelooze die hij was, langs de Boulevard des Italiens bij de JNIadelaine, bezichtigde bij voorkeur de étalages en gluurde naar de meisjes uit het volk, naar die ten gere bedrijvige wezentjes, die over het asfalt trippelden en zich een weg baan den door de golvende menigte met hare ophoopingen aan de hoeken der straten en de talrijke rijtuigen en lan terfanters. Zoo doet ieder rechtgeaard Parijzenaar, die flaneert, speelt, loopt, wedt en spe culeert zoolang zijn beurs nog gespekt is en hij het leven nog luchtig opneemt. 't Was weer een eentonige dag ge weest. Begonnen bij het «Bois", ein digde hij in het «Cercle", onder eenige vrienden, die praatten over de laatste wedrennen en de nieuwtjes van dag. Men sprak er met die gemakkelijkheid, welke de personen van den bon-ton keii merkt, en zelfs was het gesprek zeer geanimeerd geworden, naar aanleiding van eenige aanzienlijke huwelijken, die in de Gazette Béraldique stonden aange kondigd, welk blad aan het hoofd ver sierd was met de genealogische geslachts wapens der voorouders. „En gij?" vroeg hem Ghislain de Rotours, zijn meest intieme vriend, ter wijl het algemeene gesprek van de genealogische vertakkingen overging op de mésalliances" om ten slotte in de politiek te belanden, «en gij, mijn waar de Armand, in vertrouwen, waarom huwt gij niet?" «Nu al?" «Wacht gij de rhumatiek af om te eindigen als oude vrijer?" «Neen, toch niet; maar hoort ge daa niet de vreugde, die ons toeroept «Gaat gij op uw leeftijd mij al ver laten «Haar verlaten is het niet, het is haar met u beiden genieten; het huwelijk is een verdubbeling." «En nog roept de dag van gisteren ons toe: zal het huwelijk u de vreugde teruggeven, die ik u gaf?" «Het zal u nog meer schenken en hier is het de ware liefde, die antwoordt, want ik behoor tot hen, die nog weten te beminnen en die, in navolging der voorouders, gelooven dat het huisgezin de eenige grondslag is voor het eenig mogelijke geluk in deze wereld." «Weet ge wel dat ge een ernstig ze denmeester wordt? Vergeet anders niet dat in de liefde het nooit de eerste stap is die moeite kost het is de laatste." Welnu, dien laatsten stap zal ik doen met vreugde, met vertrouwen. Vóór het einde der maand zullen die babbelach tige bladen aan geheel Parijs, welks zwakheden en onbeschaamde nieuwsgie righeid gij kent, verkonden, dat baron Faan^ois Ghislain des Rotours «Van oude ridderlijke familie uit de provincie Normandie, van het geslacht van Argentan," «val mij niet in de rede, ik erken dat 't zoo is, terug gaande als-'t-u-blieft tot Guillaume des Rotours, die deelnam aan den derden kruistocht en het azuur draagt bij drie zilveren kwartieren «Ah Enfin, dat uw vriend des Rotours «Huwt met «Huwt met miss Anita Herbert, de met het verleden te breken en u te troosten over een dwaasheid zooals men zich er altijd over troost door een goed huwelijk...." Hij had nog niet geëindigd, toen de verloren wandelstok weder zijne intrede deed in de hand van een verstrooiden vriend, die, toen hij zijn vergissing had bemerkt, terstond op zijne schreden ^as teruggekeerd, om zijn stok te halen, die bijna gelijk was aan den andere, dien hij nu terugbracht. Armand stond den verstrooide niet toe zich te verontschuldigen en bedankte hem met zooveel tevredenheid en ver warring tevens, betoonde zich zoo ge lukkig zijn talisman teruggevonden te hebben, dat des Rotours uit nieuwsgie- oudste dochter van sir Herbert Hading- righeid den zonderlingen stok eens nader ton, oud-directeur-generaal van de Indi sche Compagnie «Van harte gefeliciteerd, mijn waarde baron, ge zyt bizonder gelukkig!" «Dat is nog niet alles. Ik heb even schoone plannen voor u. Luister Miss Anna heeft nog eene zuster «Wat een idee!" «Een zuster, ongeveer twee jaar jon ger dan zij, ook bekoorlijkbeide zusters ;elijken niet op elkander. De oudste is een blonde, met kwijnende blikken en waarvan de frischheid doet herinneren aan de bleeke rozen van Bengalen, waar zij geboren is Nog een weinig tenger, zal zij even sterk worden als zij schoon Gisteren beschouwde ik haar aan tafelZij hield zich kostelijk, dat poëtische schepseltjeHaar zuster, miss ElleD, heeft overvloedig kastanje bruin haar, een lieflijk gelaat en uit 't diepst van haar fluweelen oogen straalt een ernstige blik, die rechtstreeks naar "t hart gaat. Omringd door eerbewijzen, die zij niet zoeken, even ontwikkeld als bescheiden, ligt hun eenige overeenkomst in de bekoorlijkheid hunner verschijning." «Maar gij zeidet straks, dat men vóór alles moet beminnen «Wie zou het u beletten «Het is te laat. Ik ben verliefd." «Dat verwondert mij niet. Verliefd.... voor zekeren tijd?" «Voor altijd. Dol verliefd." «En op wie?" «Op wieAh vraag aan Fortunio: «Si vou8 croyez que je vais dire qui j'ose aimer Dat blijft een geheim. Overigens zou ik er zeer mede verlegen zyn indien ik het niet was...." «Een geheim Een anonyme genegen heid. Mejuffrouw die of die verkiest ge boven «Boven alle andere, ja." En hy stond op. «Waar is mijn wandelstok?" zeide hij, naar de vestiaire gaande, waar rot tingen, stokken, karwatsen en parapluies netjes op een rij stonden. Zyn wandel stok was er niet. Dit ongeval veroor zaakte hem geduchten spijt te oordeelen naar eenige verwijten die hem ontsnap ten aan 't adres van den fatterigen be diende betreffende diens waakzaamheid bij zijn dienst in de vestibule. «Ik begryp uwe verwijten," zeide Ro tours, «maar dien stok zult ge terug hebben. Is de stok zoo magnifiek «O, neen." «Magiek?" «Ja." «Een knop van groote waarde?" «Een knop van twee sous." «Nu dan?" «Wat dan? dat is het juist wat mij zoo spijt. De eene of andere rotting, dien men verliest, dien vervangt men, wat zou dat?" «Maar deze...." «Laat ons eens zien. Spreek eerlijk op; omdat gij een stok verlren hebt, zijt gij nog niet van de geheee wereld verlateD, en nog minder door de vrou wenWelnu, dan bevindt gij u in een nieuwe phase, en gij kunt van de gele genheid gebruik maken door op eenmaal bekeek om te weten wat toch wel het avontuur kon zijn, dat op zoo geheim zinnige wijze daarmede in betrekking stond. «Twee maanden lang,... twee maan den lang had ik hem in mijn bezit, en ik dacht dat ik hem nooit zou verliezen. Het is een relikwie." Beide vrienden wandelden nu al pratende onder de hoornen van de ave nue Gabriel, en Armand ging voort: «Wat de geschiedenis betreft, de zaak is hoogst eenvoudig en ik kan u die in een paar woorden verhalen." «Eens op een morgen, tegen elf ure, bevond ik mij op de boulevard des Ca- pucines. O, mijn vriend, welk een wel willend spel van het toeval! Laro- chefoucauld beweert dat het met de liefde gaat als met de verschijning van geesten. Ieder spreekt ervan, maar wei nigen hebben ze gezien. Ik behoor tot dat kleine aantal! Ik heb gezien en ik heb bemind. Er is een jong meisje voorbijgekomen en ik werd in 't hart getroffen als door een haak en ondanks mijzelven medegesleept op het voetspoor van die kleine fee.. Ik daag het heelal uit om een tweede te scheppen, die beter instaat is om mij op hol te brengen." «Wat een enthousiasme!" «Zij had bemerkt met welk eene hard nekkigheid ik haar vervolgde, ik haar aanschouwde; ik weet niet welk donker gevoel baar in verwarring bracht, zij verdubbelde hare schreden, ik ook, zy kreeg een kleur als oen kers. Ik kon mijne betooverde oogen niet van haar afwenden.. Zoo liepen wij voort en kwamen ein delijk aan den hoek van de rue Duphot voor de «Trois quartiers". Daar is een soort van verandah gebouwd, waaronder een jonge bediende stonddruk bezig de klanten te bedienen; het jonge meisje als een vertoornde pauw vond daar een schuilplaats, onder die verandah. «Welke, mejuffrouw?" vroeg de be diende eenige paren zijden en wollen kousen naast elkander uitstallende. «English spokenwhich, the silk stockings or the worsted ones?" «No, give me the thread stockings because it is warm," antwoordde zij, vervolgens in het zuiverste accent ver talende: «Geef mij de garen kousen, want het is warm." «Inderdaad, zij moest warm zijn; zy was zeer aangedaan, vervolgens trad zij binnen liep naar de kas en legde daar een klein goudstuk neer. De bediende riep: «Vier negentig!" en men gaf het jonge meisje tien centimes terug, een stuk van twee sous, dat zij in haar ge- handschoende hand hield, zonder twijfel voor den eersten arme, dien zij zou ont moeten." «Verder nog iets, juffrouw?" herhaalde de ijverige bediende. «In deze haven der redding, had zy zich wat van haar loop hersteld, ik wil zeggen dat zij weder op adem gekomen was. Een ooger.blik was voldoende ge weest en nu scheen zy weer volkomen haar kalmte te hebben herkregen." Zij vertrok. Toen zo mij op dea stoep vond, was zij weder zeer verward, door een instinctmatige aandrift naderde ik haar, als om haar te besehermen, ter wijl zij door de straat ging, door de menigte, die zich bij het station van den omnibus verdrong. Zij richtte een ver wonderden blik op mij, starend, als die vso de onf-ehlM. De aarzeling deed my a lippen verstijven. Ik zag dat uit hare verlegenheid zich een groote waakzaamheid ontwikkelde en een glans uit hare oogen straalde. Zy vroeg zich zonder twijfelaf, wat die vermetele van haar hebben wilde, dien zij volstrekt niet kende en die, zonder haar ooit te zijn voorgesteld haar op straat durfde naderen. Had hij het recht eenige gunst van haar te ver wachten. Ik was verward, maar trachtte te glimlachen en stamelde eenige woorden die ik niet kon eindigen. Mijn gedach ten lieten my in den steek en de ont roering sneed mij het woord af. Plotse ling stak zij mij een koperstuk toe. Ik nam het aan, ik weet niet waarom en zij ging heen,zij gaf mij een aalmoes en een medelijdenden blikl Daar stond ik nu verslagen, zij was in den omnibus gewipt. Een dame van gevorderden leeftijd, had zich juist bij haar gevoegd. Reeds rolde het rijtuig naar de Rue Royale en een oogen blik later verdween het in de Faubourg Saint-Honoré. Zij had mij dus voor oen bedelaar gehouden! En wat was ik, een bedelaar die bedelt om liefdeMis schien dacht zij dat ik haar voor iets anders had gehouden. Maar neen.... zoo iets had zij niet van mij te vreezen. En overigens wat kon zij mij meer toestaan dan de hulp, die zij aan een ongelukkige gaf, die haar voorbijging? Ik was op mijn plaats gezet, of lie ver ik had mij op mijn plaats gezet. Ik had die les verdiend. Zoo had een plot selinge ingeving haar gered uit een toe stand waaruit haar moed haar niet had kunnen verlossen." «In uw plaats was ik op een auto matische weegschaal gaan staan; voor uw twee sous had ge kunnen weten of uw hart nog even zwaar woog als den vo- rigen avond...." Ik dacht er aan, en langs den boulevard teruggaande trad ik binnen bij Verdier. Hier is een twee-sous-stukzeide ik, wilt ge er voor mij den knop van een wandelstok van maken Hij dacht na. «Ja," zeide hij, «een medaille waar van de schijf in een ring van émail is gezet op oen bal van gewerkt goud. Niets is onmogelijk voor onze werklie den, voor onze kunstenaars. Mijnheer, ik beloof u een meesterstuk." «Wat gezegd werd, werd gedaan. Dit is het mesterstukop deze wyze blijft het geldstuk altijd in mijn hand." «En de verschijning?" «Ik zal haar nooit weder zien. Maar zijn van die verschijningen, die ons gedurende ons geheele leven bijblijven Dat noem ik beminnenArme vriend, gij kunt niet zeggen dat gij geen leer geld hebt betaald Den volgenden morgen bracht baron Ghislain des Rotours zijn vriend naar sir Herbert Hadington. De beide meisjes waren in den salon, waar de voorstel ling in alle vormen plaats had. Verrassing van weerszyden! Ge hebt zonder twyfel kunnen raden dat de onbekende niemand anders was dan miss Ellen. Miss Ellen was echter niet alleen uit gegaan, ofschoon zooiets volgens de en- gelsche begrippen volstrekt niets buiten gewoons was; maar gevolgd door haar goevernante, was zij eenvoudig te voet gegaaD, daar zij hare zuster wilde ver rassen, wat bloemen uitzoeken en een kunstige vaas, die zij den vorigen avond had opgemerkt, en die zij zeker was terug te zullen vinden bij een beroemd bloe- menkoopman op de boulevard des Ca- pucines. Door den tijd gedrongen was miss Ellen, terwijl haar goevernante het ge kochte betaalde, vooruitgesneld om een rijtuig te nemen en daar de omnibus by het station de la Madeleine siiihield, was zij haastig ingestegen. Maar zoodra zij zich in veiligheid ge voelde, speet het haar wat zij had ge daan. «Wat zal hij denken," zeide zy bij zichzelve, «en heb ik geen ongelijk ge had een voorkomend heer te beieedigon, die, alles wel beschouwd raij niet belee- digd heeft Overigens, zag hij er goed uit, die jonge man". Die voorbijgaande opwelling, die ia haar de eerste kiem had gelegd voor een geheel nieuw gevoel, die onzeker» gedachte aan een onbekende, dio hare verbeelding sleehts kon terugroepen, ver oorzaakten ha&r een onbeschrijflijke be koring en dienzelfden avond sliep zij in, terwijl zij in haar ooron onzichtbare lippen de woorden hoorde murmelen«Ik bemin u," woorden die haar niet waren ge zegd, maar dio zij had geraden. Dat woord, dat iedsre vrouw heimelijk heeft gewenscht te vernemen, heeft zij sedert werkelijk gehoord. Beide huwelijken zijn thans aange kondigd voor donzolfden dag. Door de anti-re v. kiesver- eeniging «Voor Nederland en Oranje" te Goes is mr. L. W. C. Keuchenius met algemeene stemmen candidaat ge steld voor het lidmaatschap der Tweede Kamer. De reden, waarom het stoom schip Atiéh naar Bassorah is gezonden, is, dat het gebouw, waarin 't vice-con- sulaafc ii gevestigd, werd geplunderd. Nader verneemt men omtrent de on geregeldheden in het vice-conculaat te Bassorah, dat eenige sloeproeiers, in dienst vaa het vice-consulaat, ten gevolge van een twist met andere inwoners, tot in het consulaat achtervolgd en daar mis- haadeld werden en dat de Atjeh thans in last had voor deze schending (van onze vlag?) voldoening van den Sultan te e schen. Door de afdeeling Zaandijk van de Noord-Hollaudsche Vcreeniging «Het Witte Kruis" is met algemeene stemmen besloten, aan de algemeene ver gadering het voorstel te doen, een en- quêto in te stellen naar den staat van den gezondheidstoestand in Noord-Hol land. De bedoeling is, dat de enquête zich zal uitstrekken over de volgende drie puntenstaat van de geneeskundige hulp (o. a. ook kwakzalvers, geheimmid delen enz.); ziekenverpleging( verstrekking van doelmatig voedsel, verplegingsarti- kelen, verpleegsters enz.); gezondheids maatregelen (woningen, drinkwater, ver ordeningen enz.). Do algemeene nederland- landsche Politiebond heeft zyn vierdo algem. vergadering uitgeschreven tegen Dinsdag, 8 April, des voorm. ten 12 ure, in het gebouw der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, Gedempte Burg wal, bij het paleis de3 Konings, to Am sterdam. Verkiezing van leden van het hoofd bestuur (gewone aftreding); bespreking der fondsen ia verband met het verze keringswezen in Nederland, door den wiskundigen adviseur der fondsen; gele genheid tot bespreking van de belangen van den bond en de fondsen; voorstel van het Hoofdbestuur om aan hh. cor respondenten, die de algemeene verga deringen bijwonen, gedeeltelijk vergoe ding van reiskosten te verstrekken voorstel tot het benoemen van esn Eere lid; mededeeling van het Hoofdbestuur, dat ingevolge art. 5 leden van verdienste zullen benoemd wordenindiening der begrooting door den penningmeester, namens het Hoofdbestuur; en vaststel ling der vergoeding ingevolge art. 16, 17 en 18 van het nieuwe reglement; voordracht van den heer mr. D. Simons, hoofdredacteur van het Paleis van Ju stitiete Amsterdammededeeling van de plaats waar de 5e Algem. Vergade ring in do maand September a s. zal ge- naar het duitscb. van KARL CHOP. Maar, mijn beste Hohenforst, bedenk toch wel, wat ge ver langt, wierp de hertog hem tegen. Ik moet toch tenminste eenigen grond hebben, ik bedoel de een of andere verdienstelijk heid al was zij ook nog zoo bescheiden, als aanleiding kunnen opgeven. Weet ge toevallig iets van dien aard? De graaf wreef zich eenigszins verlegen de feandeD. Ronduit gesproken neen, uwe hoogheid, zeide hij daarop. Maar ik wil pogingen aanwenden, zulk een bescheiden verdienste van mijn bloedverwant op te sporen. En tevens een dergelijke aan den anderen Muller, Pferde- müller, noemt men hem geloof ik. Want ik moet toch ook om geen nieuwen twistappel uit te strooien, den vader van uw vriead Heinrich adelen en dat wel tegen zijn wil, daar de oude heer volgens uwe mededeelingen een zoo beslisten afkeer tegen den adel en holle titels heeft. Ja, hollo titels, uwe hoogheid. Hij moet ook bij alle goed willigheid in zijn gedaehten een stijfhoofdig heer zijn. Maar uw# hoogheid weet dat Philippus van Macedonië geen vesting voor onneembaar hield. Holaas bezitten wij geen met goud beladen ezels om weg te schenken, merkte de hertog hoofdschuddend op. Maar be proef steeds uw geluk, tracht den dooden hoek van het bastion te vinden. Wij zullen dan verder zien, wat er voor de plannen van een oud vriend kan worden gedaan. Graaf Hohenforst was in het hofleven te goed opgevoed, om niet terstond te gevoelen dat met de laatste woorden voor het oogenblik hun samenzijn werd afgebroken. Hij nam den hoed af en boog eerbiedig om afscheid te nemen. Het ga u goed, waarde Hohenforst en kom voor het souper terug, zeide de hertog nog. Laten wij dan nog een uurtje onder een goeden sigaar wat gezellig praten. Apropos, weet ge dat ge hier wel wat zijt komen voorspoken? Ik heb niet het genoegen de bedoeling van uwe hoogheid dadelijk te begrijpen. Het is ook maar een scherts. Mijn kamerdienaar beweert u reeds een uur voor uw werkelijke aankomst in de nabijheid van de gouden roo.s gezien te hebbeD. Maar gij zijt gehaast, ik wil u niet langer ophouden. Veel geluk bij uwe onderneming! De graaf maakte nogmaals een buiging en wandelde daarop eerst onder het schaduwrijke groen en vervolgens tusschen gladge schoren grasvelden en nog ten deele bloeiende boschjes van het open park naar de nieuw opgerichte voorstad van Schwalbenheim. De hertog heeft volkomen gelijk, het betreft hier een lastige zaak, zeide hij halfluid. Maar er zou al heel iets ergs moeten gebeuren, wanneer een goedgeschoold diplomaat niet iets goed» zou kunnen stichten. De vijandelyke machten moeten tot ver zoening worden gebracht, namelijk wanneer het mij zal gelukken de hoogste heeren voor mijne plannen wat meer op te warmen tot medewerkers aan Heinrichs geluk te maken. Laat ons dus zien, wat het geluk ons zal toebedeelen Gedurende deze alleenspraak was de graaf voor den ingang van den spoorbaan van Schwalbenheim aangekomen en zag met zekere verwondering de rijen nieuwe gebouwen, die zich langs de glooiingen uitstrekten. Daar hij een open oog en hart voor de schoonheden der natuur bezat, verkwikte het hem zichtbaar, op de plaats, waar hij bij zijn laatste verblijf slechts met aard appelen en rapen bezaaide velden had gevonden, nu een rij van jonge veelbelovende tuinen te aanschouwen. Zij waren nog wel mager beplant en door menig minder schoon veld van elkander gescheiden en hij moest ook bij den aanblik der nieuwe gebouwen over menige zonderlinge schepping van kleinsteedschen verfraaiings- lust heimelijk lachen, maar de indruk van het geheel was toch een gunstige en zoo bereikt® de graaf, wiens open trekken boven dien een vroolyke levensbeschouwing verrieden, in de beste stem ming de villa van Pferdemüller, die hem door den hertog nauw keurig genoeg was omschreven. Zonder zich op te houden, 6cbreed hij de indrukwekkende voorhal binnen en wandelde daarop tus schen de grasbermen en boschjes van het landgoed naar het fraaie

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1890 | | pagina 5