NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD.
7e Jaargang,
Zaterdag 12 April 1891).
Ao. 2078.
ABOHETEMEHTSPRUS:
AiDYEETEITIÉSf;
Van Verre en van Xabij
E&a dapper officier en een
nuttig burger.
SIA D S N1E li IV S.
Eet Panorama ia „Felix Favore."
FEUILLETON.
IN DEN VREEMDE.
HAARLEM» DAGBLAD
Voor Haarlem per 3 maanden/"1.2G.
Franco door liet geheels Kijk, per 3 maanden. -1.65.
Afzonderlijke nummert- 0.05,
Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Bureau: ivleine Houtstraat Ho. 9, Haarlem, '^elefoonnumraeir LAS.
van 15 regelt 50 Cents; iedere regel meer 10 eentsj
Groote letters naar plaatsruimte
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Abonnementen en Ad vertes tien worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en ccurantierp»
Direeteureu-tJïtgevers J. C. FEEREEOOM en J. B. AVIS.
Hoofdagenten voor hei Buitenland: Compagnie Générale de Publiciiè Mrangere G. LDATJBB §r Co,t JOB.N FJONEB^ Bucc., Parijs 31 bis Faubourg Montmartre.
XXIII.
In den laatsten tijd heeft zich de aan
dacht herhaaldelijk gevestigd op den
burgemeester van een gemeente, die in
den eersten rang staat van de fabrieks
plaatsen in ons land, namelijx Enschedé.
De heer T. van der Zee (dit is de
man dien wij bedoelen) werd bij de on
geregeldheden die eenige jaren geleden
te Enschedé voorvielenwegens de
kordate en verstandige manier van op
treden, benoemd tot ridder ia de orde
van den Nederl. Leeuw, terwijl nu nog
slechts weinige weken geleden opnieuw
zijn naam eervol werd vermeld, bij ge
legenheid van een paar werkstakingen
in Twente. Bij die gelegenheid werd
hem het officierskruis der Eikenkroon
toegekend.
r^Voór hij zijn nuttigen werkkring in
Enschedé aanvaardde, had hg het Bur-
gemeesters-amot in Monnikendam ver
vuld. En voor hij de gemeente Monni
kendam bestuurde, had zijn kloeke vuist
de sabel gezwaaid in Atjeli en had hij
een wapenfeit volvoerd, dat nog lang
zal voortleven in de herinnering van
ieder militair.
De le luit. J. P. Schoenmaker be
schreef in het weekblad Tubantia van
Juni '87 dit wapenfeit, dat plaats had
bij de verovering van Soerian in 1874.
Hieraan ontleenen wij het volgende
Tegen 6 uur kwam de eolonne op de
plaats harer bestemming en werd
vereenigde macht in twee deelen ge
splitst: een aanvalseolonne en een re
serve. De reserve, sterk lf compagnie,
zoude onder majoor Groos te Blang-Oë
stelling nemen, de andere colonne was
bestemd om onder majoor Phafi den
kampong Soerian aan te vallen en te
nemen.
De bevelhebber, vergezegd van zijn
staf, leidde de onderneming.
Omstreeks uur donderde het ge
sehut uit Kotta-Radja en Blang-Oë om
het gevecht in te leiden. Tegen 7 uur
klonk het signaal voorwaarts" en de
aanvals-colonne zette zich in beweging.
De voorhoede werd gevormd door een
compagnie infanterie, 1 sectie artillerie,
1 sectie mineurs. De voorwacht, onder
den Ion luitenant T. Van der Zee, be
stond uit1 aurop. en 1 afrikaansche
onderofficier, 8 europ. en 8 afrikaansche
fuseliers, daaraan werden eenige sap-
peurs toegevoegd.
De marsch werd zeer bemoeilijkt door
dicht begroeide paggers (heggen) die
natuurlijk eerst moesten openg<
worden, zoodat men slechts langzaam
vorderde. Eindelijk zag men het N. ge
deelte van Soerian voor zicheen natte
sawa scheidde beide kampongs. „Mannen,
daar ligt Soerianzeiden de officieren
en onze brave soldaten begrepen, wat in
deze korte woorden opgesloten lag.
Strijdlust schitterde in aller oogen en de
Afrikanen lieten in een onheilspeilenden
lach hunne witte tanden zien.
De infanterie der voorhoede werd
bevolen de sawah over te trekken on
danks een hevig vuur bereikte zij in
goede orde den kampongrand, en stuitte
nu op een pagger. Ten einde den hoofd
troep te dekken werd de artillerie in
batterij gesteld, en onder bescherming
van dat vuur trok ook zij de sawah
over.
Zondof veel verliezen gelukte het de
voorfront het daarachter gelegen open
terrein van pl. m. 50 M. in het vier
kant te bereiken. Omgeven door een
dichte bamboe-doerie versperring bevond
zich aan de overzijde dier vlakte een
geduchte vijandelijke versterkingter
rechter- en linkerzijde daarvan, lood
recht op 't front, verschillende ingra
vingen en tirailleursputten, van waaruit
de onzen beschoten werden. De troepen
stonden in de meest ongunstige positie,
de vijand daarentegen beschikte over eeno
prachtige stelling, die een frontaanval
bijna onmogelijk maakte. Van terugtrek
ken was natuurlgk geen sprake, even
min mocht men zich in een vuurgevecht
wikkelen met den zoo goed gedekten
vijand.
Stormen en met de bajonet aanvallen
was in dergelijke omstandigheden steeds
de gewoonte en werd ook nu beproefd,
de (Ter nauwernood had de voorhoede de
voorwaeht gevolg, of het signaal „avan-
eeeren in den looppas" weerklonk.
Van der Zee, die zooals wij gezien
hebben, de voorwacht commandeerde,
beproefde de versterking in de achter
flank aan te vallen, in de veronderstel
ling hier een geschikter punt aan te
treffen om te kunnen stormen.
Met kalmte en beleid wist hij deze
omtrekkende beweging uit te voeren
maar was een frontaanval onmogelgk,
ook de aehterfilank werd door zware
bamboe-doeries stormvrij gemaakthet
kleine troepje, dat hij leidde, werd allengs
door 's vijands vuur aanmerkelijk ge
dund, maar de moed ontzonk hem niet.
Van der Zee trachtte het eerst door
de versperring te dringen. Hij wierp
zich in de bamboe-doeries en zonder de
scherpe doorns te vreezen, wrong hij
dige sporen der scherpe doeries. Hier
richtte hij zich op tuaschen twee bam
boekokers (schietgaten) waaruit hevig
gevuurd werd, stapte vervolgens op die
kekers en sprong op de borstwering.
Omziende bemerkte hij dat geen der
manschappen hem was kunnen volgen
vloekende en razende stonden zij nog
voor de versperring, die zij, door hun
zwaardere bepakking belemmerd, te ver
geefs trachtten door t© komen. Een euro-
peesche onderofficier riep hem toe: „Bij
God, luitenant, spring er af, wij kunnen
niet bij u komen I" Maar Van der Zee
dacht aan geen wijken, en al floten hon
derden kogels om hem heen, al kwamen
een menigte Atjehers met klewang en
lans op hem af, hij hield stand en met
den revolver in de eene en de sabel in
de andere hand, staat onze held zijn
overmachtigen vijand af te wachten.
Weldra was hij handgemeen elk schot,
uit zijn revolver a bout portant
gelost, trof een vijand, elke sabelhouw
maakte een tegenstander weerloos. De
kapitein Perelaar, inmiddels met zijn
troep genaderd, ziende in welken onge-
lijken strijd Van der Zee gewikkeld
was, spande alle krachten in, om met
de zijnen te naderen, maar te vergeefs
en riep daarom dat Van der Zee de
borstwering moo3t afspringen.
Doch Van der Zee bleef moedig stand
houden.
Het ontzettend schouwspel, een officier
tot mikpunt te zien van den wreeden
vijand, bracht de soldaten schier tot ra
zernij woedend sloegen zij met de kol
ven dor geweren in den ondoordring
bare» pagger, zonder dezen te kunnen
vernielen. Daar op de borstwering stond
een moedig zoon van oud-Nederland, ons
schoon devies „Je saaintiendrai" getrouw,
gaf hij den strijd niet op en wijdde zich
liever ten dood dan zich gewonnen te
geven.
Ofschoon reeds gewond door een
klewanghouw in den hals, een lanssteek
ia de borst en in het aangezicht, tevens
door een schot ia het been, vocht hij,
als een leeuw zoo moedig, tegen dezen
steeds talrijker wordenden vijand. Nu trof
hem een schot in d8 linkerhand waar
door de revolver hem ontviel, maar met
het zwaard in de rechter vuist wist hij
nog wonderen te verrichten.
Do natuur eisehte echter hare rech
ten: door bloedverlies verzwakt, voelde
Van der Zee zijne krachten afnemen.
Eenige geweren op hem gericht, weerde
hij met een laatsten slag af, toen een
schot zijn borst doorboorde. Sabel, re
zich door de iDeengegroeide twijgende volver en pet in de benting latende,
iclkwast hield hij in den mond en stortte hij achterover, gelukkig aan onze
sleepte zoo de sabel met zich mee. Na
bovenmensehelijke inspanning bereikte
zijde van de borstwering
Onder een luid gejuich, niet ongelijk
hij al kruipende het buitentalud ge- aan het gebrul van verscheurende dieren,
zicht en handen droegen reeds de bloe-1 sprongen de Atjehers naar voren om den
dapperen luitenant te grijpen, natuurlgk
om hem aan stukken te hakken, want
moed weten zij niet te eeren, die bar
baren Onze soldaten, die door de mi
neurs geholpen, eindelijk de versperring
machtig waren geworden, kwamen nog
juist intijds om Van der Zee op te ne
men en naar de ambulance te transpor-
teeren.
„Schreeuw maar zoo hard niet," riep
een reusachtige Afrikaan den Atjehers
in het maleisch toe, „straks zult ge het
ons verantwoorden, gladakkers!" een
schot uit de benting was het antwoord
hierop, doch de kogel raakte slechts de
klep van zijn pet, onze Afrikaan grijnsde
als een tijger en zou op de borstwering
gesprongen zijn, zoo het signaal „reti-
reeren" hem niet genoodzaakt had terug
te trekken.
Eerst toen de hoofdmacht gekomen
was, hernieuwde men den aanval en
veroverde na een verwoed gevecht de
versterking.
Zooals wij gezien hebben, werd de
luitenant Van der Zee zwaar gewond
naar de ambulance godragen. Na maan
den in hei hospitaal te zgn verpleegd,
beproefde hij zgn dienst te hervatten,
maar te vergeefs.
Versierd met onderscheidene zware
lidteekenen, door kogel-, klewang- en lans-
wonden veroorzaakt, alsmede met de
Militaire Willemsorde en aEdere teekenen
van onderscheiding, keerde dan Van der
Zee in het vaderland terng, waar hem
nog een kogel uit de borst werd gehaald,
om toen met denzelfden jeugdigen moed
de heer Van der Zee is pas ruim
40 jaren te gaan arbeiden voor de
burgerij wier welzijn te bevorderen thans
zijne taak en, laten wij het er dade
lijk bijvoegen, blijkbaar ook zijn lust
werd.
Haarlem, II April I8S0.
Men meldt van hier aan de N. B. O.
Door den minister van Waterstaat enz.
was aan de gemeente het verzoek gedaan
het gebouw, waarin than3 de rechtzit
tingen werden gehouden, aan het rijk
af te staan tegen vergoeding van 11,000,
en het gebouw waarin nu het postkan
toor is gevestigd, ten einde te kunnen
overgaan tot den bouw van een nieuw
post- en telegraafkantoor, waaraan hier
groote behoefte bestaat. Het telegraaf
kantoor toch is gevestigd op een boven
huis in de Kruisstraat, terwijl het post
kantoor zoo weinig ruimte heeft dat het
hoogst moeielijk is alles naar eisch te
regelen.
Het voorstel van den minister is in
handen gesteld van de commissie van
financiën, die met algemeene stemmen
op een na heeft geadviseerd het verzoek
toe te staan. Het lid dat niet met dat
advies medeging was van oordeel dat het
rijk ƒ15,000 moest bijpassen..De zaak
zal nu wel spoedig in den raad worden
behandeld en het lijdt geen twijfel of
het voorstel van den minister wordt met
groote meerderheid van stemmen aan
genomen.
De kapitein G. A. de Bruyn, van het
lste bat. 4de reg. inf. te Delft, is aan
gewezen om van 15 tot 30 April e. k.
bij de normaal schietschool te worden
gedetacheerd, en zulks ia vervanging van
den aanvankelijk daartoe aangewezen
kapitein J. M. H. v. d. Koog, van het
3de bat. alhier.
Van 1 Mei tot 31 Juli wordt van het
4de regiment infanterie bij de nor
maal schietschool gedetacheerd de eerste
luitenant G. E. Staal, van het 3de bat.
alhier.
De tweede luitenant-kwartiermeester
A. M. H. C. Vosmaer, van het 2de
regiment infanterie, is overgeplaatst bij
het 3de bataljon 4de regiment infanterie
alhier, en wordt belast met het onder
wijs in de militaire administratie aan de
Militaire School.
Het Panorama, waarmede zeker zeer
velen het vorige jaar met genoegen ken
nis hebben gemaakt, is thans weder hier
ter stede te bezichtigen. Een bezoek aan
deze inrichting overtuigde ons dat de
tableaux, die men thans te zien krijgt,
bij die van het vorige jaar in keurigheid,
volledigheid en belangwekkendheid niet
ten achter staan. Ditmaal heeft men een
serie gezichten van de parijsehe wereld
tentoonstelling van 1889, welke zoo in
drukwekkend schoon zijn, dat men zich
met verbazing moet afvragen, hoe een
dergelijk geheel tot stand te brengen is,
zoo natuurlijk is alles voorgesteld. Men
waadt zich telkens als door een toover-
slag op een ander punt van die tentoon
stelling geplaatst, waarvan zich de
schoonste en belangwekkendste deelen
aan het oog vertoonen.
Ongetwijfeld zullen de andere se
riën, die de ondernemer, de heer Hiilste,
voornemens is to exposeeren, evenzeer
voldoen. Zooals het vorige jaar laat de in
richting en plaatsing van het panorama,
in een der benedenzalen van „Felix Fa-
vore", voor de bezoekers aaa comfort en
netheid niets te wenschen over.
Vrouw N. de R., in de Wijngaard
straat alhier, is Donderdag door de arr.-
Naar het engelsch
VAN
EDNA LYALL.
T0)
HOOFDSTUK XXVII.
„Marguerite is mijn leerlinge en een zeer aardig meisje. Maar,
ma chère, vertel mij nu eens alles wat er gebeurd is gij zijt
mager, mijn kind, nog magerder dan gedurende het beleg; dat is
niet goed en gij ziet er ouder, veel ouder uit; er ligt iets engel
achtigs op uw gelaat; het is niet meer die opgewektheid van vroe
ger, die ik er op leos; gij moet veel geleden hebben, lief kind. Ik
vrees echter, dat gij te goed wordt en dan zult gij sterven, behoud
een weinig van de menschelijke ondeugden, ma chère, en word
niet te veel een heilige."
Espérance begon luide te lachen.
„Wees daarvoor maar niet bang, madame; ik verzeker u, dat
daarvoor weinig gevaar bestaat. Ik ben ziek geweest, daarom ben
ik zoo mager,"
„Ziek geweest? Ja, ik wist wel dat de gevolgen van de ontbe
ringen gedurende het beleg niet zouden uitblijven. Ik zelf ben
ncoit zoo gezond geweest als na dien tijd van ellende en gebrek.
Vertel mg echter eens iets van Gaspard, mon enfant."
„Hij is nu op Ceylon op eene koffie-plantage," zeide Espérance,
en zij vertelde mevrouw Lemsrcier alle bizonderheden uit Gaspards
brief. Madame zag tranen in Espérance's oogen.
„Ja, mijn kind, wij vrouwen krijgen ook ons deel van de ram
pen des levenshet is wel ongelukkig om alleen achter te moeten
blijveD," zeide zij met vriendelijke stem, terwijl zij de hand van
Espérance ia de hare vasthield. „Wij moeten echter moed houden,
mijn kind, en dat is voor ons des te gemakkelijker, wanneer wij
bedenken, dat de mannen sterk zijn, terwijl zij weten, dat wg
zwak en zonder bescherming zijn. Gij hebt natuurlgk gehoord, dat
mijn echtgenoot gevangen genomen is?"
„Ja, Gaspard heeft het mij verteld. Maar vertel mij eens wat
er gebeurd is, nadat wij van elkaar afscheid hebben genomen."
„Ja, lieveling, dat is eene heele geschiedeniswel duizend maal
heb ik den hemel gedankt, dat gij gevrijwaard zijt gebleven voor
de verschrikkingen van het tweede beleg. Ik wist niet wat ik er
van denken moest; ik zag Victor zeer zelden, hij was bijna altijd
aan het schrijven, of... of trachtte zijne zaak op andere wijze,
meer onmiddellijk van dienst te zijn. In den beginne hield hij zich
van het succes verzekerd, zoodat ik mij al die verschrikkingen
beter kon getroosten, omdat ik hoopte, dat zijne partij ten slotte
zou zegevieren en wij dan den vrede en een beter bestuur zouden
krijgen.
Hoe kan eene vrouw het verkeerde of het goede van zulke om
wentelingen inzien? Ik vertrouwde geheel op mijn echtgenoot.
Toen kwam er echter plotseling een geheele omkeer. Victor was
wanhopend, hij begreep, dat alles verloren was. Ik trachtte hem
te bewegen, de vlucht te nemen, of zich ergens schuil te houden;
maar neen, hij was en bleef moedig; hij weigerde dit te doen en
zeide mij„Antoinette, de menschen, die ik aangehitst heb en
voorgegaan ben, mag ik niet verlaten, ik moet hen trouw blijven."
Hij bleef dus, mijn moedige echtgenoot, hij bleef en werd gevan»
gen genomen."
Mevrouw Lemercier pinkte bij deze woorden de tranen uit hare
oogen en snikkende vervolgde zij„Hij en verscheidene anderen
werden gevangen genomen en uit Parijs weggevoerd, waarheen
weet ik nief; ik weet wel, dat het op een brandend heeten, zomer-
schen dag was en zijn lijden groot moet zgn geweest. Eenigen tijd
daarna heb ik hem weer gevonden; hij zat gevangen in Z..Hij
leefde nog. Hij werd daar met verscheidene lotgcnooten gevonnist.
Sommigen werden ter dood, anderen tot levenslange verbanning
veroordeeld; stel h eens voor, Espérance, hoe mijne gewaarwor
dingen moesten zijn, toen ik op den uitslag van dat verschrikke
lijke vonnis wachtte. God hoorde echter mijne gebeden. Victor
werd niet doodgeschoten, maar lovenslang verbannen. Voor dat
zijn schip uitzeilde, heb ik hem nog eens gezien en ofschoon ik
dankbaar was, dat hij het leven had behouden, was de beproeving
toch zeer zwaar. Hij vertroostte mij echter en zeide, dat zijne
verbanning geen schande was en dat hij slechts had gedaan, wat
hij voor zgn plicht hield. Hij kon echter zijn smart niet verbergen,
dat bij Frankrijk moest verlaten. Ik geloof wel, dat hij zelf den