NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. Donderdag 24 April 18SJ0. Van Verre en van Nabij. IN DEN VREEMDE. Mo- 2088, ABONNEMENTSPRIJS: Voor Haarlem per 3 maandenƒ1.20. Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden. -1.65. Afzonderlijke nummers- 0.05. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureau: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. 'ï'eEcfoonaomsiBei' ESS. ADVERTENTIE!: van 15 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 centE^ Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze agenten en door alle boekbandelaren, postkantoren en courontiert. Directauren-Ditgevera J. C. FSKSJSBOOSS an J. B. AVIS. Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie GenéraU de Fubliciti Etrangere G. L. HAVBF §r Go,t JOHN FJONF8SuccFaryi 31 hit Faubonrg Montmartre XXV. Onder den titel //de Onafhankelijkheid der Galliërs en Duitsehland" geeft de fransche auteur Paul Jouvencel een be knopt overzicht van de verhouding van Frankrijk tot Duitschland, en dat van den vroegsten tijd af tot op heden. Na in nauwelijks honderd bladzijden met kunstige kortheid, een volledig overzicht daarvan te hebben gegeven, trekt de schrjjver uit de historie een conelusie, waaruit wij een gedeelte willen overne men. z/Op de kaart van Europa zien wij, dat drie groote volkscombinatiën duide lijk aangewezen, scherp getrokken gren zen hebben. Spanje en Portugal zijn be grensd door de zee en afgesloten door de Pyreneën Italië door de zee en door de Alpen en Gallië door zeeën, bergen en de rivier de Rijn. Dat zijn natuurlijke grenzen. Waarom nu put Europa zich zelf uit door die reusachtige uitgaven voor de landsverdediging? Omdat het een ver keerdheid heeft geduld, omdat het heeft veroorloofd, dat Duitschland Elzas-Lo- tharingen heeft genomen, die fransch wilden blijven en die door de natuur lijke grens bij Frankrijk behoorden. Wanneer op den dag na den val van Sedan, Europa tot Duitschland gezegd hadeisch van Frankrijk geld, veel geld en het zal betalen, maar neem geene provinciën, want die zal het altijd willen heroveren, dan zou missehien Duitsch land daaraan gehoor hebben gegeven. In dat geval zou die oorlogsschatting door Frankrijk reeds sinds lang betaald ge worden zijn en Frankrijk zou zich ver der hebben bezig gehouden met inwen dige hervormingenhet zou niet zoovele milliarden hebben uitgegeven voor wa pening en Europa zou zich niet hebben geruïneerd om hare krijgstoerustingen te versterken. Frankrijk wapent zich niet tegen Euro pa, maar voor zijn eigen verdediging, en Duitschland, ziende hoe reusachtig groot en sterk het fransche leger is geworden, vermeerdert iederen dag zijn militaire toebereidselen en noodzaakt zijne bond- genooten om hetzelfde te doen. Wat zou met de reusachtige sommen, die daarvoor worden besteed, niet ont zaggelijk veel voor den vooruitgang der beschaving gedaan hebben kunnen worden! Frankrijk is gereed voor den oorlog, maar zoekt dien niet. Onze republiek gaat, zoo-ils alle repu blieken, niet zoo gemakkelijk tot den oorlog over. Want het volk regeert er en het volk heeft van nature een grooten weerzin tegen dat bloedige offer. In 1870 had Duitschland zich er mede moeten vergenoegen, dat het zijn een heid had bereikt. Dat was reeds een schitterend succes. Maar het beging de fout van Napoleon I, die van te willen overheerschen een landstreek, waar het geen recht op had en waar het nooit ge zien zal worden. Duitschland heeft zich verbonden met Italië en met Oostenrijk. Maar laatstge noemd rijk kan bezwaarlijk een ware vriend van Duitschland wezen, daar het door Pruisen vernederd en verkleind i3 geworden. Frankrijk heeft meer soldaten dan Duitschland. Weliswaar heeft Duitsch land eene bevolking van 47 millioen zielen en Frankrijk slechts van 38 mil lioen, maar in Duitschland zijn er meer kinderen, zoodat men voor men beide landen tot een totaal cijfer van tien mil lioen strijdbare mannen komt.Maar daarbij moeten worden gerekend de groote en zeer strijdvaardige legioenen, die de Fran- schen kunnen trekken uit Algiers. Geen enkel duitsch soldaat die thans de duitsche vaan dient, heeft deelgeno men aan de overwinningen van 1870 geen enkel fransch soldaat die thans de fransche banier volgt, is door de Duit- schers verslagen geworden. Bij een nieuwen oorlog is het dus een geheel nieuwe partij die gespeeld wordt, en waarbij Frankrijk het voordeel heeft van meer manschappen, meer geld en betere wapens te bezitten.7' Na al deze beschouwingen van den schrijver, die wij zeker niet alle zouden durven onderschrijven, maar die o.i. veel waarde hebben, komt hij tot deze con elusie Als Frankrijk overwint, moeten Hol land en België geheel op denzelfden voet zich blijven regeer en als than a ge- sehiedt. Elzas-Lotharingen zullen weer bij Frankrijk worden gevoegd. De provin ciën aan den Linker-Sijnoever zullen een onafhankelijke Staat moeten vor men. Maar al deze staten zullen met Frankrijk een natuurlijk verbond sluiteD, ten doel hebbende een overheersching van vreemde mogendheden te voor komen. S A 0 S H 1 E U V* S. Haarlem, 23 April 1890, Den 25en dezer wordt de bepaling getrokken, waarbij honden die op straten en wegen losloopen, gemuilkorfd moeten zijn. In andere publication schijnt dien da<_ als do laatste van den termijn te worden aangemerkt. Men zal dus weldoen omals zijne honden ook den 25en nog gemuil korfd te houden. In verschillende gemeenten des lands komen nog herhaaldelijk gevallen van hondsdolheid voor. Den len Mei zal des avonds in //Felix Favore" een meeting worden gehouden, waarin de heer D. de Clercq over den 8 urigen arbeSdsdag zal spreken. Ook hier ter stede zijn thans evenals in andere plaatsen des lands de biljetten aangeplakt, waarin zijn opgesomd de voordeelen van den werkdag van 8 uren. Het Concert Jeanne Landré. Door onze begaafde stadgenoote mej. Jeanne Landré, concert-zangeres en leerares in den zang, werd Dinsdagavond in de groote zaal der „Vereeniging" een concert gegeven met medewerking van de heeren J. M. Orelio, baryton, van Amsterdam, G. H. Haagmans, cellist, van Rotterdam en D. Haagmans, pia nist alhier. De heer G. Haagmans was tot dusver voor ons nog een onbekende, maar was dit- in de muzikale wereld niet, getuigen de vele gunstige beooraee- lingen, die hem in verschillende muziek tijdschriften zijn ten deel gevallen. D e goede naam, dien hij zich ook ©p de Diligentia-concerten, te 's Hage, als solo cellist heeft verworven, heeft hij ook bij deze gelegenheid schitterend opgehouden. In de eerste plaats viel ons zijn rustige voordracht op, effectbejag blijft hem totaal vreemd en dat is iets wat wij in den kunstenaar niet genoeg kunnen waar- deeren. Aan inwendig vuur ontbrak het hem in geenen deele, hetgeen reeds da delijk bleek, toen hij met zijn broeder de Sonate voor piano en violoncel D. Dur Op. 58 van jF. Mendelssohn uitvoerde. Ook laatstgenoemde gaf daarbij blij ken een zeer bekwaam pianist te zijn, die over een buitengewoon ontwikkelde techniek beschikt. Terstond na het eerste nummer zong mej. Landré, en wel „Ausfahrt" van Grieg en „die Mainacht" van Brahms. Naar het oas voorkwam was zij in de uitvoering daarvan zeer gelukkig en wist zij veel warmte en gevoel te ontwikke len, hetgeen blijkbaar de toehoorders in spireerde. Onder de uitstekende begeleiding van den heer Haagmans wist zij van deze beide nummers dan ook pareltjes te maken. De heer Orelio zong in de eerste af- deeliug het omvangrijke nummer „Dich- terliebe", van R. Schumann. Reeds da delijk bemerkten wij, dat hij hier door drongen was van da gedachte, dat hij concert-zanger optrad; bij vroegere gelegenheden verried zijn houding en voordracht somtijds maar al te veel den operazanger. De heer Orelio heeft ons nog zelden zoo voldaan als op dezen avond. Zijn geluid was helder, vol en krachtig, zijn voordracht gevoelvol en waar het te pas kwam sober. De heer D. Haagmans had een zware taak te vervullen, daar hij zoowel als solist als als accompaguateur optrad. Hoe hij het er heeft afgebracht, daarover kan o. i. slechts ééne meening bestaan: voor treffelijk. Het meest kwam zijn talent uit in de Ballade As-dur Op. 20 van C. Reinecke. Het was een eigenaardige gedachte dat hier de leerling een der werken van zijn meester speelde, welken hij voorzeker geen oneer heeft aangedaan. De tweede afdeeling werd geopend met de heerlijk schoone //Adagio Cantabile en Allegro" uit het h-mol concert van Servais, voor violoncel. Hier hoorden wij den prachtigen toon van des heeren Haagmans cel in zijnen vollen omvang. De zangerige accoorden voerde hij op wegsleepende wijze uit. Ook hierin traden zijne groote soberheid en eenvoud in het licht, hetgeen aan zijn verrukkelijk spel een dubbele waarde verleende. Na dit nummer, dat met de grootste dankbaarheid werd ontvangen, gaf de concertgeefster «Der letzteGrusz," van H. Levi gevolgd door //La séguédilla," wals uit //Carmen", van Bizet. Over de uitvoering van het eerste nummer kan slechts éene meening bestaan. De schoen heid van haar lieflijk getimbreerde sopraanstem kwam hier ten volle uit. Minder gunstig is ons oordeel over de „Séguédilla." Deze vereischt veel meer hartstocht en temperament, dan de zan geres kon ontwikkelen. Hierin moet de zangeres zieh ten volle geven ea boven dien over veel coloratuur beschikken. Sommige gedeelten kwamen wel uit, maar anderen misten veel van den ver- eischten warmen toon. We betwijfelen echter niet of mej. Landré zal bij voort gezette oefening op den duur ook wel in dit genre kunnen voldoen. De heer D. Haagmans voerde nog eene eigene compositie uit „Fantasie Liber schwedische Volkslieder", eene eigenaar dig toonwerk, dat veel schoons bevat. Het laatste nummer waren twee duet ten voor sopraan en baryton, van A. Rubinstein, „Die Nacht" en „Der Engel". Beiden werden hoogst verdienstelijk ver tolkt. De beide stemmen harmonieerden zeer goed en klonken vereenigd uiterst fraai. Met een enkel woord over de opkomst van het publiek wenschen wij te beslui ten. Het moet gezegd worden dat de uitvoerenden grooter belangstelling had den verdiend,maar men vergete niet dat de afgeloopen winter ons reeds buitengewoon veel op 't gebied der kunst bracht. Dit in aanmerking genomen, doet ons dan ook verwachten, dat mej. Landré onder gun stiger omstandigheden een volgenden keer een voller zaal zal trekken. Mr. M. W. F. Treub hield Maandag in een vergadering van „Volksbelang" een rede over belastingen. Het volgende is daaraan ontleend: Belastinghervormingen dienen in een vrijzinnigen geest to geschieden. Van den tegenwoordigen minister van Financiën is niets te verwachten, deze is op en top conservatief. Eene progressieve Rijks inkomstenbelasting moet opnieuw door de liberale Kamerleden aan de orde wor den gesteld. Het hoofdbezwaar van ons belasting wezen is het niet belasten van kapitaal in portefeuille. Belasting naar draag kracht kan dan eerst in toepassing wor den gebracht. Belastingverdeeling naar mate van het belang is een uitgediend beginsel. Dan eerst krijgt men eene be lasting naar het inkomen. Deze moet tevcn3 progressief zijn. De heeren Pier- son en Cort v. d. Linden bevelen de progressie niet aan. Spr. bestrijdt hunne denkbeelden. 100 is voor iemand, die f 1000 in komen heeft, van veel grooter ïvaarde, dan f 200 voor iemand die 2000 in komen heeft. Niet een zelfde percentage mag dus genomen worden voor de be lastingen. Eene progressieve inkomstenbelasting kan niet de eenige belasting zijn, dooh behoort de belangrijkste te worden. Wie voordeel trekt van bizondere in richtingen van overheidswege ingesteld kan daarvoor betalen, b. v. haven- en sluisgelaen. Doch voorzichtigheid moet men hierbij betrachten Niet de open bare kas moet hierbij op den voorgrond worden geplaatst. De inkomsten uit grondbezit, uit ar beid 600—2000 'sjaars) kunnen goed worden nagegaan. Doch vele in komsten zijn moeilijk na te gaan. Be lasting naar de wijze waarop de uitga ven geschieden, en eene goede successie- balasting, (gekapitaliseerd inkomen) zijn zeer aan te bevelen. Progressief moet ook deze zijn, en vooral toenemen naar de mate van de bloedverwantschap. Naast inkomstenbelasting dus verteringsbelas ting. Gemeenten dienen geen verterings belasting te hebben, zoolang het Rijk geen betere belastingen instelt. Na eene goede regeling van het Rijksbelasting stelsel kan wel eene verteringsbelasting voor de gemeente worden ingevoerd, j omdat ook de gemeenten een gedeelte van de successie-belasting zouden kunnen j krijgen. Belastinghervorming op zichzelf geeft FËU1LLE T O IS. Ï9) Naar het engelsch EDNA LYALL, HOOFDSTUK XXIX. „Ik weet, dat ik eene berisping verdien," zeide Claude, „maar ik ben tegenwoordig niet in eene stemming, om aan vroolijke partijen deel te nemen; dat komt niet omdat ik te veel werk dat kan ik niet als eene verontschuldiging aanvoeren, maar...." „Maar gij zijt reeds blasé op vier en twintigjarigen leeftijd, nietwaar Claude gaf hierop niet dadelijk een antwoord. Hij bewoog zich onrustig op zijn stoel, daar hij het nog niet met zichzelf eens was, of hij lady Worthington alles zou vertellen of niet; plotseling sloeg hij zijne oogen op en hield ze op haar gevestigd, terwijl hij zeide: „De waarheid is, lady Worthington, dat het bezoek bij u, in den tijd van het Kerstfeest, mij geheel heeft veranderd, toen is het mij eensklaps duidelijk geworden, en nu bekruipt mij steeds een hartstochtelijk verlangen, om weer naar Rilchester te gaan. Gij weet wat ik bedoel?" „Ik geloof van wel," zeide lady Worthington vriendelijk, „en ik ben er zeer blij om, Claude." „Denkt gij dan, dat er werkelijk hoop voor mij is?" „Ik zou niet welen waarom niet," zeide lady Worthington; „gij moot echter niet te haastig te werk gaan. Wanneer ik u een goe den raad mag geven, dan zou ik aan haar broeder schrijven, al vorens er haar met een enkel woord over to spreken, want ik weet wel, dat de Franschen in zulke zaken zeer stipt en vor melijk zijn." „Ik meende er den deken over te spreken; ik geloof anders niet, dat dit veel zou helpen. Ik moet haar echter spoedig weerzien. Wanneer ik maar het een of ander voorwendsel had voor een be zoek te Rilchester, dan zou ik er morgen reeds heengaan, maar ik weet niets, en dan zal zij mij vergeten, of misschien zal een ander...." „Kom," zoide lady Worthington, met een glimlach, „ik geloof niet, dat gij u daarover ongerust behoeft te maken. Wanneer gij voorzichtig wilt zijn, dan zou ik u aanraden tot Kerstmis te wach ten, en ons dan weer te Worthington te komen opzoeken; misschien zijt gij dan wel van gedachte veranderd." „Ik heb al reeds zooveel maanden gewacht," zeide Claude mis troostig; „en gij kunt u niet voorstellen, hoe kwellend mij de ge dachte ïs, dat zij in zu!k eene doodschc stad, te midden van die koele menschen, moet leven." „Zij is hun toch niet geheel onverschillig," zeide lady Worthington, „maar ik kan mij wel voorstellen, dat het hard voor u is. Stel u eens voor, dat ik wellicht zoo onvoorzichtig zou zijn en u nu naar Rilchester liet gaaD, om daar voor mij eene prachtige schilderij van de kathedraal te laten maken; mij dunkt van den zuider vleugel?" „Gij zijt al te goed," antwoordde Claude ernstig; „maar toch behoorden mijne wenschen niet altijd zoo spoedig vervuld te worden." „Neen, in ernst gesproken, ik zou die schilderij gaarne willen hebben, mijnheer Magnay; ik doe u de opdracht om ze voor mij te maken, wanneer uw tijd tenminste niet te kostbaar is. Moet ik u verder nog opgeveD, hoeveel voet linnen gij beschilderen moet, zooals die zonderlinge koopman, van wisn wij laatst hoorden dat hij schilderijen bij de el kocht?" Claude begon te lachen en bedankte haar in vriendelijke bewoor dingen; daarna zeide lady Worthington op meer ernstigen toon „Ik wensch u een goed succes toe en ben zeer nieuwsgierig om den uitslag te hooren; gij zult mij toch wel bij uwe terug komst spoedig opzoeken, nietwaar?" Claude beloofde dit, en daar er juist op dat oogenbiik andere bezoekers kwamen, nam hij haastig afscheid. Hij was verrukt, dat hij nu eera voorwendsel had voor oen veer- tiendaagsch oponthoud in Rilchester. Hij had dien dag reeds wil len vertrekken, maar den volgenden dag moest hij nog een nood zakelijk bezoek afleggen, zoodat hij er eerst den volgenden avond zou kunnen heengaan; over twee dagen zou hij haar evenwel weer kunnen zien, en met die gedachte kon hij zich wel tevredenstellen»

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1890 | | pagina 1