NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
Van Verre en van Nabij.
De Familie Causson.
Dirsoteuren-Uitgsvera 3, C. PSEREBQOM en J. B. AVIS.
J aar&an$r.
ABOSHEMEIITSrEUS:
Voof Haarlem per 3 maanden1.20.
ïranco door het goheeie Kijk, per 3 maanden. -1.65.
Afzonderlijke nummers-0.03.
AB7ÏÏRTRNTIÈÏT:
15 regele 50 Cents; iedere regel meer 10 cents
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Dit blad vereehynt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
NfjraHii: Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. TTelefoouKuraswiEieear JLSê®.
Abonnementen en Advertenties worden aangenomen door
onze agenten en door alle boekhandelaren, postkantoren en courantiers»
Hoofdagenten voor het Buitenland: Compagnie Genér&Xt de Publicitt
G-. L. HAVMM C'o.t JOHN FJONE8, Succ., Parijs 31 bis Faubourg Montmarire.
XXVIII.
ELECTRISCHE VERLICHTING.
Ondanks de geduchte vorderingen der
wetenschap op elk gebied, duurt het nog
zeer lang eer men doordrongen is van
de overtuiging dat die vorderingen, die
uitvindingen, die verbeteringen ook moe
ten worden toegepast. Een voorbeeld uit
vele is de electrische verlichting.
Hoe betrekkelijk gering is daarvan nog
de toepassing in ons land. Men behoett
nu niet weder do schuld te gooien op
het van ouda bekende gezegd®, dat de
Nederlander eerst de kat eens uit den
boom kijkt en eerst eens bij zijne buren
ter markt gaat, neen, hier is de oorzaak
aan andere omstandigheden toe te schrij
ven. Die omstandigheden zyn elk op zich
zelf van betrekkelijk gering gewicht,
maar te zamen wegen zij nog zoo zwaar,
it ze een vrij aanzienlijk remblok vor
men, om de invoering van de electrische
verlichting tegen te houden. Laat oc3
eens nagaan, welke die bezwaren zijn en
daarna trachten uit te maken df zij wer
kelijk van zoo ernstigen aard zijn, dat ze
zooveel gewieht in de schaal mogen
werpen.
De inrichtingen tot verkrijgen van
lichtgas, dat thans nog voor het meest
doeltreffende verlichtingsmaterieel wordt
gehouden, zijn nog steeds onderhevig aan
voortdurende verbeteringen en verande
ringen. t chei- en natuurkunde hebben
hun laatste woord in de gasfabricatie nog
niet gesproken.
Staan wij hier met het oog op elec
trische verlichting niet voor een zonder
ling feit? Men weet dat het lichtgas uit
steenkolen gestookt, niet volmaakt is.
Neemt men het gas van 10 verschillende
gasfabrieken, dan heeft man ook 10 ver
schillende soorten van gas. Er is in dit
verliehtingsmaterieel geen eenheid en dit
bewijst het onvolmaakte van het product.
Bovendien veroorzaakt gaslicht in lokalen
een ongezonde atmosfeer en brengt het
de noodzakelijkheid mede van het aan
brengen van ventilatie-toestellen, dus
veroorzaakt buitengewone onkosten.
Deze beide ongerieflijkheden treft men
bij electrisch licht niet aan. Het veroor
zaakt geen warme benauwde atmosfeer,
terwijl er geen gevaar voor ontploffiog
bestaat.
Wat de intensiteit, d. w. z. de licht
sterkte betreft, het behoeft niet op we
tenschappelijke gronden te worden aan
getoond, dat deze veel grooter is dan die
van gas. Ieder heeft zieh daarvan kunnen
overtuigen.
Waarom dan nog zoo getalmd met de
invoering van electrisch licht?
Een der grootste bezwaren zijn de
kosten, hoofdzakelijk die van den aanleg.
Zooals de heer P. van Cappelle, elee-
tro-techcisch ingenieur te Rotterdam, in
zijne uitmuntende voordracht, onlangs in
de haarlemsche afdeeling van Nijverheid
gehouden, mededeelde, zijn vele gemeenten
echter over die bezwaren heengestapt en
ia o. a. door de stad Keulen een crediet
van 1.800.000 mark toegestaan, waar
voor de gemeente de electrische verlich
ting in eigen exploitatie neemt.
Vergelijkt men hierbij de kosten van
een gasfabriek, dan zal men zeker tot de
conclusie komen dat deze euorm veel
hooger zijn. Een gasfabriek is enee
inrichting bovendien welke nu juist
niet tot de sieraden van een stad en tot
de meest gezonde inrichtingen voor do
omgeving behoort. Geheel anders iB dit
het geval met een centraal-station voor
electrische verlichting, waarin zich slechts
bevinden een stoommachine met ketel,
oen of meer dynamo's en accumulatoren,
waarvoor betrekkelijk maar eene kleine
ruimte noodig is.
Bij den grooten vooruitgang, dien de elec
trische verlichtings wijze, dank zij de vor
deringen der techniek, getnaakt heeft,
zullen er na de algemeene invoering van
deze v©rlichting8wijze, slechts weinig ge
breken of bezwaren voor den dag komen,
waarin van te voren niet was voorzien,
men heeft ook in dit vak reeds veel er
varing opgedaan.
Moge daarom de electrische verlichting
het licht der toekomst zijn, naar wij ho
pen, van een niet al te ver verwijderde
toekomst
Electricus.
S r t) S I K li tt s.
Haarlem. 29 Mei 1890.
Het antwoord van Zijne Majesteit den
Koning op het klachtschrift van mr. R.
H. J. Gallandat Huet, luidt woordelijk
en letterlijk ais volgt:
He Minister van Binnenlandse fa Zaken
krachtens machtiging van 1 Mei j.l., No.
26, beschikkende op het klachtschrift van
Mr. R. H. J. Gallandat Huetlid van
den Raad der gemeente Haarlembehel
zende beschuldigingen tegen den Burgemees
ter dier gemeente;
Gezien de daarop ingekomen ambtsbe
richten en het adres van J. W. M. van
de Boll en 21 andere leden van genoemden
gemeenteraadwaarbij zjj verklaren met het
door hun medelid ingediend klachtschrift
in geenen deele te kunnen instemmen
Geeftnamens den Koningaan den
adressant Mr. R. H. J. Gallandat Huet
te kennendat zijn klachten over en be
schuldigingen tegen den Burgemeester van
Haarlemvoor zoover deze handelingen be
treffen, die niet vallen buiten de beoordee
ling der Regeeringbij onderzoek ongegrond
zijn
Afschrift dezes zal worden gezonden aan
's Wonings Commissaris in Noordholland,
ter kennisneming en ter uitreiking aan de
adressanten en aan den Burgemeester van
Haarlem.
V Gravenhage, 19 Mei 1890.
{get.) HE SAVORNIN HORMAN.
Wij hebben aan den heer Huet ge
vraagd wat hij doen zou, zoo 's Konings
antwoord ongunstig voor hem luiden
mocht. De heer Huet antwoordde, dat
hij, in dat geval, zijne demissie zou ne
men als lid van den Raad, en de be
slissing overlaten aan de burgerij.
Men kan derhalve nu zijn aftreden als
Raadslid spoedig tegemoetzicD.
Wij plaatsen hieronder een uittreksel
van een verzoekschrift, dat, naar men ons
meldt, door tal van burgors van Haarlem
zal worden gericht tot den Raad dezer
gemeente. Het houdt in verzoek om de
nieuwe school voor kosteloos lager onder
wijs niet te plaatsen in de Schoterstraat
maar aan de Parklaan bij het „Phoenix"-
terrein.
Van dit verzoekschrift, dat van haar
lemsche werklieden schijnt uit te gaan,
zijn afdrukken desnoods gratis verkrijg
baar Morinnesteeg 9b. Een ieder, die
het verzoekschrift geteekend heeft, kan
daar een afdruk bekomen. Aan ioder, die
alsnog teakent, wordt een afdruk uitge
reikt.
Adressanten gronden hun verzoek o.a.
op de volgende overwegingen
Het terrein aan de Schoterstaat heeft
eene ongunstige ligging, de Schoterstraat
is te smal en daardoor het terrein te
klein, terwijl de school niet anders dan
zoodanig gebouwd kan worden dat de zon
niet in de schoolvertrekken kan komen,
hetgeen hun hoogst Badeelig voorkomt.
Verder komt het adressanten voor dat
de uitvoering der groote spoorwegwer-
ken veel Dadeelen voor do school aan
gene zyde van den spoorweg, zal veroor
zaken. De huizen zullen er hooger wor
den opgetrokken en dus zal de school nog
meer van lucht en licht worden beroofd,
terwijl het meerdere verkeer van rijtui
gen en voetgangers er een drukte zal
veroorzaken, welke storend op het onder
wijs werkt.
Uitvoerig betogen adressanten dat het
sisgel in de onmiddellijke nabyheid van
dschool, een voortdurend gevaar voor
de kinderen oplevert, die steeds gaarne
aan den waterkant spelen, terwijl zoo-
lang als de overwegen nog niet gereed
zijn, ook de bekende nu bestaande toe
stand aldaar voor de kinderen hoogst
gevaarlijk is.
Komt er later een tramweg door de
tunnels, dan is het passeeren daarvan
voor de kinderen ook een groot gevaar,
wegens het gevaar van overrijden door
de tram.
Ten slotte vragen adressanten:
Om welke redenen is de plaats door
de schoolcommissie aanbevolen verre ver
kieslijk: het uiteinde van de Parklaan?
a. men heeft daar de ruimte. Het
schoolgebouw kan geplaatst worden, zoo
als het 't beste uitkomt voor den licht
inval.
Er zijn geen hinderlijke belendingen.
Het gebouw staat geheel op zichzelf.
Er is ruimte in overvloed voor een over
dekte speelplaats, voor een open speel
plaats, voor een schoolbad enz. enz.
Het is een stille buurt. Er is weinig
levendigheid op straat, ook weinig gerij,
geen gerucht makende drukte, niets wat
het onderwijs stoort.
Voor de kindoren die ter school komen
en die de school verlaten zijn er ruime
straten en grachten, nergens in het oog
vallend bezwaar, gevaar opleverende.
Er ia aan het einde der Parklaan veel
luchtverplaatsing, iets wat op de gezond
heid der kinderen gunstig werkt.
De beschikbare ruimte ia zoo groot,
dat er nog plaats genoeg overblijft voor
andere gebouwen, zelfs van nog groote
ren omvang.
b. Een ander voordeel is de goed
koopte. Men behoeft nu geen afzonderlijk
bouwplan opzettelijk te maken men kan
overnemen het plan van school C aan
de overzijde der Leidsche Vaart. Die
school is gebleken zeer goed te zijn inge
richt en te voldoen aan al de eischen
van den tegonwooraigen tijd. Men bouwe
aan het einde van de Parklaan een
tweede geheel gelijksoortige schoolmen
heeft daar zelfs ruimte genoeg, ®m de
school zonder verdieping te bouwen, iets
wat zeer vele voordeelen heeft.
Welke bezwaren togen dit terrein
mogen bestaan met het oog op school-
bouw, kunnen wij niet nagaan. Zoo ze
er zijn, dan zijn ze ontleend aan be
schouwingen geheel vreemd aan dit on
derwerp.
Heden herdenkt de heer E. A, Kru-
8eman don dag waarop hij nu vijftig
jaar geleden voor het eerst als muziek
onderwijzer hier ter stede optrad.
De directie van het Sportterrein „de
Phoenix" heeft de beleefdheid gehad om
het bestuur en de leden van de Haar
lemsche Afdeeling van Toonkunst uit
te noodigen tot het bijwonen van een
concert op Zondag avond 8 Juni, na
afloop en als slot van het driedaagsch
muziekfeest. Hot orkest van den heer
W. Kes zal voor dezen avond worden
uitgenoodigd.
De Zangvereenïging „Rotte's Man
nenkoor", die eerst was toegetreden om
in de hoogste afdeeling bij den zangers
wedstrijd, door „Zang en Vriendschap"
te geven, mede te dingen, heeft zich
om redenen van verschillenden aard
teruggetrokken.
Ons verslag van de Dinsdagavond ge
houden vergadering van de bouwver-
eeniging „de Toekomst" vereischt eene
kleine rectificatie en aanvulling.
Daarin staat vermeld, dat bh. commis
sarissen zijn benoemd, juister is dat
de heer A. de Clercq, als ontwerper van
het plan en de heer Janssen Jr. van
Amsterdam, die het kapitaal heeft ver
strekt, als zoodanig zullen optreden, ter
wijl nog een derde persoon zal worden
uitgenoodigd om als commissaris te fun-
geeren.
Verder komt in het verslag voor, dat
door hh. comm. werd voorgesteld, de
schadeloosstelling den heer A. van der
Velden te verleenen, reeds nu te bepa
len op ƒ300, in plaats van deze later
te regelen.
Dit is echter niet juistdaar er zich
in de vergadering eenige leden tegen
dit voorstel verklaarden, werd besloten
den heer van der Velden eerst na
afloop van den bouw een nader vast te
stellen bedrag uit te keeren, als ver
goeding voor de vele zorgen en tyde-
opoffering welke aan het toezicht op
den bouw, het te woord staan van be
langhebbenden enz. zijn verbonden. De
heer van der Velden treedt in deze toch
geheel belangeloos voor de vereeniging
op. De keuze van president, welke op
hem is gevallen, wordt gerechtvaardigd
door zijne groote ervaring inzake arbei
derswoningen.
VERSLAG
Museum van Kunstnijverheid op liet Paviljoen,
TE HAARLEM,
over het jaar 18 8 9'9 0,
{Vervolg).
Tentoonstellingen.
Verschillende tentoonstellingen en
kunstbeschouwingen werden buiten het
Museum gehouden, en wel in Amster
dam, Alkmaar, Leeuwarden, Deven
ter, Leiden, Zierikzee, Dordrecht en
Haarlem.
De gunstige invloed die door deze
tentoonstellingen op de ontwikkeling
van den goeden smaak en daardoor op
het kunstambacht wordt uitgeoefend, is
zeer groot en wij kunnen niet nalaten
er nogmaals op te wijzen, dat de rijke
verzameling der boekerij voor genoot
schappen en inrichtingen en vooral ter
opluistering der vergaderingen van De
partementen der Maatschappij van Nijver-
EEÜ1LL E O N.
Naar het franschvan Adolphe Belot en Jules Hautin.
4)
EERSTE GEDEELTE.
HOOFDSTUK II.
Een oude kennis.
„Het zij zoo," zeide ik tot Léonce; „maar natuurlijk kan ik om
half negen weer over mijn tijd beschikken!"
„Natuurlijk."
Alvorens te vertrekken, nam Léonce de vierduizend francs
van tafel op en stak ze achteloos bij zich. Een oogenblik later
voerde zijn rijtuig ons weg in de richtiDg van de Cbamps-Elysées.
Wij volgden de boulevards. Wij zouden eerst een rijtoertje naar
het Bois de Boulogne maken, hetgeen de vicomte gewoon was op
dit uur te doen. Onderweg liet Léonce stoppen in de Rue de
1'Arcade, waar hij zich voor eenige minuten verwijderde. Toen
hij zich weer bij mij voegde, was hij zeer vroolijk en ik hoorde
hem mompelen:
„Op m^n woord van eer, deze Angelina is bekoorlijk!"
Daar ook Maheurtier dol verliefd was op eene schilderes uit
de Porte-Saint-Martin, Angélina genaamd, vermoedde ik, dat het
toeval, dat deze twee mannen aaa de groene tafel tot elkaar had
gevoerd, hen ook op ander terrein tegenover elkaar had gebracht.
Wij hadden weldra de Cbamps-Elysées bereikt.
Het was een onafgebroken komen en gaan van rijtuigen, ruiters
en voetgangers. De vicomte sloeg deze bonte mengeling nauwlet
tend gade en deed verschillende waarnemingen. Hij groette zijne
kennissen met eene handbeweging, glimlachte tegen de dames, die
hij allen scheen te kennen, maakte aanmerkingen op deze, stak
den lof van gene; kortom, hij schoen geheel in de wereld op
te gaan.
Dit alles liet mij zeer koel; daar onze ijdelheid het echter niet
duldt, dat wij onze onwetendheid over zekere dingen aan den dag
leggen, liet ik het voorkomen alsof ik dit schouwspel ook met de
noodige aandacht gadesloeg en de opmerkingen van de la Cou-
draye mij belangstelling inboezemden, glimlachte, wanneer hïj glim
lachte, en trok mijne schouders op, wanneer hij dezelfde beweging
maakte.
Bij de Porte-Maillot trad Léonce, die mg een proefje van zyne
behendigheid scheen te willen geve», ees werpspel binnen, met de
gemeenzaamheid van iemand, die daar bekend is en riep den jon
gen bij zijn naam. Hij nana een dozijn schijven, daarvan wierp hij
er zes achteloos op de plaat en bedekte ze met de zes anderen.
Ik stond verbaasd.
Toen wij naar Parijs terugkeerden, maakte mijn levensloop het
onderwerp van het gesprek uit. Léonce vroeg mij, wat er van mij
was geworden, sedert het tijdstip, dat wij elkaar op de school
banken van de kostschool Maximet hadden leereh kennen. Ik ver
telde hem mijn geheelen levensloop, want er was niets, dat ik
voor hem verborgen behoefde te houden. Verscheidene malen, ter
wijl ik aan het woord was, speelde er een minachtende glimlach
om zijne lippen.
„En daarmee zijfc gy tevreden?" vroeg hij mij.
„Ja zeker."
„Dus dat prozaïsche leven, uw huishouding, uw vrouw, uw
kind?...."
„Maken mijn geluk uit!"
„Hoe is het mogelijk! men heeft wel gelijk door te zeggen,dat
smaken verschillen. Evenwel is het misschien niet onmogelijk, dat
uwe verbeelding u niet naar iets meer doet verlangen."
„Dat is waar," zeide ik, „ik heb een eerzucht."
aA, ha, ik wist het wel! Gelukkig! Gij stijgt een weinig in
mijne achting. En zonder onbescheidenheid, wat is uw wensch dan
„In plaats van vijf en twintig honderd francs wilde ik driedui
zend francs verdienen."
Léonce barstte in lachen uit.
„Wat een eerzuchtig man! maar gij zijt onverzadiglijk, mijn
goede vriend, gij moet uwe wenschen wat matigen."
Toen hij zag, dat ik door zijn spottenden toon mijn ongeduld
begon te verliezen, vervolgde hij
„Word niet boos, oude Spartaan, ik heb ongelijk. Iedereen
heeft zijn eerzucht; een Napoleon wil de wereld, de landbouwer
een stuk land, de mier een korenschoof bezitten.... Wie is van
deze drie de eerzuchtigste moeielijke vraag."