No. 13, serie 12987 No. 10, serie 15701 No. 4 7 bewijzen van aandeel in de naam- looze vennootschap „Onderlinge schroef- stoombootdien8t OostzaaD," ieder groot ƒ35, waarvan 4 ten name van voor melden bestolene en 3 ten name van Christoffel Kater, nos. 173, 174, 175 en 476, 694, 695 en 696 1 premielot van het Paleis voor Volksvlijt te Amster dam, groot 2.50, serie 1250 no. 17; 1 premielot van de stad Milaan, groot 10 franc, benevens een bedrag van 15 aan verschillende muntspecies. Genoemde officier van justitie ver zoekt inbeslagneming van het gestolene en aanhouding van den persoon bij wien een ot ander wordt bevonden, zoo daar toe termen zijn. Maandagmiddag omstreeks een uur had op de Mare te Leiden een vierjarig meisje, dat naar het groen aan het kijken was, het ongeluk onder een pakwagen to raken. Een der wielen ging over het voorhoofd, zoodat het kind on middellijk dood was. Naar men mededeelt, heb ben de studenten, die deelnemen aan den optocht te Leiden en te Nijme gen, zich, krachtens de wet op het dra gen van wapenen, moeten voorzien van eene machtiging tot het by zich hebben van een wapen, voor een bepaalden tijd afgegeven door den Commissaris der Konings. Men voegt er bij, dat voor iedere ver gunning een recht van f 0.75 is gehe- ven. f!) Het Leger des Heil» is ook te Dubbeldam opgetreden. Een der vol gelingen moet zich de zaak wat heel sterk hebben aangetrokken en is daar door krankzinnig geworden. Uit dankbaarheid voor de goede diensten, die de schutterij gedu rende de laitste werkstaking aan de in woners van Enschedé heeft bewezen om de rust en orde gedurende dien tijd te handhaven, werd haar Zaterdagavond eene gezellige bijeenkomst bereid, in de bovenzaal der groote Sociëteit. Bijna geen enkele schutter was thuisgebleven en de avond werd recht gezellig door gebracht. De muziek der schutterij deed zich hooren, en verschillende voordrach ten en zaDg3tukjes werden ten beste gegeven. Hel souper, waaraan men om 9 uur zich zette, liet men zich smaken en tot laat in den nacht bleef men te zamen. kokerijen en ontvingen ƒ4 per mand. De garnalen werden ter markt gezonden naar Huil en Londen. KOLONIËN. (Uit de batavische bladen van 1620 en de Sumatra, Ct. tot 22 Mei). BATAVIA, 20 Mei. Penang20 Mei. Bij het uitrukken Rechtszaken. Heden is door de Rechtbank alhier in staat van faillissement verklaard C. de Vogel, winkelier te Aalsmeer, met in gang van 17 Juni 1890. Rechter com missaris jhr. mr. A. G. de Geer, cura tor mr. A. Kist, advocaat en procureur alhier. VISSCHERIi. Enkhuizen, 22 Juni. Door 132 vaartuigen werd gisteren alhier van 3000 tot 16,000 stuks netjes-ansjovis aange voerd. Met den kuil werd door 45 span van 9000 tot 41,000 stuks ansjovis per span (2 schuiten) gevangen, prijs f 4.50 per 1000. Gedurende de afgeloopen week werd gemiddeld f140 per vaartuig besomd. Nieuwediep, 23 Juni. Door 12 korders en beugers werden heden 34 tongen, 215 roggen, en door trekkers 110,000 stuks ausjovis aangevoerd tong gold 50 cent, rog 50 a 55 ct. per stuk, en ansjovis ƒ5 per duizend. De kotter H. D. 53, schipper Smit, besomde voor 108 groote, 20 kleine tongen en een par tijtje schol en schar f 73. T e s 8 e 1, 22 Juni. Het rogvisschen binnengaats leverde in de afgeloopen week bizonder weinig op. Naar Brussel en Ant werpen konden slechts 20 manden rog worden afgeleverd. De rog gold van 45 tot 60 ct. per stuk. Het palingvisschen ïn 'de binnenwateren ging iets voordee- liger. De prijs van paling liep van 20 tot 50 ct. per kilo. Door de Noord- zeevisschers werd van ƒ30 tot 60 per schuit besomd. Eenige garnalenvisschers brachten 10 manden garnalen aan de der troepen van Edi naar Pedawa Pan- tong is een gevecht geleverd met de Atjehers, waarbij drie onzer officieren werden gewond, zijnde kapitein Van Bijlevelt en de luitenants Oudendal en Kesller. Van de minderen werden er 21 ge wond, terwijl er drie sneuvelden. De verliezen van de Atjehers zijn niet bekend. {Bat. Nbl.) Aan de Atjeh-kroniek in de Su- Ct. wordt het volgende ontleend Den 5en Mei kwam het tot een tref fen tusschen de pradjoerits van den radja van Edi en de ontevredenen, bij welke gelegenheid onze bondgenoot een verlies leed van elf man, die allen ge wond werden, terwijl het vijandelijk verlies onbekend blijft. Het volk van den radja van Edi is er evenwel niet in geslaagd, zijne tegenpartij uit de door haar opgeworpen versterkingen te ver drijven, en de ontevredenen zei ven heb ben na dat treffen den moed niet, ver der in het edische door te dringen, ter wijl hun vuur sedert aanmerkelijk is verflauwd. Edi en omliggende staatjes zijn voor- loopig voor allen in- en uitvoer ge sloten. Gisterenavond (17 Mei) kwam geheel onverwachts de Albatros te Olehleh aan, medebrengende het bericht, dat de on zen te andermaal met den vijand slaags zijn geweest. De militaire commandant, kapitein Bijlevoldt, wa3 een paar dagen te voren met eene colonne van p. m. 300 man tegen de opstandelingen op gerukt. Bij eene ontmoeting met dezen bekwamen wij drie dooden (mindere militairen), en werd kapitein Bijleceldt zelf licht in den arm gewondde adju dant van overste Heldermann, nl. de luitenant Oudendal, kreeg een klewang- houw over den rechterarm en de luit. Kessler een schot dooor deu mond. Ver der bekwamen wij vijf- en twintig min of meer zwaar gewonden, waarvan veer tien tot de zeemacht behooren. Behalve kapitein Bijleveldt zijn alle te Edi ge kwetsten naar Kota-Radja overgebracht. Heden, den 18 dezer, is weder eene compagnie naar Edi vertrokken onder bevel van kapitein Veeren en de luite nants Lucher, Ter Haar, Mattijssen en Stolk verder de majoor Van derParra met zijn adjudant, luitenant Van der Scurolfften laatste de luitenant der artillerie Baermeyer van Barienkhoven met twee stukken van de berg-artillerie. Koorts, influenza en beriberi houden hier eene vreeselijke slachting. Dezer dagen heeft Toekoe Makam, het bendehoofd, dat een paar maanden len een inval op Poeloe Way ge daan heeft, andermaal vijandelijaheden daar gepleegd. Hij werd echter door het hoofd van dat eiland, Toekoe Daoed, verjaagd en leed daarbij een verlies van een paar man, waaronder twee pang- lima's. De goeverneur-generaal heeft het noodig geacht nadere maatregelen voor te schrijven tot krachtiger handhaving van het verbod van in- en uitvoer in eenige staatjes ter West- en ter Noord en Oostkust van Atjeh en onderhoorig- heden en daarom, bij ordonnantie in de Jav. Ct. opgenomen, bepaald dat alle vischvangst langs de kust dier staatjes verboden is. Van de afsluiting der kusten te Atjeh kan men zich een juist denkbeeld maken, wanneer men weet dat op Atjeh's Noordkust van 95°30' tot 97°30' O. L. van Greenwich, dus over eene kustlengte van 40 uren gaans, geposteerd zijn zeven oorlogsschepen. Deze schepen liggen in station te Telok Semaweh, Pasangan, Samelangan, Panteh Radja, Segli, Lampanas (Tan djong Batoe-Poetih) en Kroeng Raja. Een der engelsche Straits bladen bevat een van atjehsche zijde afkomstig bericht uit Edi, waarin gezegd wordt, dat de Atjehers vast besloten hebben ons te verdrijven en dat, zoo zij aan houdend op hun gezicht krijgen, dit enkel aan onze betere bewapening is toe te schrijvenhet bericht eindigt met de mededeeling, dat als de Atjehers maar zulke goede geweren hadden ais wy, zij de Hollanders in minder dan drie maan den uit heel Sumatra zouden verdrijven. La blague ne coüte rimIn tusschen kan men in dit bericht eene aanmoedi ging zien tot clandestienen wapenhauael. {Bat. Nbl.) Met betrekking tot het den 29sten April jl. te Edi geleverd gevecht is door den civielen en militairen goeverneur van Atjeh en onderhoorigheden het volgende aan de regeering gerapporteerd: Nadat op 27 April jl. bij hei bestuur te Edi het bericht was binnengekomen, dat te Pantoen Rajoet een 200tal ge- weerdragende vijanden verzameld waren, aan wie dien dag munitie en rijst uitgereikt met het doel den volgenden morgen het Edische binnen te rukken aldaar den heiligen oorlog aan te vangen, werd in den avond van den volgenden dag omstreeks 11 uur 45 minuten door tusschenkomst van den radja van Edi aan den militairen com mandant aldaar bericht, dat dc mosle- min, mistens 150 man sterk, in den na middag van dien dag tegen het vallen van den avond in het Edische waren aangekomen, eene nabij den weg Edi- Peüawa Besar gelegen heuvel hadden bezet en bezig waren zich aldaar te ver sterken. De afstand van dien heuvel tot den weg werd op 6 k 700 meter ge schat. In vereenigiug met de marine lan- dingidivisie, die op verzoek van den militairen commandant te 7 uur voor middags van den 29en April in de ben- ting te Edi aankwam, rukte laatstge noemde omstreeks uur voormiddags van dien dag tegen den vijand op met eene troepenmacht, bestaande uit: 1 compagnie infanterie ter sterkte van 2 luiienants, 1 adjudantonderofficier en 105 minderen; de marine-landingsdivisie sterk 6 officieren ea 103 minderen1 mortier van 12 cM. met bediening en eene ambulance onder een officier van gezondheid met 8 taxdoes. De late at- marsch der colonne werd veroorzaakt door de vallende stortregens. Tc 9 uur voormiddags te Pedawa Pantong aange komen, werd de colonne ernstig bescho ten van 3 heuveltoppen en uit het terrein daartusschen gelegen op ongeveer 600 M. van den weg Edi-Pedwa Besar. Terwijl de vijand in het front werd be- iggehouden door de marine landingsdi visie, rukte de infanterie in oostelijk richting vooruit en nam op een geschikt punt stelling, waarop nu ook de marine landingsdivisie in die richting avanceerde en door de geheele eolonne gezamenlijk de vijand uit zijne stellingen verdreven werd. liet bleek, dat hij twee benlings had daargesteld, waarvan één nog on voltooid. Zonder door den vijand verder verontrust te worden, keerde de colonne huiswaarts en kwam tegen den middag in de versterking te Edi terug. Van onze zijde werden gewond de officier van gez. 2e kl. dr. J. van der Wal licht en 8 minderen, terwijl nog een europeesch fuselier een matten kogel bekwam, en een inlandsch fuselier in een raajoe getrapt had. Volgens bij het be stuur ingekomen berichten bedroeg het verlies des vijands 8 dooden en 14 ge wonden. Hoewel de militaire commandant te Edi den toestand nog niet dermate ern stig inzag, dat hij versterking van Kota Kadja noodig oordeelde, is niettemin eene inlandsche cornp. van het 14e bat. inf. aangewezen om naar Edi te vertrekken, hoofdzakelijk ter beveiliging van onze eiviele établissementen en tot verlichting van den garnizoensdienst ter bezetting. CIVIEL DEPARTEMENT. Verleend: Een tweej. verl. naar Europa, wegens ziekte, aan den onderw. 2e kl. Ch. van Buuren. MILITAIR DEPARTEMENT. wogens ziekte, aan den majoor der inf. L. J. Popelier en aan den off. van gez. 2e kl. U. W. E. Thur; wegens twaalf jaren onafgebr. dienst aan den le-luit. der inf. R. Macleod; wegen ziekte, aan den le luit. der inf. H. J. Laarhuis. Trouw-, Geboorte- en Doodberichten. (Uit de ind. bladen van 15 tot 20 Mei.) GEHUWD: A. M. C. van Hall en C. S. de Bode, Tegal. - J. C. F. Dieu- donné en A. P. M. Remmert, Batavia. - W. T. van Zutphen en H. F. van de Pol, Batavia. - Ph. BaDgert en E. L. de Wit, Buitenzorg. - D. van Zollingen en A J. van der Zon Brouwer, Soe- rabaja. BEVALLEN: L. J. Voorneman Seheffer d. Meester-Cornelis. - A. Grand- jeanVan Deun z. Magelang. André de la PorteHesselink d. Padang-Pand- jang. - E. van ReesPruijs v. d. Hoe ven d. Buitenzorg. - C. C. Pietersz Bell d. Batavia. - Mevr. VoullaireDer- mout d. Batavia. - Mevr. van Hoboken z. Batavia. OVERLEDEN: Wed. Verdoom, Ba tavia. - S. KleijkampKoopman 64 j. Batavia. POLITIEK OVEilZIUIT. De Standard verneemt dat de over dracht van Helgoland geschiedt op 1 Verleend: Een tweej. verl. naar Europa, October. Prins Heinrich komt met een smaldeel het eiland namens den keizer overnemen. Helgoland zou als zelfstandig rijksland bestierd worden gelijk Elzas- Lotharingen. De Pall Mall Gazette deelt mede, dat zij een agent naar Helgoland heeft ge zonden, om er eene soort van volksstem ming te houden over den afstand van het eiland aan Duitschland. Reeds heeft hij getelegrafeerd, dat de meerderheid blijk baar tegen den afstand, zelfs er over verontwaardigd is. In de fransche Kamer heeft de voor zitter aangekondigd, dat hij van den heer Bris3on eene aanvrage heeft ont vangen om de regeering te interpelleeren over de zaak betreffende Zanzibar. De heer Ribot, minister van buitenlandsch9 zaken, verklaarde dat hij de interpellatie aannam voor morgen. Vóórdat het debat begint, wenschte hij zich met den heer Brisson te verstaan, teneinde de reeds aangevangen onderhandelingen niet te be lemmeren. Er zal niets gedaan worden zonder overleg met de mogendheden. De Kamer kan rekenen op de waakzame zorg der regeering. Prins Bismarck ontving Zondag op Friedrichsruh eene deputatie van aan zienlijke ingezetenen van Berlijn, welke hem een adres van hulde, met dertig duizend handteekeningen voorzien, kwam aanbieden. Daarvoor dank betuigeude, zeide Bis marck o. a. „Ik bevind mij ongeveer in denzelfden toestand als prins Metternich, met wien ik mij voor het overige even min vergelijken, als ik hem navolgen wil. Deze zeide dat hij van het tooneel was afgestegen naar het parterre. Met mij is het thans even zoo gesteld. Er zijn lieden die mij daartoe het recht niet willen toekennen, maar ieder die zich eene plaatskaart voor het parterre koopt, heeft toch recht om critiek uit te oefenenalleen moet hij "het op eene betamelijke manier doen en niet door steeds te fluiten. Het blijft een plicht voor mij, mijne zienswijze te zeggen, voor velen die deze verlangen te weten, in het binnenland zoowel als in het bui tenland. Ik mag niet zwijgen. Een oud spreekwoord zegtwien God een ambt geeft, geeft Hij ook het verstand; maar sommigen zouden dat nu willen omkee- ren en zeggen: wien God zijn ambt ont neemt, ontneemt Hij ook het verstand. Dien heeren moet ik echter zeggen dat ik nog precies de oude ben, juist zooals vóór drie maanden, en aanspraak maak hetzelfde verstand nog te bezitten als vóór drie maanden. Ik ben niet van plan te buigen, al moest ik ook geheel alleen blijven staan. Voor eene man zooals ik ben, is het plicht, zelfs op de hoogste plaats zijn gevoelen vrijuit te zeggen, ja op de hoogste plaats is die plicht hem het meest uitdrukkelijk opgelegdl Een goed minister behoort niet te letten op het wekbrauwfronsen van den vorst dien hij dient, maar moet hem open zijne meening zeggen en heeft dan, indien de beslissing in tegenovergestelden zin ge nomen wordt, het recht te kiezen of hij buigen of heengaan wil. En al bekleed ik nu geen ambt meer, zoo heb ik toch het recht, dat ieder burger van den staat bezit, om openlijk te zeggen wat ik denk. Ik kan mij niet aanstellen als eenstom- me hond Ik heb niets anders gedaan als de vredelievende staatkunde van mijnen ambtsopvolger, welke ik te allen tijde heb voorbereid en gevolgd, te ondersteu nen. Hetgeen ik zeg en doe, geschiedt in het belang van het koninklijke huis en van den vrede. Ik veroorloof mij geenerlei critiek, ook niet over de thans ge sloten engelsch-afrikaan8che overeenkomst. Wat men mij voor de voeten werpt ten opzichte mijner gesprekken met dagblad berichtgevers, als zou ik met vreemde lingen omgang houden, kan ik niet als een verwijt laten gelden want vroeger, toen ik nog in dienst was, stonden er geene russiche bladen voor mij open om de vele leugens, welke daar en elders verteld werden tot nadeel van de alge- meene duitsche vredespolitiek, te weder- Of men nu al boos op mij is, ik ben gewoon te doen wat ik voor rechtmatig houd. Ik kao niet door veer tig jaren van mijn leven eenvoudig de pen halen. Ware ik mij niet bewust ge weest vau mijne plicht, dan hadde ik mij kalm met het pooten van mijne aardappelen en mijne haver bezig gaan houden; maar thans van mij te verlangen dat ik op eenmaal een te vreden landbouwer worden zal, gaat niet. Men moet mij slikken zooals ik ben. {Ick mms eben so verbraucht werden wie ick bin) In de parlementaire kringen wordt ge zegd, dat de minister van Oorlog heden in den Rijksdag, als de beraadslaging geopend wordt over de militaire wet, de belofte zal afleggen dat er op groote schaal een verlof aan de mai-schappen zal worden gegeven, nadat zij twee jaren gediend hebben. De oostenrijksche delegatie heeft de begrooting voor buitenlandsche zaken aangenomen, na eene beraadslaging, waarin de regeering vertegenwoordigd werd door graaf Szmageny, zijnde graaf Kalnoky bedlegerig. Baron von Plener sprak hierover zijn leedwezen uit, en betoogde, hoe gewichtig het is, dat na Bismarcks aftreden het drievoudig ver bond aan hechtheid nog gewonnen heeft. Ten aanzien van Bulgarije moest voor zichtig te werk gegaan en geen onge duld aan den dag gelegd worden, niet tegenstaande de erkenning van prins Ferdinand, die getoond heeft talent van regeeren te bezitten, eene wenschelijke zaak is. Spreker hoopt dat een bruikbare modus vivendi met Sorvië te vinden zal zijn en eindigde met te zeggen, dat de gematigde staatkunde, door Oostenrijk gevolgd, het in te hooge mate opvoeren der strijdkrachten overbodig maakt. Graaf Szmageny betuigde zijn dank voor de ten opzichte der regeering uit gesproken welwillendheid. De keizer verklaarde Zondag op een diner, waaraan leden van de delegatiën deelnamen, dat hij de delegatiën erken telijk was voor den spoed, waarmede zij aan het verlangen van het legerbestuur volcman hebben. De keizer erkende zelf, dat de door de delegatiën aan den dag gelegde meening ten aanzien der finan ciën van den staat, gerechtvaardigd was, De Times verneemt uit Durban, dat de transvaalsche Volksraad het dubbele Kamerplan heeft bekrachtigd. De grond wet bepaalt, dat de kiezers voor het Hoogerhuis mede kiezen den staatspre sident en den opperlegerbevelhebber, ter wijl de Eerste Kamer do andere regee- ringslcden benoemt. Het voorloopige bewind te Rio Janeiro heeft eene nieuwe constitutie uitgevaar digd, waarbij de federatieve staatsvorm bestendigd wordt. Indirecte dépêches uit Mexico mel den, dat er een komplot bestaat, dat met eene revolutie dreigt, tegen den president Diaz, die beschuldigd wordt dat hij dictatoriale macht zoekt te ver overen. „Wat wil mij heer?" vroeg hij. „Om te beginnen, herkent gij mij Hij keek mij aan en antwoordde: „Gij zijt de heer, die gisterenavond na het souper onwel werd; ik heb u nog op de sofa van het boudoir helpen dragen." „Ja, maar bij mijn ontwaken bemerk ik, dat mijne portefeuille verdwenen is. Wat is er mee gebeurd? Hebt gij haar ook ge vonden?" „Neen, mijnheqr." „Zij moet toch teruggevonden worden." „Maar mijnheer schijnt er mij van te willen beschuldigen; ik kan mijnheer verzekeren...." „Ik beschuldig u volstrekt niet, maar ik wil en zal mijn por tefeuille teruggevinden; ik ga niet heen, alvorens ik haar heb teruggevonden." Dit gesprek vond plaats in het salon voor de deur van mevrouw Duhamel. Eensklaps werd de deur geopend en Constance ver scheen in een morgengewaad en op pantoffels. „Zyt gij hier nog, mijnheer," zeide zij, „ik meende, dat u reeds sedert lang vertrokken waart." „Ik zou ook niets liever willen, mevrouw," antwoordde ik, „maar ik wilde eerst terugvinden, wat men mij heeft ontnomen. Toen ik hier gisterenavond kwam, had ik eene portefeuille bij zy mij, bevattende belangrijke documenten, welke voor twee mij be kende personen zeer lastig hadden kunnen worden.... is weg!" „En gij wilt er myne bedienden van beschuldigen ze u te heb ben ontvreemd? Gij toont my op zonderlinge wijze uwe dank baarheid voor mijn gastvrij onthaal." „Er is hier geen sprake van uwe bedienden, maar...." „Genoeg, wat ik u verzoeken mag," viel zij mij in de rede. „Ik bevond mij nog nauwelijks een uur te bed en was juist ingeslui merd, toen gij een geweld begint te maken, om hier het geheele huis in opschudding te brengen. Sta mij toe, dat ik mij weer te ruste begeef en wees zoo goed uwe portefeuille met wat meer kalmte te zoeken." „O, het is overbodig, dat ik nog ga zoeken; de portefeuille zal hier wel niet meer te vinden zijn." „Maar, wat wilt gij dan?" „Ik zou gaarne willen, dat gij de personen, die ze my ont futselden, hier liet ontbieden: de heeren de La Coudraye en Lentague." „Mijnheer!" zeide zy, op fleren toon. „Mevrouwf" hernam ik, „ik ben vast besloten, om hier niet eer vandaan te gaan, voordat die heeren hier zijn gekomen, om zich te verklaren." „Maar, mijnheer, vanwaar moet ik de personen laten ontbieden van wie gij spreekt? Ga zelf naar hunne woning." „Neen, zij zouden weigeren mij te out vangen. Wanneer zij daarentegen door u werden ontboden, dan zouden zij oogenblikke- lijk hier heen snellen, uit vrees voor een schandaal." „Daarvoor zijn die heeren evenmin bang als ik. Ik zal hen niet laten ontbieden en ik verzoek u om heen te gaan. Als men u be stolen heeft, dien dan bij de commissaris van politie een aan klacht in." Ongetwijfeld kende zij mijn toestand en hoopte zij mij bang te maken, maar ik liet mij niet door hare woorden afschrikken. {Wordt vervolgd) I

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1890 | | pagina 2