NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. Jaargang. Zaterdag 8 November 1890. ABONNEMENTSPRIJS ADVERTENTIËN: Twintig Cents J. C. PEEREBOOM en J. B. AVIS. STADSNIEUWS. Volksbelang. VAI DII SriLIi. 5e Voor Haarlem per 3 maanden1,20. Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden 1,65. Afzonderlijke nummers. 0,05. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureau Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 122. van 1—5 regels 50 Cents; iedere regel meer 10Cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze agenten en door alle boekhandelaren en courantiers. Directeuren-Uitgevers J. C. PEEREBOOM en J. B. AVIS. Hoofdagenten voor het BuitenlandCompagnie Générale ie Publicitè Etrangère G. L. DAZJBE If Co., JOHN F. JONESSucc., Parijs 31 bis Faubourg Montmartre. do groote van „de Het doet ons genoegen, aan onze Ge- abonneerden te kunnen mededeelen, dat wij ook dit jaar weder een FR AAIEN als PREMIE op ons Blad kunnen aan bieden. De zeer groote deelneming van vorige jaren geeft ons de zekerheid, dat wij ook ditmaal onzen Geabonneerden een dienst bewijzen, door hun een werkelijk fraaicü SCHEURKALENDERmet boeiende» inhoud en keurig gedecoreerd Seliild, een waar sieraad voor iedere huiskamer, aan te bieden voor den prijs van slechts per exemplaar. In ons Nummer voor Maandag 10 November a.s., dat Zaterdagavond ver schijnt, zullen wij een Bon afdruk ken, tegen aanbieding waarvan en beta ling van 20 Cents, een Ex. van dezen Scheurkalender aan ons Bureau van Maandag' 10 November af verkrijgbaar zal zijn. i^CT" Wij vestigen er de aandacht op, dat uitsluitend aan Geabonneerden en aan hen, die vóór den 8sten dezer, op ons Blad inteekenen, deze Scheurkalen der voor den genoemden, zeer lagen prijs, wordt afgegeven. Aan AbonDé'8 buiten de stad volgt franco toezending na ontvangst van RON en ZES BLAUWE POSTZEGELS (twee voor frankeering). Directeuren- Uitgevers Haarlem 7 November 1890. Bij kon. besl. is, met ingang van 16 Dec., benoemd tot directeur van bet post kantoor alhier Th. Hoijer, thans direc teur van het postkantoor te Dordrecht. Bij kon. besluit is benoemd tet ont vanger der aeo. alhier, P. J. A. Clava- reau, controleur der dir. bel., en invoer rechten en aco. te Tiel. Naar ons door commissarissen van het Stedelijk Muziekkorps wordt medege deeld, zal het versterkte strijkorkest in den loop van dit seizoen vijf concerten geven Kroon" Dit geschiedt om twee redenen: lo. om ook aan de velen, die geen lid zijn van de sociëteit „Vereeniging" gelegen- heid te geveD, het strijkorkest van het Muziekkorps, te hooren en te genieten; 2o. om aaa het korps een bate te ver- schaffen, waardoor het onnoodig zal kunnen worden, jaarlijks den ingezete nen financieelen steun voor het korps te vragen. In overeenstemming daarmede heeft men den abonnementsprijs voor die vijf concerten zoo laag «ogelyk gesteld en wel op ƒ2.50 per persoon voor alle vijf. Donateur is men voor f 10, men heeft daardoor het recht éene dame mee te brengen en op besproken plaatsen. Wij behoeven niet meer te zeggen, dat wij dit plan van harte toejuichen, en er het beste van hopen. Dat nu ieder die sympathie heeft voor ons Stedelijk Muziekkorps, die ook tooDe, door zich voor het waarlijk luttel bedrag voor de vijf concerten te abonneeren. Men han delt daarmede in zyn eigen belang, daar men het Stedelijk Muziekkorps, dat reeds het burgerrecht in Haarlem heeft ver kregen, daarmede steunt en, wat zeker wel het zwaarste weegt, aichzelven een goed en goedkoop kunstgenot verschaft. Zooveel mogelyk zullen de concerten steeds plaats hebben op Dinsdag. Donderdagavond trad in //Volksbe lang" op professor Allard Pierson uit Amsterdam. De Voorz. wees er op, dat gewoonlijk jongere lieden den katheder beklimmen en dat het den leden dus des te meer aangenaam zal zijn, eens een man van rypere or varing en ondervinding, van groote kennis te hooren. Prof. Pierson gaf te kenneD, dat het noodig is om het volksbelang te kennen, om daarover te kunnen spreken. Een vertegenwoordiger van het hooger onder wijs, zegt spr., die uitteraard meest een kamergeleerde is, hoe zal die spreken tot het volk en over het volk. Volgens mijne meening moet een hoog leeraar volksman zyn. Dat kan hij, om dat er twee soorten van volksbelangen zijn, bizondere en algemeene. Van de eerste, hoe hoog ik ze ook schat, kan ik als vertegenwoordiger van het hooger onderwijs, zeer weinig zeggen. Maar daarnaast staan de algemeene belangen die, welke den mensch aangaan. Nu wordt m. i. menschenkennis nl. die welke men noodig heeft om met vrucht in het belang der menschen werk zaam te zijD, niet verkregen door om gang met menschen. Neem iemand die voortdurend met menschen in aanraking komt, een com- mis voyageur b.v. en Seakespearo die hoogst men8Chkundige drama's heeft ge schreven gij zult mij toestemmen, dat de laatste meer menschenkennis aan den dag heeft gelegd, Shakespeare, die betrek kelijk kort en als een geleerde heeft ge leefd. En hoe kan dat Hierdoor. Men kan waarnemen door onmiddellijke waarne ming of door weerkaatsing. Voor den geleerde, die zijn kamer niet verlaat, is de geschiedenis en de letterkunde de spiegel, v/aarin hij ziet het samenspel der roerselen, die de beweegredenen vormen van der menschen handelingen. Hij dringt door tot in het wezen van den mensch. Beoefening van geschiedenis en letterkunde moeten, als de geleerde een volksman wil zijn, niet uit ver maak geschieden, maar ten doel hebben het kennen van den mensch. Ik wenseh u hedenavond te spreken over de beteekenis der verbeelding voor het praktische leven. Gij zult denken, dat dit een paradox is. Hoe kan fantasie noodig zyn, denkt gij voor het praktische leven? We verlangen praktische man nen, die weten wat er is en wezen moetgeen idealisten, geen fantasten. Toch is het mij volkomen ernst met de bewering, dat fantasie noodig is voor het praktische leven. Ik wijs u op twee groote en alge meen erkende vyanden dor verbeelding. (Onder verbeelding versta ik het vermo gen mij voor te stellen, wat ik niet waarneem.) Die twee groote vijanden der ver beelding zijn: het bestaan ea het dogma, op welk gebied dan ook. Van iemand met wien we vaak omgingen en die ge storven is, zeggen we: //ik kan mij nog niet verbeelden, dat hij dood is." Het bestaande verzet zich telkens tegen de verbeelding. Onder dogma versta ikiets, dat voor een deel van het publiek vaststaat als een axioma en als dan de verbeel ding eene stelling voor den dag roept, daarmede in strijd, dan verzetten we ons daartegen. Neen, zeggen we, dat zult ge ons niet wijsmaken. Dat dogma werkt uiterst krachtig op godsdienstig gebied. Op ieder gebied trouwens van het menschelijk leven is dogmatiek. Zoolang zulk een dogma geldt, wordt wat daarmede in strijd is, niet aangenomen. Wat Aristoteles b. v. zeide werd voorheen beschouwd als dogma. Een professor in de ontleedkunde te Bologna wees een spier aan een aanhanger van Aristoteles. Die spier kwam in het boek van dien geleerde niet voor. Nu zei de leerling: als het in het boek van Aristoteles niet knders stond, zou ik zeggen, dat ik den spier zag." j We hebben allen een of anderen j Aristoteles in het hoofd. Te zien wat i we zien, te hooren wat we hooren en j dat te erkennen, is veel moeilijker dan men zich voorstelt. Zelfstandig te zijn ia een groote kunst en men is er na lange oefening zelfs, nog Dooit in volleerd. Oefent u in die kunst! is een goede raad aan jonge lieden. Hoe kunnen we dio twee vijanden bestrijden? Dat wil ik met voorbeelden! aantoonen. Nemen wij de Staatsbemoeiing, een brandende vraag en Óen punt daar van, de kindervoeding. Ieder wil ca-1 tuurlijk graag dat alle kinderen gevoed j worden. Maar velen willen dat alleen i overlaten aan (het is een verbazend geleerd woord) particulier initiatief. De Staat bemoeit zich met duizend dingec, doch men durft er niet aan denkeD, dat hij zou zorgen voor het duizend en eerste. Wil b. v. een jong meisje met een man dien ze liefheeft, gaan woneD, dan zegt de Staat: //Wat is dat! maar dat is vrije liefde dat lijkt iets op particulier ini- tiatiof." Maar als de hamer van den Staat over hun huwelijk gevallen is, is alles in orde. Maar als we komen om kindervoeding te vragen, dan antwoordt men „O neen, dat moet particulier initiatief doen." Wat is nu h«t verschil? Het hapert aan verbeelding. Dezelfde man, die naar den Staat gaat om van zijne dochter te maken eone eerzame huisvrouw, wil niet dat de Staat van een hongerig kind make een doorvoed kind. Menschen, die de wereld willen her vormen, noemt men idealisten. Het is niet praktisch, zegt men, een wereld te willen scheppen, waarin gemeenschaps gevoel heerscht, daar de gansche wereld berust op zelfzucht. Weer gebrek aan verbeelding er is alleen wat verbeelding noodig om vooruit te zien en aan te nemen, dat de zelfzucht, die sedert eeuwen aan het afnemen is, ook in de volgende jaren zal blijven verminderen. Het egöisme spaart helaas bijna nie mand. Als we aan afneming daarvan gelooven, dan is dat omdat we verbeel ding genoeg hebben, om datgene wat gestrekt heeft ter vooruitbrenging der beschaving, voort te zetten in onze ver beelding. Aristoteles die voorname denker, heeft in een boek de slaverny behandeld en zegt daarin//Er moeten slaven zijn, want de natuur heeft sommigen tot slaven gemaakt. Er zijn menschen met slaafsche naturen geboren. Wat kunt gy tegen de natuur?" Wanneer zulk een man het alleraf- sehuwelijkste dat er volgens onze meening is, aanpryst en noodig acht, dan zeg ik: van welk een hoogte is üat egöisme ge vallen Want het was egöismeslaven zijn hoogst gemakkelijk. Is het dan niet beter met onze ver beelding vooruit te loopen? Waarom zullen we altijd op ons nakroost wachten. Indien de macht van het bestaande zoo groot is, wie zal ons daarvan dan verlossen dan de verbeelding? Wie zal •oit buiten beelden kunnen, bij het ont werpen van iets beters, iets hoogere. Zoo dikwijls wordt verzet gevoerd tegen hervorming, omdat men vreest dat zij zal leiden tot revolutie. Hervorming zegt men, is bouwen op het bestaande, revo lutie is omverwerping daarvan. Ik ben n:et opgetreden om omwente ling aan te prijzen, maar meen, dat aan dat woord meestal een beteekenis wordt gegeven, die het niet verdient. Men be kijkt het woord meer van den buiten kant, als beduidendeoploopon en vecht partijen in de straat; die hebben nooit tot iets anders geleid, dan tot achteruit gang van het volk. Maar omwenteling in de gedachte, in de wijze van voelen in dien zin is hot woord omwenteling een bijna heilig woord, omdat verbetering van het menachenlot meestal alleen door om schepping van 's menschen inwend'g leven kan plaats grijpen. Waarom zal deze omschrijving tegenstand hebben? Ik weet geen ander antwoord: omdat het hapert aan verbeeldingkon men achter zich zien, dan zou men gevoelen, dat de maatschappij steeds van omwen teling in het menschelijk innerlijk zijn heeft geleefd. Het woord omschepping is niet van vandaag of gisteren. Achttien jaar ge leden is een godsdienst gesticht, die zegt//indien gij niet wedergeboren wordt...." indien er ooit een revolutionair woord is gesproken, is het dkt. Een wedergeboorteeen van de heerlijkst klinkende woorden in 's menschen ooren. Zullen we ons dan houden aan het con servatisme, dat altijd achteraan slentert en wel ter elfder ure wil erkennen, het goede door de revolutie gesticht Thorbecke zeideZonder ideaal kan men geen staatsman zijn. Nog een enkel woord over den twee den vyand, het dogma, iets dat aan eene zekere meerderheid toegeschenen waar te zijn. Door die verklaring ver liest het woord wel iets van zijn prestige. Het dogma zelf is geen vijand van de verbeelding, maar wel de opvatting, dat het waar is als een axioma. Wij keeren terug tot de beteekenis van het woord. Waarom werden die dogmata vastge steld Niet omdat ze al aangenomen waren, dan was het niet noodig, maar omdat ze vooruit liepen op hetgeen was. We zijn niet in de wereld, om overal FEUILLETON. Naar het engelsch van J'A MES WYTTON. 47, HOOFDSTUK XXVIII. //Hoüderd pond," herhaalde ik. //Wel, dat is juist de som...." hier zweeg ik. Ik behoefde Bruce niet te vertellen, dat ik myn armen vriend dien morgen geld had geleend. //Welke som vroeg Brüce. //Neen, niets. Ga voort met uw verhaal." //Wat betreft de woordeD, die gij zooeven zeidet, geloof ik wel in staat te zijn, uw zin te kunnen voleindigen. Ik heb mijne oogen steeds goed open en ik wilde u zoo gaarne sprekeD, omdat ik uw terugkeer in Melbourne in verband bracht met den plotse- lingen rijkdom van Walters. Laat ik echter met mijn verhaal voortgaan. Toen ik Walters het speelhol zag binnentreden met zooveel geld op zak, hield ik een wakend oog op Andrews, die in een opgewekte stemming was en vooral, omdat ik aan Walters manieren had bemerkt, dat hy weer te veel had gedron ken. S.poedig zag ik Andrews op Walters toetreden en hij knoopte een gesprek met hem aan. Hij had waarschijnlijk bemerkt, dat Walters geld bij zich had; deze had het dan ook bij zijn binnen treden aan vele bezoekers van de club laten zien. Den laatsten tijd beschouwde men hem als een berooid man, die geen cent meer bezat en hij was er trotsch op, dat hy nu weer geld bad. Ik zal nu verder kort zijn; zij begonnen weldra aan een dobbel spel en in minder dan een uur had uw vriend, die steeds bran dewijn bad gedronken, al uw geld neem mij niet kwalijk al zijn geld verloren. Al zijn banknoten waren uit zyn borstzak overgegaan in de borstzak van Andrews. Toen hij voor de laatste maal met de dobbelsteenen had gegooid, stond Walters op, wag gelde naar de sofa, liet zich daarop neervallen en in zijn roes sliep hij dadelijk in." z/Heeft Andrews hem op dezelfde wijze behandeld als hij mij gedaan heeft?" vroeg ik. z/Dat kan ik u tot mijn eigen verbazing niet zeggen," ant woordde Bruce. //Ik heb hem nauwlettend gadegeslagen, maar ik moet zeggen, dat hij eerlijk scheen te spelen; hy durft niets te doen, wanneer hij weet, dat ik hem in het oog houd. Hij was verbazend gelukkig, dat is alles." z/Werd er dan grof gespeeld? Het is toch nog al een aardig sommetje om dat in één uur te verliezen." „Zij speelden nog al tamelijk hoog, maar Walters was bang toen hy begon, roekeloos toen hij speelde en dronken toen hy eindigde." „Het geluk begunstigt dikwijls een dronken speler, Bruce. Ik kan niet anders gelooven, dan dat er weer een schurkenstreek achter stak. Gy hebt Andrews reeds eenmaal betrapt en volgens myn meening, is hij een oplichter en zal hij een oplichter blijven." //Hij is natuurlijk een oplichter, mijn waarde vriend, maar het ia een feit, dat ik hem van middag niet heb kunnen betrappen. Yalsche spelers spelen niet altijd valscb. Als de pruimen hun in de mond vallen, dan behoeven zij ze niet van den boom te schudden. Somtijds is bet geluk met hen en dan spelen zij wel eerlijk. Zij spelen om te winnen en als het eenigszins mogelijk is, doen zy dit eerlijk. Het ia wel wat gevaarlijk om steeda hunne kunstgrepen in praktijk te brengen." „Wat gij daar zegt is geheel juist, en toch ben ik van gedachte, dat die schurkachtige Andrews den armen Walters op oneerlijke wijze van zijn geld heeft beroofd. Hij heeft mij, toen ik al mijn bedaardheid bezat en niets gedronken had, voor twintig pond trachten op te lichten, dus zal het hem toch wel de moeite waard zijn geweest, om iemand, die dronken was, voor een vyfmaal grooter bedrag op te lichten." Al pratend hadden wij het perron op en neer gewandeld, tot dat ik eindelijk tot de ontdekking kwam, dat de trein, waarmee ik wilde vertrekken, reeds een paar minuten geleden was wegge- 8toomd. Bruce gaf niet dadelijk antwoord op myn bemerking, mnar scheen in nadenken verzonken. Na een oogenblik van stil- zwijgen, zeide hij „Ja, Fowler, ik durf niet beslist zeggen, dat uw vermoeden on juist is; ik kan niet anders zeggen, dan dat ik den man nauw

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1890 | | pagina 1