moet een goed programma worden ge-1 maakt, en voeling met de praktijk wor den gehouden. De heer de Clercq is het geheel daar mede eens. De commiseie van de am bachtsschool te Groningen heeft een ver gelijkend overzicht gemaakt van de am bachtsscholen in Nederland. Hij doet daarvan lezing. Er blijkt uit dat vele bloeien, enkele werden door de gemeente gesteund, andere genieten dien steun niet. Een der aanwezigen moent dat we een stuk verder zijn dan voor een paar jaar, maar koestert nog niet veel hoop opliet welslagen. Hij wijst er nog op dat de ambachtsschool te Leeuwarden steun ge niet van veie phila;.thro,jische instellin gen en zou wensehen, dat dit ook hier het geval mocht wezen. De heer W&mnburg, lid van Nij verheid, betreurt het dat een jongen slechts tot zijn 15e jaar de ambachtsschool mag be zoeken. Hij is dan gedwougen tot zij a 16e jaar leeg te loopen, als bij niet voor dien tijd bij een baas terecht kan. De heer Schram, meent dat do jongens in hunne ontwikkeling niet zoo in de praktijk met volwassen personen behoe ven mede te doen. De hoer Peltenburg meent dat de vol wassen werkman juist in vele beroepen den steun van jongens noodig heeft, mist hij dien steun, dan kan hij zijn werk niet behoorlijk verrichten. De heer von Salter vindt het noodig dat de leerling langer op de ambacht school blijven kan dan tot zijn 15ejaar. De heer P. Kleiweg Dyserinck, lid van Nijverheid, is een voorstander van een ambachtsschool, maar meent dat wanneer de steun alleen moet komen van per sonen als die waarvan hij er heden avond velen ter vergadering ziet, het dan niet best zal gelukken: Er is voor zoo'n inrichting zeer veel geld noodig, voor Haarlem f 10.000 minstens. Hij heeft juist heden een kijkje genomen in do ambachtsschool te Rotterdam en is zeer tevreden over die inrichting en het on derwijs dat d«ar gegeven wordt. De heer de Cleroq zou thans wensehen de vereeniging op te richten en een beroep te doen op de ingezetenen. De heer i>. d. Weiden meent, dat na 't geen er onlangs in Nijvorheid is ge sproken, de kaus niet groet meer is. Toch zou hij juist zich tot die vereeni- ging willen wenden, omdat het geheel op haar weg ligt. De heer Schram zou alvast willen be ginnen met een inrichting op kleine schaal en daarvoor een lokaal van de gemeente te leen te vragen. De heer Dyserinck betoogt, dat het geschikter is, ineens een flink gebouw aan te schaffen, en dat daartoe in te richtenneeuit uien een lokaal in ge bruik, dan loopt men kans het zich na verloop van fsenigen tijd weder ontnomen te zien. De heer Peltenburg gelooft dat men op de Vereen, vaa Industrieelen zal kunnen rekenen. Hij vindt het echter een bezwaar dat de jongens de ambachts school slechts tot hun 15e jaar zullen kunnen bezoeken. De heer de Clercq zegt dat de gelegen heid blijft om ze er langer op te laien er is slechts sprake van een ojarigen cu rsus. Er wordt thans door de vergadering in principe besloten tot de oprichting van een ambachtsschool. Alle aanwezigen teekenden op de daarvoor bestemde lijst, zooclat thans 19 personen hunne adhaesie voor de oprichting hebben betuigd. Na een kort debat over de wijze waarop de oproeping voor oen volgende bijeen komst zal worde/i ingekleed, wordt be sloten tot de leden van de hier ter stede bestaande industrieele vereenigingen, den Gemeenteraad en de Gedep. Staten eene toelichtende uitnoodiging te richten, on derteekend door de hoeren Peltenburg, Kleiweg Dysoriock cn von Saher, oin een tweede vergadering te beleggen, waarin de commissie van uitvoering zal worden benooiad, op Vrijdag 28 Novem ber in uWeten cn Werken". nolitie te Zand- heer J. A. W. Tot inspecteur van voort is benoemd he Hiebendaal, te Kampen Uit Zandvoort wordt ons van 20 No vember gemeld: Met het lossen der lading van het gestrande barkschip F. H. von Lindern wordt voortgang gemaakt. Dagelijks ver trekken eenige schuiten naar IJrnuiden. Gisteren is men begonnenhet tin telos sen. De zuigperspomp doet thans goeden dicast, daar het tin geheel onder het zand zit. Gisteren werden 10 schuitjes tin gelost. 151 N E N L A N \l De Staats- courant behelst de volgende proclamatie van den 20stea November 1890, betreffende de aanvaar ding van het Regentschap door Hare Majesteit Koningin Emma In naam van Zijne Majesteit Willem III, bij de gi-atie Gods, Koning dei Nederlanden. Prins van Oraoje-Nasaau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz, enz. Wij Emma, Koningin der Nederlanden, Regentes van het Koninkrijk, In de ernstige dagen, waarin 's Ko nïngs toestand ons allen met droefheid vervult, treed ik op als Regentes van het Koninkrijk. Ik gevoel al het gewicht der taak, die mij is oplegd, maar uit liefde tot het Nederlandsche volk aarzel ik niet haar te aanvaarden, nu de IStaten-Gene- raai met eenparigeD, vertrouwen wek- kenden aandrang mij daartoe riepen, Mijne kracht en wijsheid zoek ik bij den almachtiger» en alwijzen God. Ik reken op den trouwen steun van het geheele Nederlandsche volk, dat mij door zoovele blijken van liefde ec verknocht heid voor altijd aan zich verbond. De Koning, mijn geliefde en geërbie- dïgden Gemaal, gaf mij altoos een hooj voorbeeld van de vorstelij&e plichtsbe trachting en de werkzaamheid in het belang van land en volk, die het Huis van Oranje steeds onderscheidden. Ik acht het mijn plicht dat voorbeeld na ti streven. Moge God het lijden van onzen Ko ning verzachten en Nederland ne onder Zijne heilige hoede. Lasten en bevelen, dat deze proclama tie in het Staatsblad zal worden ge plaatst. Gedaan te 's-Hage, op heden den 20sten November 1890. EMMA De proclamatie draagt de mede-onder- teekening van al de ministers. Be'êsdiging van H. M. da Muyiii als Regentes van hal Koninkrijk der Nederlanden, Uit 's-Hage wordt van 20 November gemald: Te 11 u. 45 minuten stoomde heden ochtend de trein, die Hare Ma jesteit de Koningin van het Loo naar de Residentie overbracht, het station van de Staatsspoor binnen. Ter ontvaDgst van Hare Majesteit bevonden zich op het perron de ministers van Koloniën, Buiteulaodsche Zaken en Justitie, de commissaris des Konings de provincie Zuid-Holland mr. C. Fock, de burgemeester der residentie mr. A. J. Roest, de goeverneur der residentie generaal-majoor baron Taets van Ame rongen, kolonel Henkes, plaatselijk com mandant, voorts de grootofficieren van het koninklijk Huis, mr. R. J. graaf Schimmelpenninck van Nijenhuis, opper kamerheer; mr. M. W. baron du Tour van Bellinchave, opper-eeremoniemeester; H. J. G. baron van Hardenbroek van Bergambacht, opperschenker, en mr. J. E. H. baron van Nagell van Ampsen, opperstalmeester, allen in ambtsgewaad. De waarnemende groot meesteresse vau Hare Majesteit, baronoesse douairière Schimmelpenninck van der Oye, en de dame du palais van H. M., baron nesse van Hardenbroek van Bergam bacht, zoomede baron Klerck, intendant der koninklijke paleizen, bevonden zich in de wachtkamer. H. M. werd op reis vergezeld door freule Van Ittersum, hofdame den schout bij nacht jhr. Röell, adjudant van H. M. en baron Taets van Amerongen, kamer heer. Bij aankomst drukte Hare Majesteit den ministers, den burgemeester en den Com missaris des Konings de hand en onder hield zich efuigen tijd met den premier, baron iE. Mackay. Daarna besteeg li. M. het met twee paarden bespannen ge sloten rijtuig, en reed, door eene groote menigte eerbiedig doch zwijgend begroet, naar het paleis. In den trein bevond zich de directeur-generaal der Maatsch. tot Expl. van Staatsspoorwegen. Even vóór twaalf uur kwam het ko ninklijk rijtuig, waarin de Koningin- Regentes was gezeten, aan het paleis. Ook daar ter plaatse verdrong zich eene groote menigte, die de vorstin door een stillen groet een bewijs van gehecht heid gaf. Minzaam werd die groet door de Koningin beantwoord. Aan de treden bij den ingang van bet paleis werd Hare Majesteit verwelkomd door baron de Constant Rebecque, hof maarschalk van Zijne Majesteit. Reeds gernimen tijd voor het aange kondigde uur I uur waarop de stoet, die H. M. de Koningiu-Ragentes zou begeleiden, zich in beweging stelde, hadden zich duizenden menechen ge schaard langs de straten welke volgons het programma zouden worden gevolgd. Op hot plein voor het paleis stonden een paar compagnieën grenadiers opge steld, terwijl ter rechter- en linkerzijde van den ingang van het paleis de staf- muziek van het regiment en de tamboers waren geplaatst. Precies te 1 ure verliet de Koniögin- Regentes, onder het gebulder van het kauon, het paleis en steeg onder de tonen van het Wilhelmus van Nassauen in het gesloten koninklijk rijtuig met zes paarden bespannen. Vervolgens stelde de stoet zich in beweging. Langs den geheelen weg van het paleis tot het Binnenhof werd door de menigte eerbiedig gegroet. Hare Ma jesteit boog minzaam terug. De drukte in de straten was ontzag gelijk, zelfs stelden velen zich tevreden met eea plaatsjo op de daken. Toch heerschte er eene kalme stem ming onder de menigte, die zich vaa alle toejuichingen onthield. Toeu de stoet aan het gebouw van de Tweede Kamer was gekomen werd H. M. aldaar ontvangen door een Com missie uit de Vereenigde Vergadering, bestaande uit de heeren; Van Eysioga, T. P. Viruly, Van Tieuhoven, Van der Schrieck, Tak van Poortvliet, Braodsen van de Zijp, Gleichmari, Vos de Wae! Vening Meinesz, Verheijen, Rutgers van Rozenburg, Roëll, Schimmelpenninck van der Oye, Clercx en Van Bylandt. Voorafgegaan door den Kamerheer- Ceremoniemeester, baron Do Constant Rebecque, en de Kamerhoeren baron Taets van Amerongen van Natewiaeh, baron H. Taets van Amerongen, ridder Huys- sen van Kattendijke, en de barons A. en F. Snouckaert van Schauburg, word de Koningin door de Commissie naar de vergaderzaal geleid, onmiddellijk gevolgd door de waarnemend grootmeesteres douairière Schimmelpenninck van der Oye en de dame du Palais, baronesse Van Hardenbroek van Bergambacht, benevens de bij H. M. dienstdoende officieren van het Militaire Huis en de verdere straks genoemde autori teiten. Bij het binnentreden van H. M. wa ren al de aanwezigen opgestaan. De waarnemeade grootmeesteres en de dame du Palais plaatsten zich onmiddellijk achter en ter zijde van H. M. en de groot-officieren van 's Konings Huis en de waarnemende goeverneur van de Residentie achter den Koninklijken zetel. De kamerheeron tor rechterzijde en de dienstdoende officieren van het Militaire Huis ter linkerzijde van d-an Troon. H. M. droeg een hoogst eenvoudige fluw^elen japon, van een groenachtig grijze kleur, met lange sleep. Ofschoon zich zelve geheel meester, waB het Haar duidelijk aan te zien, dat Zij onder den indruk verkeerde vau het plechtige oogenblik. Haar gelaat zag bleek en de hooge ernst, die er op te lezen stond, verried de smartelijke aan doening, welke do Vorstin in deze ure gevoelde. Toen H. M., op den voor haar be stemden zetel, naast den troon had plaats genomen en op een teeken met het hootd de Vergadering eveneens was gaan zitton, heerschto er een oogenblik doodsche stilte ia de zaal. De Voorzitter der vergadering, de heer mr. A. van Naamen van Eemnes, nam daarop het woord en hield de volgende plechti toespraak tot Hare Majesteit Mevrouw I wIk heet Uwe Majesteit welkom in dit plechtig maar smartelijk oogenblik, ^Nederland gedurende meer dan 40 jaren tevreden en gélukkig door ae Grondwettige regeering van zijn Gaëor- biedigden Koning is sedert eenigen tijd met diepe droefheid vervuld, door de langdurige ziekte van zijn geliefden Vorst, waarvan do genezing hoezeer ook afgebeden steeds onzeker blijft. //In dezs donkere dagen is het een heldere lichtstraal, dat iedereen Uwa Majesteit heeft le«ren hoogachten eu liefhebben als Gemalin, als Moeder, als Koningin. Daarom ziet het nederlandsche volk met vol vertrouwen tot uwe Majesteit op, omdat het vast overtuigd is, dat Uwe .Majesteit, met geheele toewijding van hart en geest, het goede voorbeeld van Uwen Koninklyker. Gemaal zal volgen, nu Uwe Majesteit geroepen is, in Zijne plaats 10 regeeren. //Daarom ook verheugt de Volksver tegenwoordiging zich zeer, dat Uwe Majesteit, aan haar eenparige roepstem gehoor gevende, bereid is het Regent schap te aanvaarden. z/Als haar Voorzitter neem ik thans de vrijheid, Uwe Majesteit eerbiedig se verzoeken don door de Grondwet van den Regent gevorderden eed in mijne handen te willen afleggen." De Koningin stond van Haren zetel op en sprak met heldere, vaste stem het voorgeschreven eedsformulier uit, luidende z/Ik zweer trouw aan den Koning; ik zweer, dat ik in de waarneming van het Koninklijk gezag, zoolang de Ko ning buiten staat by ft de regeering waar te nemen, do Grondwet steeds zal on derhouden en handhaven. „Ik zweer, dat ik die onafhankelijk heid en het grondgebied des Rijks naet al mijn vermogen zal verdedigen «1 bewaren dat ik de algemeene en bizon' dere vrijheid en de rechten van alle des Koning onderdanen en van elk hun ner zal beschermen en tot instandhou ding eu bevordering van de algemeene en bizondere welvaart alle middelen aanwenden, welke de wetten te mijner beschikking stellen, gelijk een goed en getrouw Regent schuldig is te doen. «Zoo waarlijk helpe mij God al machtig Onmiddellijk nadat de Koningin-Re gentes den eed had afgelegd, richtte do V oorzitter opnieuw het woord tot Hare Majesteit z/Moge de Almachtige God steeds Uwe Majesteit zijaen besten zegen schenken op do gewichtige maar moeit»- lijke taak, door Uwe Majesteit aan vaard. z/Moge Hij ons dierbaar Vaderland en Ons geliefd Vorstenhuis altijd nabij zijn en behoeden Hiermede was de plechtigheid vol bracht en werd H. M. op dezelfde state lijke wijze uitgeleide gedaan. H. M. de Koningin-regentes ontving Donderdagmiddag half twee ten paleizo den vice-president en leden van den Raad van State, den secretaris, de refe rendarissen en com missiën van staat by dat college. H. M. betuigden haren dank aan het hoogè staatslichaam voor de waarneming teerd en de leden hunner legation. Ver schillende gezanten en legatiesecrotaria» sen, die nog niet aan H. M waren voorgesteld, werden aan de regentes ge presenteerd. H. M. de Koniugin-regentes keerde Donderdagnamiddag 3 u. 40 mie. per staatsspoortrein, gedirigeerd door den directeur-generaal der exploitatie maat schappij, naar het Loo terug. Op den weg van het nnh is naar het station stond, evenals tydeas d© ©\n- komst, eene talrijke menigte geschaard, en ook het stationsplein was geheel met toeschouwers gevuld, die zich van alle luidruchtige kreten onthielden. H. M. werd aan don trein uitgelei lu gedaan door de groot-officieren des Ko nings, de ministers, door het college van den Raad van State, den commis saris des Konings, den burgemeester, den waarnemenden goeverneur der resi dentie en den plaatselijken commandant en de autoriteiten, die H. M. bij de aankomst reeds hebben opgewacht, allen in officieel kostuum. Ook de hofpredi ker, ds. Van Koetsveld, bevond zich in het wacUtsalon. Na het vertrek van H. M. de Ko ningin-regentes is er Donderdagmiddag een buitengewone ministerraad gohoudeu. Te Utrecht is overledende heer B. Wtïewaal von Wickenbwrgh, den zoon van prof. Gerard Wttewaal, in leven hoogleeraar in de landhuishoud kunde. In 1863 werd do heer li. VV. Wttewaal lid van den Leidscheu Raad. De inrichting van do //Lakenhal" tot //Stedelijk Meuseum" heeft Leiden voor namelijk aan hem te danken. Als pen ningmeester had hij sedert 1857 zitting iu het bestuur van de Mpij der Neder- Undsche letterkunde. De heer Wttewaal had als student zich in 1830 aangesloten bij het vry willige jagerkorps der Leidsche hoogeschool, waarvan hij later de lotge vallen te book heeft ghsteid. Tot leden der Zaanlandsche Kaater v*n koophandel cn fabrieken zijn Donderdag herkozen de heeren C. Oor ver van Wessem. A. F. G. Avis an K. van de Stadt Ez. Van de ongeveer 300 kiezers kwamen slechts 33 op. Uit Runnen wordt gemeld: De landbouwer M. v. T. alhier, be merkende dai er onraad op zijn zolder was, ging zich met een buurman over tuigen wat daar voorviel en vor.d een jongen kerel, die zich met een mrs trachtte te verdedigen. Bij werd ont wapend en aan de justitie overgeleverd. Het was een oud bekende der justitie, uit Meppel, zekere T. t, W., mandeo- maker. Beneden had hij zich te goed gedaan aan spek en brood. Do sleutel der geld kist, door hem gevonden, had by sink gedraaid. Donderdagochtend werd te Zattea aan het spoorwegstation de ladingmeester B. door eene aankomende machine getroffen en zoodanig iu den rug gekwetst, dat bij eenige oogeoblik- ken daarna overleed. De smid A. Matthijssente Rozendoal i.», aan de door zijn val be komen wonden, overleden. Hij laat eene jonge vrouw en vier kinderen achter. Een dienstmeisje te Til- burg heeft een oplichterij op groote scbsal gepleegd. Op naam van bare meesteres haalde zij in verschillende winkels manufacturen en kledingstuk ken, naar raten schat voor eene waarde van circa 100. Een schoolmeester van den ouden stempel Iu do jongste zitting van den gemeen teraad van B&rneveld kwam in hetverzoek van don heer Aldus, hoofd der school te Kootwijk, waarin hij, wegens eeD gebreR aan do oogen, tegen 15 November of 1 De cember a.s. ontslag vraagt uit zijne betrek king verder vraagt hij ontslag als klok kenist, vlaguit8teker en lantaarnopsteker ie Kootwijk. van het koninklijk gezag tot aan haar' optreden als regen tos. Daarna heeft de Koningin-regentos j audiëntie verleend aan de gezanten derj Haarlem, 20 November. Door het vreemde staten bij ons hof geaoeredi. provinciaal bestuur van Noord-Holland Aanbesteding. d^'ze omstandigheden kon doen. Het eerste wat ik vervolgens deed, was voor de vrouw van Andrews iets eetbaars op te sporen, want wy hadden een wan deling van twee mijlen vóór ons en zij moest noodzakelijk iets gebruiken, opdat hare krachten haar niet geheel en al zouden begeven. Behoedzaam keerde ik daarom naar de kamer terug en begon aldaar met mijne nasporingen. Ik behoefde niet lang te zoeken, want in een der laden van een kast vond ik een paar verscho eieren. Ik verheugde mij over dezen vondst, want mijn eigen ervaring had mij geleerd, dat men bijna door geen beter middel zijne krachten kan opwekken, dan met een ei in een glas met wat brandewijn vermengd, en daarom besloot ik, om dit mid del ook haar in te geven. Ib deed alles zoo voorzichtig mogelijk, en toen ik voor een spiegel stond, die bij de stookplaats tegen den wand hing, hief ik de kaars op en sloeg mijzelf aandachtig gade. Ik was voldaan over hetgeen ik zag, want mijn gelaat was frisch en helder, hoe wel mijn haar zeer wanordelijk over de slapen hing; alle sporen van het gevecht waren echter verdwenen. Gerustgesteld op dit punt, begaf ik mij vervolgens naar de plek, waar mijn worsteling met Andrews was begonnen, daar ik het voor raad zaam hield, om het breekijzer van die plek te verwijderen. Ik vond het zonder eenige moeite, bracht het naar het erf achter het huis en zette het daar tegen den muur neer. Al mijne voorzorgsmaatregelen waren nu genomen en ik haalde mijn horloge te voorschijn om te zien hoe laat het was. Het was half vier. Ik had dus neg een half uur den tijd alvorens mijn plan uit te voeren en mevrouw Andrews in haar slaap te storen zij sliep nu nog rustig. Hoe gaarne zou ik den armen Walters een eerlijke begrafenis bcb'oen willen geven; ik vond het verschrik kelijk, om hem daar buiten te moeten laten liggen, met het ge laat naar boven gericht. Ik durfde evenwel niets doen, want mijne voorzichtigheid raadde mij aan, dat, wanneer ik het wilde voor komen dat mijn naam en die mijner aangebedene in de dagbladen zouden verschijnen, als twee getuigen in deze zaak, ik dan deze twee mannen daar moest laten liggen en de menschen moest trachten te misleiden, niet wat betreft de feiten, maar aangaande de oorzaak van den dood. Ik voor mij geloofde stellig, dat men de gevolgtrekking zou maken, dat Walters, nadat men Andrews in de club op zijne 8chelmsehe streken had betrapt, hem naar zijn woning zou zijn gevolgd, om het geld terug te eischen, dat hij aan hem verloren bad; dat er een gevecht had plaats gehad, waarvan het einde was, dat Walters eerst Andrews en vervolgens zichzelf doodschoot. Ik was niet van meening, dat men met de feiten voor ziGh, de zaken uit een ander oogpunt zou beschouwen, vooral met het oog op de ligging dor beide lijken. Zonderling is het, dat, ofschoon ik zoo voorzichtig wa3 geweest, om er voor te zorgen, dat er g overtuigend bewijs zou kunnen worden geleverd, dat nog een derde persoon in deze zaak betrokken was en mijn voorzich tigheid zelfs zoover was gegaan, dat het water, waarin ik mlJ had gewassehen, door mij werd weggegooid en ik het stuk fiaDel meenam, totdat ik het op mijn terugreis over de brug in de 'Yarra wierp zonderling is het, dat ik er volstrekt niet aan dacht, dat ik het pistool met mij in de steengroeve had genomen en het daar had laten liggen. Dat het voor Walters onmogelijk zou zijn geweest, na zichzelf een kogel door het hoofd te heb gejaagd, zoodanig, dat de dood onmiddellijk moest zijn gevolgd) dan nog het pistool de groeve te werpen, kwam geen oogenblik bij mij op, juist omdat ;k volstrekt niet aan het wapen dacht. Wordt vervolgd-)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1890 | | pagina 2