Het Schoentje. DRAMATISCHE DIALOOG, in éen bedrijf. Personen Van den HeuvelKoopman. Mevrouio Van den Heuvel Een Dienstbode. Hot toonoel stelt voor eene weelderig gemeubileerde kamer. Links eene étagère, waarop eene kleine cassette. Rechts een opengetrokken schrijftafel, waarvoor Vau den Heuvel zit met het hoofd in de handen. (Hij, zoowel als zijne vroaw, zijn der tig jaar oud.) Mevrouw Van den Heuvel (komt door de zijdeur in hec vertrek en blijft bij de schrijftafel staan.) Henri?! (Van den Heuvel kijkt op en staart haar aan). Mevr. Ik kom je goeiendag zeggen, ik ga heen. v. d. H. (somber) Je hebt gelijk! Mevr. Heb je anders niets te zeg- gen v. d. H. Wat valt er voor mij nog te zeggen? We zijn bijna arm geworden, je gaat heenJe hebt gelyk. Mevr. (toornig) Arm geworden Zeg de waarheid: jij hebt ons arm gemaakt. Want we waren rijk. O, je moet het je nog herinneren, hoe je, teen we pas ge trouwd warea, eens op een avond zei, dat we samen geld genoeg hadden om van te leven, al verteerden we alleen do rente van ons kapitaal. Maar je wou niet stilzitten en daarom ben je in den handel gegaan. //We moeten rail- lionair worden," zei je toen. Millionair! En wat zijn we nu? Bijna arm! Het rijtuig moet weg, we moeten in een ander huis, ons bekrimpen. O God! v. d. H. En daarom ga je heen Mevr. (toornig) Neen, niet daarom, God weet het. Ik bon wel altijd aan weelde gewoon geweest, maar ik gevoel toch, dat ik gebrek zou kunnen lijden als het moest en toch vroolijk en opge ruimd blijven, (wijzend op haren arm band) O, ik kan ze missen, dat goud en die diamantende meesten hebben ze niet, ik zou ze ook kunnen ontberen! v. d. H. En toch ga je heen Mevr. Ja, ik ga heen. Want ik zou gebrek kunnen lijden, maar alleen voor iemand dien ik liefhad, (hevig) En ik heb jou niet meer lief hoe zou ik dat nog kunnenVier jaar lang hebt je mijn leven verbitterd en vergald door dien verschrikkelijkea hartstocht van je, de speculatie. v. d. H. Ik deed het om bestwil... Mevr. Om bestwil? Heb ik je ooitom rijkdom gevraagd? We hadden genoeg. Ne<=n, je hebt niet gespeculeerd voor onf, maar voor jou, voor jou alleen. v. d. H. Anna Mevr. Durf jij mij nog verwijten, dat ik heenga? Nadat ik vier jaar lang meer heb uitgestaan, dan ik iemand ooit heb kunnen zeggen! Zelfs mijne goede ouders weten alles niet. O, als ik des morgens wakker werd, daa dacht ik alhoe zal het wezen, als Henri vanmiddag van de Beurs kemt? En hoe verder de morgen omging, des te meer drukte mij die angst. O, want ik wist wel hoe het afgeloopea was als ik je 's middags terugzag. Soms was je bleek en neerslachtig eu je raakte met je lippen miju wang nauwe lijks aan. Dan had je verloren en ik rilde bij de gedachte, dat ik niet eens wist hoeveel. Misschien, dacht ik dan, zijn we nu deodawa geworden. Maar die gedachte was nog niet erg, vergeleken bij de kwelling, wanneer je vroolijk thuis kwaame. Dan kuste je mij op wang en mond en ik moest pianospe len omdat je gewonnen hud. Maar begrijp je dan niet, dat dat nog vreese- lijker was? Daa kon ik niet nalaten te denken, dat eene andere vrouw nu zat te treuren, omdat jij gewonnen hadt. v. d. H. Je heut mij daarvan nooit iets gezegd. Mevr. Neen, gezegd heb ik dat niet. Daartoe ben ik te trotsch geweest. En bovendien, is de vrouw de kindermeid van haar man, die zorgen moet, dat hij hier niet struikelt ea ddar niet valt? Neen, iu. zijne bezigheden moet de man op zichzelven kuacon staan. Hij kan raad vragen aan ziju vrouw, maar dien ongevraagd gevendat nooit! v. d. H. Je hadt het me toch kunnen laten blijken! Mevr. (hevig) Je zoudt liet gezien hebben, ais je niet verblind waart ge weest. Hoe vaak heb ik niet den gan- schen avond zwijgend op mijn boek zit ten te staren, zoüder éone bladzijde om te slaan. Hoe dikwijls heb ik niet mijn handwerk op mijn schoot gehad, zonder dat ik in staat was, om iets te doen. Maar jij bemerkte dat niet, je waart verdiept in je berekeningen cn iu je cijfers en in de overzichten van de beurs, waaruit je te weten moet komen hoe je den volgenden dag moest specu- leeren. v. d. H. Het was je plicht geweest mij te waarschuwen. Mevr. Mijn plicht Durf jij van plicht spreken? Het was jou plicht geweest, om te werken zooals ieder ander, op eene eerlijke manier, en niet te pro- beeren, om rijk te worden door het on- van een ander. Voel je niet eens, je wel veranderd, Henri, dat je zulke vreeselijke dingen niet meer voeltMet die gevloekte speculatiën hebben wij ons ;eld, maar heb jij je trots verloren. En dat is nog het ergste v. d. H. Als ik veranderd ben, jij bent het niet minder. Vroeger vatte je het gansch anders op, dat de vrouw den man tot bulpe zou wezen. Toen vond je ook, dat zij hem moest bijstaan in alles wat hem aangiog. Mevr. (langzaam) Ja, dat is zoo. Dat meende ik vroeger ook. Ik heb je eens willen waarschuwen. Het was op een middag, toen je verschrikkelijk bleek en (zich bedwingend) Heeft u mij niets ver der te zeggen, mevrouw? Mevr. Neen, niets meer. Ik zou dit alles niet gezegd hebben, maar je hebt er mij toe genoodzaakt. (Men klopt) Binnen Dienstbode (in de deur) Mevrouw, hoe laat moet ik üet rijtuig bestellen Mevr. Dat kan dadelijk voorkomen, (dienstbode af.) Henri. v. d. R(recht voor zich uitziende.) Wat is er Mevr. Ik ga heen, v. d. H. Ga dan Mevr. Heb je niets meer te zeggen, in neerslachtig thuis kwaamt. Maar amper i dit oogenblik kreeg ik een groet, dadelijk ging je naar v. d. H. Als je geld noodig hebt zal je kamer. Ik aarzelde een poos of ik je ik het je sturen. Mevr. (hevig.) Ik zou liever mijn hand zou smeeken, dat vreeselijke spel toch te laten varen weer te worden zoo als vroeger. Eindelijk besloot ik daartoe. Ik ging door den gang met de aange naamste gedachten. Je zoudt weer mijn flinke, degelijke man worden van voor heen, er zou weer vroolijkheid wezen in ons huis. (bitter lachend) Ja, zulke illu sies had ik toen nog. v. d. H. (keert zich geheel om en kijkt haar aan) Zij ziet hem eveneens vlak in het gezicht en gaat langzaam voort) Ik klopte aan de deur, maar kreeg geen antwoord. Toen deed ik zachtjes de deur open, denkende dat je in gedachten ver diept waart. Maar toen ik binnenkwam o.... het is al te afschuwelijk.... toen ik binnenkwam, zag je mij niet.... maar ik zag jou wel.... met éen teug dronk je een glas leeg eu schonk het toen weer vol uit eea fiesck, die op tafel stond.... v. d. H. Anna! Mevr. Laat me uitsprekes. Toen stond je op en gingt naar een sigarenkastje aan den wand.... o God, dat was afschuw- lijk.... je zwaaide..je waart dron ken.... bak!.... v d. H. (opspringende) Anna!! Mevr. Is het niet waar Heb ik mij vergist? Ik heb het toch gezien. Zeg, dat ik mij vergist heb, dat ja ongesteld waart, duizelig of zoo iets. Zeg dac als je kunt en ik zal je gelooven v. d. H. (zwijgt ea legt het hoefd op de samengevouwen handen) Waarom heb je me niet teruggehouden Misschien was het anders geworden! Mevr. Ik heb het je al gezegd ik achtte mij niet verplicht, om voogd over je te spelen, (bijtend) En mij had je niet meer noodig, je hadt eene andere steun en hulpe gevonden. Toen ik je kamer binnenkwam, had ik het heilig voornemen om je terug te houden van je roekelooze handelingen, je af te bren gen van die verderfelijke speelzucht. Maar hoe afschuwelijk het i«, te moeten denken i van de jeneverfiesch wilde ik niet de dat, als wij millionaire waren geworden, mededingster wezen. Daarvoor, meneer, anderen verarmd waren, misschien tot acht ik mijzelven nog te hoog! den bedelstaf gekomen. O, de jaren hebben v. d. H. (weder opspringend) Anna! afsnijden, voorda: ik jou om geld s«hreef. Het zou met dobbelen gewonnen kunnen zijn v. d. H. Ga dan heen Mèvr. (ziet hem een oogenblik aan. keert zich dan om en wil do deur uit gaan. Op dat oogenblik valt haar oog op de cassette die op het tafeltje staat. Ze kijkt daarop naar v. d. Heuvel, daarna weer naar do cassette en legt haar hoed, dien zij al wilde opzetten, weer nêar.) Ig die ca3settezija nog eenige souvenirs, die ik zou willen meenemen. d. H. Neem de geheele cassette maar moe. Mevr. Neen, ik wil niets anders heb ben, dan wat v-u mij ia. (Zij opent de cassette. Gedurende do nu volgendo sa menspraak legt zij een voor een bij het noemen der voorwerpen, die op de tafel, terwijl van den Heuvel met den rug Daar haar toe aan de schrijftafel blijft zitten). Do couranten, waar ons huwelijk in bericht is (een courant inziende). v. d. H. Die mag jij behouden, (bitter) als teeder aandenken aan den dag, toen je beloofde, je man te zullen volgen. Mevr. Van dien treurigsten dag i« mijn leven heb ik geen souveDÏr noodig, (legt de courant weg). Een zilveron ringetje, dat ik van onze oude meid thuis heb gekregen, toen mijn engage ment publiek werd. v. d. H. Ze dacht, dat je trouw groo- ter zou wezen, je kunt het haar nu wel teruggeven. Mevr. (bodaard). Do goeie ziel stelde zich van mijn huwelijk te veel goeds voor. Ik zal dat ringetje bewaren als eeue herinnering aan hare vriendschap. Hier heb ik een albumblad met een vers er op. v. d. H. O, dat vera was van mij (bitter). Ja, ik herinner het mij, ho» is zoo Wat ter wereld moog gebeuren, Wat moog wanklen of vergaan, Niets zal onzen band verscheuren. Onze min zal steeds bestaan. Dat is een kreupel rijmpje, maar het was welgemeend, mevrouw. Mevr. Daarom behoort het thans niet meer in mijne souvenirs. Ik zal het hier laten. Hier is een portret van ons, kabi netformaat, van onze reis in Duitsch- land meegebracht. Wil jij dat houden v d. H. Ik sta het je graag af. Mevr. Ik zal het bij je vers laten liggen, (v. d. Heuvel trommelt driftig mee de vingers van de eeno hand op zijn schrijftafel) Een gebroken broche. Dat was een cadeau van jou, het eerste, v. d. H. Gebroken, zooals de band in mijn versje. Je zult het zeker niet wil len medenomen Mevr. Neen, het zou mij te veel doen denken aan een gebroken hart.... v. d. H. (honend) Jou gebroken hart, zekerO, mevrouw is wél teergevoelig. Mevr. Een armband met diamanten. Die heb ik van je lieve moeder gekre gen teen we pas getrouwd waren, drie dagen vóór haar dood. Ik zal dien be waren als e@De heriunering aan haar v. d. H. (opspringend) Neen, dien armband verkies ik niet, dat jij zult dragen mijn moeder heeft dien aan miju vrouw gegeven, niet aan een vrouw, die van haar man wegloopt Mevr. Als zij alles wist, zou ze mij gelijk geven. Hier is de armband. Houd hem. Misschien zal het jo aan jo moeder herinneren, dat kan goed voor je wezen! (geeft hem den armband). Van don Heuvel houdt het voorwerp een oogenblik iu de hand, daarop werpt hy het haar toe en zegt kortafHoud het Mevr. (een papier te voorschijn halend) Hier heb ik. (plotseling zwijgt zo en staart in de cassette. Daarop steekt ze de hand erin en neemt, er eea voorwerp uit, zonder het evenwel te laten zien.) Dit neem ik mee, dit neem ik moe v. d. H. Dat God, boe komt dat hier Hec schoentje van orze kleine lievelingGeef hier, dat wil ik hebben Mevr. NeoD, dat geef ik niet! Dat is voor my. O, ik begrijp nu hoe het hier gekomen is. Toen uo lieve klei no nog leofde was er eens een schoentje weg, toen zal het in de cassette geraakt we zen. Zoo is er dan toch éen souvenir van onze kleine lieveling overgebleven. Ai de kleertjes, het portret, alles was weg in den brand, dien we gehau heb ben. O, hoe dankbaar beu ik, dat ik niet weggegaan ben zonder deze schat (kust het schoentje). Nu wil ik niet verder zienik heb genoeg, (wil heengaan) v. d. H. (haar belettend de deur uit te gaan). Je komt hier niet met dat schoentje uit. Dienstbode (de deur openend). Het rytuïg is voor, mevrouw I v. d. H. Laat maar wachten(Dienst bode af Mevr. Laat mij door. Je hebt het recht elk deel op zichzelf zorgvuldig geïnspecteerd met inbegrip van de twee onmiddellijk aangrenzende huizen, even als te voren met het microscoop. z/De beide aangrenzende huizen!" riep ik uit; //gij moet u dan verschrikkelijk veel moeite hebben gegeven." z/Dat deden wij; maar de belooning die beloofd is, is vorstelijk." z/Naamt gij ook de gronden, rondom de huizen?" z/Alle gronden zijn met steenea bevloerd. Zij gaven ons naar verhouding weinig moeite. Wij onderzochten het mos tusschen de straat8teener: en vonden het onaaogeroerd." //Gij doorzocht D's papieren, natuurlijk, en ook de boeken van zijne bibliotheek?" //Zekerlijk; wij opende ieder pakje en deel; wij openden niet alleen ieder boek. maar wij sloegen elk blad in ieder deel om, ons niet slechts tevredea stellende met gewoon te schudden, over eenkomstig het voorstel van eenige onzer hoofd-inspecteurs. Wy maten ook de dikte van het omslag van ieder boek, met de meest nauwkeurige meetwerktuigen en pasten op ieder nog eens met veel voorzorgen het microscoop toe. Was een der banden kort te voren losgetornd geweest, bet zou letterlijk tot de onmooglyk- heden behooren, dat dit aan ons onderzoek zou zijn ontgaan. On geveer vijf a zes deelen, die juist van den binder waren gekomen, werden zorgvuldig op de proef gesteld en met onze naalden in de lengte behandeld." //Onderzocht gij de vloeren onder de karpetten //Zonder twijfel. Wij lichtten ieder karpet op en onderzochten de planken met het microscoop. /,En het papier van de wanden z/Ja." z/Hebt ge io de kelders gezien?" z/Dat hebben wij." „Dan," zoide ik, „hebt gy een misrekening begaan, en debrief is niet in de vertrekken, zooals gij onderstelt." „Ik geloof dat ge gelijk hebt," zeide de prefect. „En nu, Dupin, wat zoudt gij mij raden te doen?" „Nogmaals een grondig onderzoek van de vertrekken." „Dat is volkomen overbodig," .antwoordde G. //Ik ben er zoo zeker van als dat ik ademhaal, dat de brief niet iu het hotel is." „Ik kan u geen beteren raad geven," zeide Dupin. „Ge hebt natuurlijk een .nauwkeurige beschrijving van den brief." „O ja," en nu haalde de prefect zijn notitieboek voor den dag en las gedurende een minuut daaruit iets voor van het uiterlijke en van het innerlijke aanzien van het vermiste document. Terstond na de lezing van deze beschrijving te hebben volbracht, nam hij afscheid, meer uit zijn humeur, dan ik den goeden heer ooit van te voren had gezien. Ongeveer een maand later bracht hij ons nogmaals een bezoek en vond ons ongeveer op dezelfde wijze terug als te voren. Hij nam een pijp en een stoel en begon een alledaagsch gesprek. Ten laatste zeide ik: „Wel, G. kunt ge al iets mededeelen van don ontvreemden brief Ik vermoed dat gij het thans eens zult zijn, dat do mi nister nog niet gevangen is „Ik heb opDieuw de nasporingen gedaan zooals Dupin heeft aangeraden maar 't was alles vergeefach werk, zooals ik ook wel had gedacht." „Hoeveel bedroeg dc belooning, zeidet gij vroeg Dupin. „Wel, nogal veel een zeer ruime belooning ik wil liever niet juist zeggen hoeveel maar één ding wil ik zeggen, dat ik voor mijn persoon een chèque van vijftig duizend francs zou willen geven aan dengeen die mij dien brief zou bezorgen. De zaak is, dat het van dag tot dag van meer belang wordt en de belooning onlangs verdubbeld is. Maar al werd ik gevild, ik zou niet meer kunnen doen, dan ik heb gedaan. „Wel komaan," zeide Dupin, tusschen het trekken aan zijn pijp door, „ik geloof werkelijk, G., dat gy u niet hebt inge spannen tot het uiterste in deze zaak. Gij had wel iets meer kunnen doen, geloof' ik, hé „Hoe? op welke wijze „Wel, pf pf gij had pf pf raad kunnen gebruiken in deze zaak, hé? pf, pf, pf. Herinnert ge u de geschiedenis van Abernathy „Neen, loop naar de maan met Abernathy „Ja zeker, loop naar de maan met hem, maar er was eens eea ryfee gierigaard, die het plan opvatte om dezen Abernathy eens uit te hooren over een geneeskundig advies. Met dit doel een ge woon gesprek beginnende, liet hij zijn geval aan den doctor door schemeren, als dat van een denkbeeldig persoon." „Wij zullen onderstellen," zeide de gierigaard, „dat de ver schijnselen waren zoo en zoonu, doctor, wat zoudt ge hem ge raden hebben te nemen „Nemen," zeide Abernathy, „wel, geneeskundige hulp, zou ik denken." „Maar," zeide de prefect, een weinig geraakt, „ik ben volkomen bereid om hulp te nemen en ervoor te betaleD. Ik zou werkelijk vijftigduizend francs geven aan dengene, die mij in d« zaak zou hel pea." „In dat geval," antwoordde Dupin, een lade openende en een chèque-boek voor den dag halende, „zult ge mij wel een chèque willen invullen voor het bedoelde bedrag. Wanneer gij die ge- teekend hebt, zal ik u den brief overhandigen." Ik was verbijsterd. De prefect scheen als door den donder getroffen. Gedurende eenige minuten bleef hy sprakeloos en be wegingloos mijn vriend met open mond ongeloovig aanstaren, en met oogen die uit hunne kassen dreigden te springen vervol gens, uiterlijk eonigermate zich herstellende, greep hij een pen en na verscheidene aarzelingen vulde hy ten laatste de chèque in en teekende hij voor een bedrag van vijftigduizend francs, waarna hij haar Dupin over de tafel heen, toereikte. De laatste bezag haar nauwkeurig en sloot haar in zijn zakboek, vervolgens zijn schrijftafel openende, haalde hij daaruit een brief en reikte hem den commissaris over. De ambtenaar greep dien met een soort van waanzinnige vreugde aan, opende hem met bevende hand, wierp stiel een blik over den inhoud en vervolgens naar de deur snellende, verliet hy haastig, zonder afscheid te nemen, de kamer en het huis zonder een syllabe gezegd te hebben sedert Dupin hem had verzocht de chèque in te vullen. Toen hij heengegaan was trad mijn vriend in eenige ophel deringen. #De garysche politie," zeide hij, „is buitengewoon knap in haar vak. Zij is volhardend, vindingrijk, listig en dfep doorge drongen in de kennis, die haar plichten hoofdzakelijk schijnoii te eischea. Dus, toen G. ons zijn wijze van nasporing in de ver trekken van het hotel D. uitlegde, was ik volkomen overtuigd, dat hij een voldoend onderzoek had ingesteld voor zoover zijn werk zich uitstrekte." „Zich uitstrekte?" merkte ik op. „Ja," zeide Dupin. „De maatregelen die door hem werden gi- nomen, waren niet slechts de beste iu hun soort, maar waren in ieder opzicht volmaakt. Wanneer de brief' binnen de grens van het onderzoek ware geplaatst geweest, zouden deze lieden hem zonder twijfel gevonden hebben." Ik lachte hartelijk maar hij scheen in volkomen ernst te spreken. „Die maatregelen, nu," ging hij voort, „waren goed iu hun soort, en goed uitgevoerd; hun fout lag daarin, dat zij voor 't geval zelf en voor den man niet deugden. Een zeker stel van hoogst viudingrijke middelen zijn voor den prefect een soort van bed van Procrustes, waarnaar hij zijne plannen dwingt. Maar herhaaldelijk dwaalde hij door of te diep of te opper vlakkig de voor de hand liggende zaken te onderzoeken en me nige schooljongen redeneert beter dan hij. Ik kea er een van on geveer acht jaar, wiens winnen in het spel „even of oneven" de algemeeDe aandacht trok. Het spel is eenvoudig en wordt met knikkers gespeeld. Een speler houdt in een der handen een aan tal van deze voorwerpen en vraagt aan een ander of dit nummer even of oneven is. Wanneer er goed geraden wordt, wint de rader er eenzoo hij verkeert raadt, verliest hij er een. De jongeD, op wien ik zinspeel, won alle knikkers van de school. Natuurlijk lag er een beginsel aan zijn raden ten grondslag en dit bestond alleen i» een nauwkeurige waar neming en schatting van de domheid zijner tegenstanders, voorbeeld, een eenvoudige éemoor is zijn tegenstander en deze, zijn gesloten hand ophoudende, vraagt„Even of' oneven Onze schooljongen antwoordt: „oneven" en verliestmaar bij de tweede poging wint hij, want dan zegt hy bij zichzelf: „De domoor had ze „evon" by den eersten keer en zyne slimheid is juist voldoende, om ze hem oneven bij den tweeden keer te doen hebbenik za^ daarom oneven radenhij raadt oneven en wint. Met een jongen nu, wiens onnoozelheid een graadjejboven die van den eerste gaat, zou hy aldus geredeneerd hebben: „Deze jongen ziet dat ik met den eersten koer oneven raadde, en met den tweede zal hy zich voorstellen bij de eerste ingeviBg eene eenvoudige verande ring van even in oneven, zooals de eerste domoor deedmaar dan zal een tweede gedachte hem iügeven dat deze verandering te eenvoudig is en ten laatste zal hij besluiten om ze te nemen zooals te voren. Ik zal daarom „even" raden- hij raadt even en wint. Nu wordt deze wijze van redeneering van den sck£j|° jongen door zijne makkers „geluk" genoemd, maar wat blijkt uit de analyse, dat het is „Niets anders," zeide ik, „dan een paring van desr gedachte aan die van zijn tegenstander." Wordt vervolgd)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1890 | | pagina 6