NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. #§IÉISIf Se Jaargang. Zaterdag 6 December 1890. No. 2280, ABONNEMENTSPRIJS ADVEKTENTIËN: j 's Konings Begrafenis. FEUILLETON. SI TOUW VAS Bil SFELEB. HAARLEM'S Voor Haarlem per 3 maanden1,20. Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden 1,65. Afzonderlijke nummers0,05. Dit blad versckynt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Bureau Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer 122. van 1—5 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 Cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat. Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door onze agenten ©n door alle boekhandelaren en courantiers. Directeuren-Uitgevers J. C. PEEREBOOM en J. B. AVIS. Hoofdagenten voor het Buitenland i Compagnie Générale de Publicité Etrangère G. LBAD BE 8f Co., JOHN F. JONESSucc., Parijs 31 éis Faubourg Montmartre Om de estrade, waarop Donderdag in t Paleis nog 't stoffelijk omhulsel des Konings rustte, doer 't liehfc der talrijke kaarsen in d» duister® omgeving be schenen en als verborgen tusschen d@ wdlooze blijken van verearing, ia zoovele grafkransen en bloemkussens e» palm takken, om de lykbaar neergelegd, d, in eerbiedig® atilte, de opper- ceremeniemeester, de grootoffieieren die straks de slippen van het lijkkleed zal- dragen, 24 Kamerheereo aan elke zijde 12 met de eervolle taak belast om 't Verstelyk Lyk te dragen, liet dienstdeend militaire Huis van Z. M. Door de lange rouwmantels, die zij hebben omgehangen, word«a de schitte- eude uniformen aan *t oog onttrokken. In eoo zy vertrek wachfcea de 24 onderofficieren va» land- ©n zeemacaf, die de Kamerheeren behulpzaam zullen zyn i» het overbrengen van de lykbaar. Men wacht 't seia van vertrek naar groeve der Oranjes. Nog is alles stil. Doch eensklaps wordt 't plechtig stilzwijgen verbroken aen kondigt de komst aan van Hare Majesteit de Koningin-Begentes, van de diepen roaw treurende weduwe van Koning Willem. Mot een langen sluier over t gelaat in rouwkleed, nadert H. M. Ko ningin Emma 't paradebed, waarop het stoffelijk omhulsel van den beminden Gemaal aog voor weinige ©ogenblikken, n Zijn huis, rust. De Koaingin ia ver geld va» haar Kamervrouwen. In tranen verzonken, werpt de lief hebbende Gade een laatsten blik op de lykbaar en legt snikkend twee palmen, rozen saamgebonden, neder, den vaa Haar-zelf en den van Koningin Wilhelraina, als laatste teeken van haar liefde, als blyk van de onvergankelijke herinnering aan den Koninklijken Ge- aal on Vader. En met wankelende schreden verlaat daarop Koningin Emma de rouwzaal, eerst thans voor het leven van haar Wil lem gescheiden. Allen, die van dit aandoenlijk af scheid getuigen zijn, wisschen zich, tot 't diepst der ziel geroerd, een traan uit 't oog, een traan van innige lemiBg in de smart van de Vorste lijke Weduwe. Uit alle oorden des lands vertrokken Donderdag dniaoaden en duizenden naar koninklijke residentie om het laatste huldebetoon aan don ontslapen Oranje vorst te zien bewyzen. De talrijke treinen voerden de bewoners van de steden en het platteland bij duizenden derwaarts en in 's Gravenhage zelf stonden die velen in lange dichtgepakte rijen langs de huizen der straten, die de vorstelijke lijkstoet moost passeeren, die, blijkens het programma, eene uitgebreidheid zou bezitten als nog nooit het geval was ge weest. Statig bromden de klokken endeden hunne galmende tonen door het sombere, mistige on kille luchtruim dreunen. Geen zonnestraaltje viel omlaag, 't was of ook da natuur deelnam in de smart over het afsterven van den laatste der Oranjevorsten. Reads vroeg had sseu zich een staan plaats verworven, hetgeen met de drukte geen geaaakkelyke taak was. Do lantarens brandden en waren met floers omhuld, op talrijke plaatse» zag man rou w-ostrades. Het zal omstreeks half 11 ure zijn geweest, toen de stoet zich in beweging stelde, uiterst langzaam en statig. Lange ryen militairen en schutter» trokken voorby, voorafgegaan door hunne muziek, die treurmarsohen uitvoerde. De menigte zweeg eerbiedig en waar wel eens wat te luide word gesproken, klonk een vermanend //sst D' van ee» of meer personen en was de stilte terstond volmaakt. Zco naderde allengs de kern van den stoet, prachtige galarijtuigen, sierlijk en toch stemmig met floers getooid, alles aangrypend, indrukwekkend e» wee moedig stemmend. Geen hoofd bleef gedekt, toen do schoone lijkkoets naderdereusachtige kransen van de zeldzaamste bloemen, uit den lande en den vreemde gezonden, be dekten haar als een stomme maar tref fende hulde aan den Ontslapene. In denzelfden statigen marsch, slechts eenmaal gestoord door het stygeren der paarden van het zesspannig rijtuig, waarin hadden plaats genomen de grootvorst van Rusland, de aarts-hertog Frederik, prins Albert van Pruisen en prins Eduard van Saksen-W eimar, zoodat het voorspan moest worden weggenomen, ging het den weg op naar het aloude Delft, waar in de nieuwe Kerk in den grafkelder der Oranjes de plechtige bijzetting zou plaats hebben. Wij volgden deo stoet, die eerst on geveer te 8 uur te Delft aankwam. Den wog dien hy volgde leverde eveneens een treilend schouwspel op. De stoepen der huizen waren alle met rouw floers afgehangen en met duizenden toe- schouwers bedekt. j Inderdaad was de indruk, dien wij j hier ontvingen, nog dieper dan die te 's Hage. Eén woord van lof werd slechts gehoord over de voorbeeldelooze orde, die overal keerschto. De bruggen waren door commando's infanterie evenals de toegangen der zij straten afgezet. 22 Het groote plein voor de Nieuwe Kerk leverde een grootseh schouwspel op, wanneer inen dat naderde van den kant van het daartegenover gelegen aloude Stadhuis met zijne prachtige rouw-decoraties. Dat reusachtige plein was aan weers zijden door de mil tairen van den stoet bezet in twee rijen, die zich allengs vernauwden naar den ingang van 't sta tig kerkgebouw met zijn artistieken reusachtigeu toren, welks klok zijn wel luidende zware metales stem steeds door liet hooreB. Ond«r dezen treurtoon en het bulderen vau *t geschut, dat, zoolang de tocht duurde en totdat het vorstelijk lijk was bygezet, om de minuut werd afgeschoten, gingen de deelnemers naar binnen door den buitengewoon prachtig gedrapeorden ingang tot in het inwen dige van het gebouw. Toen allen zioh daar vereenigd had den tusschen de met rouwfloers gedekte zuilen, de passen onhoorbaar gemaakt door het zwarte laken, dat den vloer dekte, vatte de WelEerw. Heer dr. van Koetsveld, de bekende en beminde be jaarde hofprediker, het woord en sprak de volgende redo uit, die door alle aan wezigen met ontblooten hoofde en in ademlooze stilte werd aangehoord #Nog eens, o God, nog eeus staan wy hier, en is weder de deur geopend van den grafkelder, waarin de geschiedenis van ons land en vorstenhuis, als met deodsbeenderen is geschreven, nog eens en nu helaas 1 de laatste uit de mannelyke lijs v»h Oranje. Toen een meer dan zeventigjarige tot hofprediker werd benoemd, wie kon toen vermoeden, dat het zya zou om binnen de 12 jaren al de 5 vorsten van Oranje ten grave te brengen De taak is bijna al te zwaar, vooral deze laatste. Myn hart is te vol. Mijne herinneringen over stelpen mij. Ik heb mijnen Koning lief gehad, en hij mij, en de liefde is niet altijd welsprekend. Vier malen zag ik hem daar tegenover my, en nu in dezen wijden king van versten, al waardeeren wij hunne be langstelling geen eigen zoon of broe der zelfs om te troosten. De eenige zus ter weent te huis in stilte. G®d trooste haar! Dat juist is 't aandoenlijke van dezen oogenblik. De zonen, die onzen Koning hadden moeten opvolgen, wachten hem al lang i^ 't graf, en hier brengen wij onzón afscheidsgroet aan den laatsten Oranje-Nassau. Zal 't zijn om hem te oordeelen, zooals de oude Egyptenaren hunne dooden deden Maar dat staat niet aan ons: De geschiedenis oordeelt den Koning. Maar den mcnsch oordeelt God alleen. En wat zal nu de geschiedenis van dezen Koning zeggen Hij heeft het langst geregeerd van alle Oranjevorsten, 41% jaar; en wa8 de 5e in regeerings- jaren van de 80 vorsten van Europa. Na de veertig jaren kon hij zeggen: //Mijn volk zal van my getuigen, dat ik mijn Koniaklyk woord, by het aanvaarden mijner regeering, heb gestand gedaan". Dat woord schetste die regeering geheel. Het ro8sische bloed, dat hem door de aderen vloeide, mocht hem doen neigen tot het onbeperkt persoonlijk gezag, als koning eerbiedigde hy, naar zijnen eed op de grondwet, de wettig uitgesproken woRBchen van zijn volk, en stelde ziek hoven de partyen, Het protestantisme getrouw, en met een anderen Willem III voor oogen, handhaafde hy toeh als ko ning de vryheid van geweten en aller gelyke rechten. En sprak hij met verrukking van zijns vaders heldendaden, zou hy zelf gaarne zijn bloed vergoten hebben voor zijn va derland, als koning bewaarde hij ons den vrede, en toonde alleen zijn heldenmoed, door voor zijne arm® onderdanen zijn leven te wagen in de® watersnood. De kunsten des vredes heeft hij aangemoe digd, en al wat voor land en volk werd gedaan, uitgelokt of begunstigd, 't laatst nog de ontginning oszer heiden. Wat ai belangrijke werken zyn onder zyne regeermg tot stand gebracht, heil zame wetten en besluite» uitgevaardigd, industrie, handel en welvaart toegeno* men, en de eer van 't kleine Nederland gehandhaafd in den vreemde, want hij had zijn volk lief; zooals hy sprak bij den aanvang zijner regeering: «Ik verbind my aan een volk, grooter door deugden, dan door grondgebied, krachtiger door eensgezi»dheid dan door zielental. Het is een grootsche roeping koning van zulk een volk te zijn." Zoo begon, zoo vervolgde hy. Nog hoor ik zyne stentorstem bij de eerste-steenleg- ging van het monument in 't Willemspark: z/Een prins vaa OraBje kan nooit, nooit te veel voor het volk van Nederland doen." Daarom ook wandelde hij vry om onder ons: want de liefde van ziju volk was zyn lijfwacht. En nu, nu stem men alle partijen samea in dezelfde rouw klacht, alleen niet wie de maatschappij willen omkeeren en verwoesten. Zoo hebt gij uwe taak volbracht mijn koning! Yeel heeft uw hart geleden, maar voor Nederland bleef het altijd kloppen. En nu wachten u daar beüeden 33 vorsten en vorstenkinderen uit het huis van Oranje: zoo gaan ook de ko ningen heen, afgesneden als halmen in den oogst; maar de Koning der koniDgon blijft. En zoo moge nu dan de geschiedenis den Koning oordeelen maar den menseh oordeelt God alleen. j Toch bewaren ook wij onze herinne- ringen, de goede en liefelijke vooral, die j daar als de tonen een er windharp rui- j schen over de graven. Wel weten wij het allen, hoe opbruisend en hartstochtelijk het karakter was van den Ontslapene, en hoe hy, in alles oprecht, als menseh vaak het zelfbedwang miste, dat hem sierde als Koning. Waartoe zou ik het verzwygen Ik heb hem nooit gevleid bij zijn leven en denk het niet te doen na zijn dood. Maar wat niet allen zoo goed weten, is de innerlijke goedheid en vroomheid, die den diepsten grondslag van dat beweeg lijk karakter uitmaakten. Ik heb hem, te midden zijner hovelin gen, met de kinderen zien spelen, alsof hij zelf nog een kind was, en in ons laatste vertrouwelijk samenzyn, hem met aandoening de liefde hooren roemen van zijn eigen kind. Yeel zou ik hier kunnen bijvoegeD, proeven van zijn goed hart en kiesch gevoel. Dit éene slechts uit myne eigen herinnering. Juist vóór zijn ver jaardag trof mij een dubbele rouw. Toch maakte ik mij gereed, om hem te gaan gelukwenschec, toen hij mij vrijstelde van een feestuur, zoo striydig met myne stemming, niemand had er aan ge dacht, dan hy zelf. En wat daarbij ook dikwijls is mis kend De gedsdienst sprak in zijn hart meer dan is zijne woorden. Ik hoorde soms die stem. Eens zelfs had ik met hoogen ernst in de kapel gesproken over bekeori-g en vergeving; toen hij, bij 't uitgaan, den arm der Koningin losliet, naar my toekwam, my op den schouder klopte, en dankte omdat ik zoo goed de waarheid had gezegd. Vergeef mij deze persoonlijke herinne ringen. Het was my eene behoefte ze hier uit te spreken. Maar daarbij dan ook, waar zeker geheel Nederland mee instemt, myn vurigen dank aan de edele vorstin, die onzen Koning zulk een kal- men levensavond schonk, door haar ge loof en hare liefde. Na een zoo veel bewogen leven, en bij veel gemis en ontbering, was hy die laatste jaren dankbaar en vergenoegd, en betreurde alleen, toen hij zyne kamers niet meer verlaten kon, het bezoek aan zyne bloemen. En toen nu het lijden toenam, ver zorgde hem zyne gade zoo voorbeeldig en waakte bij hem tot in den laatsten nacht. Zij had dien slag wel gewacl toen zij by het aanvaarden van het Re gentschap alleen durfde bidden om ver zachting van 's Konings lyden. God ver hoorde haarmaar anders dan zij dacht. En wie zou den kranke, als er toch geen herstel meer mogelyk was, nog langer dat leven in een benauwde smartelijke droomwereld hebben gegund Zoo is dan ons koningshuis uitgestor- Naar het engelsch van JAMES WYTTON. 69 HOOFDSTUK XL. //Voor den drommel!" zeide Whitehead, ,/dafc is volkomen juist. En luister du eens wat ik zal doen en denk er aan, ik ben Samuel Whitehead, en wat ik zeg doe ik. Een groot deel van mijn zaken zal ik door uw firma laten beschikken, terwille van Fow ler, daar Met deze woorden sloeg hij met zijn zware vuist zoo hevig op de tafel, dat da inkt uit den inktkoker vloog, op de mooie schrijf tafel van Smith en de nog nieuwe vloeirol. Toch scheen Smith, naar zijn gelaat te oordeelen, zich hierover niet te ergeren. In tegendeel zyne oogen glinsterden van genoegen en niet zonder reden, want het was algemeen bekend, dat Samuel Whitehead meende, wat hij zeide en het ook altyd deed. Daarom antwoordde Smith//dat is zeer vriendelijk van u, mijnheer Whitehead, en ik wil u niet ontveinzen, dat ik zeer verheugd ben over de belofte, die gij ons doet, want in de han delswereld weet men natuurlijk wat beloften beteekonen. Uit naam van mijne beide deelgenoten en van myzelf, uit ik u mijn dank. Probeer deze sigaar eens, ik geloof, dat ik ze u kan aanbevelen." z/Ik doe, wat ik zeg, heb daarvoor maar geen vrees," zeide de oude heer, nam een sigaar, stak ze aan, ging achterover iD zijn stoel liggen, strekte zijne boenen voor zich uit en vervolgde, met de sigaar tusschen zijne tanden »Ha, dat noem ik genieten. Fowler, mijn jongen," zeide hij, na een oogenblik onder een diep stilzwijgen voortgedampt te hebben, wik zeg u, dat, toen al die zonderlinge berichten in korten tijd mij ter oore kwamen, ik in den beginne niet wist of ik op mijne beenen, dan wel op mijn hoofd stond." z/Gij zinspeelt zeker op do telegrammen betreffende de ver nietiging der rooverbende door Bland," zeide Smith op minza- men toon. „Bland, mijnheer," brulde letterlijk de oude heer. ,/Ik bedoel immers de vernietiging der rooverbende door den graaf van Star- g&rtyrWel vervloektMijnheer Smith, geef den lord zyn recht- matigen titel, alhoewel wij hier in een democratisch land wonen." Smith verbleekte plotseling, bewoog zich onrustig op zyn stoel heen en weer en keek den driffiigen, ouden raillionair zoo ver baasd in het gelaat, alsof hy meende, dat deze plotseling krankzin nig was geworden. z/Door den graaf van Stargartyr, mijnheer Whitehead? Neem het mij niet kwalijk, als ik u moet bekennen, dat ik u niet goed begrijp," zeide hy, met aarzeling in zyn stem. Ik voor mij meende, dat de oude heer in het vroege morgenuur meer had gedronken, dan hy wel verdragen kon; ik keek hem met smeekenden blik aan. Whitehead daarentegen scheen even ver wonderd over ons gedrag, als wy over het zyne, en zyn sigaar uit den mond nemende, zeide hij langzaam en met nadruk „Gij wilt my toch niet vertellen, dat gy, beiden mannen van saken, de telegrammen van het ochtendblad niet hebt gelezen Daar ligt de ArgusFowler ginds op die tafel, nietwaar? Sla het blad open, als een goede jongen, en lees dan de engclsche telegrammen." Ik deed, wat hij my verzocht en tot mijn verwondering las ik daar, met dikke letters: //Dood van den graaf van Stargartyr en zyn eenigen zoon, lord Pinglove." In gewonen druk volgden nu de bizonderheden. //De graaf van Stargartyr en zijn eenige zoon zyn gisternacht in het Engelscho Kanaal verdronken, toen zij op weg waren naar de Middelland-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1890 | | pagina 1