In 't maanlicht.
pier in zijn kolder, waar do grond wat
werd omgegraven, een kruik gevonden
met 300 goudstukken.
De kleine prinses Eliza-
beth,, dochter van wijlen Kroonprins
Rudolf van Oostenrijk, is aan een groot
gevaar ontsnapt. Zij reed met hare
goevernante van Laxenburg naar Brühl,
maar kreeg onderweg lust wat te wan
delen, zoodat zij het rijtuig deed stil
houden en er uitstapte. Een oogenblik
later sloeg het rijtuig, by het omgaan
van een boek, om en werd geheel ver
nield. De koetsier werd zwaar gewond.
VARIA.
Troostrijk.
VeroordeeldeDat is een somber voor
uitzicht Levenslang
Advocaat. Wees goedsmoeds, mijn
vriei d het leven in de maatschappij is
wisselvallig; wie weet, voor hoeveel
rampen gij thans gespaard blijft
Wetgevende Macht.
Buitenlandsche Zaken.
In zijn Memorie van Antwoord ver
klaart de minister van Buitenlandsche
Zaken, dat zijn aandacht wel ter dege
gevestigd is op do mogelijke opzegging
van sommige handelstractaten. Komt
het tot zulk een opzegging, dan zal hij
in overleg met de voornaamste Kamers
van Koophandel overwegen in hoeverre,
gelet op de elders vast te stellen tarie
ven, hernieuwing dier handelstractaten
wenschelijk isde Kamers van Koop
handel zouden dan ook den Minister
voorlichten omtrent speciale bedingen,
die zij in het belang van den handel
wenschelijk mochten achteD.
Onze kracht bij onderhandelingen
over handelstractaten zoekt do Minister
in onze lage invoerrechten.
Verder deelt de Minister mede, dat
het tot staad komen vau nieuwe uitie-
vering8t>aetaten vooreerst nog niet te
wachten is. Toch hoopt ZExe., weldra
eenstemmigheid te verkrygen omtrent
enkele punten, waarover met Duitsch-
land wordt onderhandeld.
De onderhandelingen mot Engeland
over de grensscheiding op Borneo zullen
denkelijk spoedig tot een afdoend resul
taat leiden.
Ton opzichte van het herstel van het
status quo op het betwist gebied aan
de Marowijne, kan de Minister niets
naders mededeelen. De dossiers zijn
door de nederl. on franscha gezanten
den 12den November 1890 aan Z. M.
den keizer aller Russen ter hand ge
steld.
De pruisische rogeering heeft zich
op nieuw bereid verklaard het kanaal
van Almeloo naar Nordhorn zoo spoedig
UAARIMMER HALLETJES,
Isn Zaterdagayondpraatje.
XCVI.
Op dit oogenblik is voor de meeaten
onzer de Br. Nicolaas-vreugde voorbij.
En als )k sentimenteel wilde gaan wor
den, zou ik eene sombere bespiegeling
kunnen gaan houden over de niet te
.outkenden Waarheid, dat alles, alles op
dtzo unrde voorbijgaat, ook gewichtiger
dingen dan oene St.-Nicolaasviering.
Maar dat wil ik niet doen. Wel wil
ik eens nagaan, wat St.-Nicolaaa-surpri-
ses wij hebben gekregen, die wij niet on
welke surprises niet, die wij wèl ver
wachtten. En dan bedoel ik daarmee
geen zakmessen of sigarenkokers, avond
doeken of glacé handschoenen dan
wil ik mij ook niet bepalen tot den
nauwen termijn van een enkelen St.-
Nicolaasavond, maar ik wenach na te
gaan, welke surprises wy als ingezetenen
van Haarlem hebben gekregen en naar
wélke wij, helaas, nog reikhalzend uit
zien.
Eene surprise dan die wij wèl ga-
kregen hebben is, dat zoo waarlijk het
kautoor van den Burgerlijken Stand op
het Stadhuis een plaats van /weening
en knersing der tanden7' gaat worden.
Voortaan kan boven de smalle deur, die
daarheen leidt, worden geschreven: „Gij
die hier binnentreedt, laat allo hoop va
ren inplaata van het onschuldig uit
ziende: //deur dicht", dat er nu aan
staat. O, die schalken van den Burger
lijken Stand!
z/Maar wat meen je toch?" vraagt de
lezer. //Welk gevaar loopt men dan, als
men b. v. een jong spruitje gaat aan
geven Stel u gerust, dan heeft men
er geen nood. Maar wèl moet men sid
deren voor den Burgerlijken Stand, als
men
Neen, ik zeg het u niet, want ik
vrees, ik vrees, geachte lezer, dat uw
geweten allicht ook niet zuiver zou we
zen, Waartoe U te beangstigen Wat
niet weet, niet en deert. Maar kom, gij
kijkt mij zoo nieuwsgierig en uitvorschend
aanik zal u dan maar vertellen wat
mogelyk op haar gebied te voltooien
vooraf echter moet het Zuid-Noordkanaal
in gereedheid gebracht worden.
De Minister vertrouwt, dat, zoodra
kan worden aangetoond, dat de geval
len van mond- en klauwzeer te Vaals
geheel zijn verdwenen, het verbod van
vee-invoer naar Engeland spoedig huiten
werktng zal worden gesteld.
De Vereenigde Staten sohynen er
naar te streven, het zilver weder naar
«ene vaste waardeverhouding tot het
goud in den geldsomloop op te nemen.
In afwachting daarvan zou dezerzijds
verlangde aandrang tot een» nieuwe
muntconferentie weinig kans op succes
hebben.
Misschien Lebt ge, mijne heeren," zeide
de inspecteur, //Op mijn eenen wang het
litteeken gezien, dat ik myn geheele
leven lang zal moeten dragen. De party
die my das merk liet, zal, naar 't n aan
genaam zal zijn te vernemen, nooit weer
in de gelegenheid zyn, datzelfde mij of
een ander aan te doen althans, zoo
zy niet in staat is op een goeden nacht
uit Portland te breken, en ik geloof niet
dat dat lacht zal gebeuren want op
't oogenblik ondergaat zij haar straf vau
levenslangen dwangarbeid, een straf, en
ik ben er trotsch op het te zeggen, die
ik haar bezorgd heb. Ge zult o>e toestaan
de geschiedenis van het begin tot het
einde te vertellen, aanvangende met hot
oogenblik, waarop ik de eigenaar van het
sieraad werd, dat gy hi»r ziet, en de
inspecteur wees met zijn vinger naar het
merkteeken op zya gelaat.
Het was kort na mijne indiensttre
ding, nu ongeveer zestien jaar geleden,
en ik was de eeoige politieagent in het
kleine dorp Cloverly, io dit graafschap.
Ik weet niet, heeren, of velen uwer de
plaats kennen maar zoo niet, kan ik
slechts zeggen, dat het de rustigste plaats
is waar ge ooit geweest zyt. Niemand
te Cloverly ging zich ooit te buiten, van
het begin van 't jaar tot het einde.
O, het was er uitmuntend Ia som
mige opzichten aardig genoeg, dat wil
ik gaarne toestemmen en de plaats was
een sinecure zooals ge misschien zult zeg
gen, wat betreft zwaar werk. Ik had een
jong, knap vrouwtje, een drom van kin
deren en een lief huisje om in te wonen,
met een fiieken lap tuin erbij, en ge zult
zeggen dat ik geen reden tot brommen
had. Ik was echter niet lui, want ik deed
heel aardige zaakjes met het opzetten
van vogels, omdat ik dat als jongen ge
leerd had en verstond handel te drijven.
Als iemand wenechte een vogel, een hond
of een kat te hebben opgezet, was ik
dadelijk tot zyn dienst, daarvan kunt ge
zeker zyn.
By al deze voordeelea, zult ge zeggen,
had ik gelukkig en tevreden moeten
sijn. Maar dat was ik niet, heeren, on
danks dat alles. Dat was de zaak ik
er van de zaak is.
liet schijnt (gij ziet, ik ben voorzich
tig in mijn expressie») dat na de volks
telling gebleken is, dat te Haarlem nog
al zoo een en ander aan het bevolkings
register ontbrak. Tientallen van mensehen
die de stad uit zyn gegaan, stonden nog
rustig als Haarlemmers te boek, terwijl
nog veel grooter het cijfer was van de
trouweloozen, die de A'-straat voor de
B.-8traat, of de C-gracht voor de D-gracht
hadden verruild, zonder daarvan kennis
te hebben gegeven aan het adres, dat ik
hierboven noemde, het Bureau van den
Burgerlijken Staud.
Dat konden natuurlijk de ambtenaren
niet helpen en de Secretaris niet en de
wethouders niet en (last not least) de
Burgemeester ook niet. Het was eenig
en alleen de schuld van die nalatige
ingezetenen. Maar ze zouden er voor
worden gestraft. Des Burgemeesters toorn
ging des Burgemeesters kamer uit, de
steenen trappen af en (hij behoefde door
de sieenen niet te verkoelen, want het
was vlak bij) klom de trapjes naar de
smalle deur van Burgerlijken Stand op,
deed dien open en voer in de vingeren
van de ambtenaren, aldaar gezeten. En
die vingeren schreven briefjes aan Jan,
Piet en Klaas, met het beleefde verzoek,
om eens te komen aan het kantoor van
den Burgerlijken Stand.
Nu, ze kwamen, Jan, Piet en Klaas,
en ze werdeD door de ambtenaren be
leefd (want waarlijk, men is op onze
Secretarie niet onhoffelijk) gevraagd, of
ze niet woonden in de B-straat of op
de D-gracht. En als dan de geroepenen
zeiden, dat het volkomen juist was, dan
volgde de opmerking, dat dit toch niet
waa opgegeven. Neen, het was er door
geloopen, zei Jan, Piet of Klaas, altijd
nog ietwat onbezorgd, /,1s dat al langer
dan vier weken geleden volgde do
vraag. O jé, al wel vier maanden, ging
de onbezorgde voort. OnbezonneDehij
wist niet, dat hij aan den rand eens af-
gronds stond. Hoe spoedig aanschouwde
hij de gapende diepte „Ik weet niet, of
er proces-verbaal zal worden opgemaakt",
zei de ambtenaar. Proces-verbaal I O ja,
't was waar ook de wet eischt, dat
men binnen vier weken zal kennis
geven van zijne eventueele verhuizing;
was eerzuchtig. Ik weoaehte vurig my
te ondersheiden in naya beroep. Maar
als niemand kwaad wild» doen, hoe kon
ik dan
fO, Mary," zeide ik «omtijds tot mijn
vrouw, yo Mary, hoe graag wilde ik,
dat er eens eea flinke moord gebeurde
in deze streken, om de poes eens een
kans te geven, hé
//Robert," antwoordde zy my, &ik
schaam m® over je. Ik noem het ge
woon schandelyk om zéé te spreken.
Wat zou mynheer Simpson (dat was
onze dominé, heeren) wel zeggen, als
hy ja hoorde
Welaan, ik was ongeveer vijf jaar te
Cleverly geweest en daar werd ik zoo
vet als een varken, van de lieve tevre
denheid geloof ik waarachtig. Ik geloof
dat de magersto man vet geworden zou
zyn bij zoo'n lui levea, als ik had.
„Ge «uit het nauwelyks gelooveB,
heeren, maar gedurende al die vijf jaren,
heb ik net twee menschen gearresteerd.
De een was een landlooper die in den
hooiberg van boer Binfield was gaan
slapen ©n dien hy bijna met zijn pijp in
brand stak, en de andere was een kleine
knaap van acht jaar, die knollen stal.
Goede Homel, wat lachten de men
schen tosn ik dien armen drommel op
bracht, hij beefde als een riet, toen ik
met hem door 't dorp ging.
nr't Is schanderiepen de vrouwen,
de ayne inbegrepen. „Doe dien gevaar
lijken schelm de handboeien aan, Brown,
of by zal je vermoorden," riep de jonge
Frank Siaacox, van Crabtree-farm, do
vroolijkste jonge aap in die streken en
hy verkreeg wat hy wenechte een
algemeen gelach van de dorpelingen
door zyn flauwe ui. Nu begon de een
en dan de ander. O, ik weet niet wat
ik dat wild wel zou hebben willen doen
Nu, gebeurde het, mijne heeren, op
een hseten zomerdag, dat ik tegen mijn
vrouw erg gemord had over mijn ge
dwongen werkeloosheid en zy, de goede
ziel, mij eerder erger dan beter maakte
door my in antwoord daarop te zeg
gen, dat ik blijde moest zijn inplaats
van verdrietig, dat het district zoo
rustig was on al zulke onzin meer, tot
dat ik ten laatste woedend opmerkte,
dat als ik geen gelegenheid zou krijgen,
om my eens te onderscheiden, ik dan
van plan was om mijne overplaatsing te
vragen.
„Wat! Je wil je gelukkig buis en
vreedzaam leven eraan geven, alleen
omdat er geen slechte menschen genoeg
zyn in do wereld? O, Robert! dat kan
je niet meenen. Zeg dat je het niet
meent!" riep mijn vrouw in tranen uit.
//En ik meen het toch," antwoordde
ik stijfkoppig. //Let op mijn woorden
Mary, mijn beste, ik zal je nog een weök
goveD, en als er niets van belang ge
buurt in dien tijd, dan ga ik weg uit
dit levend-doode nest, en je zult zien
dat ik het doe."
En daarmede ging ik naar binnen om
mijn avondeten te gebruiken, voor ik op
mijne gewone nachtelijke ronde ging.
Ik deed mijn meal en intusschen
verbeeldde ik mij dat ik vijf schurken
kom, kom, het zal wel zoo'n vaart Diet
loopen, meende de ongelukkige, 't Is er
waarachtig doorgeloopen Ja, doorge-
loopen. Maar men loopt zoo maar niet
door de wet heen I Er zou later wel
van blijken.
En daar gingen ze, Jan, Piot en Klaas,
wei niet met een gevoel alsof ze ten
doode waren opgeschreven, maar toeh met
eene vage gewaarwording van kanton
rechter en boete. Ze waren (en zijn
nég) niet erg vriendelijk gestemd jegens
den Burgerlykon Staud, een inrichting
die zoo op eens van vreedzaam lam tol
brullende tijger was geworueu. YV»i hin
dert het," zoo mopperden ze, als ze ue
trap afgingen, „wat hindert heE of ik in
het register sta ingeschreven als bewoner
van de A-straat of van de B-straat De
fiseus weet mij tóch wel te vinden.
Maar wat wordt er dan van de wet?
vragen de mannen, aangesteld om te
zorgeD, dat alle haarlemsche Jannen,
Pieten en Klazen, zijn geboekt daar
waar zy behooren? Nu ja, dat is wel
waar, maar kon men niet eerst eene
waarschuwing laten voorafgaan? Zelfs
de deurwaarder van de belastingen die
ons korten tijd geleden, helaas, verlaten
heeft zelfs hij kwam eerst waarschu
wen vóór hij de dreigende woorden uitte:
//Ik moet u calangeerenIs men op het
Stadhuis nog barder dan hij
Komaan Burgemeester, u is zoo barseh
niet. Hoe is U nu opeens zoo crimineel
gewordeB? Ik dacht zoo, dat wanneer
men u over de achteloosheid der inwo
ners ten opzichte van den Burgerlijken
Stand kwam klageD, u zou zeggen:
z/Ocb, dat ia niet de moeite weerd om
proces-verbaal te laten opmaken. Wuilie
zullen maar eens een briefje laten schrij
ven!// En dan zoo'n standje aan den
nalatige, wel dat was voldoende. Maar om
proces-verbaal te laten opmaken kom,
burgemeester, laat ons liever den palm
tak der vermaning, dan het zwaard der
bestraffing in uwe handen zien
Ziehier een St. Nicolaas surprise,
waarop niemand zod, en die toch, naar
het schijut, velen gekregen hebben. Geen
koek dus, maar een gard!
En bet weer bezorgt ons ook eene
verrassing, waarop we niet hadden ge
rekend. De heerlyke ijsbanen, waarop we
alleen had gearresteerd en dientenge
volge in rang was verhoogd daarna
trok ik als naar gewoonte myn uniform
aan en ging uit op myn denkbeeldige
prooi.
Het was in laatst van Juli en een
groot gedeelte van de groote lui in den
omtrek waren weg sommigen naar
de badplaatsen, andere naar het buiten
land enz. Nataurlyk ging ik weer om
hunne huizen roudkuieren. De plaats
van John Rickett alles in orde; zooaln
gewoonlijk ook die van majoor Plumper,
waar ik de bedienden in don tuin vond,
die een klein feestje hadden aangericht,
de huisknecht speelde do polka op een
harmonica om er by te dansen en ik
ging zoowat een halfuur meedoen en
had veel pret, zeer voel, ofschoon ik
myn uniform wel wat warm vond.
Vervolgens visiteerde ik drie andere
huizen, en ik ging naar Rosebud Cot
tage, een mooi klein landhuis, aan den
grooten weg, dat .aan een gepensioneerd
zeeofficier, kapitein Caulker, behoorde. De
kapitein had my gevraagd, in 't bizon
der een oogje op zijo huis te willen
houden op een nacht gedurende zijne afwe
zigheid, da6 zyn eenige bediende vrijaf
had en het huis gesloten was, zonder dat
er iemand ter bewaking was achtergela
ten. Hoe was ik verrast, toen ik daar
aankomende en omstreeks half twaalf, een
licht zag branden in een dor beneden
vertrekken. Ik kon hat duidelijk zien
door de naden van de jalouzieën. Mijn
hart begon geweldig te kloppen, dat kan
ik u verzekeren.
//Inbrekers, voor den drommelriep
ik by mij zeiven uit onder een diepe
ademhaling. //Bobby, jongen, je hebt lang
moeten wachten, maar daar is nu wat
je zoek!" Wat te doen was mijn eerste
gedachte. Do voordeur, kon ik zien, was
gesloten, en daar die alleen van binnen
kon worden geopend, begreep ik dat het
vergeefs zou zyn, het langs dien weg te
probeeren. Mijn eenige kans dus was aan
de achterzijde; en diensvolgena sloop ik
er op myn teenen naar toe, na eerst den
voorzorg genomen te hebben mijne laar
zen uit te trekken, ik liep over hot gras
om de buitenzijde van het gebouw.
Hoera! de achterdeur was open. Do
inbreker, dat was duidelijk, was daar
door gegaan. Ik kende mijn weg goed,
want ik was verscheidene malen in het
huis geweest. Er was een deuropening,
afgesloten m6t groen trijp, waardoor men
van de achtervertrekkeu in hot voorhuis
kwam, en na eerst een kaars te hebben
aangestoken, die ik op een riggel bij de
achterdeur vond, kroop ik zachtjes voor
waarts. Wonder boven wonder kraakte
er niets, een oogenblik later was ik in
het voorhuis en kwam mij een lichtstroom
tegen, die uit de open deur kwam van
de werkkamer des kapiteins, die daar
recht tegenover was.
Op mijn teenen het voorhuis door
gaande, gluurde ik voorzichtig naar bin
nen en daar, gezeten in den grooten arm
stoel van den officier, zag ik den afschu-
welijksten kerel die mijn oogen ooit
gezien hebben, drinkende uit een groote
flesch rum. Zijn neus stond scheef op
Dinsdag zoo prettig hebben gereden, ze
waren Woensdag al half en Donderdag
driekwart gesmolten. Ia bet nu werke
lijk waar, wat de ouderen van dagen
ons altijd vertellen, dat namelijk de
ouderwetsche winters tot de geschiedenis
behooren? Is het wezenlijk juist, dat de
aarde langzamerhand een meer egaal nat
en viezig klimaat gaat krijgen Men
zou het haast denken.
En nu is or nog eene surprise die ik
zoo graag eens gekregen zou hebben en
die mij tot dusverre maar steeds is ont
gaan. ik zou het ill. ais eene a.tugetia-
me verrassing heboeu beschouwd, wan
neer ik nu vernomen had, dat de zaak
van de Staalorou in orde was ea spoe
dig by don Gemeenteraad aanhangig
zou worden gemaakt.
Maar helaas, het hoeft zoo niet mo
gen zijn. De historie van de staalbron
heeft ietB van het Rad van Avontuur.
Vandaag is men boven, morgen onder.
Vandaag is alles ie bet reine, dan kraait
ieder victorie; morgen is het water, in
figuurlijken zin gesproKen, weer troebel
en is ieder stom als het graf. Het is wel
verwonderlijk, dat de haagsche bladen,
die indertijd met een soort welgevallen
mededeelden, dat de bron niet meer liep,
niet wéér met die tijding op de proppen
zijn gekomen.
Zelfs niet-Hagenaars zouden tot de
conclusie kamen, dat men de bron maar
wilde laten doodloopen in de herinne
ring der menschen en dat ze in werke
lijkheid al lang doodgeloopen is maar
niets ie minder waar dan dat. Ons staal-
water loopt nog altijd vroolijk door, en
wordt van tijd tot tijd op flesschen ge
tapt en nog altyd door tal van patiënten
met veel succes gebruikt. Waarom dan
de zaak geen voortgang heeft Ja, waar
de lezer, dat weet ik niet. Zoodra ik het
weet, zal ik het u komon vertellen,
parole d'honneur; ik wou u nu maar
eens even komen mededeeleD, dat al
wordt er op dit oogenblik niet over de
bron gesproken, die daarom toeh niet is
opgedroogd
Maar, dat beloof ik u, ik zal steady
doorgaan met voortdurend, nu eens dit
dan dat lid van het Comité te intervie
wen en die beeren zóo te vervelen, dat
ze mij, zoodra hun dat mogelijk is,
zijn aangezicht, waarschynlyk tengevolge
van een slag, die hy daar eens had ont
vangen. Hy was juist op 't punt om de
flesch aau zyne lippen te brengen, toen
zyn oogen plotseling op my vielen. Hij
was blykbaar een mam van da daad,
want in een seconde had hy een zwarexa
kandelaar naar myn hoofd geslingerd^
gelukkig zonder my te raken en het
voorwerp kwam terecht in een kast met
opgezette vogels zoowaar eone ver
zameling, die ik zelfs voor den kapitein
had bijeengebracht. Een seeoade later
bad ik my op hem geworpen.
Ongelukkigerwijze stond my «en stoel
in den weg en voor ik iets kon doen had,
de inbreker een ouden hartsvanger van
den muur genomen en toen ik hem
wilde aangrypen, Bgaf hij my een houw
over het gelaat, waarvan ge de teekens
nu nog ziet. Ik werd overstroomd met
bloed, en viel by na flauw, ik kan
nog herinneren hoe het bloed my in de
oogen liep, terwijl ik den schurk uit de
kamer zag hollen. Toen hij verdween,
werd ik bewusteloos en viel als een blok
op den grond.
Ik kwam eerst eenige uren later tot
bezinning en ik was in een bedroevenden
toestand en de kamer niet minder. Ge
lukkig vond ik de fleseh met rum, en een
paar teugen daaruit brachten my weder
tot bezinning. Ik strompelde dadelijk
naar het voorhuis en verliet dit door de
voordeur; daar er juist eenige landlieden
voorby kwamen, riep ik hen aan. Wij
brachten den boel wat in ordo en sloten
alle deuren. Zij brachten mij naar het
dorp terug, want ik kon haast niet gaan,
daar ik myne krachten opnieuw voelde
bezwijken.
Natuurlijk was de schelm gevlogen en
ofschoon er terstond aan den kapitein
werd getelegrafeerd en deze een flinke
belootiing toezegde, werd hy nimmer ge
vonden. Intusschen werd ik wegens mijn
waakzaam en moedig gedrag flink be
loond.
Kort daarna werd ik tot sergeant be
vorderd en verplaatst naar hier, waar
het my goed bevalt. Myn eenige gedachte
was om //gebroken neus" nog een» op
te sporen, en do gelegenheid zon zich
voordoen.
Eens op een nacht, te paard mijn ronde
doende om te zien of mijne manschappen
flink de wacht hielden en in gezelschap
van een mijner ondergeschikten, hoorde
ik plotseling in de richting van Clayton's
boseh schoten vallen.
Holal dacht ils, daar is wat te doen
en mijn paard in draf aanzettende ging
ik alleen in de richting van waar het
alarm kwam, mijn kameraad hield de
wacht.
Toen ik aan 't bosch kwam hadden
de schoten opgehoudenmaar in de stilte
van den nacht kon ik duidelyk hot ge
blaf van honden hooren en de stemmen
van lieden, die blijkbaar met elkander
vochten. Al naderende hoorde ik slagen
vallen en het werd mij duidelyk dat
eenige lieden door het boseh vlucht
ten en door anderen werden vervolgd.
Ik maakte myn sabel los in de scheedo, om
terstond gereed te zijn. De maan scheen
vertellen wat ik weten wil, al ware het
alleen om mij kwijt te raken. Want een
krantenschrijver, zooals de meer popu
laire naam ia van den journalist, ia een
merkwaardig tnensch, die een vrmigai
is van beroep en evenmin als men
bet een bakker kwalijk kan notaen, «fat
hy brood bakt voor zijn bedrijf, zoo
kan men boos worden op den kran
tenschrijver, die leven moet van het
vragen aan anderen van nieuwtjes. Zoo
is hij een mensch, dien men wel eeus
vervelend vindt, maar op wier» men toch
iiiet boon kan worden, omdat ri wwa-
gitófigheiU eenmaal een der hoofddeugden
van zijn vak ia. Wie niet nieuwsgierig
is, die is geen goed journalist
Voor de agenten van politie is het
eene surprise, dat zij nu toch werkelijk
verhooging zullen krijgen, al moge die
dan ook niet zoo heel groot zijn. Zij zijn
bij het vorig jaar in zóóverre vooruit
gegaan, dat men het hun niet moor wei
gert, omdat men hen niet waardig
keurt, zooali het motief ten verigen jare
was. En nu het hoofd der politie hun
eenmaal een bewijs van waardeering en
tevredenheid geeft door hen voor te dra
gen ve«r eene kleine lotsverbetering,
daar is de hoop gewettigd, dat eerlang
een verzoek om grootere lotsverbetering
geen afkeerig oor zal vinden.
Nog eene St. Nicolaas-surprise, maar
een die ik niet gevraagd heb, die ik niet
hebben wil on waaraan ik niet kan ge-
looven. Men deelde mij nl. mede, dat
een amsterdamsch orkest hierheen komt
en zoovele, zoo snel op elkaar volgende,
goedkoope coneerten geeft, om het orkest
der stedelijke sohuttery, dat een concur
rent zou kunnen worden, zoo eons even
wat men noemt „dood te drukken." Als
dat waar was (maar is het wel denk
baar?) dan zette ik nooit een voet meer
in de concertzaalwanneer dit orkest
op de tribune zat.
Het zou my een al te onaangename
surprise wezen, dat d© Kunst van den een
werd gebruikt, om den ander den hals
te breken. Liever zag ik de schoonste
concerten den hals breken over eene
schrale recette.
FIDELIO.