In 't maanlicht. pier in zijn kolder, waar do grond wat werd omgegraven, een kruik gevonden met 300 goudstukken. De kleine prinses Eliza- beth,, dochter van wijlen Kroonprins Rudolf van Oostenrijk, is aan een groot gevaar ontsnapt. Zij reed met hare goevernante van Laxenburg naar Brühl, maar kreeg onderweg lust wat te wan delen, zoodat zij het rijtuig deed stil houden en er uitstapte. Een oogenblik later sloeg het rijtuig, by het omgaan van een boek, om en werd geheel ver nield. De koetsier werd zwaar gewond. VARIA. Troostrijk. VeroordeeldeDat is een somber voor uitzicht Levenslang Advocaat. Wees goedsmoeds, mijn vriei d het leven in de maatschappij is wisselvallig; wie weet, voor hoeveel rampen gij thans gespaard blijft Wetgevende Macht. Buitenlandsche Zaken. In zijn Memorie van Antwoord ver klaart de minister van Buitenlandsche Zaken, dat zijn aandacht wel ter dege gevestigd is op do mogelijke opzegging van sommige handelstractaten. Komt het tot zulk een opzegging, dan zal hij in overleg met de voornaamste Kamers van Koophandel overwegen in hoeverre, gelet op de elders vast te stellen tarie ven, hernieuwing dier handelstractaten wenschelijk isde Kamers van Koop handel zouden dan ook den Minister voorlichten omtrent speciale bedingen, die zij in het belang van den handel wenschelijk mochten achteD. Onze kracht bij onderhandelingen over handelstractaten zoekt do Minister in onze lage invoerrechten. Verder deelt de Minister mede, dat het tot staad komen vau nieuwe uitie- vering8t>aetaten vooreerst nog niet te wachten is. Toch hoopt ZExe., weldra eenstemmigheid te verkrygen omtrent enkele punten, waarover met Duitsch- land wordt onderhandeld. De onderhandelingen mot Engeland over de grensscheiding op Borneo zullen denkelijk spoedig tot een afdoend resul taat leiden. Ton opzichte van het herstel van het status quo op het betwist gebied aan de Marowijne, kan de Minister niets naders mededeelen. De dossiers zijn door de nederl. on franscha gezanten den 12den November 1890 aan Z. M. den keizer aller Russen ter hand ge steld. De pruisische rogeering heeft zich op nieuw bereid verklaard het kanaal van Almeloo naar Nordhorn zoo spoedig UAARIMMER HALLETJES, Isn Zaterdagayondpraatje. XCVI. Op dit oogenblik is voor de meeaten onzer de Br. Nicolaas-vreugde voorbij. En als )k sentimenteel wilde gaan wor den, zou ik eene sombere bespiegeling kunnen gaan houden over de niet te .outkenden Waarheid, dat alles, alles op dtzo unrde voorbijgaat, ook gewichtiger dingen dan oene St.-Nicolaasviering. Maar dat wil ik niet doen. Wel wil ik eens nagaan, wat St.-Nicolaaa-surpri- ses wij hebben gekregen, die wij niet on welke surprises niet, die wij wèl ver wachtten. En dan bedoel ik daarmee geen zakmessen of sigarenkokers, avond doeken of glacé handschoenen dan wil ik mij ook niet bepalen tot den nauwen termijn van een enkelen St.- Nicolaasavond, maar ik wenach na te gaan, welke surprises wy als ingezetenen van Haarlem hebben gekregen en naar wélke wij, helaas, nog reikhalzend uit zien. Eene surprise dan die wij wèl ga- kregen hebben is, dat zoo waarlijk het kautoor van den Burgerlijken Stand op het Stadhuis een plaats van /weening en knersing der tanden7' gaat worden. Voortaan kan boven de smalle deur, die daarheen leidt, worden geschreven: „Gij die hier binnentreedt, laat allo hoop va ren inplaata van het onschuldig uit ziende: //deur dicht", dat er nu aan staat. O, die schalken van den Burger lijken Stand! z/Maar wat meen je toch?" vraagt de lezer. //Welk gevaar loopt men dan, als men b. v. een jong spruitje gaat aan geven Stel u gerust, dan heeft men er geen nood. Maar wèl moet men sid deren voor den Burgerlijken Stand, als men Neen, ik zeg het u niet, want ik vrees, ik vrees, geachte lezer, dat uw geweten allicht ook niet zuiver zou we zen, Waartoe U te beangstigen Wat niet weet, niet en deert. Maar kom, gij kijkt mij zoo nieuwsgierig en uitvorschend aanik zal u dan maar vertellen wat mogelyk op haar gebied te voltooien vooraf echter moet het Zuid-Noordkanaal in gereedheid gebracht worden. De Minister vertrouwt, dat, zoodra kan worden aangetoond, dat de geval len van mond- en klauwzeer te Vaals geheel zijn verdwenen, het verbod van vee-invoer naar Engeland spoedig huiten werktng zal worden gesteld. De Vereenigde Staten sohynen er naar te streven, het zilver weder naar «ene vaste waardeverhouding tot het goud in den geldsomloop op te nemen. In afwachting daarvan zou dezerzijds verlangde aandrang tot een» nieuwe muntconferentie weinig kans op succes hebben. Misschien Lebt ge, mijne heeren," zeide de inspecteur, //Op mijn eenen wang het litteeken gezien, dat ik myn geheele leven lang zal moeten dragen. De party die my das merk liet, zal, naar 't n aan genaam zal zijn te vernemen, nooit weer in de gelegenheid zyn, datzelfde mij of een ander aan te doen althans, zoo zy niet in staat is op een goeden nacht uit Portland te breken, en ik geloof niet dat dat lacht zal gebeuren want op 't oogenblik ondergaat zij haar straf vau levenslangen dwangarbeid, een straf, en ik ben er trotsch op het te zeggen, die ik haar bezorgd heb. Ge zult o>e toestaan de geschiedenis van het begin tot het einde te vertellen, aanvangende met hot oogenblik, waarop ik de eigenaar van het sieraad werd, dat gy hi»r ziet, en de inspecteur wees met zijn vinger naar het merkteeken op zya gelaat. Het was kort na mijne indiensttre ding, nu ongeveer zestien jaar geleden, en ik was de eeoige politieagent in het kleine dorp Cloverly, io dit graafschap. Ik weet niet, heeren, of velen uwer de plaats kennen maar zoo niet, kan ik slechts zeggen, dat het de rustigste plaats is waar ge ooit geweest zyt. Niemand te Cloverly ging zich ooit te buiten, van het begin van 't jaar tot het einde. O, het was er uitmuntend Ia som mige opzichten aardig genoeg, dat wil ik gaarne toestemmen en de plaats was een sinecure zooals ge misschien zult zeg gen, wat betreft zwaar werk. Ik had een jong, knap vrouwtje, een drom van kin deren en een lief huisje om in te wonen, met een fiieken lap tuin erbij, en ge zult zeggen dat ik geen reden tot brommen had. Ik was echter niet lui, want ik deed heel aardige zaakjes met het opzetten van vogels, omdat ik dat als jongen ge leerd had en verstond handel te drijven. Als iemand wenechte een vogel, een hond of een kat te hebben opgezet, was ik dadelijk tot zyn dienst, daarvan kunt ge zeker zyn. By al deze voordeelea, zult ge zeggen, had ik gelukkig en tevreden moeten sijn. Maar dat was ik niet, heeren, on danks dat alles. Dat was de zaak ik er van de zaak is. liet schijnt (gij ziet, ik ben voorzich tig in mijn expressie») dat na de volks telling gebleken is, dat te Haarlem nog al zoo een en ander aan het bevolkings register ontbrak. Tientallen van mensehen die de stad uit zyn gegaan, stonden nog rustig als Haarlemmers te boek, terwijl nog veel grooter het cijfer was van de trouweloozen, die de A'-straat voor de B.-8traat, of de C-gracht voor de D-gracht hadden verruild, zonder daarvan kennis te hebben gegeven aan het adres, dat ik hierboven noemde, het Bureau van den Burgerlijken Staud. Dat konden natuurlijk de ambtenaren niet helpen en de Secretaris niet en de wethouders niet en (last not least) de Burgemeester ook niet. Het was eenig en alleen de schuld van die nalatige ingezetenen. Maar ze zouden er voor worden gestraft. Des Burgemeesters toorn ging des Burgemeesters kamer uit, de steenen trappen af en (hij behoefde door de sieenen niet te verkoelen, want het was vlak bij) klom de trapjes naar de smalle deur van Burgerlijken Stand op, deed dien open en voer in de vingeren van de ambtenaren, aldaar gezeten. En die vingeren schreven briefjes aan Jan, Piet en Klaas, met het beleefde verzoek, om eens te komen aan het kantoor van den Burgerlijken Stand. Nu, ze kwamen, Jan, Piet en Klaas, en ze werdeD door de ambtenaren be leefd (want waarlijk, men is op onze Secretarie niet onhoffelijk) gevraagd, of ze niet woonden in de B-straat of op de D-gracht. En als dan de geroepenen zeiden, dat het volkomen juist was, dan volgde de opmerking, dat dit toch niet waa opgegeven. Neen, het was er door geloopen, zei Jan, Piet of Klaas, altijd nog ietwat onbezorgd, /,1s dat al langer dan vier weken geleden volgde do vraag. O jé, al wel vier maanden, ging de onbezorgde voort. OnbezonneDehij wist niet, dat hij aan den rand eens af- gronds stond. Hoe spoedig aanschouwde hij de gapende diepte „Ik weet niet, of er proces-verbaal zal worden opgemaakt", zei de ambtenaar. Proces-verbaal I O ja, 't was waar ook de wet eischt, dat men binnen vier weken zal kennis geven van zijne eventueele verhuizing; was eerzuchtig. Ik weoaehte vurig my te ondersheiden in naya beroep. Maar als niemand kwaad wild» doen, hoe kon ik dan fO, Mary," zeide ik «omtijds tot mijn vrouw, yo Mary, hoe graag wilde ik, dat er eens eea flinke moord gebeurde in deze streken, om de poes eens een kans te geven, hé //Robert," antwoordde zy my, &ik schaam m® over je. Ik noem het ge woon schandelyk om zéé te spreken. Wat zou mynheer Simpson (dat was onze dominé, heeren) wel zeggen, als hy ja hoorde Welaan, ik was ongeveer vijf jaar te Cleverly geweest en daar werd ik zoo vet als een varken, van de lieve tevre denheid geloof ik waarachtig. Ik geloof dat de magersto man vet geworden zou zyn bij zoo'n lui levea, als ik had. „Ge «uit het nauwelyks gelooveB, heeren, maar gedurende al die vijf jaren, heb ik net twee menschen gearresteerd. De een was een landlooper die in den hooiberg van boer Binfield was gaan slapen ©n dien hy bijna met zijn pijp in brand stak, en de andere was een kleine knaap van acht jaar, die knollen stal. Goede Homel, wat lachten de men schen tosn ik dien armen drommel op bracht, hij beefde als een riet, toen ik met hem door 't dorp ging. nr't Is schanderiepen de vrouwen, de ayne inbegrepen. „Doe dien gevaar lijken schelm de handboeien aan, Brown, of by zal je vermoorden," riep de jonge Frank Siaacox, van Crabtree-farm, do vroolijkste jonge aap in die streken en hy verkreeg wat hy wenechte een algemeen gelach van de dorpelingen door zyn flauwe ui. Nu begon de een en dan de ander. O, ik weet niet wat ik dat wild wel zou hebben willen doen Nu, gebeurde het, mijne heeren, op een hseten zomerdag, dat ik tegen mijn vrouw erg gemord had over mijn ge dwongen werkeloosheid en zy, de goede ziel, mij eerder erger dan beter maakte door my in antwoord daarop te zeg gen, dat ik blijde moest zijn inplaats van verdrietig, dat het district zoo rustig was on al zulke onzin meer, tot dat ik ten laatste woedend opmerkte, dat als ik geen gelegenheid zou krijgen, om my eens te onderscheiden, ik dan van plan was om mijne overplaatsing te vragen. „Wat! Je wil je gelukkig buis en vreedzaam leven eraan geven, alleen omdat er geen slechte menschen genoeg zyn in do wereld? O, Robert! dat kan je niet meenen. Zeg dat je het niet meent!" riep mijn vrouw in tranen uit. //En ik meen het toch," antwoordde ik stijfkoppig. //Let op mijn woorden Mary, mijn beste, ik zal je nog een weök goveD, en als er niets van belang ge buurt in dien tijd, dan ga ik weg uit dit levend-doode nest, en je zult zien dat ik het doe." En daarmede ging ik naar binnen om mijn avondeten te gebruiken, voor ik op mijne gewone nachtelijke ronde ging. Ik deed mijn meal en intusschen verbeeldde ik mij dat ik vijf schurken kom, kom, het zal wel zoo'n vaart Diet loopen, meende de ongelukkige, 't Is er waarachtig doorgeloopen Ja, doorge- loopen. Maar men loopt zoo maar niet door de wet heen I Er zou later wel van blijken. En daar gingen ze, Jan, Piot en Klaas, wei niet met een gevoel alsof ze ten doode waren opgeschreven, maar toeh met eene vage gewaarwording van kanton rechter en boete. Ze waren (en zijn nég) niet erg vriendelijk gestemd jegens den Burgerlykon Staud, een inrichting die zoo op eens van vreedzaam lam tol brullende tijger was geworueu. YV»i hin dert het," zoo mopperden ze, als ze ue trap afgingen, „wat hindert heE of ik in het register sta ingeschreven als bewoner van de A-straat of van de B-straat De fiseus weet mij tóch wel te vinden. Maar wat wordt er dan van de wet? vragen de mannen, aangesteld om te zorgeD, dat alle haarlemsche Jannen, Pieten en Klazen, zijn geboekt daar waar zy behooren? Nu ja, dat is wel waar, maar kon men niet eerst eene waarschuwing laten voorafgaan? Zelfs de deurwaarder van de belastingen die ons korten tijd geleden, helaas, verlaten heeft zelfs hij kwam eerst waarschu wen vóór hij de dreigende woorden uitte: //Ik moet u calangeerenIs men op het Stadhuis nog barder dan hij Komaan Burgemeester, u is zoo barseh niet. Hoe is U nu opeens zoo crimineel gewordeB? Ik dacht zoo, dat wanneer men u over de achteloosheid der inwo ners ten opzichte van den Burgerlijken Stand kwam klageD, u zou zeggen: z/Ocb, dat ia niet de moeite weerd om proces-verbaal te laten opmaken. Wuilie zullen maar eens een briefje laten schrij ven!// En dan zoo'n standje aan den nalatige, wel dat was voldoende. Maar om proces-verbaal te laten opmaken kom, burgemeester, laat ons liever den palm tak der vermaning, dan het zwaard der bestraffing in uwe handen zien Ziehier een St. Nicolaas surprise, waarop niemand zod, en die toch, naar het schijut, velen gekregen hebben. Geen koek dus, maar een gard! En bet weer bezorgt ons ook eene verrassing, waarop we niet hadden ge rekend. De heerlyke ijsbanen, waarop we alleen had gearresteerd en dientenge volge in rang was verhoogd daarna trok ik als naar gewoonte myn uniform aan en ging uit op myn denkbeeldige prooi. Het was in laatst van Juli en een groot gedeelte van de groote lui in den omtrek waren weg sommigen naar de badplaatsen, andere naar het buiten land enz. Nataurlyk ging ik weer om hunne huizen roudkuieren. De plaats van John Rickett alles in orde; zooaln gewoonlijk ook die van majoor Plumper, waar ik de bedienden in don tuin vond, die een klein feestje hadden aangericht, de huisknecht speelde do polka op een harmonica om er by te dansen en ik ging zoowat een halfuur meedoen en had veel pret, zeer voel, ofschoon ik myn uniform wel wat warm vond. Vervolgens visiteerde ik drie andere huizen, en ik ging naar Rosebud Cot tage, een mooi klein landhuis, aan den grooten weg, dat .aan een gepensioneerd zeeofficier, kapitein Caulker, behoorde. De kapitein had my gevraagd, in 't bizon der een oogje op zijo huis te willen houden op een nacht gedurende zijne afwe zigheid, da6 zyn eenige bediende vrijaf had en het huis gesloten was, zonder dat er iemand ter bewaking was achtergela ten. Hoe was ik verrast, toen ik daar aankomende en omstreeks half twaalf, een licht zag branden in een dor beneden vertrekken. Ik kon hat duidelijk zien door de naden van de jalouzieën. Mijn hart begon geweldig te kloppen, dat kan ik u verzekeren. //Inbrekers, voor den drommelriep ik by mij zeiven uit onder een diepe ademhaling. //Bobby, jongen, je hebt lang moeten wachten, maar daar is nu wat je zoek!" Wat te doen was mijn eerste gedachte. Do voordeur, kon ik zien, was gesloten, en daar die alleen van binnen kon worden geopend, begreep ik dat het vergeefs zou zyn, het langs dien weg te probeeren. Mijn eenige kans dus was aan de achterzijde; en diensvolgena sloop ik er op myn teenen naar toe, na eerst den voorzorg genomen te hebben mijne laar zen uit te trekken, ik liep over hot gras om de buitenzijde van het gebouw. Hoera! de achterdeur was open. Do inbreker, dat was duidelijk, was daar door gegaan. Ik kende mijn weg goed, want ik was verscheidene malen in het huis geweest. Er was een deuropening, afgesloten m6t groen trijp, waardoor men van de achtervertrekkeu in hot voorhuis kwam, en na eerst een kaars te hebben aangestoken, die ik op een riggel bij de achterdeur vond, kroop ik zachtjes voor waarts. Wonder boven wonder kraakte er niets, een oogenblik later was ik in het voorhuis en kwam mij een lichtstroom tegen, die uit de open deur kwam van de werkkamer des kapiteins, die daar recht tegenover was. Op mijn teenen het voorhuis door gaande, gluurde ik voorzichtig naar bin nen en daar, gezeten in den grooten arm stoel van den officier, zag ik den afschu- welijksten kerel die mijn oogen ooit gezien hebben, drinkende uit een groote flesch rum. Zijn neus stond scheef op Dinsdag zoo prettig hebben gereden, ze waren Woensdag al half en Donderdag driekwart gesmolten. Ia bet nu werke lijk waar, wat de ouderen van dagen ons altijd vertellen, dat namelijk de ouderwetsche winters tot de geschiedenis behooren? Is het wezenlijk juist, dat de aarde langzamerhand een meer egaal nat en viezig klimaat gaat krijgen Men zou het haast denken. En nu is or nog eene surprise die ik zoo graag eens gekregen zou hebben en die mij tot dusverre maar steeds is ont gaan. ik zou het ill. ais eene a.tugetia- me verrassing heboeu beschouwd, wan neer ik nu vernomen had, dat de zaak van de Staalorou in orde was ea spoe dig by don Gemeenteraad aanhangig zou worden gemaakt. Maar helaas, het hoeft zoo niet mo gen zijn. De historie van de staalbron heeft ietB van het Rad van Avontuur. Vandaag is men boven, morgen onder. Vandaag is alles ie bet reine, dan kraait ieder victorie; morgen is het water, in figuurlijken zin gesproKen, weer troebel en is ieder stom als het graf. Het is wel verwonderlijk, dat de haagsche bladen, die indertijd met een soort welgevallen mededeelden, dat de bron niet meer liep, niet wéér met die tijding op de proppen zijn gekomen. Zelfs niet-Hagenaars zouden tot de conclusie kamen, dat men de bron maar wilde laten doodloopen in de herinne ring der menschen en dat ze in werke lijkheid al lang doodgeloopen is maar niets ie minder waar dan dat. Ons staal- water loopt nog altijd vroolijk door, en wordt van tijd tot tijd op flesschen ge tapt en nog altyd door tal van patiënten met veel succes gebruikt. Waarom dan de zaak geen voortgang heeft Ja, waar de lezer, dat weet ik niet. Zoodra ik het weet, zal ik het u komon vertellen, parole d'honneur; ik wou u nu maar eens even komen mededeeleD, dat al wordt er op dit oogenblik niet over de bron gesproken, die daarom toeh niet is opgedroogd Maar, dat beloof ik u, ik zal steady doorgaan met voortdurend, nu eens dit dan dat lid van het Comité te intervie wen en die beeren zóo te vervelen, dat ze mij, zoodra hun dat mogelijk is, zijn aangezicht, waarschynlyk tengevolge van een slag, die hy daar eens had ont vangen. Hy was juist op 't punt om de flesch aau zyne lippen te brengen, toen zyn oogen plotseling op my vielen. Hij was blykbaar een mam van da daad, want in een seconde had hy een zwarexa kandelaar naar myn hoofd geslingerd^ gelukkig zonder my te raken en het voorwerp kwam terecht in een kast met opgezette vogels zoowaar eone ver zameling, die ik zelfs voor den kapitein had bijeengebracht. Een seeoade later bad ik my op hem geworpen. Ongelukkigerwijze stond my «en stoel in den weg en voor ik iets kon doen had, de inbreker een ouden hartsvanger van den muur genomen en toen ik hem wilde aangrypen, Bgaf hij my een houw over het gelaat, waarvan ge de teekens nu nog ziet. Ik werd overstroomd met bloed, en viel by na flauw, ik kan nog herinneren hoe het bloed my in de oogen liep, terwijl ik den schurk uit de kamer zag hollen. Toen hij verdween, werd ik bewusteloos en viel als een blok op den grond. Ik kwam eerst eenige uren later tot bezinning en ik was in een bedroevenden toestand en de kamer niet minder. Ge lukkig vond ik de fleseh met rum, en een paar teugen daaruit brachten my weder tot bezinning. Ik strompelde dadelijk naar het voorhuis en verliet dit door de voordeur; daar er juist eenige landlieden voorby kwamen, riep ik hen aan. Wij brachten den boel wat in ordo en sloten alle deuren. Zij brachten mij naar het dorp terug, want ik kon haast niet gaan, daar ik myne krachten opnieuw voelde bezwijken. Natuurlijk was de schelm gevlogen en ofschoon er terstond aan den kapitein werd getelegrafeerd en deze een flinke belootiing toezegde, werd hy nimmer ge vonden. Intusschen werd ik wegens mijn waakzaam en moedig gedrag flink be loond. Kort daarna werd ik tot sergeant be vorderd en verplaatst naar hier, waar het my goed bevalt. Myn eenige gedachte was om //gebroken neus" nog een» op te sporen, en do gelegenheid zon zich voordoen. Eens op een nacht, te paard mijn ronde doende om te zien of mijne manschappen flink de wacht hielden en in gezelschap van een mijner ondergeschikten, hoorde ik plotseling in de richting van Clayton's boseh schoten vallen. Holal dacht ils, daar is wat te doen en mijn paard in draf aanzettende ging ik alleen in de richting van waar het alarm kwam, mijn kameraad hield de wacht. Toen ik aan 't bosch kwam hadden de schoten opgehoudenmaar in de stilte van den nacht kon ik duidelyk hot ge blaf van honden hooren en de stemmen van lieden, die blijkbaar met elkander vochten. Al naderende hoorde ik slagen vallen en het werd mij duidelyk dat eenige lieden door het boseh vlucht ten en door anderen werden vervolgd. Ik maakte myn sabel los in de scheedo, om terstond gereed te zijn. De maan scheen vertellen wat ik weten wil, al ware het alleen om mij kwijt te raken. Want een krantenschrijver, zooals de meer popu laire naam ia van den journalist, ia een merkwaardig tnensch, die een vrmigai is van beroep en evenmin als men bet een bakker kwalijk kan notaen, «fat hy brood bakt voor zijn bedrijf, zoo kan men boos worden op den kran tenschrijver, die leven moet van het vragen aan anderen van nieuwtjes. Zoo is hij een mensch, dien men wel eeus vervelend vindt, maar op wier» men toch iiiet boon kan worden, omdat ri wwa- gitófigheiU eenmaal een der hoofddeugden van zijn vak ia. Wie niet nieuwsgierig is, die is geen goed journalist Voor de agenten van politie is het eene surprise, dat zij nu toch werkelijk verhooging zullen krijgen, al moge die dan ook niet zoo heel groot zijn. Zij zijn bij het vorig jaar in zóóverre vooruit gegaan, dat men het hun niet moor wei gert, omdat men hen niet waardig keurt, zooali het motief ten verigen jare was. En nu het hoofd der politie hun eenmaal een bewijs van waardeering en tevredenheid geeft door hen voor te dra gen ve«r eene kleine lotsverbetering, daar is de hoop gewettigd, dat eerlang een verzoek om grootere lotsverbetering geen afkeerig oor zal vinden. Nog eene St. Nicolaas-surprise, maar een die ik niet gevraagd heb, die ik niet hebben wil on waaraan ik niet kan ge- looven. Men deelde mij nl. mede, dat een amsterdamsch orkest hierheen komt en zoovele, zoo snel op elkaar volgende, goedkoope coneerten geeft, om het orkest der stedelijke sohuttery, dat een concur rent zou kunnen worden, zoo eons even wat men noemt „dood te drukken." Als dat waar was (maar is het wel denk baar?) dan zette ik nooit een voet meer in de concertzaalwanneer dit orkest op de tribune zat. Het zou my een al te onaangename surprise wezen, dat d© Kunst van den een werd gebruikt, om den ander den hals te breken. Liever zag ik de schoonste concerten den hals breken over eene schrale recette. FIDELIO.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1890 | | pagina 7