UIT INSULINDE. Een gevaarlijke gast. FEUILL ON. De Bloem der puimhoopen. TWEEDE BLAD, BEHOORENDB Bij HAARLEM'S DAGBLAD Maandag 2 Maart 1891. De verschijning der Hollanders op Java hh EENE WRAAKNEMING. Alvorens ik er toe overga, om seer te Boknjveu, wat ik niet kan verzwijgen, wenscii ik den lezers bekend te maken, dat zij in het volgende niet zullen vin den ,/een getrouw en waarachtig ver haal* vermeldende de komst der Nsder- landere op Java's bodem. Dat-is miasehieD voor het mee*'ended mijner lazers geen sa- bekende zaak meer. Hij, die er wat van weten wil, hseft slsehts een geseLiedeeis- gesehrift ter hand te» nemen, hij kijkt in bet register, slaat bladzijde zooveel en zooveel op en is tenminste in de meeste gevallen klaar Doeh wat ik u nu ga vertellen is vol strekt nog niet algemeen bekend en alze© geen afgezaagde historie. De vertelling, eigenlijk een legendarisch verhaal, komt uit Java's binnenlanden, waar zij naar alle waarschijnlijkheid ook ontstaan is. Het manuscript, waaraan ik het vol gende ontleen, ziet er zeer cud en eeht antiek uit. Met draagt de sporen van in veler handen geweest te zyn, en toch zyn de karakters nog vrij duidelijk en leesbaar, zoodat ik niet veel moeite heb gehad 't een en ander te ontcijferen. Ik hoop, dat de spijs, die ik u thans voor zet, in den amnak zal vallen, In dat geval acht ik de moeite besteed aan het ontcijferenvertalen eu omwerken letterlijk overschrijven gaat eiet aan daar de Javaan zich uitdrukt in een stijl, onverstaanbaar voor onze begrippen ruimschoots beloond. Stellig een drie of vier honderd jaar geledes leefden ergens op Java twee Hindoe-javanen met name Sek Belo-beloe en Sek Dams-akiag. Beidon dienaren van den god Mercurius hadden zij op vry jeugdigen leeftijd reeds een groot aantal plaatsen in den Indischen Archipel bezocht, toen een ongelukkige gebeurte nis een kink in den kabel bracht en een ganscheu ommekeer in hun positie veroorzaakte. Eens op een dag namelijk, dat de handelsvaartuigen der jonge Hindoes in volle zee waren, bevracht met kostbare artikelen, kwam een hesige sterm op zetten, die al de bodems deed vergaan Niets'kwam terecht en de gansche be manning, op een enkelen matroos na, vond een graf in den onmetelijken boe zem der uitgestrekte wateren van den Indischen OceaanMen stelle zich de verslagenheid der jongelingen voor, toen zij de verpletterende tijding van deze noodlottige ramp vernamen Hadden zij iets misdreven of zwaar tegen de goden gezondigd, dat zgj zulk een strenge straf hadden ontvangen, zoo medoogenlcos en wreed waren getuchtigd Wie koE het zeggen 2Aj besloten au eens naar den priester te gaan om hem te vragen, wat zij moesten doen om de vertoornde god heid te vereeetien. Daar was maar één Aveg op, sprak de dienaar van Boeddha de jongelingen moesten zich van de wereld afzonderen ea een geruim en tijd door brengen in het verrichten van boetedoe ningen. Zij mochten echter niet bij elkaar wonea, dit gaf alweder afleiding. Het nuttigen van voedsel of drank was hun zoo min mogelijk toegestaan, ter wijl zij den tijd meer wakende dan slapend»-, behoo-den door te brengen. Wanneer zij deze strenge leefwijze een jaar wisten vol te houden, zou de god heid weder verzoend zijn, on zouden z-ij zelvea weder gelukkig in den handel worden. Na bijna alles, wat zij nog bezaten, te hebben verkooht, gingen Sek Belo beloe en Sek Dami-aking ieder naar een eenvoudig gebouwde kluis in het gebergte. Doch zie, wat gebeurde Dami-aking onthield zich geheel van spijs en drank, maar bracht het grootste gedeelte van den tijd door met slapen terwjjl zijn collega ia -het geheel niet sliep, dag noch nacht, maar daarentegen voortdurend rijst zat te koken en te eten. Geen van beiden volgde dus het voorschrift vaa den Hindoe-priester Na geruimen tijd van elkaar ge scheiden te zyn, ontstond in Dami-aking de vurige begeerte, omzijn confrater een bezoek te brengen. i/Wel,* sprak Belo-beloe, teen D&mi- zijn kluis binnentrad, „komt gij eens opzoekeD. "Wat heeft u hierhsen gedreven „Ik verlangde zoo, om je eens Se zien" gaf Dassi aking ten antwoord, ffhoa j« het er afbrengt en eens te vernemen, of je al een openbaring van Jang Manan heb ontvangen //Nu,* hernam Belo-beloe, „van dea god Jang Manoa heb ik geen openbaring ©ntvangea, dceh de god Jang Mótió-jehti is mij heden nacht verschenen en heeft mij de tijding gebracht, dat ik da stam vader zal worden van Ratoe-adiil) qh dat wij beiden van voorkomen zulle; veranderen Heb jy ook soms eana open baring ontvangen Dami-aking gaf een ontkennend ant woord. //Maar, beste kameraad",vervolgde Dami, Ba een vijf minuten hst stilzwijgen bewaard to hebben, terwijl hij zija feeveorrechten collega voortdurend eten zag gereed raa- ken, //hoe is het toch mogelyk, dat jy je met zoo iets kan bezig houden Ik begpïjp er hoegenaamd niets van, dat een kluizenaar, dis niets anders doet dan eten en drinken, nog een openbaring ontvangt, terwijl ik, dio mij zorgvuldig van alles onthoud, geen enkele krijg Maar je liegt het allemaal!" Bij deze woorden Dam Dami-aking den rijstpot op en slingerde dien Baar het hoofd van Belo-beloe, zeggende//Daar dan wat ben jy voor 'n kluizenaar, die maar aldoor zijn lieve buik zit te villen en dan iemand nog durft wijs maken, dat hij van de goden eene openbaring heeft ontvangen Jij de stamvader van Ratoe-adil I* De kluizenaar, wien deze spottende taal werd toegevoegd, hield zich zeer be daard, en toen zijn vertoornde kameraad had uitgeraasd, gaf hij kalm ten ant woord z/Wel, wel, wat laat jij je natuur heer- schen Dat past immers ook geen recht geaard kluizenaarVerwondert het je nog, dat de goden nagelatea hebben zich aan zoo'n hermiet te openbaren Neen, mannetje, dan weet jij het nog niet! Hoe kan je mijn rijstpot naar mijn hoofd slin geren Daar neem ik volstrekt geen vrede mee, kameraad l Jij hebt dea pot stukgeworpen, zie nu maar dat hij weder heel wordt. De koopman in aardewerk woont te ver af, om een nieuwen te koopen. Dat is trouwens niet noodig ook. Zoo'n echte kluizenaar als mynheer Dami-aking bezit de macht wel, om een stukgeslagen pot te herstellen Dami-aking, die zich zelf in groote verlegenheid had gebracht, zon op een middel, om zich uit den neteligen toe stand, waarin hij door zijn eigen toe doen was geraakt, te verlossen. Hg peinsde en verwoog, doch zag geen kans, ona zich uit het net, dat hena ever het hoofd werd geworpen, te verlossen. z/Wel collega, wat zit gy te denken Zoo keet de vorstdie volgens dé •ening veler Javanen op ket einde deze wereldperiode zal keerschen. en te peinzen Kom, zit nu niet laager te suffen, vergader de scherven en schep my een nieuwen rijstpot!" Dami-aking, wien deze bijtende spot ternij niet beviel, stond op, raapte de stukken, die overal verspreid lagen by elkaar en zou nu beproeven het gebro kens te herstellen. Doeh welke pogingen h| oek in het werk stelde, hij veraiond de kunst niet te scheppen. Ternauwer nood bad hij met wat leem de stukken aan elkaar gevoegd of zij vielen weder uit hel kleiverband tot groot vermaak van Bele-beloe, die den hermiet als 't ware overstelpte met een stortvloed van bittere verwijtiogen en bijtenden spot. z/Wel, wel," sprak Belo-belce, //gij zijt een fraai model hermiet hoor Nu ssal ik het eens beproeven De kluizenaar vergaderde al de losse stukken en voegde ze bij elkaar. Toen het laatste stukje was gebruikt zetto hij dos gerepareerdon pot voorzichtig op den jrond en ziede stukken vielen niet uit elke&r. de pot zag er weer zoo goed als nieuw uit, en aelfs toen de kluizenaar er eenige malen mede tegen den grond aanstiet, bleef' het voorwerp heel. Dami-&kiug stond verbluft eu be schaamd te kijken' en vertrok spoedig daarna naar zyn hermitage, waar zijn tjantrïks of leerlingen hem wachtten om de wijze leösen des kluizenaars to ont vangen Niet lang na cit vermakelijk avontuur vatte Dami-aking het voornemen ep ora in overleg met zijn leerlingen een groeten maaltijd aan te richten. Vier en veertig verschillende schotels, allerlei kipgerechten on toespijzen ic overvloed, tot in oneindige variaties, kwamen ter tafel. Sok Belo-beloe zou worden geïnviteerd, om mede te eten, doch de coespyzen, aie bij zou gebruiken, meeaten rauw zijn. Nadat alle schotels gedekt waren, word Belo-belo8 uitge- noodigd om by zyn collega te diaeeren. Een had echter zerg gedragen, dat do toespijzen op het bord vaa doe gelnvi- tserden kluizenaar volgens afspraak on gekookt waren, om hom zoodoende in 6 aangezicht der gansehe vergadering in een bespottelijk daglicht to stellen I De kluizenaar Sek Belo-beloe kwam spoedig opzetten en toen tnea van beide kanten de gebruikelijke groeten had ge wisseld, fcprafe Dami-aki»g een lang ge bed uit, wa&wn hy het doel blootlegde waarmede de maaltyd gehouden werd, zooals in de meeste gevallen, tot verheer lijking der godheid. Dami-aking, dio zich bijkans niét goed kon houden bij de gedachte zijn oallega ©p ees fijne manier een peets te hebben gebakken, gaf het teeken, dat men zou Beginnen. De schotels werden nu geopend, doch zie 1 tot aller groote verbazing en ontsteltenis was het sten ongaar, alleen dat van Belo-beloe was eetbaar Dami- aking en de zijnen waren verslagen, ja vervuld met verbazing toen zij dit zagen. Hun leermeester was nu voor de tweede maal er met schande en diepe vernede ring afgekomenEn Sek Belo-beloe Kalm en bedaard ging hij aan 't eten, men kon bet hem aanzien, dat hij zich alles uitstekend smaken lietDami-aking trilde van woede, de demon voer in hem, hy stond onmiddellijk op, trok zijö kris uit de scheedo en bracht Belo-beloe zulk een doodelijke wond toe, dat deze ziel loos nederstortte. Maar zieDadelijk verscheen een re genwolk, die zich over het lyk welfde en waaruit een stern sprak //O, Sek Dami-aking, gij hebt wreed gehandeld jegens een braaf man. Doch onthoud wat ik u thans verkondigik zal weder opstaan en herleven in blanke menleken met blonde karen en blauwe oogen die zullen evor uw geslftcht heorsthefi I* De stem zweeg. Toen werd da godoodo kluizenaar door zyn leerlingen begraven. Niet lang daarna verschenen do Hollanders op Java. Dit was de wraakneming van Sek Belo-beloe TJAMPAKA. Haarlem, Febr.'91. Onlangs bezocht ik eene vriendin, die affj een voorval verhaalde, dat zy be schouwde als het meest ernstige van haar leven. Ik was de eerste aan wie zij het vertelde en ik laat het hier, zoe- 1 mogelijk in haar oigen weordeu, De mdisoke kluizenaars kouden er gewoonlijk een groot aantal leerlingen op nadie van ken onderwijs ontvangen in de leer der onsterfelijkheidder onkwetsbaar- keid en der wonderen. Hebt ge nooit ons huis in de voorstad gezien Neen Welnu, het is gelegen jaist aan de grens van de stad. Gebouwd te midden van een grooten tain, was het het hoogste, zoo niet het grootste huis van Denton. Dos zomers woonden wij altijd te Denton. Maar dat jaar beslaten wij, wegens aaoa^ers ge zondheidstoestand, tot December niet naar ons winterverblijf te gaan. Het was den eorsten dag van October, toen ik het waagde, moeders toestem ming te vragen, om ter gelegenheid van den verjaardag der tweelingen een feestje te geven. Eerst weigerde zij, zeggende dat het te veel drukte gaf. Maar ik over won al hare tegenwerpingee, zond haar naar de woonkamer, maakte de noodigo toebereidselen met behulp van de beide dienstbodes en was boven spee- dig gereed om onze kleine gasten te ontvangen. Toevallig was de vriendin, die mij zou helpen, ongesteld en zoo bleef ik alleen. Bert en Edna, de tweelingen, dien dag zeven jaar geworden, waren aller liefst gekleed en stonden bij het ven ster, bogeerig de aankomst hunner gas ten wachtend, toen ik eonigszias verrast werd door het binaentreden van een dame .met een aaBgonaam uiterlijk, die in de deur staae bleef. z/Mag ik bianeDkernen vroeg zfj; daarna ging zij voort: //Ik zag dat u iets in gereedheid bracht en hoorde van eenige mijner kleiae vriendinnetjes, d.-tt er een partijtje was. Ik zou u gaarne komen helpen, ik houd zooveel van kin deren. Ik had een dochtertje juist van haar leeftijd," op Edna wijzende, ffen na is zij weg gestolen," fluisterde zy geheimzinnig. Ik had een stoel voor haar neergezet en ofschoon ik het nogal vrijpostig vond, deed zij haar hoed en mantel af, legde ze in de kleedkamer, kwam terug cn begon te l«<iheïi en te praten meó mlja kleine broeder en zuster. Spoedig was de kamer vol vreolijke jongens en meisjes. Juffrouw Ness (zij had mijn naam gevraagd, on toen ik zeide Floy Elton, glimlachte zij en zeide my den hare) was het middenpunt van fc geaelschap d8 kinderen hadden veel genoegen in haar liedjes, verhaaltjes en spelletjes. Ik zat aan den piano es speelde zacht jes, denkende hoe vreemd en gelukkig haar konast was geweest, toen de deur plotseling openging en Gus Viller, een zoon van onzen buurman, een weinig laat binnenkwam, met een kleur op zijn gelaat en van opgewondenheid schitte rende oogen. a-Hebt ge 't nieuws gehoord riep hij uit. z/Neen, wat is er, is er iemand wat overkomen Alle kinderen verzamelden zich rondom hem juffrouw Ness zat juist achter hen en ik achter haar. z/Wel, wel," zeide hij, bijna buiten adem. ik kom juist uit papa's bureau (zijn vader was geneesheer) en daar waren eenige menschen, die zeiden dat juffrouw Ainsworth, die krankzinnige vrouw, ge weet wel Na, die ia Clayton, die haar dochtertje vermoordde en den politie-agent wilde dooden, ont vlucht is I" Ik had mij onder de mededeeliüg om gewend en wilde juist spreken de kinderen babbelden met elkander. Ik wilde zeggen //kom, kom, kinderen, juffrouw Ainsworth beeft niets met ons te maken," toen ik, juffrouw Ness' ge laat in den tegenover mij hangenden spiegel ontwarende, hevig sohrok, want ik zag dat haar gelaat boos stond hare oogen rolden woest en zagen in alle richtingen, en bleven met een uit drukking van haat, spijt en doffe woede op Gus rusten ik begreep dat zij de noodlottige vrouw was, de eenige, die door haar kalm voorkomen zelfs een ge neesheer bedroog, in ons huis was, te midden van een kamer met onschuldige kleino kinderen. Wat zou ik doeD, wat kon ik doen Ik zag nogmaals naar haar haar gelaat werd bewogen door iewandige aandoening. Ik ging naar den piano en zag in den spiegel, die in deu daartegenover han gende weerkaatste, zoodat ik haar gelaat zien kon. Zoo bield ik- haar nauwkeurig 't oog, waarna ik op den meest lraen toon 2oide: //Hebt ge gedaan met praten Het is twaalf mijl van hier naar Clayton en breng uwe wilde gedachten terug naar Denton. Ga nu wat spelen;" en nog in don spiegel ziende, begon ik te spelen, of liever hard op den piano te trom melen. Do uitwerking was aan een too verslag gelijkhaar gelaat helderde op, hare «ogen namen langzaam o, hoe lang zaam naar het my toescheen een zachter, vriendelijker blik aan en op 't geroep der kinderen, begon miss Ness woder Se spelen on te zingen alsof er niets was gebeurd. Al dien tyd was ik in gedachten ver diept. Mijn hoofd scheen in vuur te slaan. Zou er dan niemand komen? Ik dorst de kamer niet verlate©; ik had haar telkens een wantrouwige!* blik op mij zien werpen ou ik poogde maar net te deen, alsof ik het niet bemerkte. Ais ik haar met die arme kinderen alleen liet, zou sij dan hare misdaden niet kunnen her halen. Ik moest haar echter niet ver ontrusten; zij zou niet ontvluchten, maar vechten. De kracht v^n een krankzin nige vrouw tegen die van een zwak, verschrikt meisje l O neen, dat zou niet gaan on toeh moest ik mij op iets voor bereiden. Maar waarop Ik zag niemand, ik kon geen dezer kinderen wegzenden, zij waren allen nog zoo jong, en boven dien, zij zou mij bespieden. Ik dacht na over hesgeen ik had ge hoord; dat zij in hare kalme oogenblik- ken Bieuwe wanhopige plaaaon smeedde. Wat wanneer haai' geheim l ieu? Haar dochtertje had zy tweemaal getraebt te doodon on zij was ten slotte geslaagd. Het gerueht wilde dat zij haar huis in brand had gestoken, terwijl haar man ziek te bed lag, maar dat was versoheiden jaren geledon. Ik speelde nog luisterende naar de kindoren en poinsdo. Plotseling kwam er een gedachte bij mij op, die mij moed schenk. Juist riep er iemand Juf Floy, laten wij een nieuw spel letje doonl" Ik had den kleinen jongen wel willen omhelzen, toen hij zoo mijnen wensehen voorkwam, ofschoon hij er niets van wist. Wat zullen wij spelen?" vroegen zij. Ik zag of liover gevoelde, dat zij naar my keek, toen ik antwoordde: z/Laat ons postkantoortje spelen." z/Ja goedl Ja best!" en andere uitroe pen begroetten mijn voorstel. z/Wel", zeide ik terwijl ik opzag en den onheilspellenden blik van juffrouw Ness ontmoette //Juffrouw jNess" nu keek ik weer naar de kinderen zal postjuffrouw zijn; en ik zal haar stoel hier ia den hoek zetten en deze tafel Yéér faiatfr." Naar ket spaansck van 3) FERNAN CABALLERO. (Slot.) VIJFDE HOOFDSTUK. //Genadige God! Daar zijn zij!" riep het meisje ontsteld uit op het hooren van die slagen. Wie vroeg Pedro. //Mijne broeders, de meedoogenlooze moordenaars, wij zijn ver- loreD," antwoordde zy de haoden in wanhoop wringende. De slagen verdubbelden. z/Wat te doen, gcoete God, wat de doen mompelde de onge lukkige verbijsterd rondziende met starende oogen, als em e»n uitweg tot redding fe vinden, die niet aanwezig scheen. Op dit oogenblik bezweek de zwakke deur voor de kracht van het drietal booswichten, die de ruimte oinnentradeo, bijna onzicht baar, daar het zwakke licht van de eenige vetkaars, die er brandde, niet voldoende was om de duisternis uit het hol te verdrijven. Na aan hun zuster eonige korte en bratale vragen te hebbon gedaai, waarom zy de deur niet dadelijk had geepend, richtten zy zich tot Pedro, zonder eenige verwondering te toonen, dat hij daar was. Maar hun zuster, zich voor hem stellende, dekte hem met haar lichaam, op woesten toon uitroepende: ,/Neen, neen, ge zult hem niet doodon, zonder eerst mijn borst te doorboren 1" Tot eenig antwoord, greep de oudste der drie haar by een arm en sleurde kaar tegen den grond, zoodat zij zich zonder moeite van Pedro konden meester makeD. Podro was ongewapend; maar ook wanneer hij een wapen had gehad, zoa verzet tegen deze drie schelmen even nutteloos als onzinnig zijn geweest en zou slechts hunne verbittering hebben opgewekt. Zij ontnamen hem dus wat hij bezat en hy verweerde zich niet. ffBy den hemel, broeders zuektte het arme meisje, dat zich had weten op te heffen en nu op hare knieën lag; „\k smeek u hem niet te dooden Hy is de eenige man, dien ik bemind heb! Met zijn leven ontneemt gij ook het myne Hebt medelijden slechts eenmaall 'heb medelijden met hem en mij!" De booswichten sloegen g33n acht op hare woorden en vielen weder op Pearo aan. z/Neen, neen! gij zult hem niet dooden!" riep hun zuster uit, zich met kracht opheffende. Als ge hem niet loslaat uit medelij den, zult ge het doen uit vrees voor myn wraak. Bedenk waar toe de wraakzucht eene vrouw kan voeren, die zoo zy uw zwarte ziel al niet in haar macht heeft, ten minste hetzelfde bloed als het uwe in hare aderen voelt vloeien I" //Bindt haar!" gebood de oude broeder. z/Neen, neen, doodt mij terstond, zoo ge niet wilt dat ik den dood wreek van hem, dien ik bemin, en dien gij, bloeddorstige tijgers, voor mijne oogen wilt dooden. Maar ik zal het voorko men, de wanhoop geeft my de kracht en als ik niet slaag, zal ik mij wreken zoo waar er een God in den hemel is, die ons oordeelt eu een zon, die ons besehynt door u aan 't gerecht over te leveren." De oudste broeder trad op haar toe, maar de jongste wederhield hem, zeggende: z/Terg haar niet meer; zij is buiten zich zelve en tot alles in staat." ff Maar wij kunnen dien man toch niet laten loopen," ant woordde do oudste. z/Laat ons hem wegvoeren," stelde de jongste voor. z/Maar het is heldere maneschijn 1" z/Maar wie gaat er op dit uur hier voorbij Yoor meerdere zekerheid zullen we hem vermommen," antwoordde de jongste, die vervolgens uit een hoek een laDgen mantel te voorschijn haalde. //Bindt die meid," zeide degeen, die totnogtoe gezwegen had, waarop hij met den oudste zya ongelukkige zuster stevig aan handen en voeten bond, terwyl zij zich op wanhopige wijze ver dedigde, maar te vergeefs, waarna zy tegen een der muren werd gelegd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1891 | | pagina 5