TWEEDE BLAD
De Erfoom.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
gediplomeerd.
BBH001BNDE BIJ
HAARLEM'8 DAGBLAD
VAN
Maandag 6 April 1891.
Eene arme grijsaard vroeg ons om een©
aalmoes. Myn vriead Jez«f Davraneke
gaf hem twee francs. Ik stond daarover
vorbaasd. Hy sprak
Waarom ik jegeas dien arm© zo© mild
ben zal ik u verbal©»:
Mijne familie, afkomstig uit Havre,
was niet zeer ryk. Men kwam rond, dat
was alles. Yader werkte, kwam 's avonds
laat thuis van 't kantoor en verdiende
oiet veel. Ik had twee zusters.
Mijne moeder trok zich het geldgebrek,
waarin wij leefden, sterk aan en had dik
wijls voor baar nsan nït-öé sv©r bi Lat
woorden, valsehe, bedekte verwyten. De
arme man had dan een gebaar, dat ray
tot diep in,het kart griefde. Hy streek
met de hand over het voorhoofd als em
een zweet af te vegen, dat er niet was,
en hij antwoordde niet. Ik deelde in zyn
smartelijk gevoel van onmacht. Men leefde
ïoo zninig mogelijk, men kocht alles
van de minste kwaliteit, men nam nooit
een enkele uitnoedigiag tot diceeren
aan, ten einde niemand te behoeven
verwachten.
Mijne zusters maakten zelf harekleeron,
en beraadslaagden soma lang over den
prys van een stuk lint, dat een© waarde
bad van 7 cent den meter.
Onze gewon© kost bestond uit vette
seep on rundvleeaeh met allerlei soorten
van saus klaargemaakt. Hot was of die
kost alleen gezond en verstelkend macht
beetoo ik verlangde evenwel dikwyls
naar eene afwisseling.
Men maakte my verschrikkelijke stand-
jos voor verloren knoopen, gescheurde
broeken.
Eiken Zondag dodea wij in groot tenue
om uitstapje naar de haven. Myn vader
in een lange, zwarte jas, een hoogan hoed
op en de kacdstboeneE aan, bood den
arm aan moeder, die bij die gelegenheid
kehaDgen was als een sohip op een feest
dag. Mijne zusters, die altijd 't eerste
klaar waven, wachtten met ongeduld het
teeken tot vertrek; maar ep 't laatste
oogenbiik ontwaarde men op de jas van
don vader des gezies, nog altijd een
vergeten vlek ©a deze moest dan nog
haast worden weggenomen met een
door benzine bevochtigden doek.
Mijn vader met den hoogen heed Gp
t hoofd, wachtte in zijne hemdsmouwen
geduldig het oogenblik af, waarop do be
werking van de jas geëindigd zyn zou,
terwijl mijne znoeder zieh repte na eerst
haren bril opgezet en hare handsohoenen
uitgetrokken te hebben, ©m ze niet vuil
to maken.
Plechtig stelde d® stoet zieh dan in
beweging. Myae zusters gaven elkaar den
arm en liepen voorop. Zij hadden den
leeftijd om in 'fc huwelyk te tredon be
reikt en men stelde ze dus ten toon. Ik
liep aan de linker, mijn vader aan de
rechterzijde van moeder. Ik herinner mij
het deftige uiterlijk mijner arme euders
op hunne Zondag-wandelingen, de
atuurechheid hunner gelaatstrekken, de
gemaaktheid van hun gang. Deftig stap
ten zij vo&rwaaFts, de borst vooruit, de
baenen styf alsof eene zaak van 't aller
gewichtigst belang afhing van hunne
houdiag. En eiken Zondag, als hij de
groote vaartuigen, die uit onbekende,
\orre landen terugkeerden, de haven zag
binnenloopen, sprak mijn vader op den
zelfden toon en met dezelfde woorden
//Hè I Als Julius daar eens op was,
welk eene verrassing
Mijn o©ni Julius, de broeder van mijn
vader, maakte de eenige hoop uit der
familie, welkor schrik bij vroeger geweest
was. Ik had van af mijne jsugd over hem
hooren spreken en het sekten mij toe,
dat ik hem op den eersun aanblik wol
herkend hebben zeu, zooveel had ik vas.
hem jjthoerd, aoo was ik verireuwd ga
arden root «1© gedachte aan hem. Ik
bende sll« buwederüodtn van zyn karak
ter, ik kende zyn© levenswijze tot aan
't «ogenblik, waarop hy ziek voor Amerika
had ingescheept, koewei men van dit
tijdperk uit zijn leven nooit anders dan
fluisterend sprak.
Het schijnt, dat hij van een slecht
gedrag is geweest, d. w. z., dat bij veel
gold doorgebracht had, iets dat wel tot
eene der grootst© miedaden gerekend mag
worden, die iemand van eene arme familie
begaan &an„ By de rijken begaat iemand,
die zijn vermaak zoekt, domme streken*
H$j wordt in de wandeling een zwierbol
genoemd. By de bakoeftigen is een zoon,
die zyn ouders veel geld kost, een laag
sujet, een straatlooper
Deze onderscheiding is rechtvaardig,
hoewel eigenlijk de zaken op 't zelfde neer
komen, want alleen de gevolgen ken-
uivikfcii <ie misduid.
Om tot oom Julius terug te keeren,
hij had 't erfdeel, waarop mijn vader
rekende, aanmerkelijk doen krimpen, na
eerst zijn eigen deel geheel verkwist te
hebben.
Hij had zich ingescheept voor New-
York.
Daar aangekomen begon hij handel
dry ven en hij schreef weldra, dat hij reeds
een waiuig geld verdiend had en hoopte
eenmaal mijn vader vergoeding te kunnen
schenken voor 't onrecht, dat hy hem
aangedaan had. Deze brief ontroerde de
geheele familie. Julius, die, zooals men
zegt, geen knip voor den neus waard
was, ging eensklaps een fatsoenlyk reeht-
sohapen man worden, zooals al do Da-
vraeche's waran.
Een kapitein bracht ons bovendien
nog het bericht, dat hij een grooten
winkel had opgezet en dat hy een be
langrijken handel dreef.
Een tweede brief, twee jaren later,
zei//Waarde Philip, ik schrijf, opdat
gij u niet ongerust maket over mijne
gezondheid, die uits:ekend is. Ook mijne
zaken gaan goed. Morgen vertrek ik naar
Zuid-Amorika. Het zal misschien wel
enkele jaren aanloopen alvorens ik u
eonig bericht geven kan. Wanneer ik
niet eohrijf, maak je volstrekt niet od-
gerust. Zoodra ik mijn koetjes op 't
drogo heb, keer ik te Havre terug. Ik
hoop, dat het niet al te lang dure en wij
zullen samen een gelukkig, rustg leventje
leiden.
Deze brief was woldra 't evangelie
der familie geworden. Men las hem bij
elke gelegenheid, meo-vertooude hem aan
iedereen.
Waarlijk in tien jaren, liet oom Julius
niets van zich hooren maar mijn vader
kreeg meer hoop naarmate de tijd verliep
en mijne moeder zei ook dikwijls
Wanneer die goede Julius maar eens
weer hier is, dau zal onze toestand wel
verbeteren. Dat is iemand, die zieh eerst
uit de verlegenheid weet te redden
En eiken Zondag, wanneer hij aan
den horizon de zwarte, kronkelende
rookwolken der groote stoomschepen ont
waarde, herhaalde mijn goede vader zijn
eeuwig refrein:
HèAls Julius daar eens op was
welk eene verrassing
Eb men verbeeldde zich haast hem
met den zakdoek te zien wuiven en te
hooren roepen
Ohé Philip
Men had reeds duizende plannen ge
maakt, die allen verwezenlijkt moesten
worden, wanneer eenmaal die laDg ver
beide Julius zou zyn teruggekeerd.
Men zou zelfs met 't geld van oom
eene kleine buitenplaats koopen, in
den omtrek van Ingouvillc. Ik zou niet
voor zeker durven zeggen, dat mijn va
der nog in 't geheel geene onderhande
lingen over dit punt had aangeknoopt.
Myr.o oudste zuster was om dien tijd
acht en twiütig jaar oud, de andere zes
en twintig. Zij 'raden maar niet in
huwtlyk, wat door de heele familie be
treurd werd.
Eindelyk deed zich eea pretendei t op
v-.or de jongste. Etn ambtenaar, riet
lijk, maar van nette afkomst, 't Ik mij
altijd geweest alsof de brief van \-ir
Julius den jongen man had doen oc
sluiten.
Mon beijverde zich om den aanstaan
den eohooDzeon goed te ontvangen en
men besloot na 't huwelijk met de ge
heele familie een reisje naar Jersey te
doen. Jersey is het ideaal van pleizier-
roizigors zonder geld. Het is niet ver,
mon steekt op een pakketboot de zee
over en men komt op vreemden bodem,
want het eilandje behoort aan Engeland.
Zoo kan een Fraüschman, na twee
uren varons, zieh te midden eener vreem
de natie begeven en hare zeden besfcudee-
ren.
Deze reis naar Jersey hield uitslui
tend onzen geest bezigzij werd onze
eenige verwachting, wij droomden er
van.
Eixdvlijk inon zich inschepen.
Het staat mij voor den geest, alsof het
de gebeurtenis van gisteren warede
stoomboot stooter.de togen de kaai van
Granvillemijn vader, erg druk zorgen-
de voor de inschryving onzer^ bagage
mijne moeder, onrustig en gearmd met
mijne ongehuwde zuster die, sedert hst
vertrok der andere, verlaten scheen als
eon kuiken, alleen van een broedsel in
't levan gebleven, es aohter ons de josg
gehuwden, die altijd achter bleven, iets
dat my dikwyls deed omkijken.
De stoomfluit gaf het sein tot ver
trok. "Wij waren allen aan boord, het
vaartuig werd losgemaakt en verwijder
de zich, statig op den effen waterspie
gel. De kust onttrok zich spoedig aan
ons oog wij waren fier en gelukkig
zooals alle lieden, die weinig reizen.
Myn vader hield den buik vooruit
onder zijn jas, waarvan men den eigen
morgen met zorg olk vlekje had verwy-
derd on hij verspreidde rondom zich heen
de olielucht, dia mij de Zondagen deed
herkennen.
Eensklaps kreeg hij twee elegant ge
kleed© dames in 'fc oog, die door twee
hoeren bediend werden van oesters. Beo
oude matroos, in lompeu gekleed, opende
met een mes de echelpen en gaf ze over aan
de heeren, die ze vervolgens de dames
aanboden. Zij aten netjes, hielden do
schelpen op etn fijnen zakdoek en bogen
't hoofd voorover om «ie kloeleron niet
te bevlekksD. Daarna dronken zij vlug
het water en wierpen de schelpen ia
zco. v •-
Mijn vader vond het aardig, deftig
zelfs, op een in beweging zijnd schip
oostora te eten. Hij ging naar myn mos-
der en mijne zuster toe en vroeg haar
z/Mag ik u enkele oesters aanbieden?"
Moeder aarzelde om de kostenmaar
mijn beide zusters namen het aanbod
dadelijk aan. Moeder sprak eenigszins
wrevelig
z/Ik ben bang voor maagpijn. Geef
maar aan de kinderen, maar niet te veel
zy zouden ziek worden."
Zich naar mij keerendo, voegde zy
er bij
//Jozef heeft er geen noodigmen
moot de jongens niot verwennen."
Ik blesf dus bij mijne moeder en voDd
deze onderscheiding zeer onrechtvaardig.
Ik keek vader na, die deftig zijne
twee dochters en zijn schoonzoon naar
den ouden matroos geleidde.
De twee dames waren vertrokken en
vader beduidde aan mijne zusters, hoe
zij het moesten aanleggen, om ta eten
zsador te morsenhij wilde het hun
voordoen en kreeg een oester. Terwijl hij
trachtte te doen wat hij van de dames
gezien had, stortte hy onmiddellijk al
hot vocht over zijn jas. Ik hoorde mijn
moeder tusschen de tanden brommen
z/Hij deed beter met zich bedaard te
houden."
Maar eensklaps scheen vader my zeer
onrustig toehij ging eenige passen
terzijde, richtte een verwarden Mik op
den matrons en kwam eindelijk haastig
naar ons fr.nloopon. fiy zag bltvk en
keek verwilderd. Hy sprak halfluid tol
moeder.
z/'t I" vreemd, zooals die man, die de
i oosters opent, op Julius «a lijkt,"
//Mijn moeder ontsteld© eenigszins en
vroeg
z/Op welken Julius?"
Yader hernam
i/Wel.... mijn broer..., indien ik er
Diet zeker van was, dat hij goed en wel
in Amerika is, zou ik meenen, dat hij
het was."
Moeder stamelde
//Gij zyt gek Als gij weet, dat hij
het niet is, waarom dan zoo'n mallen
praat verkochtS
Mijn vader ging ©venwel voort:
Ga dan zelf eens kijken ik heb
liever, dat gy u met eigen oogen over
tuigt.
Zij stond op en voegde zich bij hare
dochter. Ik beschouwde den man ook
eens nader. Hii was oud, vuil, bad een
nmpriig goicai. en hij wendde üen Diia
niet af van zyn wark.
Moeder kwam terug. Ik merkte, dat
zij beefde. Zij sprak gejaagd
Ik geloof, dat bij 't is. Ga den
kapitein eena inlichtingen vragen. Maar
wees voorzichtig, dat we hem nu niet
weer tot overlast krijgen I
Mijn vader verwijderde zich en ik
volgde hem. Ik veelde mij zeer bewogen.
De kapitein, een lasge, magere mynheer
met lange bakkebaarden, wandelde met
een gewichtig air ever de loopplank
heen en weder.
Mijn vader naderde hem met eerbied,
iprak saet hem ever het zeemansleven
en honderd andere zaken
Wat had Jersey voor belangrijks?
Zijne voortbrengselen? Zijne bevolking?
Zijne zeden Zyne gewoonten De
aard van den bodem enz. enz.
Men zou gemeend hebben, dat het
minstens over de Yereenigde Staten van
Amerika ging.
Vervolgens sprak men over het vaar
tuig, dat wij onder ons hadden toen
kwam men aan de equipage. Eindelijk
iprak myn vader half verlegen:
Dat is een oude oestervorkooper,
dien gij hebtzijn gelaat maakte straks
mijne belangstelling gaande. Weet gij
eenige bizoaderheden vaa hem
De kapiteiD, die het gesprek begen te
vervelen, antwoordde droog weg
Dat is een oud© franeche landloo-
per, die ik verleden jaar in Amerika
heb gevonden en toen in zijn vaderland
terug gebracht heb. Bii heeft, naar 'f.
schijnt, bloedverwanten te Havre, maar
by wil niet bij hen terugkeeren, omdat
hij hun geld schuldig is. Hij heet
Julius.... Julius Darmache of DarvanGho
of zoo iets ten minste. In Amerika
schijnt hy ryk geweest te zyn, maar gy
ziet hoe het gegaan is.
Myn vader was zoo bleek als een
doek geworden en hy stamelde met een
wocsten blik
Ha I ha 1 zeer goed.... zeer goed....
Dat verwondert mij nietIk dank u
zeer kapitein.
Hij ging hoen, terwijl de zeeman hem
met stomme verbazing nastaarde.
Hij kwam bij mijne moeder terug,
zoodanig osteteld, dat zij tot hem sprak
Ga zitten men zal het merken.
Hy viel op een bank en stotterde
Hy is 'fc, hij is 't wel.
Vervolgens vroeg hij.
Wat moeten wy doen
Zij antwoordde haastig.
//De kinderen moeten er niets van be
merken. Jozef, die alles weet, kan ze
even gaan roepeD. Wij moeten vooral
oppassen, dat onze schoonzoon niets ver
moedt."
Mijn vader was terneergeslagen. Hij
sprak tot zich zelf
z/Wat eene ramp
Moeder, die plotseling een aanval van
woede scheen te krijgen, voegde hem toe:
//Ik heb altyd wel gcat-jh., dat de
schelm ni6ts goeds zou ten uitvoer bren
gen, cn dat hij or.a nog eens op 'tdak
zou komen vallen. Alsof men van een
Davrancbe ooit k'.s goeds zou kunnen
verwachten 1"
En mijn vadt r str. k nar t de hand
over 't voorhoofd, zoeM* hy Onder de
verwijfciugen zijner vrouw aitijü deed.
Zy vervolgde
//Geef Jozef geld, opdat hy de oesters
kan gaan betaleD. We moeten juist ook
nog dooF zoo'n schooier herkend worden.
Dat zou eene mooie uitwerking hebben
hier aan boord. Laten wij aan den an
deren kant gaan zitten en zorgen, dat
die vent niet by ons komt
Zij stond op en ging met vader een
weinig torzijde na my een 3-franes-8tuk
gegeven te hebben.
Myne zusters waren verwonderd, mij
in plaats van vader te zien. Ik vertelde
haar, dat moeder een weinig hinder had
van zeelueht, en ik vroeg aan den oes-
terverkooper
//Hoeveel ben ik u schuldig, vriend
Ik gevoelde veel lust om te zoggen: eom.
iiij autwoofddü
z/Twee franc vijftig."
Ik reikte hem mijn 3 francs-stuk over
en hij gaf mij geld terug.
Ik bekeek zijne hand eens nauwkeurig,
eene echte matrozenhand, vol vouwen en
scheuren ik keek ham in 'fc aangezicht,
een oudachtig ellendig uiterlijk, met ver
drietig terneergeslagen blikik sprak,
tot ciij zeiven
z/Dat is nu mijn oom, de broer van
myn vader, myn oom
Ik gaf hem een fooi van enkele stui
vers. Hij dankte my
//God zegens n, jonge heer Hij zei
dit op den toon van iemaud, die gewoon
is aalmoezen te ontvangen. Ik vooron
derstelde bijna, dat hij in 'fc verre Amerika
had moeten bedelenMijne zusters keken
mij aan en stonden verstomd over mijne
edelmoedigheid.
Toen ik 't overgebleven geld aan vader
terugbracht, sprak moeder:
z,Ik heb jo S francs gegevenhoe duur
zijn die oesters dan wel geweest
Ik bekende zonder omwegen, dat ik
eene fooi van enkele stuivers gegeven had.
Moeder kreeg een aanval van woede,
sprong op, keek mij strak in 'fc gelaat en
beet my toe
yJe bent gek aan dien vent oen fooi
geven, aan zoo'n landlooper
Zij had ongetwijfeld nog eene heele
reeks van liefelyke namen voor oom ten
beste gegeven, maar vader gaf haar een
wenk om zich voor den schoonzoon in
acht te nemen.
Er werd verder over de zaak gezwegen.
Vóór ons deed zich aan den horizon
een donkere plek op< Dat was Jersey.
Toen wij de havenhoofden Daderden,
kwam den vurigen wenech in mij op van
oom Julius nog éénmaal te zien en hem
een laatste troostend, teeder woord toe
te voegen.
Maar daar niemand meer oesters at,
was hy zonder twijfel afgedaald in het
vuile, vunzige scheepsruim.
Des avonds keerden wij met een andere
boot torugorci den ongelukkige toch
zeker niet meer te ontmoeten. Moeder
was den geheelen dag meer dan ongerust
geweest.
Ik heb den broer van mijn vader nooit
weergezien, maar ik geef iederen ouden
bedelaar dien ik ontmoet, een aalmoes.
Ze mochten eens een geschiedenis hebben
als oom Julius.
HH. MM. de Koningin en
de Koningin-Regentes zijn Donderdag
namiddag te 6 uren 40, Ba eene voor
spoedige reis, in gezonden welstand te
Arolsen aangekomen. Aan het station
werden HH. MM. ontvangen door den
regeerenden vorst van Waldeck, den
erfprins en prinses Elisabeth, terwijl
Nouvellevan DICK MAY
2)
Eon koude wind blies door de rue Saint Antoine, terwijl de
grijze Decemberlucht met Bneeuw dreigde.
Julie Dupré liep snel, klein en teDger a's zij was, worstelende
met den stormwind. Overigens sloeg zij geen acht op de koude
en ging de in hun bontmantols gewikkelde wandelaars onverschil
lig voorbij zelfs wierp zij geen blik op het Btaöhuis.... dat stad
huis, dat haar diploma's had gegeven en haar het brood wei
gerde...
Zij klopte dien namiddag zeker wel bij een half dozijn perso
nen aan, maar nergens was zij welkom-. Men kende haar al, zoo
wel in de auti-chambres als in de loges. Zij kon het aan den
toon der portiers es bedienden hooreD, nu eens hardvochtig en
kortaf, dan weder ruw en spottend, dat zij er een soort behagen
in schiepen om dat msBsehelijke wezen aan de deur te zetten,
for zoo slecht gekleed was. Tech was er een huiabewaardster, die
zich over haar lot ontfermdo. Terwijl zij de deur diohtsloot,
hoord'j Julie baar tot haar echtgenoot zeggen: //Die arm« kleine...
Maar aij hoerde ook de man wysgeerig antwoorden: //Voor den
duivel, waarom komen er dan ook zooveel onderwijzeressen."
Julie Dupré begon op goed geluk door de straten te loopen.
De noordenwind drong haar grimmig door de kleeren en deed
haar bloote haüden bersten zonder dat zij er acht op sloeg.
Zy was ongevoelig voor aanrakingen, ais overmeesterd door de
tooverkracht van één vaste gedachtezij keerde naar huis terug,
het was avond
Zy moest terugkeeren, zij had het beloofd. Overigens had zy
geen lust om zich van kant te maken. Zij gevoelde iets in zich
van dat jonge, volhardende, van dat onverflauwd moedige, dat in
do onmiddellijke nabijheid van den dood slechts zij gevoelen, die
ellende hebben geleden en de opgewektheid des harten ongerept
bewaren.
Zij hield zich daaraan, zij, bet kind uit eerlijke werklieden ge-
boreD. Zij zag reeds wat die terugkomst zou zijn, zij gevoelde
bet door het lijdeed sidderen van haar geheele wezeD, dat zieh
geheel naar het onvermijdelijke had gevormd. De beide angstige,
opgewonden blikken, hrandend van koortsachtig verlangen, en zij,
vastgenageld aan den dorpel door deze stomme smeeking, niet
durvende binnenkomen, beschaamd en schuldig, zelfs niet het
kleinste stukje geld in die stomme ellende kunnende aanbrengen...
Zij v/as langs de Chauseée d'Antin gegaan, zonder dat zij het
wist, zij sloeg rechts om en trad in de rue do Provence. Ten drie
ure gaat de zon reeds onder in die nauwe straat. Julie naderde
twee heeren. die voor den ingang van de Sociéié Génerale stonden
te praten, en mompelde eenige woorden.
//Nogmaals!" riep een der heeren uit, de wenkbrauwen fron
sende. //Maar dat is dwaasheid, arm kind, uw spelletje is nu
uitgespeeld, hoor!"
En hij wendde zich af om zijn metgezel op de hoogte te stellen
//Verbeeld u, dat wij gedurende maanden, misschien zeven of
acht, wie weet, in de wijk Trinité geëxploiteerd worden door een
zoogenaamde onderwijzeres zonder werk...."
z/Kijk!" riep de ander verrast uit, //wy hebben er ook een, die
de wijk Marbeuf bewerkt. Ik heb haar nog niet ontmeet, en ik
begrijp niet hoe dat wel toegaat, want iedereen heeft reeds met
haar te doen gehad...."
Plij was zoo tevreden, dat hy er zoo afkwam, dat hij Julie
tien sous aanbood, die ze dankbaar aannam. Dat was ten minste
een bouillon en een cotelet voor baar vader. Daarna hervatte zij
haar tocht.
....Er rolde een groote bouquet tot voor de voeten van Julie
Dupré! Zij bukte werktuigelijk en'raapte die bouquet op. Zij was
uit hare overpeinzingen opgeschrikt, zag verwonderd rond en
bemerkte dat zij zieh in de rue de la Roquette bevond achter een
laDgen begrafenisstoet. De prachtige grijze vederbossen wuifden van
den lijkwagen langs het fluweelen lijkkleed, dat met zilveren
figuren was geborduurd. Zij herinnerde zich dezen lijkstoet ergens
anders te zijn tegengekomen tusschen de rue Richer en het
Chateau d'Eau, waarschijnlijk komende van Saint-Eugène.
Zij was hem gevolgd zonder het te weteD, zooals iemand die