NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD.
He Jaargang»
Zaterdag 9 Mei 1891.
No. 2407.
A BOK K EM ES TSPKI JS
ADVERTENTIES:
STA DSN IfcliWS.
f' De beschrijvingsbrief voor de 47e jaar-
[jjksehe algemeene vergadering der ge-
BEtelijke vereer-iging Noord-Holland van
it Nederlandsch Onderwijzers-Genoot-
gihap, te houden op Zaterdag 16 Mei
h891, des morgens te 10 uur, in het
Jhotel Scholten" in den Hout te Haarlem,
jnidt als- volgt
©relio-Concert.
FEUILLETON.
HAARLEMS DAGBLAD
Voor Haarlem per 3 maanden1,20.
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden 1,65.
Afzonderlijke nummers0,05
Dit blad veracfcynt dagelyks, behalve op Zon- en Feeatdagen.
Bureau Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Tclefoonnomiuer 122.
van 15 regels 50 Cents; iedere regel maei 10 Cents.
Groote letters naar plaatsruimte.
Bij Abonnement aanzienlijk rabat.
Abonnementen en Advertentiën worden aangenomen door
onze agenten en door allb boekbandelaren cn coorantiers.
Directeuren-Uitgevers J. C. PEEREBOOJK en J. B. AVIS.
Hoofdagenten voor het BuitenlandComvaqnie Génerale de Fubliciti Mrengère G. L. HJUBB Co., JOHN F. JONES, Succ., Fargi 3Ibit Faubourg Montmartre.
Haarlem 8 Mei 1891.
J De radicale kiesvereeniging „Haarlem"
Lal ziek onthouden van het stellen van
candidaat voor de aanstaande her
stemming voor een lid van Provinciale
Staten.
j Tot het bijwonen vaa deze Vergadering
worden uitgenoodigd de Lede* van Ver
dienste, de Honoraire Leden en Donateurs
les Genootschaps, de Afgevaardigden en
leden van de verschillende Afdeelingen
Gewestelijke Vereeniging, alle On
derwijzers en Onderwijzeressen voorts
llleo, aan wie deze Beschryvingsbrief
wordt toegezonden.
J De Afgevaardigden moeten voorzien
fcjn van een geloofsbrief (art. 13, Gew.
Reglement).
j Een half uur vóór de opening der
jpergadering zal de Commissie, benoemd
[volgens are. 36 van het Regiem, der
Jrew. Vereen., bijeenkomen tot hot nazien
der rekening en Verantwoording van de
Penningmeesters (de Afgevaardigden der
Afdeelingen Haarlem, Wormerveer en
Hilversum), alsook de Commissie, be
noemd volgens art. 37 van het Regiem.
Eer Gew. Vereen., tot onderzoek der
geloofsbrieven.
Orde der werkzaamheden. 1. Verwel
king van de Vergadering door den
Voorzitter der afdeelïng Haarlem. 2.
Opening der Vergadering door den Voor
zitter der Gewestelijke Vereeniging. 3.
Rapport der Commissie tot onderzoek
Her geloofsbrieven. 4. Lezing der notulen
de vorige Vergadering. 5. Mede-
[deelicgen van het Bestuur. 6. Rekening
[en Verantwoording der Penningmeesters
Rapport van de Commissie daarom
prent. 7. Benoeming van een Af'gevaar-
naar de Algemeene Vergadering
Ides Genootschaps. 8. Behandeling van
Jden Beschrijvingsbrief voor die Verga-
■dering. y. Bepaling van de plaats, waar
Rjdo Jaarl. Algem. Verg. der Gew. Ver-
]eeniging in 1892 zal gehouden worden.
I(ln het eorstverschijnend Correspondentie-
jblad zal opgegeven worden, welke plaat-
Isen worden voorgesteld.) 10. Bespreking
■van het onderwerp „De onderwijzer en
jde maatschappij." Inleider 'de heer F. J.
IA. Paesi te Haarlem. Stellingen a. De
■poaitio van den onderwijzer is niet zoo
lala ze behoort, b. Oorzaken hiervan zijn
j o. a.de eigenaardigheden van zijn werk-
Ikring, de gebreken van zijn opleiding,
de gebreken 7an het onderwijssysteem
en van de schoolregeling, de onwelwil
lendheid van de maatschappij tegenover
den onderwijzer en de onvoldoende be
zoldiging. o Middelen tot'verbetering zijn
o. a.Omgang met beschaafde menschen,
lectuur en deelneming aan het maat
schappelijk leven. 11. Pauze, 12. Voor
dracht van den heer mr. H. Ph. de
KaDter te Haarlem over de vraag: „Welke
beteekenis moet men hechten aan de
woorden der wet „er wordt overal vol
doend lager onderwys gegeven." 13, Be
handeling van het onderwerp„Het
dramatiseeren van de leerstof." Inleider
de heer J. G. Nijk te Amsterdam. 14.
Behandeling van het onderwerp„'t
Aanechouwingsonderwijs in verband met
het onderwys in de kennis der Natuur."
Inleider de heer P. H. v. d. Ley te
Haarlem. Stellingena. Het aanscüou-
wingsonderwijs is onontbeerlijk voor de
lagere school, b. Het moet niet tot de
voorbereidings- en laagste klasse beperkt
blijven, o. Voor een deel is het eene zeer
gewenschte inleiding tot het aanschou
welijk onderwijs in de verschillende vak
ken, voor een ander deel gaat het on
gevoelig over in het onderwijs iü de
kennis der Natuur, d. Het gebruik vau
platen bij bet allereerst onderwijs ia zeer
af te keuren platen kunnen alleen dieDst
doen, om eens verkregen voorstellingen
in 't geheugen terug te roepen, e. Be
halve verschillende eigenschappen moeten
ook handelingen en werkingen worden
waargenomen, Bij het aanschouwings-
onderwijs moeten de leerlingen zooveel
mogelijk handelend optreden., evenals het
geval moet zijn bij 't onderwijs in do
kennis der Natuur. 15. Rondvraag en
sluiting.
Vëór den aanvang der Vergadering
zullen de bezoekers de Groote Kerk
kunnen bezichtigen.
De Atdeeling Haarlem zal de bezoe
kers in de gelegenheid stellen, na afloop
van de Vergadering een tochtje per
stoomtram te maken. Daarna zal gelegen
heid zijn, deel te nemen aan een maal
tijd a ƒ2.50 per couvert, met inbegrip
van fleseh wijn.
Namens het Gewestelijk Bestuur'.
H. Kroese, Voorzitter.
S. Baerfc, lste Secretarie
(lste Parkstraat 420).
Amsterdam
14 April 1891.
N.B. De Secretaris van de Levens
verzekering-Maatschappij en die van de
Gewest. Commissie van het Ondersteu
ningsfonds zullen op de Vergadering
genwoordig zijn. In de pauze stellen zij
zich beschikbaar, ten einde inlichtingen
te geven betreffende deze twee instel
lingen.
Ten behoeve van de bezoekers der
Vergadering, zal de heer Schmöliing
tusschen 9 en 10 ure 'a morgens het
orgel in de Groote Kerk bespelen.
De Gids van Mei bevat met het
laatste opstel van Sachse, een woord van
de redactie over den jonggestorven
auteur, van wien zij zegt
„In zijn zwak liebam huisde een
buitengewoon schrandere geest, en dat
hij met de hem geschonken talenten ge
woekerd heeft, kan een vluchtige blik op
zijn letterkundigen arbeid bewijzen. Op
zijn vijftiende jaar schrijft hij een hel
dendicht, dat de Noormannen tot onder
werp heeft, en waarvan de versificatie
zoowel als de opzat als zeer merkwaar
dig geroemd worden. Later, wanneer hij
een studie heeft geschreven over de
werken van Vosmaer, schrijft deze: „Ik
sta letterlijk verbaasd, dat een niet-
Graecus mij zoo goed begrepen heeft."
En die „nieü-Graecus" had onkel tot
zijn dertiende jaar sohou. gegaan, was
toen op kantoor gekomen, eerst bij een
HaarlemBche bankinstelling, later bij den
uitgever Tjeenk Willink, en had door
eigen studie in zijn vrijen tijd al die
kennis van vreemde talen en haar letter
kunde zich moeten eigen maken, ook
latijn leerde hij zichzelf waarvan
zijn talrijke opstellen, voornamelijk over
de nieuwere fransche letterenover
Flaubert, de Goncourts, Guy de Mau
passant, Zola, getuigen. Jong in zijn
sympatieën, vergaloppeerde hij zich wel
eens. In zijn studie over Piet Paaltjens
wekt hij de verontwaardiging van velen
door een totaal gemis aan waardeering
van het kostelijk talept, j an dezen ue-
derlandsehen humorist. Maar het was geen
pedanterie, die hem zoo deed schrijven.
Wie met Sachse in letterkundige brief
wisseling geweest zijn, weten dat nie
mand een wenk, een terechtwijzing, een
afkeuring vriendelijker opnam, dan deze
joDge man. Sachse zocht zijn weg nog.
Behalve de letterkundige eesays, welke
wij noemden, schreef hij oen zeer groot
aantal sonnetten en andere gedichten
voor het grootste deel nog in manu
script welke meer nog van zijn groot
assimilatievermogen, van een merkwaar
dig heerschappij over den vorm, dan van
een eigen, oorspronkelijken dichterle
ken geest getuigen in zyn volle kracht
was Sachse eerst, waar hij over de na
tuur, over de duiüen en hun flora schrij
ven kon dat toonde hij, jaren geleden,
in een ongeteekecd ©pstel over de „Bo
tanische Wandelingen", van F. W. van
Eeden dat nog een vorig jaar in den
roman „Een verloving," door hem onder
het pse*doniem Raaa Neida uitgegeven,
Die roman, welks gebreken wij in de
Bibliographie van bet Decembernummer
signaleerden, stak hoog genoeg uit boven
het peil der gewone ramans, om de aan
daeht van dagbladen en tijdschriften te
trekkenmaar wat er vooral in trof
was de artistieke wijze, waarop de
schrijver de natuur in zijn werk laat
optreden."
Naar men verneemt zal het werk van
het bouwen van een Ziekenhuis inet
kapel door de afdeeling Haarlem, van
de broeders van Johannes de Deo, op
een terrein aan de Maarten van Heems
kerkstraat, onder eigen beheer geschieden.
Programma vau hst orgelconcert in de
Groote Kerk op Zaterdag 9 Mei door
den heer Louis Hoog, met welwillende
medewerking van Mej. C. Ribbe, alt
zangeres te Amsterdam. Praeludiura
(Band III No. 1) Bach; Andante, Bach
Aria Mattb&us-Paision) Baoh Toccata
(Band III No. 2) Bach Air, Raeitativ
en fuga, HandelAria uit den Elias
Mendelssohn.
„C'en est fait", waren de eerste woor
den, die de gewezen baritonzanger der
Nedorl. Opera, de heer J. M. Orelio,
Donderdagavond in onzen schouwburg
zong. Ja, wel is het uitUit is het
namelijk met het seizoen, uit met de
lust van het publiek om in warme zalen
te zitten.
Ge moet niet denkeD, waarde heer
Orelio, dat wij Haarlemmers u nu reeds
vergeten zouden zijD, u dien wij zoo vaak
hebben toegejuicht. Maar als ge eens
wist, hoe ontzaglijk veel wij dezen winter
hebben kunnen hooren I En bet seïzóen
wordt zóo uitgerekt, het begon al in
September en is nu nog niet om. Als
wij de „Frübling" en de „Blumeia" en
do „schëne Monat Mai" in de natuur
.kunnen bewonderen, gaan wij liever niet
meer naar de concertzaal, om al die heer
lijkheden te hooreD bezingen.
Dat zijn, geloof ons, de redenen waarom
do schouwburg Donderdagavoud zoo
slecht bezet was. Dat en geen andere
Want als zij u gehoord hadden, de tal
rijke kunstliefhebbers hier, de trouwe
bezoekers van Bach en Toonkunst, dan
zouden zij u hebben toegejuicht, als van
ouds, om uw warm, vol, klankrijk stem
geluid en uw geacheveerde voordracht.
Dat gij ook op het concert nog altijd
wat veel operazanger blijft, zal niemand,
die uwe machtige manier van zeggen
gevoelt, in zijn eigen hart gevoelt, u
kwalijk nemen.
En nu ik met u zoowat zit te keuve
len, krijg ik eene gewaarwording, alsof
wij met ons vijven onder eene verandah
zitten, gij uwe drie mede-eoncertgevers
en ik, met een glas zachten Rijnwijn
voor ons, op een schoonen Meiavond.
„Ja, mevrouw Orelio, gij moet mij
niet kwalijk nemen, dat ik uwen echt
genoot het eerst heb toegesproken. Hij
steekt toch boven u drieën uit, ziet gy.
Maar u heeft veel studie gemaakt en
uw coloratuur is niet onaangenaam om
te hooren, al klinkt die bij een opera
orkest beter, dan bij een magere piano.
Mag ïk mij nu tot den heer Schmier
wenden Ja Dank u.
Kijk, meneer Schmier, er zijn soorten
van zangers, dat weet u zoogoed als ik.
Er zijn er met veel stem en veel voor
dracht, maar die zijn heel zeldzaam er
zijn er met veel voordracht en weinig
stem, zoo zijn de me68ten, en dan einde
lijk zijn or, wier stem veel beter is dan
hun voororacht. We zitten hier nu onder
zoo'n lekker glaasje wijn, en 't weer is
hoo zacht en die nachtegaal ginds slaat
zoo mooigo kunt nu niet boos worden.
Uw stem is in de lage tonen, die dan
toch ook uw specialiteit zijn, zoo mooi
en klankrijk, maar waarom toch haalt
u alles zoo uit de keel lAls ge dat niet
deedt, zou ik zoo gaarne nog wat meer
over uw optreden uitweiden. Nu ga ik
over tot mevrouw Ophemert-Schwencke.
Hm, mevrouw, hm ik stotter soms
een beetje als ik wat zenuwachtig
wordu moet my dat niet kwalyk
Demen. Uwe liedjes waren niet onver
dienstelijk, wel, bij het wiegelied van
Jan Morks was uw voordracht heelwat
meer waard, dan de compositie zelf. Maar
waarom wil u toch altijd zoo gaarne
hoog, heel hoog Ik dacht zoo gisteren
avond, dat het u gespeten moet hebben,
dat er geen hooge h in d9 muziek bestaat.
Ik zag met angst u telkens zoo heel hoog
6tijgen iu de' luchtballon van w toon
ladder en in mijn verbeelding bemerkte
ik dan de parachute, waarmee ge u liet
vallen. Enfin, u kwam altijd behouden
weer op den grond, al was 't ook wel
eens met een schok
Weet u, wat mij gespeten heeft Dat
wy alleen soli gehoord hebben, behalve
het duo van u, meneer Orelio, met uwe
echtgenoote, dat heel, heel mooi is ge
weest Ik had zoo graag een trio ge
hoord. Maar, zult gij zeggen, zoo'n pers
man wil ook altijd meer dan hem gegeven
wordt en daarom wil ik u wel vertellen,
dat uw concert mij zeer goed bevallen is,
op myn woord Laat ik met u klinken
en myn glas op uwe gezondheid ledigen
Gij drieën zijt niet de eersten de besten
en zult daarom geen rancune gevoelen
over wat ik u gezegd heb. Zwakke men
schen kunnen niet tegen een stootje, maar
die vast op hun voeten staan, groeien
onder de verdrukking. Uw muzikale piëde
stal waggelt zoo gauw niet.
Maar mijn glas is leeg, mijn sigaar
uit, het wordt koud en de nachtegaal
ie weggevlogen. Adieu Tot het genoe
gen u weer te zien
121)
HOOFDSTUK XIV.
Ann Mary vervolgde
«En wat is zij vriendelijk vc-or die lieve, kleine Dolly Dan-
I vers, die hier met haar tante logeert. En dat wel alleen, omdat
de arme kleine haar vader en moeder heeft verloren. Mevrouw
Carstairs was, geloof ik, op dezelfde school als Dolly's moeder,
toen zij nog een meisje was dat werd ontdekt, toen zij met
elkadr spraken. Ik hoorde mevrouw Carstairs gisterenavond tot
haar zeggen „Geen wonder, Dolly, dat wij zooveel van eTkaAr
houden, wij hebben beiden degenen verloren, die ons het dier
baarst waren op aarde. Arme vrouwDe eene maand bruid en
de volgende maand weduwe."
En de goede ziel zweeg en pinkte de tranen weg, die in hare
eerlijke oogen opwelden.
De nieuwe kellner sloeg, om haar 1e troosten, zijn rechterarm
om haar middel en zeide met zachte ster*
</En hoe zoudt gij het vinden, Ann Mary, on. de eene maand
een vrijster en de volgende maand een bruid le zijn, dat is,
dunkt mij, een betere volgorde, nietwaar?"
//Ga weg, onbeschaamde jongen gaf Ann Mary ten antwoord,
zonder zich evenwel van hem los te maken.
„Een lief, aardig, klein huisje in een van de voorsteden, bij
voorbeeld aan den weg naar Êpsom, met een lief, klein rijtuig,
zwart en rood geschilderd, en een stevig paard om het voort
te trekken. Eenmaal per week een bezoek aan een club en des
Za- erdagsavonds een gezellige bijeenkomst om de gebeurtenissen
van de week te bespreken. Dat zou u wel bevallen."
Ann Mary scheen buitengewoon ingenomen te zijn met zijn
beschrijving, want zij uitte een kreet van vreugde, toen de nieuwe
kellner op die wijze een luchtkasteel in een der voorsteden
opbouwde. Zij trippelde echter de kamer uit, want reeds een
paar minuten lang weerklonk tie electrische bel in de
gang.
De nieuwe kellner bleef een oogenblik staan in diep gepeins
verzonken, wellicht in aanschouwing van het vizaoen, dat hij
Ann Mary had voorgespiegeld. Daarna schudde hij driftig het
hoofd en riep uit
„Wees toch verstandig. Dat had ik nooit van u kunnen den
ken. Elet is waar, een lief gezicht is voor alle zaken, welke ook,
een hinderpaal."
En de nieuwe kellner verliet het vertrek, juist op het ooge*-
blik, dat Claribel.cn Dolly Danvers binnentraden.
Toen Claribel zich op een stoel liet neervallen en haar zak
doek voor haar gelaat hield om hare tranen tj verbergen, klom
Dolly op haar schoot, sloeg hare kleine armpjes om haar hals
en fluisterde
„Scluei, als 't u blieft, niet, mevrouw. Als ik u zoo zie, dan
moet ik ook schreien.'1
„Lieveling," riep Claribel uit, te midden van hare tranen, „ik
j heb ook zooveel verdriet."
j „De meeste menschen, die vriendelijk en zacht zijn, hebben
verdriet," zeide Dolly peinzend.
„Ja, dat komt misschien, omdat de meeste menschen, die ver
driet hebben, vriendelijk en zacht zijn," en zij drukte de kleine
aan haar hart.
De aanwezigheid van dit kleine meisje schonk haar troost;
haar kinderlijk gebabbel, haar kinderlijk medelijden gaven Cla
ribel afleiding. Wanneer wij in de oogen van kinderen staren,
dan schijnt de hemel niet zoover van ons te zijn verwijderd.
„Gij houdt van mij, nietwaar, Dolly en als antwoord klemde
de kleine hare mollig,e..,»nnpje§ nog vaster om haar hals.
J?>ik' noud veel van u," zeide Dolly. „Ik heb nog nooit zoo-
"v^er^ai'D iemund gehouden, sedert de engeltjes mama hebben
meegenomen. Gij zijt geheel anders dan de andere menschen. Gij
zijt nooit boos op mij en beknort mij nooit zooals de anderen.
O, ik zou altijd wel bij u willen blijven, mevrouw Carstairs."
En Dolly's groote oogen werden nog grooter bij deze gedachte.
„Nu mama niet meer bij mij terugkomt, zou ik dat het liefst
willen."
Claribel streek de goudblonde, golvende lokken naar achteren
en drukte een kus op het lieve, kinderlijke gelaat. „Misschien,"
zeide zij, „zullen wij over eenigen tijd op een grooten afstand
van hier te zamen gaan wonen in een lief, kfein huisje, waar
rozenstruiken de muren bedekken, bij de oevers van een mooie,
breede, heldere rivier, waarop statige schepen met witte zeilen
langzaam voortglijden, waar de grasvlakten bedekt zijn met