TWEEDE KLAD
ie nalalenscliap van flen soldaat.
TEUTATÈS.
BINNENLAND.
BEHOORENDE BIJ
BAABLjEM'JS DAGBLAD
VAN
Maandag 8 Juni 1891.
Arme Tom I Hy was een man uit
duizend dapper als een leeuw, vroolijk
als een leeuwerik en zeo vlug od
koap
Schouder aan schouder hadden wij
menigen mijl onder de brandende afri-
gen a en ik ben volkomen instaat voorOfschoon ik onafgebroken op de be-
mij zelve en mijn eigendom te waken. I drukte pagina staarde, was mijn geest
zon atgelegden toen Tom
door een koorts werd aangetast en stierf,
viel er uit menig oog in het regiment
een traan.
/Harry, oude jongen," zeide hij tot
mij, terwijl zijn brekend oog de laatste
zonnestraal opving, die door de opening
van de tent naar binnen viel, ;/ik geloof
dat ik u deze kleinigheden wel kan toe
vertrouwen voor mijn zuster Marie, niet
waar? Zij zal er prijs op stellen. Zij
had altijd een zwakke plaats in haar
hart voor haar deugniet van een broeder.
Arm kindzij zal nu alleen zijn
geheel alleen. Een treurig lot voor een
lief meisje van twintig. Maar, komaan.
Mijn kleine Marie EUrry, ik wensch.
Hij bracht den zin nooit ten eindo,
en de stem, dio, met haar helderen klank,
zoo menig ontmoedigd hart steun en
hoop had gegeven, stierf weg in de
eeuwige stilte.
Eerbiedig belastte ik mij met de erfe
nis Vrtn den armen joegen aan zijn zus
ter, zijne medailles en kruisen, die hij
met levensgevaar had verdiend. Spoedig
daarop voerde het lot mij naar Europa
terug.
Toms zuster was te Parijs, en ik vor-
langde om zoo spoedig mogelijk der
waarts te gaan, ten einde mij van mijn
opdracht te kwijten, 6n, zoo mogelijk,
uithoofde van mijn vertroawelijken om
gang met Tom, een plaatsje in zijn
zusters genegenheid te veroveren. Zooals
iemand door een fotografie en een
gloeiende beschrijving verliefd kan wor
den, zoo dankte ik het aan Tom's wel
sprekendheid, dat ik verliefd was op Marie
Marsden. Ik geloof dat de door mijn
kameraad 'half geuite wensch, toen hij
stierf, was dat ik het recht mocat ver
overen Marie in mijne bescherming te
nemen.
Toen ik te Marseille aankwam, vond
ik een brief van myne tante, mevrouw
Cashmore. die mij verzocht, haar eenige
dagen te MentODe te komen bezoeken,
daar z-ij eene belangrijke zaak met my
te bespreken had.
Deze uitnoodiging, die mijn wensch,
Marie terstond op te sporen in den weg
stond en inzonderheid omdat ik eene
sterke verdenking koesterde tegen het
vurig verlangen van mijne tante om mij
te zien was mij hoogst onwelkom. Zij
had bepaald een weinig te roekeloos
gespeeld te Monte Carlo de speel
woede was sinds langen tijd een
chronische kwaal bij haar §eweest
en zij verlangde nu naar mij om haar
uit de verlegenheid te helpen. Maar de
eene dienst is den ander waard. Ia mijn
jongensjaren had menige halve souverein
zyn weg gevonden van tante Cashmore's
beurs naar mijn zakwaarom zou ik
nu geen //bonne mine a mauvais jeu"
en mij haar tot vriendin maken,
ofschoon ik van harte weneohte dat de
uitnoodiging op een anderen tijd was
gekomen.
Ofschoon de afrikaansche schoonen voor
mij altijd een zeer geiioge aantrekkelijk
heid hadden gehad, boeiden het voor
komen en het toilet van mijn tante mij
bizonder.
Zij was een knappe vrouw en daarvan
volkomen bewust, en de bedwelmende,
prikkelende geur van patchouli, die hare
bewegingen vergezeldeoefende eene
aantrekkelijkheid te meer uit om zich do
moeite te geven de aandacht aan haar
te schenken. Zij droeg haar zijde-achtig
wit haar hoog boven haar nog schoon
voorhoofdeen zacht-getinte shawl hing
gewoonlijk op bevallige wijze over haar
ronde schouders en een menigte gouden
ïiügen sierde hare welgevormde handen.
Bovendien droeg zij een aantal zeldzaam
schoone en kostbare ornamer. ten aar. haar
boezem, een fluweelen valies met massief zil
veren sloten, gevuld met reukffeschjeo met
gouden knoppen en versierd met juwee-
len benevens eene chatelaine zoo prachtig
met goud en parelen getooid, dat tante
met dat alles wel een wandelenden ju
weliers winkel geleek.
Eerst wekte dit weerzin bij mij op, en
ontlokte het my do uitdrukking der
vrees, dat zij op een mooion dag eens
op een harer wandelingen zou worden
beroofd, als zij voortging met al dat
schoons zoowel binnen- als buitenshuis
te dragen.
z/Weee toch geen oude grommige
brompot voor uw tijd, beste Harry,"
was alles wat ik voor mijne oplettend
heid tot dank kreeg. //Ik heb niet tien
jaar voor niets in de Riviera doorge
bracht" dat bad zij niet, zooals hare
verliezen te Monte Carlo konden getui-
We zijn, goddank, de dagen van straat-
rooverij laeg voorbij."
Mijne tante had Tom Marsdena fami
lie in vroegere jaren gekend en stelde
bizonder veel belang in mijne zending
naar Parijs. Ofschoon met tegenzin
loonde ik haar, om haar bijna kinder
achtige nieuwsgierigheid te bevredigen,
Toms souvenirs, die hij aan mijne handen
had toevertrouwd om ze zijn zuster te
brengen.
Het scheen my eene heiligschennis om
in zulk een omgeving te toonen,
Mijn ergernis was buitengewoon, toen
tante Cashmore mij de bewaking vroeg
van deze gewichtige zaken tot aan den
avond, daar zij ze aan eene vriendin
wilde laten zien.
Eerst weigerde ik, maar hoar over
redend pleidooi deed my ze ten slotte
weekhartig afstaan.
Eecige uren later, terwijl ik mij bi-
zonder onderscheidde in een spel biljar!
riep een bediende mij naar het //Hotel
des Palmier8," waar mijne tante woonde,
en voegde er bij dat ik mij moest haasten.
Daar wachtte mij een fraaie tijding.
Mevrouw Cashmore, mijne tante, was in
de avenue aangevallen en beroofd, de
dief was met zijn geheele prooi ontsnapt.
Zoodra ik mij overtuigd had, dat mijne
waardige bloedverwante er zonder let6el
was afgekomen, kon ik een zeker leed
vermaak niet onderdrukker:, dat mijne
gewraakte voorspelling zoo spoedig was
uitgekomen, maar natuurlijk liet ik dat-
niet blijkeD, terwijl ib luisterde naar
het verhaal van het slachtoffer:
//Ik ging tijdig genoeg terug om mijn
twaalfuurtje te gebruiken," zoo begon zij,
z/toon ik op die rustige plaats aankwam
op een van de schoone wandelingen, die ik
dagelijks maak,en ik werd opgeschrikt door
een man, die over de heg sprong en
mij iets zeide, dat ik niet verstond. Toe
wierp hij mij plotseling neder bij een
booin, legde een hand op mijn mond
o, zulk oen vuile hand! en met de andere
ontnam hij mij mijne sieraden, ook mijne
chatelaine. Toen zette hij het op een
loopen, en ik begon te schreeuwen, maar
't was te vergeefs. Een troep bedienden
dooraocht den omtrek, maar de schurk
was hen te vlug af. Het spijt my erg,
Harry, maar die medailles en dingen van
den armen joDgen Marsden waren erbij.
Zij waren gelukkig van niet veel waarde,
en ik onderstel..."
z/Groote hemelge wilt toch niet zeg
gen, dat de dief Toms laatste giften aan
zijn zuster heeft medegenomen," riep
ik in vertwijfeling en wanhoop uit.
z/Ja, ze zijn weg, maar wat zijn die
dingen by mijne zwarte parelen eu echte
indiscue filigree, en... Ik viel haar in
de rede met een meer gebiedenden dan
beleefden uitroep, naar ik vrees, want
ik bemerkte tersluiks dat mijne tante mij
aanzag met een blik van de grootste
verbazing.
Wat een dwaas was ik g6wee.se, om
Toms nalatenschap voor een oogeablik
■it mijn handen te geven 1 Hij had haar
evengoed aan den eersten den besten
dommen neger kunnen toevertrouwen.'
Kon ik ooit nog weder het hoofd op
heffen bij de enkele gedachte aan Marie
Marsden, die ik zoozeer had veronge
lijkt door myne onverantwoordelijke
achteloosheid
Eu wanneer ik haar in 't gelaat zou
zien, hoe zou ik daartoe den moed
hebben, zonder dat ik die gestolen goe
deren had teruggekregen?
Ik moest ze terughebben al moest het
ook mijn laatsten stuiver kosten, ik wilde
de erfenis van den armen Tom terug
krijgen of mijn geweten zou voor altijd
bezwaard zijn.
Hoe zag de vent eruit, tante, die u
aanviel vroeg ik, bevend van woede.
Een kort dik man met een breeden
neus en kleine zwarte oogen. Op den
rug van een zijner handen had hij een diep
litteeken."
Dat was een gewichtige aanwyzing,
die de politio-inspecteurs gretig optee-
kenden, en spoedig had ik de verzeke
ring dat de beste maatregelen genomen
waren om den schuldige op te sporen.
Do toestand van mijn geest grensdo
aan wanhoop, en ik wist niet hoe ik mij
uit de verlegenheid zou redden. Ik schrok
ervoor terug, voor juffrouw Marsden te
verschijnen zonder haar broeders nalaten
schap en zij zou zich over mijne niet
verschijning verwonderen, daar Thomp
son haar van mijne zending had inge
licht. Aan de andere zijde haatte ik het
denkbeeld om te Mentono te blijveu,
waar het ongeluk was gebeurd.
Te midden van mijn verslagenheid
vernam ik dat een dag na de roof
partij, verdachte personen naar Mar
seille werden overgebracht, misschien
zou onder ben zich de inau bevin
den, dien wij zochten.
Daar Marseille een stap dichter bij
Marie was, besloot ik mij daarheen te
begeven oin te zien of ons vermoeden
ook zekerheid kon worden.
Myn eeaig gezelschap in de spoorweg
coupé was eene darne met scherpe ge
laatstrekken en van een niet te bepalen
leeftijd, met een menigte doozen en pak
ken. Niet verlangende haar te vervelen
met pogingen om een gesprek aan te
knoopen, waarop zy niet gesteld zou zijn,
tiok ik mij achter mijn dagblad terug
en vergat de aanwezigheid de* dame.
J mylen ver weg, bij Marie, die ik wel
licht nimmer zou aanschouwen. Myn
bitterzoete droom werd plotseling afge
broken door mijne reisgenoote? die ze
nuwachtig aan een punt van mijn
courant trok. Ife zag haar verwonderd
aan en bemerkte dat zij zeer gejaagd
waszy trok het blad uit mijn hand en
drukte den viDger op hare lippen om tot
stilzwijgen te vermanen.
Ik heb zeker met de eene af andere
romantische zottin te doen," dacht ik bij
mij zeiven, terwyl ik onwillekeurig naar
het alarmsignaal aan den tegenoverge-
steldon wand zag.
De dame schreef haastig eenige woor
den op den rand van mijn blad, dat zij
vervolgens teruggaf.
Ik las
«Er 13 een raan onder de bank ver
borgen. Hebben wij e9n aanval te
vreezen
Zeer benieuwd om te weten ff mijne
reisgenoote wel bij haar hoofd was of
werkelijk met reden ontsteld, schreef ik
in antwoord
z/Zijt ge wel zeker Zaagt ge hem
binnenkomen
z/Neen, ik voelde hem, hij greep mij
bij het been," werd haastig onder mijn
vraag gekrabbeld
Ik kon niet onderstellen dat een echte
straatroover zoo dom zou zijn, een aan
slag op de enkels van zyne slachtoffers
t8 beginnen voor tot een meer ernstigen
aanval over te gaan, en daarom schreef
ik met een vaderlijken, geruststellenden
jimlach
//Waarschijnlijk was het slechts een
hond,"
//Neen, ik voelde zijn vingers. Zullen
wij den trein niet doen stilhouden Er
moet iets gedaan wordenschreef zij met
een krachtige onderstreeping van de
laatste woorden.
Het was natuurlijk mijn plicht om de
oorzaak vau den steeds aangroeienden
angst van mijne schoone buurvrouw te
leeren kennen en zoo vroeg ik of de
juffrouw ook tegen tabaksrook was, in-
tusschen haar met mijn gelaat aandui
dende dat zij geen bevestigend antwoord
moesl geven,
Zij zeide dat zy bizonder veel hield
van den reuk van een goede sigaar.
//Dank u, voor uw verlof, mejuffrouw,
wanneer ik niet kan rooken gevoel ik
mij niet prettig."
z/Ik was blijde dat wij het schriftelijk
discours eindelijk eens door een monde
ling konden vervangen. Ik stak al pra
tende een lucifer aan, en toen deze uit
ging, liet ik hem opzettelijk vallen, met
zekere teleurstelling uitroepende: //Het
was mijn laatste lucifer. Ik moet toch
eens probeeren of ife er niet een vonk
van kan behouden oui myn sigaar aan
te steken."
Ik bukte om het verbrande overblijfsel
op te rapen en wierp een scherpen, on
derzoekenden blik ouder de bank. Mijne
reisgenoote had gelijk een man lag
gekromd en weggekropen in de st&haduw.
Zijn gelaat was afgewend, maar ik zag
duidelijk zijn kaDd op welks rag het
litteeken zichtbaar was ondanks een
laag vuil en stof.
Op het gezicht van die vuile hand,
begor. mijn hart luide te kloppen. Niet
uit vrees mijn eigenwaarde noodzaakt
mij tegen eene eventueele verdenking op
te komen maar omdat wy den schurk
in onze macht schenen te hebben, die
de arme Toms medailles bezat.
Ik zou dus ten slotte voor Marie
kunnen verschijnen, inplaats van als een
geslagen hond mij te moeten verwijderen.
z/Heb ik geen gelijk?" vroeg de dame
thans mes haar oogen, inplaats van met
het potlood.
z/Ja," schreef ik //wij moeten den
kerel zoo spoedig mogelijk laten arres
teeren. Laat hem niet bemerken, dat wij
zijne aanwezigheid vermoeden."
Het halve uur dat verliep tusschen de
ontdekking van den man en onze aan
komst aan het naaste station, was een
tijd van angst voor de dame met de
scherpe gelaatstrekken en van nauw on
derdrukte opgewondenheid voor mij. Zou
de man te voorschijn springen en of mij
vallen of trachten te ontsnappen voor
de trein stilhield Liever met hem in
een wanhopigen strijd, dan hem en zijn
buit voor altijd te verliezen. Ik kon geen
onderstelling maken aangaande zijn kracht,
daar ik niets meer van hem had gezien,
dan zijn geteekeode hand. Voor de dame
hoopte ik vnrig dat een gevecht haar
gespaard mocht blijven.
Tot mijn groote verlichting begon de
trein thans zijn loop te vertragen, en de
zware stem van den conducteur, die den
naam van het station afriep, klonk mij
als hemelfiche muziek in do ooren.
Zoodra wij stilhielden, wenkte ik den
eersten den besten btarobte, dien ik zag,
deze, de noodige versterking halende,
maakte kort werk met den man te arres
teeren, die dus zyn vracht bad ontdoken,
en bracht hein spoedig in verzekerde be-
waring.
Tot mijD •nuitsprekeüjke vreugde wer
den de medailles van den armen Tom op
hem gevonden, benevens het grootste ge
deelte van myne tantes eigendommen.
De man, een oude boef, laebte en spotte
met zijn eigen aanhouding.
Waart ge..*gek oi sliept ge, toen ge
by vergissing den voet der dame aan-
raaktet vroeg ik.
z/Wel, ziet u, mijnheer," antwoordde
hij, //ik zag in 't donker het been van
de dame voor een poot van de bank aan,
en greep mij er aan vast om mij eens
om te wenden. Nooit ben ik meer ge
schrokken, dan toen ik dat been voelde
bewegen. Het was een ongelukkige ver
gissing
Twee dagen later was ik te Parijs en
de gelukkige ontvanger van eene nitnoo-
diging van juffrouw Marsden, om bij
haar te komen dineeren op een villa,
waar zy tijdelijk gelogeerd was, tien
minuten van de stad.
De sehooDe Marie, met haar zwarte
oogen, was bleek als een lelie in haar
rouwgewaadik gevoelde in mijn hart
diep medelijden met haar smart. Ik be
minde haar van het oogenblik af, dat zij
hare beide handen in do mijne legde en
mij verwelkomde als een vriend en kame
raad van haar verloren broeder, en voor
er eenige weken verloopen waren, had
ik vaD haar de verzekering gekregen,
dat mijne liefde beantwoord werd.
Toen Cesar Latourette Teutatès bad
geschreven, Gallisch drama in vijf be
drijven en in verzen, bood hij het aan
den directeur van een schouwburg. Het
stuk, behoeven wij het nog te zeggen,
was een meesterwerk.
//Laat het hier meneer, dan zal ik het
lezen," zei de diredteur.
z/Laat het hier, meneer, dan zal ik het
laten leaen," zeide een tweede directeur,
drie jaar later.
z/U laat iets liggen meneer," riep vier
jaar later een derd8 directeur hem na,
terwijl Cesar zyn kantoor verliet en hij
stelde den auteur beleefd zijn manus
cript ter hand.
Toen werd Cesar nadenkend.
op den bodem lag.
//Meneer, u redt mijn leven riep de
drenkeling. Cesar glimlaohte vriendelijk
en het hoofd van den directeur boven
water houdende, begon hij
i/Gij allen die hier thans vergaderd
zijt
De directeur sidderde. //Vaarwelriep
hij en zich uit den greep van Cesar
losrukkende, zonk hij getroost naar de
diepte.
5.
//Als ik mij eens wendde tot een schrij
ver van naam," daoht Cesar Latourette
op zyn 57ste jaar. Een vriend stelde hem
voor aan den bekenden criticus Achille
Babylas. Deze gaf door een hoffelyk ge
baar te kennen, dat hy luisteren zou
naar de voorlezing van Teutatès.
Cesar begon
z/Gij allen die hier thans vergaderd
zijt...."
De dichter keek den criticus even aan.
Deze vertrok geen spier en zonder aar
zelen las Cesar het geheele eerste bedrijf
zonder stoornis voor.
//Welnu, meester, wat zegt gij ervan
De criticus antwoordde niet.
Een vreeselijk vermoeden kwam in het
brein van den dichter op. Hij nam een
revolver en sohoot alle zes kogels Daast
het oor van den criticus af. De man ver
roerde geen vin, hij was doofstom.
,/Ellendeling brulde Cesar Latourette
zijn lijvig manuscript opheffende,
■•eg hij den criticus er de hersens
mee in.
Eens, toen hij in een café-concert was,
zag hij daar een theater-directeur, die
vol aandacht naar de toeren van eenige
acrobaten keek.
//Goed dat ik het weet," zei Cesar
Latourette, tragisch en hij ging de zaal
uit, met een grootsch plan in zyn hoofd.
Eenige jaren later drong Cesar bij
dien theater-directeur binnen. Hem volgde
een neger, die een groote zwarte kist
droeg.
nis die kist vol drama's vroeg de
directeur ontzet.
Cesar glimlachte en schudde het hoofd,
Hij opende de kist, en haalde er het
handschrift van zijn drama Teutatès uit,
benevens twee gewichten van veertig
kilo elk, opende het handschrift, deed
den directeur opmerken, dat de gewich
ten niet van geschilderd carton waren
en begon met een pathetische stem
zrEERSTE TOONEEL.
(De honing tot de menigte
//Gij allen, die hier thans vergaderd zijt."
Het washet begin van zyn //Teutatès."
Cesar nam de gewichten, hield ze met
gestrekte armen voor zich uit en ver
volgde
//Soldaten, gij wier dapperheid ik ken",
Bravo riep de directeur.
Cesar, de gewichten omhoog werpende
op zijn schouder opvangende, ging
voort
z/Door wier onstuimgen moed ik over
winnaar ben,"
Hierop nam hy den hoed van den
directeur, en liet dien in de lucht draaien
door middel van snelle stokslagen.
h Hoort wat ik heb beslist in wijs beleid."
Met een deftig gebaar slingerde Cesar
den hoed naar de zoldering en ving dien
op zyn hoofd op.
//Om aan de goden mijnen dank te
gaan betuigeD,"
Hier rolde hij zijn handschrift op, stak
het in den mond, slikte het in, haalde
het weer te voorschijn, groette den direc
teur en ging voort
//O, volk zoo trotsch, dat niemand
durft trotseeren,
z/Aan wien geen stervling ooit de
slavernij zal leeren,"
Hij sprong naar de kist en haalde
eeüige in teer gedrenkte stukken linnen
er uit. Op het oogenblik, dat hij die in
brand wou steken, om ze dan op te
eten en in rolletjes lint te veranderen,
riep hij uit: //Drommels, ik heb mijn
Inciters vergeten
//Laat ons te saam voor hen de knieën
buigen
z/Heel goed gedaan, mijn jongen," zeide
de directeur opstaande, //Neem dien rom
mel nu maar mede en vergeet uwe luci
fers niet weer."
Zoo kwam het, dat ook ditmaal
*Teutatès" niet ten einde toe werd ge
lezen.
4.
Toen Cesar Latourette 43 jaar was,
zag hy een tooneeldirecteur in het water
vallen. Dat was eene gelegenheid. Hij
dook en haalde den directeur op, die al
Cesar Latourette werd ter dood ver
oordeeld. Moedig ging hij naar het scha
vot. Het was een prachtige Meimaand en
toen Cesar voor zich uitkeek, zag hy
twee tooneeldirecteuren, die hem belang
stellend aankeken. Hij aarzelde niet.
Gij allen, die hier thans vergaderd
zijt
declameerde hy met een welluidende
stem.
//Soldaten, gy, wier dapperheid
Floodaar viel het mes van de guillo
tine op zijn hals en rolde het hoofd in
de mand.
7.
Een halfuur later lag het hoofd van
Cesar Latourette op de snytafel van de
akademie, om er de gewone proeven
mee te nemen. Men goot het bloed van
een gefailleerden tooneeldirecteur, die
zich zooeven van kant had gemaakt, in
over het hoofd. Toen had er een zon
derling verschynsel plaats.
z/Gy allen, die hier thans vergaderd
zijl
De ontzette geleerden keken elkaar
aan. Men ging journalisten, tooneeldirec
teuren, snelschrijvers halen. Het hoofd
van Ceser zeide den geheelen //Tentatès*
in eén adem op. Men was het eens, dat
het een meesterstuk was. De //Comédie
fran^aise" voerde het op.
Het stuk had een ongehoord succes en
duizenden toeschouwers, dol van geest
drift, eisehten het hoofd van den schrijver.
JEAN RAMEAU.
De Hertogin van Albany,
zuster van H. M. de Koningin-Regentes,
zal op 11 dezer per mailboot te Vlissin-
gen aankomen, en per aansluitenden
mailtrein van 7.24 de reis naar het Loo
vervolgen, om aan HH. MM. een bezoek
te brengen.
Naar wy vernemen zal H. K
H. de prinses Yon Wied, geboren prin
ses der Nederlanden, met Hdr. gezin in
den loop dezer maand te Scheveningen
aankomen, terwijl Z. D. H. de prins
Yon Wied eenigen tijd later wordt ver
wacht, na afloop van de kuur, welke
Z. D. H. thans te Karlsbad ondergaat.
Het vorstelijk paviljoen aan den zeekant,
zoomede de villa's, gelegen aan de Ge-
vers-Deynootstraat, zijn tot ODtvangst
der hooge badgasten in gereedheid ge
bracht. (Utr. Dgll.)
De haagsche correspondent
van de Prov. Qron. Ot. schrijft, dat men
bijna medelijden met de ambtenaren zou
krijgen als men hoort, hoe het departe
ment van Marine nu in rep en roer is,
om den keizer van Duitschland op 30
Juni a. s. toch maar een vloot te kunnen
vertooneo, die wat om te beteekenen heeft.
De een loopt den ander tegen 't lijf.
«Mag ik eens de retro-acte van stuk
no. 1219 hebben?"
iiDaar kan ik u niet aan helpen I Na
den 30n Juni, asjeblieft
//Zou u me eens willen inlichten om
trent het pensioen van matroos A. of Z."
//Geen mogelykheid I Na den 30n Juni
Iedereen houdt er zich mee bezig, om
den keizer hazenpeper zonder haas tooi
te zetten, en een vornuftig ambtenaar
moet zelfs op het denkbeeld gekomen
zyn, om net voorbeeld te volgen van de
optoehten op het tooneel waar dezelfde
groep, die aan de linkerzijde achter de
schermen verdwijnt, aan de rechterzijde
als iets geheel nieuws weder voor den