TWEEDE KLAD ie nalalenscliap van flen soldaat. TEUTATÈS. BINNENLAND. BEHOORENDE BIJ BAABLjEM'JS DAGBLAD VAN Maandag 8 Juni 1891. Arme Tom I Hy was een man uit duizend dapper als een leeuw, vroolijk als een leeuwerik en zeo vlug od koap Schouder aan schouder hadden wij menigen mijl onder de brandende afri- gen a en ik ben volkomen instaat voorOfschoon ik onafgebroken op de be- mij zelve en mijn eigendom te waken. I drukte pagina staarde, was mijn geest zon atgelegden toen Tom door een koorts werd aangetast en stierf, viel er uit menig oog in het regiment een traan. /Harry, oude jongen," zeide hij tot mij, terwijl zijn brekend oog de laatste zonnestraal opving, die door de opening van de tent naar binnen viel, ;/ik geloof dat ik u deze kleinigheden wel kan toe vertrouwen voor mijn zuster Marie, niet waar? Zij zal er prijs op stellen. Zij had altijd een zwakke plaats in haar hart voor haar deugniet van een broeder. Arm kindzij zal nu alleen zijn geheel alleen. Een treurig lot voor een lief meisje van twintig. Maar, komaan. Mijn kleine Marie EUrry, ik wensch. Hij bracht den zin nooit ten eindo, en de stem, dio, met haar helderen klank, zoo menig ontmoedigd hart steun en hoop had gegeven, stierf weg in de eeuwige stilte. Eerbiedig belastte ik mij met de erfe nis Vrtn den armen joegen aan zijn zus ter, zijne medailles en kruisen, die hij met levensgevaar had verdiend. Spoedig daarop voerde het lot mij naar Europa terug. Toms zuster was te Parijs, en ik vor- langde om zoo spoedig mogelijk der waarts te gaan, ten einde mij van mijn opdracht te kwijten, 6n, zoo mogelijk, uithoofde van mijn vertroawelijken om gang met Tom, een plaatsje in zijn zusters genegenheid te veroveren. Zooals iemand door een fotografie en een gloeiende beschrijving verliefd kan wor den, zoo dankte ik het aan Tom's wel sprekendheid, dat ik verliefd was op Marie Marsden. Ik geloof dat de door mijn kameraad 'half geuite wensch, toen hij stierf, was dat ik het recht mocat ver overen Marie in mijne bescherming te nemen. Toen ik te Marseille aankwam, vond ik een brief van myne tante, mevrouw Cashmore. die mij verzocht, haar eenige dagen te MentODe te komen bezoeken, daar z-ij eene belangrijke zaak met my te bespreken had. Deze uitnoodiging, die mijn wensch, Marie terstond op te sporen in den weg stond en inzonderheid omdat ik eene sterke verdenking koesterde tegen het vurig verlangen van mijne tante om mij te zien was mij hoogst onwelkom. Zij had bepaald een weinig te roekeloos gespeeld te Monte Carlo de speel woede was sinds langen tijd een chronische kwaal bij haar §eweest en zij verlangde nu naar mij om haar uit de verlegenheid te helpen. Maar de eene dienst is den ander waard. Ia mijn jongensjaren had menige halve souverein zyn weg gevonden van tante Cashmore's beurs naar mijn zakwaarom zou ik nu geen //bonne mine a mauvais jeu" en mij haar tot vriendin maken, ofschoon ik van harte weneohte dat de uitnoodiging op een anderen tijd was gekomen. Ofschoon de afrikaansche schoonen voor mij altijd een zeer geiioge aantrekkelijk heid hadden gehad, boeiden het voor komen en het toilet van mijn tante mij bizonder. Zij was een knappe vrouw en daarvan volkomen bewust, en de bedwelmende, prikkelende geur van patchouli, die hare bewegingen vergezeldeoefende eene aantrekkelijkheid te meer uit om zich do moeite te geven de aandacht aan haar te schenken. Zij droeg haar zijde-achtig wit haar hoog boven haar nog schoon voorhoofdeen zacht-getinte shawl hing gewoonlijk op bevallige wijze over haar ronde schouders en een menigte gouden ïiügen sierde hare welgevormde handen. Bovendien droeg zij een aantal zeldzaam schoone en kostbare ornamer. ten aar. haar boezem, een fluweelen valies met massief zil veren sloten, gevuld met reukffeschjeo met gouden knoppen en versierd met juwee- len benevens eene chatelaine zoo prachtig met goud en parelen getooid, dat tante met dat alles wel een wandelenden ju weliers winkel geleek. Eerst wekte dit weerzin bij mij op, en ontlokte het my do uitdrukking der vrees, dat zij op een mooion dag eens op een harer wandelingen zou worden beroofd, als zij voortging met al dat schoons zoowel binnen- als buitenshuis te dragen. z/Weee toch geen oude grommige brompot voor uw tijd, beste Harry," was alles wat ik voor mijne oplettend heid tot dank kreeg. //Ik heb niet tien jaar voor niets in de Riviera doorge bracht" dat bad zij niet, zooals hare verliezen te Monte Carlo konden getui- We zijn, goddank, de dagen van straat- rooverij laeg voorbij." Mijne tante had Tom Marsdena fami lie in vroegere jaren gekend en stelde bizonder veel belang in mijne zending naar Parijs. Ofschoon met tegenzin loonde ik haar, om haar bijna kinder achtige nieuwsgierigheid te bevredigen, Toms souvenirs, die hij aan mijne handen had toevertrouwd om ze zijn zuster te brengen. Het scheen my eene heiligschennis om in zulk een omgeving te toonen, Mijn ergernis was buitengewoon, toen tante Cashmore mij de bewaking vroeg van deze gewichtige zaken tot aan den avond, daar zij ze aan eene vriendin wilde laten zien. Eerst weigerde ik, maar hoar over redend pleidooi deed my ze ten slotte weekhartig afstaan. Eecige uren later, terwijl ik mij bi- zonder onderscheidde in een spel biljar! riep een bediende mij naar het //Hotel des Palmier8," waar mijne tante woonde, en voegde er bij dat ik mij moest haasten. Daar wachtte mij een fraaie tijding. Mevrouw Cashmore, mijne tante, was in de avenue aangevallen en beroofd, de dief was met zijn geheele prooi ontsnapt. Zoodra ik mij overtuigd had, dat mijne waardige bloedverwante er zonder let6el was afgekomen, kon ik een zeker leed vermaak niet onderdrukker:, dat mijne gewraakte voorspelling zoo spoedig was uitgekomen, maar natuurlijk liet ik dat- niet blijkeD, terwijl ib luisterde naar het verhaal van het slachtoffer: //Ik ging tijdig genoeg terug om mijn twaalfuurtje te gebruiken," zoo begon zij, z/toon ik op die rustige plaats aankwam op een van de schoone wandelingen, die ik dagelijks maak,en ik werd opgeschrikt door een man, die over de heg sprong en mij iets zeide, dat ik niet verstond. Toe wierp hij mij plotseling neder bij een booin, legde een hand op mijn mond o, zulk oen vuile hand! en met de andere ontnam hij mij mijne sieraden, ook mijne chatelaine. Toen zette hij het op een loopen, en ik begon te schreeuwen, maar 't was te vergeefs. Een troep bedienden dooraocht den omtrek, maar de schurk was hen te vlug af. Het spijt my erg, Harry, maar die medailles en dingen van den armen joDgen Marsden waren erbij. Zij waren gelukkig van niet veel waarde, en ik onderstel..." z/Groote hemelge wilt toch niet zeg gen, dat de dief Toms laatste giften aan zijn zuster heeft medegenomen," riep ik in vertwijfeling en wanhoop uit. z/Ja, ze zijn weg, maar wat zijn die dingen by mijne zwarte parelen eu echte indiscue filigree, en... Ik viel haar in de rede met een meer gebiedenden dan beleefden uitroep, naar ik vrees, want ik bemerkte tersluiks dat mijne tante mij aanzag met een blik van de grootste verbazing. Wat een dwaas was ik g6wee.se, om Toms nalatenschap voor een oogeablik ■it mijn handen te geven 1 Hij had haar evengoed aan den eersten den besten dommen neger kunnen toevertrouwen.' Kon ik ooit nog weder het hoofd op heffen bij de enkele gedachte aan Marie Marsden, die ik zoozeer had veronge lijkt door myne onverantwoordelijke achteloosheid Eu wanneer ik haar in 't gelaat zou zien, hoe zou ik daartoe den moed hebben, zonder dat ik die gestolen goe deren had teruggekregen? Ik moest ze terughebben al moest het ook mijn laatsten stuiver kosten, ik wilde de erfenis van den armen Tom terug krijgen of mijn geweten zou voor altijd bezwaard zijn. Hoe zag de vent eruit, tante, die u aanviel vroeg ik, bevend van woede. Een kort dik man met een breeden neus en kleine zwarte oogen. Op den rug van een zijner handen had hij een diep litteeken." Dat was een gewichtige aanwyzing, die de politio-inspecteurs gretig optee- kenden, en spoedig had ik de verzeke ring dat de beste maatregelen genomen waren om den schuldige op te sporen. Do toestand van mijn geest grensdo aan wanhoop, en ik wist niet hoe ik mij uit de verlegenheid zou redden. Ik schrok ervoor terug, voor juffrouw Marsden te verschijnen zonder haar broeders nalaten schap en zij zou zich over mijne niet verschijning verwonderen, daar Thomp son haar van mijne zending had inge licht. Aan de andere zijde haatte ik het denkbeeld om te Mentono te blijveu, waar het ongeluk was gebeurd. Te midden van mijn verslagenheid vernam ik dat een dag na de roof partij, verdachte personen naar Mar seille werden overgebracht, misschien zou onder ben zich de inau bevin den, dien wij zochten. Daar Marseille een stap dichter bij Marie was, besloot ik mij daarheen te begeven oin te zien of ons vermoeden ook zekerheid kon worden. Myn eeaig gezelschap in de spoorweg coupé was eene darne met scherpe ge laatstrekken en van een niet te bepalen leeftijd, met een menigte doozen en pak ken. Niet verlangende haar te vervelen met pogingen om een gesprek aan te knoopen, waarop zy niet gesteld zou zijn, tiok ik mij achter mijn dagblad terug en vergat de aanwezigheid de* dame. J mylen ver weg, bij Marie, die ik wel licht nimmer zou aanschouwen. Myn bitterzoete droom werd plotseling afge broken door mijne reisgenoote? die ze nuwachtig aan een punt van mijn courant trok. Ife zag haar verwonderd aan en bemerkte dat zij zeer gejaagd waszy trok het blad uit mijn hand en drukte den viDger op hare lippen om tot stilzwijgen te vermanen. Ik heb zeker met de eene af andere romantische zottin te doen," dacht ik bij mij zeiven, terwyl ik onwillekeurig naar het alarmsignaal aan den tegenoverge- steldon wand zag. De dame schreef haastig eenige woor den op den rand van mijn blad, dat zij vervolgens teruggaf. Ik las «Er 13 een raan onder de bank ver borgen. Hebben wij e9n aanval te vreezen Zeer benieuwd om te weten ff mijne reisgenoote wel bij haar hoofd was of werkelijk met reden ontsteld, schreef ik in antwoord z/Zijt ge wel zeker Zaagt ge hem binnenkomen z/Neen, ik voelde hem, hij greep mij bij het been," werd haastig onder mijn vraag gekrabbeld Ik kon niet onderstellen dat een echte straatroover zoo dom zou zijn, een aan slag op de enkels van zyne slachtoffers t8 beginnen voor tot een meer ernstigen aanval over te gaan, en daarom schreef ik met een vaderlijken, geruststellenden jimlach //Waarschijnlijk was het slechts een hond," //Neen, ik voelde zijn vingers. Zullen wij den trein niet doen stilhouden Er moet iets gedaan wordenschreef zij met een krachtige onderstreeping van de laatste woorden. Het was natuurlijk mijn plicht om de oorzaak vau den steeds aangroeienden angst van mijne schoone buurvrouw te leeren kennen en zoo vroeg ik of de juffrouw ook tegen tabaksrook was, in- tusschen haar met mijn gelaat aandui dende dat zij geen bevestigend antwoord moesl geven, Zij zeide dat zy bizonder veel hield van den reuk van een goede sigaar. //Dank u, voor uw verlof, mejuffrouw, wanneer ik niet kan rooken gevoel ik mij niet prettig." z/Ik was blijde dat wij het schriftelijk discours eindelijk eens door een monde ling konden vervangen. Ik stak al pra tende een lucifer aan, en toen deze uit ging, liet ik hem opzettelijk vallen, met zekere teleurstelling uitroepende: //Het was mijn laatste lucifer. Ik moet toch eens probeeren of ife er niet een vonk van kan behouden oui myn sigaar aan te steken." Ik bukte om het verbrande overblijfsel op te rapen en wierp een scherpen, on derzoekenden blik ouder de bank. Mijne reisgenoote had gelijk een man lag gekromd en weggekropen in de st&haduw. Zijn gelaat was afgewend, maar ik zag duidelijk zijn kaDd op welks rag het litteeken zichtbaar was ondanks een laag vuil en stof. Op het gezicht van die vuile hand, begor. mijn hart luide te kloppen. Niet uit vrees mijn eigenwaarde noodzaakt mij tegen eene eventueele verdenking op te komen maar omdat wy den schurk in onze macht schenen te hebben, die de arme Toms medailles bezat. Ik zou dus ten slotte voor Marie kunnen verschijnen, inplaats van als een geslagen hond mij te moeten verwijderen. z/Heb ik geen gelijk?" vroeg de dame thans mes haar oogen, inplaats van met het potlood. z/Ja," schreef ik //wij moeten den kerel zoo spoedig mogelijk laten arres teeren. Laat hem niet bemerken, dat wij zijne aanwezigheid vermoeden." Het halve uur dat verliep tusschen de ontdekking van den man en onze aan komst aan het naaste station, was een tijd van angst voor de dame met de scherpe gelaatstrekken en van nauw on derdrukte opgewondenheid voor mij. Zou de man te voorschijn springen en of mij vallen of trachten te ontsnappen voor de trein stilhield Liever met hem in een wanhopigen strijd, dan hem en zijn buit voor altijd te verliezen. Ik kon geen onderstelling maken aangaande zijn kracht, daar ik niets meer van hem had gezien, dan zijn geteekeode hand. Voor de dame hoopte ik vnrig dat een gevecht haar gespaard mocht blijven. Tot mijn groote verlichting begon de trein thans zijn loop te vertragen, en de zware stem van den conducteur, die den naam van het station afriep, klonk mij als hemelfiche muziek in do ooren. Zoodra wij stilhielden, wenkte ik den eersten den besten btarobte, dien ik zag, deze, de noodige versterking halende, maakte kort werk met den man te arres teeren, die dus zyn vracht bad ontdoken, en bracht hein spoedig in verzekerde be- waring. Tot mijD •nuitsprekeüjke vreugde wer den de medailles van den armen Tom op hem gevonden, benevens het grootste ge deelte van myne tantes eigendommen. De man, een oude boef, laebte en spotte met zijn eigen aanhouding. Waart ge..*gek oi sliept ge, toen ge by vergissing den voet der dame aan- raaktet vroeg ik. z/Wel, ziet u, mijnheer," antwoordde hij, //ik zag in 't donker het been van de dame voor een poot van de bank aan, en greep mij er aan vast om mij eens om te wenden. Nooit ben ik meer ge schrokken, dan toen ik dat been voelde bewegen. Het was een ongelukkige ver gissing Twee dagen later was ik te Parijs en de gelukkige ontvanger van eene nitnoo- diging van juffrouw Marsden, om bij haar te komen dineeren op een villa, waar zy tijdelijk gelogeerd was, tien minuten van de stad. De sehooDe Marie, met haar zwarte oogen, was bleek als een lelie in haar rouwgewaadik gevoelde in mijn hart diep medelijden met haar smart. Ik be minde haar van het oogenblik af, dat zij hare beide handen in do mijne legde en mij verwelkomde als een vriend en kame raad van haar verloren broeder, en voor er eenige weken verloopen waren, had ik vaD haar de verzekering gekregen, dat mijne liefde beantwoord werd. Toen Cesar Latourette Teutatès bad geschreven, Gallisch drama in vijf be drijven en in verzen, bood hij het aan den directeur van een schouwburg. Het stuk, behoeven wij het nog te zeggen, was een meesterwerk. //Laat het hier meneer, dan zal ik het lezen," zei de diredteur. z/Laat het hier, meneer, dan zal ik het laten leaen," zeide een tweede directeur, drie jaar later. z/U laat iets liggen meneer," riep vier jaar later een derd8 directeur hem na, terwijl Cesar zyn kantoor verliet en hij stelde den auteur beleefd zijn manus cript ter hand. Toen werd Cesar nadenkend. op den bodem lag. //Meneer, u redt mijn leven riep de drenkeling. Cesar glimlaohte vriendelijk en het hoofd van den directeur boven water houdende, begon hij i/Gij allen die hier thans vergaderd zijt De directeur sidderde. //Vaarwelriep hij en zich uit den greep van Cesar losrukkende, zonk hij getroost naar de diepte. 5. //Als ik mij eens wendde tot een schrij ver van naam," daoht Cesar Latourette op zyn 57ste jaar. Een vriend stelde hem voor aan den bekenden criticus Achille Babylas. Deze gaf door een hoffelyk ge baar te kennen, dat hy luisteren zou naar de voorlezing van Teutatès. Cesar begon z/Gij allen die hier thans vergaderd zijt...." De dichter keek den criticus even aan. Deze vertrok geen spier en zonder aar zelen las Cesar het geheele eerste bedrijf zonder stoornis voor. //Welnu, meester, wat zegt gij ervan De criticus antwoordde niet. Een vreeselijk vermoeden kwam in het brein van den dichter op. Hij nam een revolver en sohoot alle zes kogels Daast het oor van den criticus af. De man ver roerde geen vin, hij was doofstom. ,/Ellendeling brulde Cesar Latourette zijn lijvig manuscript opheffende, ■•eg hij den criticus er de hersens mee in. Eens, toen hij in een café-concert was, zag hij daar een theater-directeur, die vol aandacht naar de toeren van eenige acrobaten keek. //Goed dat ik het weet," zei Cesar Latourette, tragisch en hij ging de zaal uit, met een grootsch plan in zyn hoofd. Eenige jaren later drong Cesar bij dien theater-directeur binnen. Hem volgde een neger, die een groote zwarte kist droeg. nis die kist vol drama's vroeg de directeur ontzet. Cesar glimlachte en schudde het hoofd, Hij opende de kist, en haalde er het handschrift van zijn drama Teutatès uit, benevens twee gewichten van veertig kilo elk, opende het handschrift, deed den directeur opmerken, dat de gewich ten niet van geschilderd carton waren en begon met een pathetische stem zrEERSTE TOONEEL. (De honing tot de menigte //Gij allen, die hier thans vergaderd zijt." Het washet begin van zyn //Teutatès." Cesar nam de gewichten, hield ze met gestrekte armen voor zich uit en ver volgde //Soldaten, gij wier dapperheid ik ken", Bravo riep de directeur. Cesar, de gewichten omhoog werpende op zijn schouder opvangende, ging voort z/Door wier onstuimgen moed ik over winnaar ben," Hierop nam hy den hoed van den directeur, en liet dien in de lucht draaien door middel van snelle stokslagen. h Hoort wat ik heb beslist in wijs beleid." Met een deftig gebaar slingerde Cesar den hoed naar de zoldering en ving dien op zyn hoofd op. //Om aan de goden mijnen dank te gaan betuigeD," Hier rolde hij zijn handschrift op, stak het in den mond, slikte het in, haalde het weer te voorschijn, groette den direc teur en ging voort //O, volk zoo trotsch, dat niemand durft trotseeren, z/Aan wien geen stervling ooit de slavernij zal leeren," Hij sprong naar de kist en haalde eeüige in teer gedrenkte stukken linnen er uit. Op het oogenblik, dat hij die in brand wou steken, om ze dan op te eten en in rolletjes lint te veranderen, riep hij uit: //Drommels, ik heb mijn Inciters vergeten //Laat ons te saam voor hen de knieën buigen z/Heel goed gedaan, mijn jongen," zeide de directeur opstaande, //Neem dien rom mel nu maar mede en vergeet uwe luci fers niet weer." Zoo kwam het, dat ook ditmaal *Teutatès" niet ten einde toe werd ge lezen. 4. Toen Cesar Latourette 43 jaar was, zag hy een tooneeldirecteur in het water vallen. Dat was eene gelegenheid. Hij dook en haalde den directeur op, die al Cesar Latourette werd ter dood ver oordeeld. Moedig ging hij naar het scha vot. Het was een prachtige Meimaand en toen Cesar voor zich uitkeek, zag hy twee tooneeldirecteuren, die hem belang stellend aankeken. Hij aarzelde niet. Gij allen, die hier thans vergaderd zijt declameerde hy met een welluidende stem. //Soldaten, gy, wier dapperheid Floodaar viel het mes van de guillo tine op zijn hals en rolde het hoofd in de mand. 7. Een halfuur later lag het hoofd van Cesar Latourette op de snytafel van de akademie, om er de gewone proeven mee te nemen. Men goot het bloed van een gefailleerden tooneeldirecteur, die zich zooeven van kant had gemaakt, in over het hoofd. Toen had er een zon derling verschynsel plaats. z/Gy allen, die hier thans vergaderd zijl De ontzette geleerden keken elkaar aan. Men ging journalisten, tooneeldirec teuren, snelschrijvers halen. Het hoofd van Ceser zeide den geheelen //Tentatès* in eén adem op. Men was het eens, dat het een meesterstuk was. De //Comédie fran^aise" voerde het op. Het stuk had een ongehoord succes en duizenden toeschouwers, dol van geest drift, eisehten het hoofd van den schrijver. JEAN RAMEAU. De Hertogin van Albany, zuster van H. M. de Koningin-Regentes, zal op 11 dezer per mailboot te Vlissin- gen aankomen, en per aansluitenden mailtrein van 7.24 de reis naar het Loo vervolgen, om aan HH. MM. een bezoek te brengen. Naar wy vernemen zal H. K H. de prinses Yon Wied, geboren prin ses der Nederlanden, met Hdr. gezin in den loop dezer maand te Scheveningen aankomen, terwijl Z. D. H. de prins Yon Wied eenigen tijd later wordt ver wacht, na afloop van de kuur, welke Z. D. H. thans te Karlsbad ondergaat. Het vorstelijk paviljoen aan den zeekant, zoomede de villa's, gelegen aan de Ge- vers-Deynootstraat, zijn tot ODtvangst der hooge badgasten in gereedheid ge bracht. (Utr. Dgll.) De haagsche correspondent van de Prov. Qron. Ot. schrijft, dat men bijna medelijden met de ambtenaren zou krijgen als men hoort, hoe het departe ment van Marine nu in rep en roer is, om den keizer van Duitschland op 30 Juni a. s. toch maar een vloot te kunnen vertooneo, die wat om te beteekenen heeft. De een loopt den ander tegen 't lijf. «Mag ik eens de retro-acte van stuk no. 1219 hebben?" iiDaar kan ik u niet aan helpen I Na den 30n Juni, asjeblieft //Zou u me eens willen inlichten om trent het pensioen van matroos A. of Z." //Geen mogelykheid I Na den 30n Juni Iedereen houdt er zich mee bezig, om den keizer hazenpeper zonder haas tooi te zetten, en een vornuftig ambtenaar moet zelfs op het denkbeeld gekomen zyn, om net voorbeeld te volgen van de optoehten op het tooneel waar dezelfde groep, die aan de linkerzijde achter de schermen verdwijnt, aan de rechterzijde als iets geheel nieuws weder voor den

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1891 | | pagina 5