NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD. 9e Jaargang. Zaterdag 15 Augustus 1891. No. 2488. STADSNIEUWS. BINNENLAND. HAARLEM'S DAGBLAD ABONHEM.EN TSPRIJS Voor Haarlem per 3 maanden1,20. Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden 1,65. Afzonderlijke nummers0,05. Dit blad verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. BureauKleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnummer J3Ï. ADVEETEJNITIËN: ran 1—5 regels 50 Cents; iedere regel meer 10 Cents. Groote letters naar plaatsruimte. Bij Abonnement aanzienlijk rabat! A bo» narden? ©ki e» Advertenties worden aangenomen door oiüsa agenten ©n door allb boekhandelaren en conrantieffi. Directeuren-Uitgevers J. C. PEEREBOOM en J. B. AVIS. Hoofdagenten voor het Buitenland'. Compagnie Générale de Fubliciié Mrangbt LBAVBM §r Go*, JOHN F. JONH8Succ., Farijt 31 bit Faubourg Montmarin. Haarlem, 14 Augustus 1S91. Voor de Donderdag door Burg. en Weth. dezer gemeente gehouden be steding: 1». van de verbouwing van de kostelooze scholen lett. B en D., zijn ingeleverd acht inschrijvingsbiljetten. Het laagste was van S. B. Peyra alhier als: voor school B voor ƒ10345 en school D voor ƒ11345; 2°- van de voor die inrichtingen benoodigde meu belen waren ingekomen drie biljetten het laagste was van denzeltde voor ƒ2220. De uitspraak volgt. De tentoonstelling van Ambachts scholen gehouden in den „Kraton," werd heden door 45 personen bezocht. Benoemd tot ie onderwijzer te Zo meren de heer H. van Eyk, onderw. aan de r. k. par. scholen alhier. ZONDAGSRUST. Donderdagavond vergaderde in Felix Favore" de vereeniging „Volksbelang" tot bespreking van de definitieve po gingen, welke thans zullen worden aan gewend om in het bakkersbedrijf hier ter stéde, de zoo gewenschte zondagsrust te bekomen. Reeds vroeger maakten wij melding van dit initiatief van „Volksbelang". De circulaire zal dezer dagen aan de ingezetenen worden aangeboden, waarin de toestand der bakkersknechts wordt geschetst, ook wat betreft de rast, die zij Zondags genieten. Uit de onderzoekingen is gebleken dat deze hoogstens bedraagt vier uren in de 2 weken. Om aan dezen onhoudbaren toestand een einde te maken wat zeer gemakkelijk kan, als men zich Zondags maar van warm brood (zeer zeker een onnoodige luxe) wil onthouden rekent men op de mensch- lievendheid van de ingezetenen. Na tuurlijk sluit de maatregel niet uit, dat men zich steeds van versch brood kan blijven voorzien. Warm brood (direct uit den oven) zal in de week steeds, maar des Zondags- alleen niet, verkrijg baar zijn. Bij de circulaire is een bilj et gevoegd, dat men, bij instemming, ge- teekend aan het daarin opgegeven adres verzocht wordt terug te zenden. Men meldt ons uit Haarlemmermeer Door den velen regen, die in de laatste dagen gevallen is, ziet het er in Haarlemmermeer voor den werkenden stand droevig uit. C,;Tal van arbeiders loopen bijna den geheelen dag ledig, wijl velen van hen gedurende de geheele week slechts en kele uren per dag arbeiden. Reikhalzend werd daarom uitgezien naar de gunning van den aanbesteden inundatiedijk, dat honderden arbeiders werk zou geven. Tot overmaat van smart is die gun ning niet geschied, waardoor het uitzicht op den naderenden winter voor den werkman nog donkerder wordt. De aardbeziënpluk, een hoofdbe- staan van vele telers te Aalsmeer, is dit jaar niet gunstig geweest, ja bleef zelfs verre beneden het middelmatige. Aalbessen en frambozen vergoedden veel, wat aan de aardbeziën te kort kwam. De teelt der augurken, ook een hoofd product voor vele telers, kan door den overvloedigen regen als totaal mislukt beschouwd worden. HH. MM. de Koningin en de Regentes hebben ieder eene gouden medaille beschikbaar gesteld voor de in het najaar te Amsterdam te houden tentoonstelling van chrysanthemums. Volgens het Handelsblad is het genoegzaam zeker dat de heer W. baron van Dedem, afgevaardigde voor Hoorn, de portefeuille van Kolo niën zal aanvaarden, en dat overste Seijffardt den heer Bergansins zal op volgen. De keus voor het departement van Waterstaat, Handel ;en Nijverheid schijnt nog eenige vertraging te hebben veroorzaakt. te oefenen op ned, zeeschepen, met uitzondering van oorlogsvaartuigen, on der voorwaarde, dat zij de wetteiijke bepalingen omtrent de uitoefening der geneeskunst in Nederland stiptelijk na komen. In het Staatsblad n°. 153 is opgcno. men een koninklijk besluit van den 24.11 Juli 1891, tot herziening van de bij koninklijk besluit van 26 Juli 1885 Staatsblad n°. 167) vastgestelde rege len, op te volgen bij verbranding of vernietiging van onteigende voorwerpen, ontsmetting van besmette voorwerpen, gebouwen, voer- of vaartuigen, en on- schadelijkmaking van mestvaalten en andere verzamelingen van vuil. OFFICIEELS BERICHTEN. Bij kon. besluit van n Augustus is benoemd tot adjudant in buitengewo nen dienst van H. M. de Koningin, de luit.-generaal G. D. H. Schneider, in specteur der artillerie. Bij kon. besluit van 11 Augustus is benoemd tot ridder in de orde van den Nederl. Leeuw de kolonel G. L. Door man, commandant van het 30 reg. veld artillerie. Bij kon. besluit van 12 Augustus is J. A. Hooze, gewezen ingenieur ie kl. bij het mijnwezen in Ned.-Indië, laatst met verlof in Europa, op verzoek, we gens physieke ongeschiktheid, eervol uit 's lands dienst ontslagen, met toekenning van pensioen. Bij kon. besluit van n Augustus is goedgekeurd, dat de burgemeester der gemeente Millingen, C. G. Reymers, is benoemd tot secretaris dier gemeente. Bij kon. besluit van 12 Augustus is aan G. G. M. Reusens, geboren te Mechelen (België) J. Spieier, geboren te Isny (Wurtemberg)B. Wittmann, geboren te Markt (Beieren)K. Kauf man, geboren te Wertheim (Baden) en A. Schmidt, geboren te Cöthen (Anhalt), vergunning verleend de geneeskunde uit De heer J. F. W. C o n r a d, i n- specteur bij den rijkswaterstaat, nieuw gekozen lid van de Tweede Kamer, heeft tegen 1 September ontslag uit 's rijks dienst aangevraagd. In het laatst van dit jaa zullen eenige personen ter beschikking van den Goeverneur-Generaal van Ne- derlandsch-Indië kunnen v/orden gesteld om te worden benoemd tot opzichter 3e klasse bij den waterstaat en de bur gerlijke openbare werken daar te lande. Adspiranten zullen zich moeten on derwerpen aan een examen, dat op nader te bepalen dagen in dé maand October te 's Hage zal plaats hebben. Zij die aaxi dat U-kamen wenschen deel te nemen, moeten zich vóór October a. s. bij gezegeld adres aan melden bij het departement van Kolo niën. De vereischte papieren en het pro gramma van het examen zijn vermeld in de Donderdagavond verschenen Staats courant. Geslaagd zijn bijheteind- examen der hoogere burgerscholen met vijfjarigen cursus in Noord-Holland Van Amsterdam de leerlingen F. W. Adrian, J. C. F. Brandt, J. A. F. Deerns, G. Haenen, H. Jongkind, J. W. Klautz, E. de Kruyff, J. Leda, E. C. van der Linde, P. Lugt, Johanna B. C. J. van Maarseveen, J. J. Oolgaardt, A. Paris, J. C. Peters, H. L. C. Petri, H. F. N. Roskott, J. Steen, D. G. Stibbe, J. van Tijen, J. Versluijs, W. M. de Vries, J. A. Weber, J. H-Zindler. Van Haarlem J. J. Beijnes, L. H. Blad, S. H. Bron- gersma, F. G. Putman Cramer, G. R. Fauchey, G. van Coeverden, A. Hamer, K. C. Jaski, L. Kunze, C. M. van der Meer, E. Middelberg, D. Rempt, J. A. Resink, H. C. B. Schregardus, A. G. H. van Sluijs, F. E. Sterk, J. P. van Vlissingen, W. H. L. Vogel, T. J. W. Vollmer, D. J. Vrijdag, J. M. v. d. Water, H. van der Weijden, V. S. M. van der Willingen, W. G. Wolbers. Van Leiden C. J. M. van den Braak, B. K. M. ten Brink. P. J. Couvée Jr., H. T. Damsté, F. C. H. Darlang, A. J. Dijkstra, J. W. Florijn, N. Goudkade, T. Hameeteman, G. H. Hamersma, J. H. Hulshoff, H. C. M. de Jongh, J. Klinkert, M. G. Labree, W. van Leeuwen, B. J. M. Markx, H. G. M. Sonders. Van Hoorn P. L. Blanken, C, J. Bruin, G. J. Hoolwerff, G. Ludding, C. Ringe ling, R. J. Verwijs. Van AlkmaarJ. Gouwe, L. van de Pol, B. J. van Trot- senburg en G. H. Blok, extranéus van Zaandam. Acht candidaten werden afgewezen. Uit Utrecht wordt ons ge meld Onze stad verloor in den heer J. Verloop Czn., oud ingenieur der Nederl. Rijnspoorweg-maatschappij, die op 11 dezer plotseling overleed, een harer beste burgers. Hoewel hij niet de opleiding heeft gehad, die thans voor ingenieurs wordt geëischt, weid hij algemeen erkend als 'een der kundigsten onder zijne vakge- nooten. Zonder ophef, integendeel met den grootsten eenvoud, ging hij zijns weegs. Met grooten ijver wijdde hij zich geheel zijn leven aan de hem aan gewezen taak. Geen gunst of eerbejag was zijn doel; was hij eenmaal iets be gonnen, dan was zijn streven alleen het begonnene goed, degelijk en voor zoo ver het in zijne macht lag, volmaakt af te werken. Zijn leven en werken is een bewijs dat hij daarin slaagde. Den 25" April 1815 te Utrecht ge boren, openbaarde zijn zin voor bouw en werktuigkunde zich reeds spoedig, en op jeugdigen leeftijd beijverde hij zich om ook practische ervaring op te doen, door in eene molenmakers werk plaats werkzaam op te treden terwijl de hem restende vrije tijd gebruik werd om zijn wiskundige studiën voort te zetten. Reeds in 1832, dus op 17-jarigen leeftijd, ontving hij de opdracht naar Riga te gaan, om daar onder zijne leiding een molen en sluiswerk te doen tot stand brengen. Na zich van deze taak gekweten te hebben, keerde hij in zijn vaderland terug en ging zich verder als technicus bekwamen in eene ijzergieterij en fabriek van werktuigen. Vervolgens was hij onder den ingenieur Bake werkzaam en hield opzicht over den aanmaak van spoorwegmaterieel, \oor de Rhijnspoorweg - maatschappij bestemd. Hierdoor kwam hij met deze Maatschappij in aanraking en werd spoedig in 1843 aangesteld als haar op zichter over het locomotiefpersoneel en de werkplaats te Amsterdam. De Spoorwegdirectie leerde spoedig de kunde en werkkracht van Verloop kennen en stelde hem na korten tijd aan als werkmeester en chef over de meer belangrijke werkplaats voor loco motieven en materieel te Utrecht, om hem na eenigen tijd te benoemen tot haren ingenieur werktuigkundige en hem eene positie te geven, waardoor men mocht verwachten hem voorgoed aan den Rijnspoor te binden. Verloop besteedde al zijne krachten ten nutte dier maatschappij, en dat dit met goed gevolg geschiedde blijkt weder hieruit, dat toen de positie van ingenieur der maatschappij door het weggaan van den ingenieur Enschedé vacant kwam, Verloop in diens plaats werd aangestelden hiermede was hij gekomen tot den werkkring waarin hij de Rijnspoorwegmaatschappij tot aan het einde van haar bestaan zon dienen, waarin hij zooveel voor haar zou doen, en waarin hij zoo met eere zou werk zaam zijn. Niet alleen had hij nu de opperlei- ding over aanmaak en reparatie van locomotieven en materieel, doch tevens was hij belast met de ontwerpen voor uitbreiding of vernieuwing van stations en de leiding van den loopenden dienst. Wat uit Verloop's handen kwam, was niet alleen en gtos gedacht, het was uitgewerkt, afgewerkt tot in details. Zoo leerde bij eene verbetering, die hij beoogde, het geheele talrijke onder hem staande personeel spoedig die ver betering waardeeren. Zoo dwong hij achting af voor wat van hem uitging. Bemind bij zijn personeel was Verloop in hooge mate. Behalve bij den Rijnspoorweg waren zijne verdiensten ook ver buiten stad en land bekend. Zijne benoeming vóór eenige jaren tot ridder van den Nederlandschen Leeuw bewijst, dat ook de regeering zijne verdiensten erkende. In de laatste jaren van het bestaan van den Rijnspoorweg trad Verloop nog alleen als adviseur op voor ont werpen tot nieuwen aanleg en uitbrei ding doch door het inmiddels ver dwijnen der Rijnspoorweg-mij. is van die ontwerpen nagenoeg niets tot uit voering gekomen. De leiding van den actieven dienst was toen inmiddels overgegaan op zijnen zoon C. W. Verloop, den kun- digen ingenieur - werktuigkundige der voormalige N R. S. Met 15 October 1890, den dag waarop de nieuwe spoorwegwet in wer king trad, zou voor den heer J. Ver loop eerst de tijd van welverdiende rast aanbreken. Een leven zoo werk zaam als het zijne, schikte zich daarin slechts noode. Den nen dezer weid plotseling de levensdraad van dit zoo FE UI LI—ET ON- PSYCHE. 21 HOOFDSTUK XV. i Mijn grootvader wankelde, terwijl hij naar den rand van den put als steunpunt greep. „Bernard," zeide hij zachtjes, terwijl hij met den rag van zijne hand over zijn voorhoofd streek. „Ik kan zoo niet verder gaan. Ik moet een teug hebben of mijne voeten begeven mij." |H Hij ging in de naastbijzijnde kamer en ik volgde hem dicht op de hielen. Terwijl hij een eenvoudige, gewone theepot uit de kast nam, diende hij zich een borrel toe. 8j£ „Nu ben ik beter," zeide hij, terwijl hij ging zitteD; „laat mij nu hooren, wat gij te zeggen hebt. Als het van mij afhangt om mijn vader uit de gevangenis te redden, kunt gij er op aan, dat ik mijn plicht als zoon zal doen." H „Ziet gij dat?" vroeg ik, terwijl ik naar eene van de teksten wees, waarmede de muren overvloedig waren versierd, $1 „Ja, ik zie het goed genoeg; maar wat ze beduiden, weet ik niet. De lezers van de Heilige Schrift komen hier en schrijven ze op, alnaar het hun in den zin komt, maar ik kan ze niet lezen." „„Eerlijk duurt het langst"", dat zeg ik, en ik raad u aan, daaraan te denken, want als ik reden heb om aan de eerlijkheid van de bekentenis, die gij mij doen zult, te twijfelen, ga ik dade lijk naar Bonport en zal u en uw vader voor rechters brengen, die middelen zullen vinden om de waarheid uit u te krijgen." De oude man keek mij zeer sluw aan en zeide toen „Gij weet, dat gij op mijn woord kunt vertrouwen, anders zoudt gij dadelijk wel naar het gerecht gegaan zijn." „Ik ben eerst bij u gekomen, omdat ik mijzelf de schande wilde besparen u in de gevangenis te zien; maar ik ben gereed die schande te dragen om de waarheid te weten te komen." „Wat wenscht gij te weten „Ik moet alles van het arme kind weten, dat gij van haar jeugd af in het hol hebt gehouden," „Je hebt gelijk, Bernard. Nu moet ge mij in het gezicht zien, dan zal ik het in de uwe doen, en als gij mij eens mijne oogen ziet neerslaan, kunt gij mij voor een leugenaar houden. Kom, begin dan." Met deze woorden plaatste hij zijne handen stevig op zijne knieën, boog zich voorover en keek zoo strak, dat zijne oogen van glas en veel te groot schenen te zijn. „Wie is dat meisje?" vroeg ik. „Ik weet er niet meer van dan gij." „Hoe heet zij?" „Ik kan het u niet zeggen; dat zweer ik u bij mijn ziel." „Hoe lang hebt gij haar daar beneden gehouden?" „Den 1300 Juli was het 12 jaar." „Waar haaldet gij haar vandaan „Wij namen haar niet weg; zij werd ons door een man ge geven." „Wie was die man „Dat weet ik niet, dat zweer ik je." Als men op iemands eerlijkheid kan vertrouwen door hem recht in de oogen te zien, dan was mijn grootvader zoo eerlijk in zijne verklaring, als men maar kon verlangen. „Hoe kwam het kind in uwe handen vroeg ik. „Dat is eene zaak, die ik niet in een paar woorden kan ver tellen. Het is eene lange geschiedenis, maar ik zal het u even eerlijk vertellen alsof ik voor een rechter stond. En hoor eens Bernard, gij denkt, dat ik een hardvochtige, onchristelijke deug niet ben, maar ik zal je het tegendeel bewijzen, en dan moet gij er nog eens over nadenken of ik de rest van mijne dagen in de gevangenis zal moeten doorbrengen." Hierop gaf hij een hevigen vuistslag op de tafel; en toén, terwijl hij zijne oogen weer op mij vestigde, begon hij „Het is twaalf jaar geleden, zooals ik u vertelde, op den 13011 Juli, dat mijn vader en ik er slechter aan toe waren dan ooit. Vader had juist 7 jaar gezeten; het geld van Sukey was geheel op? gij waart op school en verdiendet niets en werd daar alleen gelaten, omdat wij u daar goedkooper konden laten blijven dan ergens anders; daar wij voor u niet behoefden te betalen, omdat gij in school hielpt; en met het smokkelen was het voor altijd gedaan. Juist in dien tijd, dat wij het zoo arm hadden, kwam een man bij mijn vader en vroeg hem of hij een kistje mee naai zee wilde nemen om het vijf mijlen van de kust er in te werpen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1891 | | pagina 1