De Landbouwtentoonstelling
in Alkmaar.
regeering der Zuid-Afrikaansche Repu
bliek geen tijd verloren liet gaan, om
door aanvullingsbepalingen op de reeds
bestaande goudwet de goudproductie
op meer solieden grondslag te vestigen
en verkeerde practijken tegen te gaan.
Voor de akte middelbaar
onderwijs, hand tee kenen en perspectief
slaagden te Amsterdam de heeren J.
Dona en J. A. Eblé, leerlingen van de
Academie voor beeldende kunsten te
's-Hage.
De directeur dier inrichting, de heer
A. van Delden, ontving Woensdag
ochtend van den voorzitter der examen
commissie een telegram van gelukwensch
met het mooie examen door genoemde
leerlingen afgelegd. Ter kennisneming
voor de leerlingen werd dit telegram
door den directeur in de gang van het
gebouw opgehangen, waar de jonge
dames der hoogste klasse er een lauwer
krans omheen vlochten.
Voor het derde gedeelte
van het notarieel examen, gehouden op
21 Augustus jihadden zich aangegeven
123 adspiranten. Daarvan zijn geslaagd
en hebben mitsdien den graad van
cand -notaris verworven 62 adspiranten,
hieronder in alphabetische volgorde
vermeldJ. F. van Alphen, te Eind
hoven T. L. G. d'Aumerie, te 's Hage
J. A. Berendsen, te GroenlooR. van
den Berg, te Woerden; G. D.Boerlage,
te Velsen; W. ten Bokkel, te 's-Hage;
J. G. H. B. Bolk, te VuchtM. H. L.
A. Bongaerts, te 's-Hage; G. ten Brug -
gencate, te AlmelooF. D H. Bijl, te
Rotterdam; J. P. F. M. Corbey, te
Weert; J. C. Doedens, te Enschede;
J. W. Dolmans, te ItterenE. B. Du -
moleijn, te 's HageW. E. Duijm, te
Tolen G. A. van Everdingen, te 's-Gre-
velduin Kapeiie A. G. Faber, te Kra
lingenjhr. E L. de Geer, te Zeist; M.
P. Goedhart, te OldeberkoopC J. v.
Grating, te UtrechtM. Huijgens, te
Amsterdam; P. A. de Jong, te's Hage;
M. J. Keiser, te AlkmaarF. J. J.
Kleinschmit, te HarlingenW. A. Kleïjn
van de Poll, te 's-Hage; J. B. H. Klij-
nen, te RoermondD. L de Koe, te
SeksbierumB ter Kuile, te Dordrecht
L. V. M. H. Leclercq, te Amsterdam;
J. M. J. van Lis, te Kortgene; M. M.
C. van der Loo, te KralingenF. W.
Ludwig, te Amsterdam; J. P. Mahl-
stede, te BergambachtC. A. M. Mer-
tens, te OosterhoutTh. H. van der
Meulen, te LeeuwardenJ. Meulenberg,
te MiddelburgR. Mulder, te Medem-
blik; J. B. L. H. A. Muller, te Maas
tricht; H. W. van Nes, te Woerden;
L. Offerhaus, te MedemblikJ. S. P.
P. van Oppenraaij, te Nijmegen; C. L.
B. Pet, te HoogeveenJ. A. F. Peters,
te Boksmeer; A. van der Poest Cle
ment, te Hoorn G. van Poeteren, te
's Hage; I. van Praag, te Alkmaar jC.
Schut, te Haarlem; mr. A. Sigmond,
te DordrechtW. C. de Smidt, te
Hulst; A Snoodijk, teBergen op-Zoom
G. van der Stuijt, te 's-Hage; K. van
Terwisga, te Slechteren; W. Veenstra,
te Marrum W. de Visser, te Rotter
dam H. P. A. van Vlijmen, te 's-Bosch;
W. W. Vollenhoven van Daalen, te
Utrecht; J.. P. Waalkens, te Utrecht;
H. Weber, te 's-Hage A. C. de Wilde,
te Arnhem J, A. Wilkens, te Dordrecht,
en M. C. Ypelaar, te Delft.
H e t s s. Prinses A m alia
zal de oude machines tegen geheel
nieuwe verwisselen, van het Triple
Compound Systeem voor 1900 paar
denkracht en met nieuwe stalen stoom
ketels.
een der politie-bu-
Amsterdam is gebracht een
koopman, die in gezelschap
twee personen, die onbekend
Aan
reaux te
26 jarige
van nog
zijn gebleven, in een tapperij in de
Wagenaarstraat. door middel van een
valsch kaartspel van een heibaas f 2000
zou hebben gewonnen. Bij fouilleering
is op hem bevonden een bankbiljet
van f 100.
Freiherr Von Barnekow, na
gedurende zijn verblijf te Amsterdam
de grootste hotels te hebben gelo
geerd, vond eindelijk nog een verblijf
in eene slaapstee in de Dirk van Has
seltsteeg. Ook de eigenaar van deze
inrichting heeft bij zijn verblijf geen
zijde gesponnen. De Freiherr is weder
naar zijn vaderland teruggekeerd, zonder
orde op zijne zaken te hebben gesteld.
cDV. N.)
Men zal zich herinneren
dat er onlangs sprake is geweest van
het vertrek van dr. Mezger uit Wies-
baden, nu zijn betrekkingen verbroken
zijn met de directie van het hotel, waar
hij zijn praktijk uitoefende. Op het
oogenblik vertoeft dr. Mezger te Dom
burg. Naar wij vernemen, is dr. Mez
ger niet voornemens vooreerst Wies
baden te verlaten, maar zal hij voor-
loopig aldaar zijn praktijk blijven
uitoefenen. Hbl.
Door een beurtschipper is
aan de politie te Amsterdam kennis ge
geven, dat Dinsdagavond in de Zuiderzee
nabij Bunschoten van zijn vaartuig over
boord is geslagen en verdronken een
persoon, vermoedelijk een 16 jarige
sigarenmaker, gewoond hebbende te
Haarlem.
Men leest inde N. R. Cl.:
Volgens inlichtingen is tegen den
persoon G. H. L. (Lieftink) bij de politie
te Rotterdam bekend als flesschentrek-
ker, reeds meermalen in het Algemeen
Politieblad gewaarschuwd. Hij is werke
lijk gerechtigd tot het voeren van het
koninklijk wapen, hem verleend als
hofleverancier van wijlen Z. M. Koniug
Willem IIIhij moet dit hebben ver
kregen, terwijl hij in Utrecht woonde
en handelaar was in gevogelte enz.
Het voeren van dat wapen schijnt
hem niet te zijn ontnomen, zoodat hij
nu voor het uitoefenen van een anderen
handel daarvan gebruik schijnt te maken.
Verder kan nog worden medegedeeld,
dat genoemde persoon eene bestelling
had gedaau van muziekinstrumenten bij
een fabrikant in Daitschland voor eene
waarde van pl. m. 3500. De bestelde ar
tikelen waren reeds te Rotterd. aangekO'
men, doch men kreeg achterdocht en in
formeerde bij de politie, door wier tus-
schenkomst het bestelde niet afgeleverd
werd, zoodat de afzender zijne waar
terugkreeg, al was het dan ook ten koste
van vracht enz.
Rotterdam gaf Maandag
avond een tooneel te aanschouwen, dat,
zoo niet eenig in de geschiedenis der
stad, dan toch in langen tijd niet is
gezien, en dat alles na het afscheid van
den zich noemenden Sequah.
Zooals alle avonden, was de groote
zaal van het verkooplokaal tegen 8 uur
reeds overvol, zoodat door de politie
niemand meer werd toegelaten. Ook in
de zaal bevond zich een tamelijk sterke
politiemacht.
Te ongeveer 8 uur verscheen Sequah
in zijn bekend prairieëncostuurn op
het podium, uitbundig toegejuicht door
het aanwezige publiek, dat prootendeels
bestond uit personen van beiderlei ge
slacht, behoorende tot de laagste klassen
der maatschappij, zoodat men, behalve
van de toespraken van Sequah en zijn
tolk ook nog genieten kon in de tus-
schenbedrijven van een taal die zich
eenvoudig niet laat beschrijven. Over
het algemeen gedroeg het vrouwelijk
geslacht zich het luidruchtigst.
Nadat aan Sequah onder hetschette
ren der fanfares een lauwerkrans en een
mand met bloemen waren aangeboden,
deelde hij mede dat hedenavond een
schipper zou behandeld worden, reeds
twee maanden lijdende aan het spit,
dien hij echter in vijf minuten zou ge
nezen. Voordat dit begon, hield hij een
redevoering waaruit, voor zoover ver
staanbaar, was op te maken dat hij ge
hoord had, dat de justitie hem eveneens
zou vervolgen voor het kosteloos ver
strekken zijner geneesmiddelen. Voorts
zeide hij dat hem ter oore was gekomen,
dat bij zijn verhoor voor den officier
van justifie te Breda, deze van hem al
lerlei leelijks had gezegd. Hij zou daar
wel op geantwoord hebben, doch hij
kon hem niet verstaan eerst later werd
het hem verteld.
Ten slotte deelde hij natuurlijk weer,
onder het luide gebrul van zijn gehoor,
mede, dat hij te Rotterdam bleef totdat
het antwoord op het adres aan de ko
ningin zou zijn ingekomen. Het verkoop
lokaal zal hij echter niet meer kunnen
gebruiken, daar dit aan anderen is ver
huurd.
Terwijl nu de patient achter de gor
dijntjes werd behandeld onder het spe
len van een oorverdoovende muziek,
kwam degene, die zich met de inza
meling der gelden had belast om aan
Sequah de hem opgelegde boete te ver
goeden, meêdeelen dat het bedrag nog
niet aanwezig was, waarom hij de aan
wezigen aanmaande hedenavond eens
goed te offeren. Hij voegde er tevens
bij te verwachten, dat het „geachte"
publiek van Rotterdam het rijtuig van
Sequah zelf zou trekken.
Hetgeen nu gebeurde, ging alle per
ken te buiten. Alles vloog onder het
ontzettendst gedrang, waarin verschil
lende malen de kreetmoordwerd
gehoord, naar buiten, waar dan ook
werkelijk de bekende reclamewagen
voor de deur stond zonder paarden,
doch van sterke kabeltouwen voorzien
en versierd met vlaggen. Allen wierpen
zich daarop en onder gejuich en getier
zette de stoet zich in beweging naar
het hotel Coomans, waar Sequah zijn
intrek heeft genomen. Op het balkon
staande had men daar een goed gezicht
op hetgeen zou gebeuren. Eerst ver
scheen de Sequah-ekwipage, waarin zijn
echtgenoot en helpers waren gezeten
en vervolgens de man staande in den
wagen. De Hoofdsteeg leverde nu een
ontzaglijken aanblik op. Een golvende
menschenmassa, zonder overdrijving te
schatten op veertig of vijtigduizend, liep
voor of achter den wagen. Er was
slechts een zwarte klomp te zien, waarop
verschillende hoofden stonden. Daar-
tusschen werden de politieagenten bij
tientallen heen en weer geduwd zonder
weerstand te kunnen bieden.
Sequah zelf zag bij aankomst zeer
bleek. Op zoo iets had de man zelf
zeker niet gerekend Hij baastte zich
dan ook het hotel binnen te komen,
waar hij zich weer op het balkon ver
toonde met het doel het volk toe te
spreken. Hij kon zïVeh echter niet ver
staanbaar maken en trok zich dan ook
wijselijk terug, terwijl de lichten in de
bovenzaal werden uitgedaan.
De politie begon nu te trachten de
Hoofdsteeg van de overtollige bezoekers
te zuiveren en was daarmede tot iaat
in den avond bezig. {HUI)
Toen de stoomboot Cu le m-
borg Dinsdagnamiddag aan het station
Nieuweveer, onder Streefkerk, aanlegde,
had eene vrouw uit Berg-Ambacht, die
met haar kindje op de boot zou stap
pen, het ongeluk van de loopplank te
vallen, in de Lek. Oogenblikkelijk sprong
de kapitein der boot te water, en had
het geluk, hoewel met veel moeite,
moeder en kind te redden. Het kind
was aan het gelaat eenigszins gewond.
Onlangs werd uit Nuns-
peet een staaltje van verregaande bij-
geloovigheid vermeld, waarbij een man,
die een ziek kind had, de hulp van
eene „dui velban ster" inriep, en toen tot
tweemaal toe eene zwarte kip levend
in den pot stopte en kookte. Als
vervolg hierop dieneDe dominé, wien
dit geval ter oore kwam, onderhield
hem daarvoor in de kerkeen geloovig
christen mocht aan hekserij geen ge
loof hechten enz. De man, die „bekeerd"
is, heeft zich een en ander zóo aange
trokken, dat hij beproefd heeft, door
ophanging een einde aan zijn leven tè
maken. Gelukkig werd de toeleg ver
ijdeld. De leeraar kwam hem opzoeken,
en na dat bezoek is onze ongelukkige
huisvader vrij wat bedaarder geworden.
Het kind is, naar men zegt, herstellende
maar het was reeds acht weken ziek
geweest, toen de betoovering week, en
dus duurt het thans ook nog acht
weken, alvorens de arme kleine weer
geheel beter is.
De man, een arme landbouwer, die
elf monden open te houden heeft, ter
wijl deze zieke zijn negende kind is,
is gedagvaatd, omdat hij vrouw E. D.
met geweld gedwongen heeft, over zijn
ziek kind de woorden „God zegen je"
driemaal uit te spreken, terwijl hij haar
dreigde met eene blaaspijp te zullen
doodslaan.
De officier van justitie te Zwolle,
die aannam, dat beklaagde eenigszins
opgewonden was door de ziekte van
zijn kind, eischte daarom eene boete
van 25 of 14 dagen gevangenissiraf.
De vrouw, die den bekenden raad
met de zwarte kip had gegeven, „dikke
Miete uit Zwolle, verklaarde voor de
rechtbank, op eene vraag van den voor
zitter, zelve niets van hare kunsten te
gelooven, maar, zei ze, „de wereld wil
gediend wezen, en ik ben eene arme
weduwvrouw." (W. R. C.)
I.
Woensdagavond).
Zoo zijn we dan nu in Alkmaar ge
arriveerd we, dat wil zeggen het
hoofdbestuur van de Hollandsche Maat
schappij van Landbouw, de exposanten
op de jaarlij ksche tentoonstellingen, de
geëxposeerde planten, bloemen, vruch
ten, machines en andere voorwerpen,
en wij van de pers, van de „eeuwige"
pers, zooals de menschen zeggen. Of ze
daarmee bedoelen, dat wij eeuwig en
altijd overal te vinden zijn of dat de
Pers eeuwig is, zal ik maar in het mid
den laten. Voor mijn ijdelheid hoop ik
het laatste.
Alkmaar is eene bij uitstek geschikte
plaats voor eene landbouw tentoon
stelling. Dat is geen volzin uit een
speech of uit een toast aan tafel,
maar het is waar, eenvoudigweg waar.
Waarvan bestaat Alkmaar? Door zijn
kaasmarkt, dus van de boeren. Waar
van leeft minstens twee derde ge
deelte der ingezetenen Van de boeren'
Goudsmedenkoekbakkers, koffiehuis
houders (en er zijn er eenige in Alk
maar) als ze het niet van de boeren
hadden, dan hadden ze het heelemaal
niethun dagelijksch brood, bedoel ik.
Ja, zelfs de omstandigheid dat hier zoo
veel advokaten wonen (loop de Lange
straat maar eens door, lezer; is mij een
bewijs, dat de boeren het zijn, die Alk
maar in leven en in bloei houden
want men weet het, niemand procedeert
liever dan een boer, zijn advokaat na
tuurlijk uitgezonderd.
Nu moet eene landbouw-tentoonstel-
ling worden bezocht door landbouwers.
„Dat spreekt als een petje," zeggen
ze hier. Geen jongejuffrouwen die uit
den aard der zaak bang zijn, om hare
lichte glacétjes te bevlekken diekoo-
grondig onderzoek, zijn stevige hand
(pas op voor een klap daarmede) aan
den exposant voorhoudt, zeggende „En
wat mot me nou dat grappie koste?"
Zoo moeten we ze hebben en zoo
krijgen we ze ook, bij hoopen. Van alle
kanten komen ze aangereden met de
sjees of met het jachtwagentje, moeder
de vrouw mee en den zeun en de
maiden ook, als ze er zijn. Uit Oud
dorp en van den Stompetoren, uit Hu-
gowaard, Noordscharwoude, uit alle
windstreken komen ze, kijken en
koopen, op de tentoonstelling niet alleen,
maar ook bij den goudsmid, den bakker
en bij wie niet ah De izegrimmigste
winkelier leert nu lachen. En ze betalen
contant, die Jannen en Pieten en Kee
zen en Klazen en Japen en Gerritten
boter bij de visch. Om van te wa
tertanden bij ons in Haarlem!
Er wordt hier ook over niets anders
gesproken. Wie hier deze week zaken
mocht willen doen, zal zich zijne
reiskosten beklagen! Tentoonstelling is
het alEr wordt gepraat over den
wielerwedstrijd en over de concerten
over de gymnastiekuitvoering op
Zondag en over de harddraverijen op
Maandag en Dinsdag (daarover mis
schien wel het meest, want op harddra
ven is men hier algemeen gesteld) en
over de verlichting van de Mient en
over alles en alles, wat maar met de
expositie te maken heeft. Reken er dan
ook maar ge.ust cp, dat er hier zal
worden gevlagd gedurende de expositie,
huis aan huis. Wie het niet doet, kan
in levensgevaar verkeeren.
Nu, zoo erg is het niet, maar enthou
siasme is er, dat staat vast, Bij het
terrein van de tentoonstelling, een stuk
land van ongeveer 4% bunder, dat aan
het Raadslid Stoel toebehoort, ziet het
er uit alsof het kermis moet gaan wor
den, want een rij kramen is in opbouw
of al gereed, waarvoor de Oude Gracht
te Haarlem den neus volstrekt niet zou
behoeven op te trekken. (Dit beeld
is natuurlijk valsch, want wie zag er
ooit een gracht met een neus, maar ik
weet op dit oogenblik geen beter).
En nu we zóo vlak bij de tentoon
stelling zijn, kunnen we er ook wel
eens even binnengaan. Alles is er
klaar, alleen een late exposant is
nog aan het bouwen van eene over
dekking voor zijne machines. Toch
wordt hier en daar de laatste hand
nog aan het werk gelegd en is het
daarom moeilijk, nu al details te gaan
geven. Dit kan ik al wel zeggen, dat
het terrein groot genoeg is, en dat de
verschillende gebouwen praktisch ge
rangschikt zijn. Machinerieën zijn er meer
dan bij vorige gelegenheden, in het
hoofdgebouw, het heerlijk koele verblijf
van de appelen, pereD, kazen en der
gelijke delicatessen meer, vond ik eene
merkwaardige collectie van voor den
landbouw schadelijke dieren, niet levend,
waarde lezeres, schrik maar niet, maar
behoorlijk op sterk water, ook wel ge
naamd brandewijnal waren ze dus
nog niet goed dood, dan zouden ze
door dat „sterk water" toch wel „lijk"
wezen en geen kwaad doen. Deze ver
zameling is afkomstig van de Rijks-
Landbouwschool te Wageningen, ik hoop
er nader op terug te komen, want de
doozen stonden nu nog gedeeltelijk op
hun kop.
Een flinke restauratie is er ook, lang
geen onverdienstelijke inrichting op een
terrein, waar de zon rechtuit op neer-
schijnt en in een bescheiden hoekje
staatwat is dat zie ik goed
pen geen ploegen en geen wrongelmes-1 ^-aar*- maardaar staat een tele-
sen en geen kaaspeisen, hoe verdien-1 Phoon- Dat heet met z<jn tijd meegaan,
stelijk ze zich ook maken door het'Nock in Haarlem, noch in Dordrecht
spekken van de opbrengst der entree-[keb ik dat °P de lan(ib°uwtentoonstel-
gelden. Neen, een iermen boer, dien linS gezien een hoera voor Alkmaar 1
moeten we hier op de tentoonstelling 'iet oogenblik dat ik mijn neus
hebben, een die met zijn tijd mee wil ln het kantoortje van het Hoofdbestuur
die attentie heeft voor alles wat hem steek» waar de onvermoeide secretaris,
nieuw is en onbekend en die na een ide keer waldeck, troont met zijn
den uitslag gehad Ik heb dikwijls aan het geval gedacht. Het
was eene hardnekkige, erfelijke kwaal, die zeer moeilijk uitge
roeid kon worden."
„Van uw standpunt gezien, is de reis niet met een goeden
uitslag bekroond geworden."
„Waar is de zieke? Is hij genezen?"
„Hij is op zijn eigen kamers en ligt daar op het oogenblik
dronken."
„Dronken? Verklaar mij dat nader."
„Gaarne. Hij heeft zich aan whisky bedronken. Aan boord werd
hij dronken en had toch geen drank."
„Dat heeft ons tot onze groote ontdekking geleid," zeide de
tweede man.
„Ik denk dat ik het nu al begrijp," zeide de dokter, terwijl
hij in zijne zakken woelde. „Gij waart met een zeer belangrijke
zending belast en had veel kans om u een grooten naam te ver
werven. Gij moest hem dag en nacht bewaken en hem behan
delen zooals ik u had aangeraden. Hebt gij dat gedaan?"
„Wij hebben onzen plicht nauwgezet volbracht," zeide de
tweede spreker weer. „Vandaar onze groote ontdekking, die een
omwenteling in de medische wereld zal teweeg brengen."
„Ga als het u belieft voort," zeide de geneesheer, zich tot
den eersten spreker wendende.
„Tot den eersten aanval en ook tusschen de aanvallen, had
onze patient geen bewaking noodig, omdat hij volstrekt geen
drank wilde hebben. Er is geen beter mensch op de wereld
dan hij. Toen kwam de eerste aanval. Zijn oppasser kende de
verschijnselen en waarschuwde ons, hij zelf deed het ook. Wij
hadden dus ruim gelegenheid om ons voor te bereiden."
„Zeer goed. Wat deedt gij toen. Bespieddet gij hem nauw
keurig."
„Ja, maar op zijn eigen verzoek doorzochten wij eerst al zijne
kleeren. Hij was er zeer op gesteld, dat wij tevreden zouden
zijn. Wij doorzochten zijn kajuitkeken in elk hoekje van zijn
koffer, in zijn kooi en onder zijn kooi. Er was geen fleschje te
zien. Hij had niets afgesloten. Wij hadden de kajuiten aan
weerzijden van de zijne en de kapitein, de oppasser en de hof
meester hadden die daar tegenover. Ik zou graag willen, dat gij
u dat goed voorsteldet, anders zult gij niet begrijpen, wat wij
u zullen vertellen."
„Ga voort. De geheele reis is eene mislukking geweest," zuchtte
de dokter. „Nu gaat gij verontschuldigingen maken," zeide hij
somber.
„Met zonsondergang ging mijnheer Atheling op den eersten
dag van zijn aanval in zijn kajuit. Wij zaten aan den buiten
kant van de geopende kamer. Zijn oppasser, Mavis, ging uit en
in om eenige dingen op tafel te schikken. Toen ging hij weg»
De deur werd gesloten; wij bleven door het sleutelgat loeren."
„Dwazen. Gij hadt in de kamer moeten gaan. Ik weet al wat
gij mij nu te vertellen zult hebben."
„Wij hadden er ons van vergewist, dat er geen drank in de
kajuit en niet in de geheele boot was. Wat nut zou het dus
gehad hebben, als wij naar binnen gegaan waren? Den volgen
den morgen gaf hij alle teekenen van dronkenschap. Maar
hij kon toch niet dronken zijn, omdat hij geen drank kon
krijgen."
„Ik denk, dat hij toch even dronken was, als altijd in zulk
een aanval."
„Hij scheen het tenminste te zijn. Maar wat opmerkelijker
was, is, dat hij meer dan drie dagen dronken bleef. Wij gingen
den geheelen dag uit en in en er was geen drank in zijn
kajuit"
„Wat meer is," zeide de ander, „zijn kajuit rook naar whisky.
Het was de meest geheimzinnige meest onverklaarbare zaak,
waarvan wij ooit gehoord hebben. Niemand zou het willen
gelooven."
„Groote God, wat zijt gij dwazen," zeide de dokter hard-;
vochtig.
„Het komt, omdat er eene kracht bestaat, die niemand voor
ons nog had uitgevonden," zeide de tweede jonge man„wij
hebben eene ontdekking gedaan, die deze reis even belangrijk
zal maken, als die van de „Beagle"."
„De kapitein en de hofmeester zwoeren, dat er geen drank
aan boord was en Mavis toonde ons de lijst, waarin al onze
voorraad was opgeteekend."
„Ah zoo, Mavis, die trouwe oppasser, die altijd voor drank
zorgde. Ja, dat is wel een uitmuntend man in zulk een geval/*
„De arme man was wanhopig. Zijn meester had hem eene
geschreven belofte gedaan van tweehonderd pond, als hij hem
geheel hersteld naar huis vergezelde. Hij verloor dus dit geld
eene belangrijke som voor zoo'n man."
Wordt vervolgd