De Landbouwtentoonstelling in Alkmaar. regeering der Zuid-Afrikaansche Repu bliek geen tijd verloren liet gaan, om door aanvullingsbepalingen op de reeds bestaande goudwet de goudproductie op meer solieden grondslag te vestigen en verkeerde practijken tegen te gaan. Voor de akte middelbaar onderwijs, hand tee kenen en perspectief slaagden te Amsterdam de heeren J. Dona en J. A. Eblé, leerlingen van de Academie voor beeldende kunsten te 's-Hage. De directeur dier inrichting, de heer A. van Delden, ontving Woensdag ochtend van den voorzitter der examen commissie een telegram van gelukwensch met het mooie examen door genoemde leerlingen afgelegd. Ter kennisneming voor de leerlingen werd dit telegram door den directeur in de gang van het gebouw opgehangen, waar de jonge dames der hoogste klasse er een lauwer krans omheen vlochten. Voor het derde gedeelte van het notarieel examen, gehouden op 21 Augustus jihadden zich aangegeven 123 adspiranten. Daarvan zijn geslaagd en hebben mitsdien den graad van cand -notaris verworven 62 adspiranten, hieronder in alphabetische volgorde vermeldJ. F. van Alphen, te Eind hoven T. L. G. d'Aumerie, te 's Hage J. A. Berendsen, te GroenlooR. van den Berg, te Woerden; G. D.Boerlage, te Velsen; W. ten Bokkel, te 's-Hage; J. G. H. B. Bolk, te VuchtM. H. L. A. Bongaerts, te 's-Hage; G. ten Brug - gencate, te AlmelooF. D H. Bijl, te Rotterdam; J. P. F. M. Corbey, te Weert; J. C. Doedens, te Enschede; J. W. Dolmans, te ItterenE. B. Du - moleijn, te 's HageW. E. Duijm, te Tolen G. A. van Everdingen, te 's-Gre- velduin Kapeiie A. G. Faber, te Kra lingenjhr. E L. de Geer, te Zeist; M. P. Goedhart, te OldeberkoopC J. v. Grating, te UtrechtM. Huijgens, te Amsterdam; P. A. de Jong, te's Hage; M. J. Keiser, te AlkmaarF. J. J. Kleinschmit, te HarlingenW. A. Kleïjn van de Poll, te 's-Hage; J. B. H. Klij- nen, te RoermondD. L de Koe, te SeksbierumB ter Kuile, te Dordrecht L. V. M. H. Leclercq, te Amsterdam; J. M. J. van Lis, te Kortgene; M. M. C. van der Loo, te KralingenF. W. Ludwig, te Amsterdam; J. P. Mahl- stede, te BergambachtC. A. M. Mer- tens, te OosterhoutTh. H. van der Meulen, te LeeuwardenJ. Meulenberg, te MiddelburgR. Mulder, te Medem- blik; J. B. L. H. A. Muller, te Maas tricht; H. W. van Nes, te Woerden; L. Offerhaus, te MedemblikJ. S. P. P. van Oppenraaij, te Nijmegen; C. L. B. Pet, te HoogeveenJ. A. F. Peters, te Boksmeer; A. van der Poest Cle ment, te Hoorn G. van Poeteren, te 's Hage; I. van Praag, te Alkmaar jC. Schut, te Haarlem; mr. A. Sigmond, te DordrechtW. C. de Smidt, te Hulst; A Snoodijk, teBergen op-Zoom G. van der Stuijt, te 's-Hage; K. van Terwisga, te Slechteren; W. Veenstra, te Marrum W. de Visser, te Rotter dam H. P. A. van Vlijmen, te 's-Bosch; W. W. Vollenhoven van Daalen, te Utrecht; J.. P. Waalkens, te Utrecht; H. Weber, te 's-Hage A. C. de Wilde, te Arnhem J, A. Wilkens, te Dordrecht, en M. C. Ypelaar, te Delft. H e t s s. Prinses A m alia zal de oude machines tegen geheel nieuwe verwisselen, van het Triple Compound Systeem voor 1900 paar denkracht en met nieuwe stalen stoom ketels. een der politie-bu- Amsterdam is gebracht een koopman, die in gezelschap twee personen, die onbekend Aan reaux te 26 jarige van nog zijn gebleven, in een tapperij in de Wagenaarstraat. door middel van een valsch kaartspel van een heibaas f 2000 zou hebben gewonnen. Bij fouilleering is op hem bevonden een bankbiljet van f 100. Freiherr Von Barnekow, na gedurende zijn verblijf te Amsterdam de grootste hotels te hebben gelo geerd, vond eindelijk nog een verblijf in eene slaapstee in de Dirk van Has seltsteeg. Ook de eigenaar van deze inrichting heeft bij zijn verblijf geen zijde gesponnen. De Freiherr is weder naar zijn vaderland teruggekeerd, zonder orde op zijne zaken te hebben gesteld. cDV. N.) Men zal zich herinneren dat er onlangs sprake is geweest van het vertrek van dr. Mezger uit Wies- baden, nu zijn betrekkingen verbroken zijn met de directie van het hotel, waar hij zijn praktijk uitoefende. Op het oogenblik vertoeft dr. Mezger te Dom burg. Naar wij vernemen, is dr. Mez ger niet voornemens vooreerst Wies baden te verlaten, maar zal hij voor- loopig aldaar zijn praktijk blijven uitoefenen. Hbl. Door een beurtschipper is aan de politie te Amsterdam kennis ge geven, dat Dinsdagavond in de Zuiderzee nabij Bunschoten van zijn vaartuig over boord is geslagen en verdronken een persoon, vermoedelijk een 16 jarige sigarenmaker, gewoond hebbende te Haarlem. Men leest inde N. R. Cl.: Volgens inlichtingen is tegen den persoon G. H. L. (Lieftink) bij de politie te Rotterdam bekend als flesschentrek- ker, reeds meermalen in het Algemeen Politieblad gewaarschuwd. Hij is werke lijk gerechtigd tot het voeren van het koninklijk wapen, hem verleend als hofleverancier van wijlen Z. M. Koniug Willem IIIhij moet dit hebben ver kregen, terwijl hij in Utrecht woonde en handelaar was in gevogelte enz. Het voeren van dat wapen schijnt hem niet te zijn ontnomen, zoodat hij nu voor het uitoefenen van een anderen handel daarvan gebruik schijnt te maken. Verder kan nog worden medegedeeld, dat genoemde persoon eene bestelling had gedaau van muziekinstrumenten bij een fabrikant in Daitschland voor eene waarde van pl. m. 3500. De bestelde ar tikelen waren reeds te Rotterd. aangekO' men, doch men kreeg achterdocht en in formeerde bij de politie, door wier tus- schenkomst het bestelde niet afgeleverd werd, zoodat de afzender zijne waar terugkreeg, al was het dan ook ten koste van vracht enz. Rotterdam gaf Maandag avond een tooneel te aanschouwen, dat, zoo niet eenig in de geschiedenis der stad, dan toch in langen tijd niet is gezien, en dat alles na het afscheid van den zich noemenden Sequah. Zooals alle avonden, was de groote zaal van het verkooplokaal tegen 8 uur reeds overvol, zoodat door de politie niemand meer werd toegelaten. Ook in de zaal bevond zich een tamelijk sterke politiemacht. Te ongeveer 8 uur verscheen Sequah in zijn bekend prairieëncostuurn op het podium, uitbundig toegejuicht door het aanwezige publiek, dat prootendeels bestond uit personen van beiderlei ge slacht, behoorende tot de laagste klassen der maatschappij, zoodat men, behalve van de toespraken van Sequah en zijn tolk ook nog genieten kon in de tus- schenbedrijven van een taal die zich eenvoudig niet laat beschrijven. Over het algemeen gedroeg het vrouwelijk geslacht zich het luidruchtigst. Nadat aan Sequah onder hetschette ren der fanfares een lauwerkrans en een mand met bloemen waren aangeboden, deelde hij mede dat hedenavond een schipper zou behandeld worden, reeds twee maanden lijdende aan het spit, dien hij echter in vijf minuten zou ge nezen. Voordat dit begon, hield hij een redevoering waaruit, voor zoover ver staanbaar, was op te maken dat hij ge hoord had, dat de justitie hem eveneens zou vervolgen voor het kosteloos ver strekken zijner geneesmiddelen. Voorts zeide hij dat hem ter oore was gekomen, dat bij zijn verhoor voor den officier van justifie te Breda, deze van hem al lerlei leelijks had gezegd. Hij zou daar wel op geantwoord hebben, doch hij kon hem niet verstaan eerst later werd het hem verteld. Ten slotte deelde hij natuurlijk weer, onder het luide gebrul van zijn gehoor, mede, dat hij te Rotterdam bleef totdat het antwoord op het adres aan de ko ningin zou zijn ingekomen. Het verkoop lokaal zal hij echter niet meer kunnen gebruiken, daar dit aan anderen is ver huurd. Terwijl nu de patient achter de gor dijntjes werd behandeld onder het spe len van een oorverdoovende muziek, kwam degene, die zich met de inza meling der gelden had belast om aan Sequah de hem opgelegde boete te ver goeden, meêdeelen dat het bedrag nog niet aanwezig was, waarom hij de aan wezigen aanmaande hedenavond eens goed te offeren. Hij voegde er tevens bij te verwachten, dat het „geachte" publiek van Rotterdam het rijtuig van Sequah zelf zou trekken. Hetgeen nu gebeurde, ging alle per ken te buiten. Alles vloog onder het ontzettendst gedrang, waarin verschil lende malen de kreetmoordwerd gehoord, naar buiten, waar dan ook werkelijk de bekende reclamewagen voor de deur stond zonder paarden, doch van sterke kabeltouwen voorzien en versierd met vlaggen. Allen wierpen zich daarop en onder gejuich en getier zette de stoet zich in beweging naar het hotel Coomans, waar Sequah zijn intrek heeft genomen. Op het balkon staande had men daar een goed gezicht op hetgeen zou gebeuren. Eerst ver scheen de Sequah-ekwipage, waarin zijn echtgenoot en helpers waren gezeten en vervolgens de man staande in den wagen. De Hoofdsteeg leverde nu een ontzaglijken aanblik op. Een golvende menschenmassa, zonder overdrijving te schatten op veertig of vijtigduizend, liep voor of achter den wagen. Er was slechts een zwarte klomp te zien, waarop verschillende hoofden stonden. Daar- tusschen werden de politieagenten bij tientallen heen en weer geduwd zonder weerstand te kunnen bieden. Sequah zelf zag bij aankomst zeer bleek. Op zoo iets had de man zelf zeker niet gerekend Hij baastte zich dan ook het hotel binnen te komen, waar hij zich weer op het balkon ver toonde met het doel het volk toe te spreken. Hij kon zïVeh echter niet ver staanbaar maken en trok zich dan ook wijselijk terug, terwijl de lichten in de bovenzaal werden uitgedaan. De politie begon nu te trachten de Hoofdsteeg van de overtollige bezoekers te zuiveren en was daarmede tot iaat in den avond bezig. {HUI) Toen de stoomboot Cu le m- borg Dinsdagnamiddag aan het station Nieuweveer, onder Streefkerk, aanlegde, had eene vrouw uit Berg-Ambacht, die met haar kindje op de boot zou stap pen, het ongeluk van de loopplank te vallen, in de Lek. Oogenblikkelijk sprong de kapitein der boot te water, en had het geluk, hoewel met veel moeite, moeder en kind te redden. Het kind was aan het gelaat eenigszins gewond. Onlangs werd uit Nuns- peet een staaltje van verregaande bij- geloovigheid vermeld, waarbij een man, die een ziek kind had, de hulp van eene „dui velban ster" inriep, en toen tot tweemaal toe eene zwarte kip levend in den pot stopte en kookte. Als vervolg hierop dieneDe dominé, wien dit geval ter oore kwam, onderhield hem daarvoor in de kerkeen geloovig christen mocht aan hekserij geen ge loof hechten enz. De man, die „bekeerd" is, heeft zich een en ander zóo aange trokken, dat hij beproefd heeft, door ophanging een einde aan zijn leven tè maken. Gelukkig werd de toeleg ver ijdeld. De leeraar kwam hem opzoeken, en na dat bezoek is onze ongelukkige huisvader vrij wat bedaarder geworden. Het kind is, naar men zegt, herstellende maar het was reeds acht weken ziek geweest, toen de betoovering week, en dus duurt het thans ook nog acht weken, alvorens de arme kleine weer geheel beter is. De man, een arme landbouwer, die elf monden open te houden heeft, ter wijl deze zieke zijn negende kind is, is gedagvaatd, omdat hij vrouw E. D. met geweld gedwongen heeft, over zijn ziek kind de woorden „God zegen je" driemaal uit te spreken, terwijl hij haar dreigde met eene blaaspijp te zullen doodslaan. De officier van justitie te Zwolle, die aannam, dat beklaagde eenigszins opgewonden was door de ziekte van zijn kind, eischte daarom eene boete van 25 of 14 dagen gevangenissiraf. De vrouw, die den bekenden raad met de zwarte kip had gegeven, „dikke Miete uit Zwolle, verklaarde voor de rechtbank, op eene vraag van den voor zitter, zelve niets van hare kunsten te gelooven, maar, zei ze, „de wereld wil gediend wezen, en ik ben eene arme weduwvrouw." (W. R. C.) I. Woensdagavond). Zoo zijn we dan nu in Alkmaar ge arriveerd we, dat wil zeggen het hoofdbestuur van de Hollandsche Maat schappij van Landbouw, de exposanten op de jaarlij ksche tentoonstellingen, de geëxposeerde planten, bloemen, vruch ten, machines en andere voorwerpen, en wij van de pers, van de „eeuwige" pers, zooals de menschen zeggen. Of ze daarmee bedoelen, dat wij eeuwig en altijd overal te vinden zijn of dat de Pers eeuwig is, zal ik maar in het mid den laten. Voor mijn ijdelheid hoop ik het laatste. Alkmaar is eene bij uitstek geschikte plaats voor eene landbouw tentoon stelling. Dat is geen volzin uit een speech of uit een toast aan tafel, maar het is waar, eenvoudigweg waar. Waarvan bestaat Alkmaar? Door zijn kaasmarkt, dus van de boeren. Waar van leeft minstens twee derde ge deelte der ingezetenen Van de boeren' Goudsmedenkoekbakkers, koffiehuis houders (en er zijn er eenige in Alk maar) als ze het niet van de boeren hadden, dan hadden ze het heelemaal niethun dagelijksch brood, bedoel ik. Ja, zelfs de omstandigheid dat hier zoo veel advokaten wonen (loop de Lange straat maar eens door, lezer; is mij een bewijs, dat de boeren het zijn, die Alk maar in leven en in bloei houden want men weet het, niemand procedeert liever dan een boer, zijn advokaat na tuurlijk uitgezonderd. Nu moet eene landbouw-tentoonstel- ling worden bezocht door landbouwers. „Dat spreekt als een petje," zeggen ze hier. Geen jongejuffrouwen die uit den aard der zaak bang zijn, om hare lichte glacétjes te bevlekken diekoo- grondig onderzoek, zijn stevige hand (pas op voor een klap daarmede) aan den exposant voorhoudt, zeggende „En wat mot me nou dat grappie koste?" Zoo moeten we ze hebben en zoo krijgen we ze ook, bij hoopen. Van alle kanten komen ze aangereden met de sjees of met het jachtwagentje, moeder de vrouw mee en den zeun en de maiden ook, als ze er zijn. Uit Oud dorp en van den Stompetoren, uit Hu- gowaard, Noordscharwoude, uit alle windstreken komen ze, kijken en koopen, op de tentoonstelling niet alleen, maar ook bij den goudsmid, den bakker en bij wie niet ah De izegrimmigste winkelier leert nu lachen. En ze betalen contant, die Jannen en Pieten en Kee zen en Klazen en Japen en Gerritten boter bij de visch. Om van te wa tertanden bij ons in Haarlem! Er wordt hier ook over niets anders gesproken. Wie hier deze week zaken mocht willen doen, zal zich zijne reiskosten beklagen! Tentoonstelling is het alEr wordt gepraat over den wielerwedstrijd en over de concerten over de gymnastiekuitvoering op Zondag en over de harddraverijen op Maandag en Dinsdag (daarover mis schien wel het meest, want op harddra ven is men hier algemeen gesteld) en over de verlichting van de Mient en over alles en alles, wat maar met de expositie te maken heeft. Reken er dan ook maar ge.ust cp, dat er hier zal worden gevlagd gedurende de expositie, huis aan huis. Wie het niet doet, kan in levensgevaar verkeeren. Nu, zoo erg is het niet, maar enthou siasme is er, dat staat vast, Bij het terrein van de tentoonstelling, een stuk land van ongeveer 4% bunder, dat aan het Raadslid Stoel toebehoort, ziet het er uit alsof het kermis moet gaan wor den, want een rij kramen is in opbouw of al gereed, waarvoor de Oude Gracht te Haarlem den neus volstrekt niet zou behoeven op te trekken. (Dit beeld is natuurlijk valsch, want wie zag er ooit een gracht met een neus, maar ik weet op dit oogenblik geen beter). En nu we zóo vlak bij de tentoon stelling zijn, kunnen we er ook wel eens even binnengaan. Alles is er klaar, alleen een late exposant is nog aan het bouwen van eene over dekking voor zijne machines. Toch wordt hier en daar de laatste hand nog aan het werk gelegd en is het daarom moeilijk, nu al details te gaan geven. Dit kan ik al wel zeggen, dat het terrein groot genoeg is, en dat de verschillende gebouwen praktisch ge rangschikt zijn. Machinerieën zijn er meer dan bij vorige gelegenheden, in het hoofdgebouw, het heerlijk koele verblijf van de appelen, pereD, kazen en der gelijke delicatessen meer, vond ik eene merkwaardige collectie van voor den landbouw schadelijke dieren, niet levend, waarde lezeres, schrik maar niet, maar behoorlijk op sterk water, ook wel ge naamd brandewijnal waren ze dus nog niet goed dood, dan zouden ze door dat „sterk water" toch wel „lijk" wezen en geen kwaad doen. Deze ver zameling is afkomstig van de Rijks- Landbouwschool te Wageningen, ik hoop er nader op terug te komen, want de doozen stonden nu nog gedeeltelijk op hun kop. Een flinke restauratie is er ook, lang geen onverdienstelijke inrichting op een terrein, waar de zon rechtuit op neer- schijnt en in een bescheiden hoekje staatwat is dat zie ik goed pen geen ploegen en geen wrongelmes-1 ^-aar*- maardaar staat een tele- sen en geen kaaspeisen, hoe verdien-1 Phoon- Dat heet met z<jn tijd meegaan, stelijk ze zich ook maken door het'Nock in Haarlem, noch in Dordrecht spekken van de opbrengst der entree-[keb ik dat °P de lan(ib°uwtentoonstel- gelden. Neen, een iermen boer, dien linS gezien een hoera voor Alkmaar 1 moeten we hier op de tentoonstelling 'iet oogenblik dat ik mijn neus hebben, een die met zijn tijd mee wil ln het kantoortje van het Hoofdbestuur die attentie heeft voor alles wat hem steek» waar de onvermoeide secretaris, nieuw is en onbekend en die na een ide keer waldeck, troont met zijn den uitslag gehad Ik heb dikwijls aan het geval gedacht. Het was eene hardnekkige, erfelijke kwaal, die zeer moeilijk uitge roeid kon worden." „Van uw standpunt gezien, is de reis niet met een goeden uitslag bekroond geworden." „Waar is de zieke? Is hij genezen?" „Hij is op zijn eigen kamers en ligt daar op het oogenblik dronken." „Dronken? Verklaar mij dat nader." „Gaarne. Hij heeft zich aan whisky bedronken. Aan boord werd hij dronken en had toch geen drank." „Dat heeft ons tot onze groote ontdekking geleid," zeide de tweede man. „Ik denk dat ik het nu al begrijp," zeide de dokter, terwijl hij in zijne zakken woelde. „Gij waart met een zeer belangrijke zending belast en had veel kans om u een grooten naam te ver werven. Gij moest hem dag en nacht bewaken en hem behan delen zooals ik u had aangeraden. Hebt gij dat gedaan?" „Wij hebben onzen plicht nauwgezet volbracht," zeide de tweede spreker weer. „Vandaar onze groote ontdekking, die een omwenteling in de medische wereld zal teweeg brengen." „Ga als het u belieft voort," zeide de geneesheer, zich tot den eersten spreker wendende. „Tot den eersten aanval en ook tusschen de aanvallen, had onze patient geen bewaking noodig, omdat hij volstrekt geen drank wilde hebben. Er is geen beter mensch op de wereld dan hij. Toen kwam de eerste aanval. Zijn oppasser kende de verschijnselen en waarschuwde ons, hij zelf deed het ook. Wij hadden dus ruim gelegenheid om ons voor te bereiden." „Zeer goed. Wat deedt gij toen. Bespieddet gij hem nauw keurig." „Ja, maar op zijn eigen verzoek doorzochten wij eerst al zijne kleeren. Hij was er zeer op gesteld, dat wij tevreden zouden zijn. Wij doorzochten zijn kajuitkeken in elk hoekje van zijn koffer, in zijn kooi en onder zijn kooi. Er was geen fleschje te zien. Hij had niets afgesloten. Wij hadden de kajuiten aan weerzijden van de zijne en de kapitein, de oppasser en de hof meester hadden die daar tegenover. Ik zou graag willen, dat gij u dat goed voorsteldet, anders zult gij niet begrijpen, wat wij u zullen vertellen." „Ga voort. De geheele reis is eene mislukking geweest," zuchtte de dokter. „Nu gaat gij verontschuldigingen maken," zeide hij somber. „Met zonsondergang ging mijnheer Atheling op den eersten dag van zijn aanval in zijn kajuit. Wij zaten aan den buiten kant van de geopende kamer. Zijn oppasser, Mavis, ging uit en in om eenige dingen op tafel te schikken. Toen ging hij weg» De deur werd gesloten; wij bleven door het sleutelgat loeren." „Dwazen. Gij hadt in de kamer moeten gaan. Ik weet al wat gij mij nu te vertellen zult hebben." „Wij hadden er ons van vergewist, dat er geen drank in de kajuit en niet in de geheele boot was. Wat nut zou het dus gehad hebben, als wij naar binnen gegaan waren? Den volgen den morgen gaf hij alle teekenen van dronkenschap. Maar hij kon toch niet dronken zijn, omdat hij geen drank kon krijgen." „Ik denk, dat hij toch even dronken was, als altijd in zulk een aanval." „Hij scheen het tenminste te zijn. Maar wat opmerkelijker was, is, dat hij meer dan drie dagen dronken bleef. Wij gingen den geheelen dag uit en in en er was geen drank in zijn kajuit" „Wat meer is," zeide de ander, „zijn kajuit rook naar whisky. Het was de meest geheimzinnige meest onverklaarbare zaak, waarvan wij ooit gehoord hebben. Niemand zou het willen gelooven." „Groote God, wat zijt gij dwazen," zeide de dokter hard-; vochtig. „Het komt, omdat er eene kracht bestaat, die niemand voor ons nog had uitgevonden," zeide de tweede jonge man„wij hebben eene ontdekking gedaan, die deze reis even belangrijk zal maken, als die van de „Beagle"." „De kapitein en de hofmeester zwoeren, dat er geen drank aan boord was en Mavis toonde ons de lijst, waarin al onze voorraad was opgeteekend." „Ah zoo, Mavis, die trouwe oppasser, die altijd voor drank zorgde. Ja, dat is wel een uitmuntend man in zulk een geval/* „De arme man was wanhopig. Zijn meester had hem eene geschreven belofte gedaan van tweehonderd pond, als hij hem geheel hersteld naar huis vergezelde. Hij verloor dus dit geld eene belangrijke som voor zoo'n man." Wordt vervolgd

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1891 | | pagina 2