voor den aanleg van proef- en leervel-
den in het belang van den landbouw
zoomede voor internationale eenheid in
de onderzoekingsmethode aan de land
bouw-laboratoria.
De tweede afdeeling behandelde het
vraagstuk van het landbouw crediet en
sprak, als haar oordeel uit, dat de staat in
deze niet moet tusschenbeide komen
maar dit arbeidsveld moet overlaten aan
het particulier initiatief.
In de derde afdeeling werd de beet
wortelcultuur behandeld en het nut be
toogd om bieten van groot suikergehalte
te verbouwen en den verkoopprijs naar
het gehalte te regelen.
Voorts werden in die afdeeling door
den heer E. van den Bosch uit Goes
behartigenswaardige wenken gegeven in
het belang van den veestapel en aan
gedrongen op een bacteriologisch onder
zoek van de melk in daarvoor op te
richten stations.
In de vierde afdeeling besprak men
de exploitatie der veengronden. De
wenschelijkheid werd betoogd van de
kanalisatie dier gronden aan het pro
vinciaal bestuur op te dragen.
De vijfde afdeeling verwierp de con
clusie van den heer Stoffels uit Deventer,
om den grond uitsluitend staatseigendom
te maken.
In de zesde afdeeling betoogde men
het nut om de phytopathatogie te ver
heffen tot eene afzonderlijke weten
schap. Zij verklaarde het verder voor
noodzakelijk om in alle staten weten
schappelijke stations op te richten tot
onderzoek der ziekten onder planten en
voor het onderzoek der schadelijke
diersoorten.
In dezelfde afdeeling werd nog de
noodzakelijkheid betoogd om in ver
schillende rijken van Europa agrono-
mische stations te vestigen en eene
internationale overeenkomst tot be
scherming van nuttige vogels uit te
lokken.
H. M. de Koningin-Regentes
heeft 50 geschonken aan de weduwe
van den in Den Haag door zijn zwager
vermoorden werkman C. J. H. Mosterd.
Eenige komraiezen-veri-
ficateurs der directe belastingen enz.,
voor het meerendeel belast met den
visitatiedienst, hebben zich per adres
tot den minister van Financien ge
richt. Zij wijzen er op, dat sinds hun
in dienst treden de bevordering van
kommiesverificateur tot verificateur tot
de zeldzaamheden is gaan behooren en
dat het kon. besl. van 3 Nov. 1887
hun ook het dingen naar ontvangkan
toren zoo goed als onmogelijk heeft
gemaakt. Toch doen zij bij de tegen
woordige organisatie bijna allen vol
maakt dezelfde diensten, dragen dezelfde
verantwoordelijkheid, oefenen hetzelfde
gezag uit en houden denzelfden stand
op als de verificateurs, maar genieten
ongeveer 59 pet. van de bezoldiging
dezer ambtenaren. Zij bevelen daarom
hun belangen den minister ernstig ter
overweging aan.
Uit Leiden wordt van
September gemeldDe gemeenteraad
heeft heden benoemd tot wethouder,
tevens ambtenaar van den burgelijken
stand, de heer H. C. Juta; tot voor
zitter der commissie voor de financiën
prof. Drucker; tot leden van die com
missie de heeren P. C. L. Driessen en
dr. Dekhuijzen.
Tot bestuurder der stedelijke werk
inrichting is benoemd dr. Siegenbeek
van Heukelom.
De heer P. J. van Hoeken heeft de
benoeming tot lid der commissie voor
de fabricage aangenomen.
De Raad heeft voorde alhier in 1892
te houden tentoonstelling van de Holl.
Maatschappij van landbouw eene subsi
die van 2000 toegestaan.
Uit Utrecht meldt men:
De opbrengst der perronkaarten aan
het station van den staatsspoorweg blijft
hier sedert de invoering vrijwel gelijk.
Er zijn dagen waarop de ontvangst
voor deze kaarten 10, maar ook an
dere waarop die f 30 bedraagt. Gemid
deld kan worden gerekend op eene op
brengst van 20, waarmede zoo onge
veer gedekt zullen kunnen worden de
kosten van beambten, die aan de ver
schillende uitgangen van het station
noodig zijn voor de controle.
De ontwerp-gemeentebe-
grooting van Deventer over 1892 bedraagt
in ontvangst en uitgaaf 791,449,24,
met een batig saldo van nihil. De op
brengst van de inkomstenbelasting wordt
gekaamd op ongeveer f 75.000. Burg.
Weth. stellen voor te heffen 3 pet
Dit is 3/i9 meer dan thans.
Den 2n en 3° September
heeft mevrouw de wed. Van Eeghen,
geb. Labouchère, op den huize „Aar-
denburg" te Doorn een bazar gehouden
ten behoeve van de Martha-stichting
te Alfen a/d Rijn. Deze bazar heeft
ruim ƒ3000 opgebracht.
Het moge voor het nage
slacht worden geboekstaafd, dat in het
jaar 1891 de zomer niet 21 Juni, zooals
volgens den almanak zijn plicht zou
zijn geweest, doch den 911 Sept. een
aanvang genomen heeft, dus ongeveer
op een tijdstip, dat hij gewoon is af
scheid te nemen. {Tijd.)
Uit Dordrecht meidtmen
aan de N. B. C.
Het gebouw der voormalige (grafe
lijke) Munt, onlangs in publieke veiling
verkocht, is overgegaan in handen der
hier ter stede bestaande muziekschool,
die daa.rin het volgende jaar haren zetel
zal overbrengen. Dit bericht zal onge
twijfeld ook met genoegen worden^ ver
nomen door de vereerders van histo
rische monumenten, omdat er nu geen
vrees meer bestaat, dat het historische
poortje zou moeten vallen voor de ver
nielende mokerslagen van den slooper.
Uit Stompwijk meldt men
van 9 September:
Op het kruispunt over den Veen weg
onder deze gemeente werd heden door
den trein van den staatsspoorweg een
10 jarig meisje overreden en gedood.
Nadat een trein met van de manoeuvres
terugkeerende militairen was gepasseerd,
wilde het kind de rails oveisteken, toen
op hetzelfde oogenblik een van 's Hage
komende sneltrein haar verpletterde.
Te Grijpskerk is bij hetver
voeren van eenen inboedel, waartoe
ook een geladen geweer behoorde, dit
wapen afgegaan. Ongelukkig trof het
schot het zesjarig kind van den eigenaar
in het aangezicht. Het kind is aan de
gevolgen overleden.
Te Beek onder Breda is
deze week bij den landbouwer Van
Leent uit eene kast eene aanzienlijke
som gelds, benevens al het goud zijner
vrouw gestolen. Van den dief of de
dieven is nog geen spoor gevonden.
Dinsdagavond ontstond te
Breda brand in het huis van J. Stijger,
terwijl hij met zijne vrouw afwezig was
en vijf kleine kinderen zonder opzicht
thuis waren gelaten. De brand was ont
staan, doordat de vlammen van een
petroleumtoestel zich hadden medege
deeld aan de gordijnen, eene tafel en
een stoel met kleedingstukken, waar
door de kamer spoedig in een dichten
rook was gehuld. Door het optreden
der buren, die de ruiten insloegen, wer
den de reeds half bewustelooze kinderen
van den dood gered, en de brand spoedig
gebluscht.
Te C h a a m, b ij Breda, heb-
ben de rijks-ambtenaren eene bende
zoutsmokkelaars betrapt, die op hunne
verschijning hunne vracht afwierpen
en het hazenpad kozen, doch een hunner
viel in handen der ambtenaren. Het in
beslag genomen zout bedroeg niet min
der dan 162 kilogram.
Maandag j 1. werd door de
belgische justitie aan de onze uitgeleverd
d. H., een notaris die voortvluchtig
was. Door de maréchaussée werd hij van
Breda naar Rotterdam overgebracht.
{N. Br. C.)
Te Ammerzoden bebbenin
de laatste dagen ongeregeldheden piaats
gegrepen, die zulk een omvang hebben
gekregen, dat thans eene sterke rijks
politiemacht ter plaatse aanwezig is om
aan die ongeregeldheden paal en perk te
stellen, terwijl bij proclamatie samen
scholingen van meer dan drie personen
verboden zijn. Eene groote bende wierp
Dinsdagavond bij enkele ingezetenen
de ruiten in, en heeft zich niet ontzien
de aanwezige geringe politiemacht
drie man duchtig toe te takelen. De
oorzaak ligt hierin, dat voor het kan
tongerecht te Zalt-Bommel terecht moet
staan de dorpsonderwijzer, ter zake van
herhaalde overtreding der drankwet.
Het janhagel vindt het te vermetel van
de politie, dat zij hem, die in de ge
meente voor dezen en genen de pen
moet hanteeren en daardoor een onmis
baar persoon eD werktuig is, heeft dur
ven bekeuren. Gisteren was de officier
van justitie uit Tiel te Ammerzoden tot
onderzoek van het gebeurde.
Salomon Velleman, uitLeeu
warden, die verdacht wordt van den
moord op het achtjarig knaapje te
Xanten, heeft zich naar de Clevischer
Volksfreund meldt vrijwillig ter be
schikking van de justitie gesteld. Hij
nu uit Kleef door de politie naar
Xanten gebracht.
Üe Landbauwtentaenstelling
in Alkmaar.
II.
Veel zon op de vlakteEen heel.
heel klein windje, dat mij niet bereiken
kan in het eenige beschaduwde hoekje
van den restaurant, waar ik dit zit te
schrijven. De vlaggen van ik zou haast
zeggen alle natiën, die om de muziek
tent heen zijn geplant, kunnen niet tot
wapperen komen, hoe graag ze het ook
zouden willen
Toen we vanmorgen onze oogen open
den, zagen we de Waag versierd, met
guirlandes van groen en bloemen, een
hulde, die de Alkmaarders aan dat ge
bouw zeker wel mogen brengen; wie
mijn vorig stuk las, weet wel waarom,
Ook sommige particulieren, o. a. een
banketbakker (zei ik het niet, lezer, van
die bakkers hebben versieringen aan
gebracht. Dat het hun geen windeieren
legge
Ingevolge mijn belofte, ben ik nog
eens naar de schadelijke dieren gaan
kijken, die de Landbouwschool te Wa
geningen zond. Die collectie is nu al
een groote aantrekkelijkheid voor de
bezoekers van de tentoonstelling, en van
vele der insecten is de ontwikkelings
periode zóo duidelijk weergegeven, dat
het ook voor den leek in de landbouw vak
ken aantrekkelijk is. De eerste gewaar
wording van genoemden leek, als hij deze
expositie ziet, zal wel wezen„Mijn
grut (of een andere vloek van het
zelfde gehalte) wat zijn er toch een
massa van die vernielende wezens
Er zijn van die bij iedereen bekende
ziekteprocessen bij, zooals de worm in
appels, men vindt er allerlei motten in
allerlei landbouwproductenklaver en
winterrogge die aan reup lijden, een
ananaszieken anjelier, en misvormingen
door de bekende, verslindende blad
luizen.
Waar wij op dit oogenblik, bij de
graanschaarschte, met bizondere attentie
naar zullen kijken, is de graanmot,
„sitrotoga cerealella olivier." Wat dit
in het hollandsch beteekent Heel vrij
overgezet, wil het zeggen „duur brood."
Het sneeuwbalgoudhaantje draagt wel'
een aardigen naam, maar is daarom
nog geen lief beestje; zoo is er ook
een torretje, dat de asperges verwoest,
een idem in de mosterd, en de bekende,
gevreesde coloradokever, die jaren ge
leden den aardappeloogst zoo deerlijk
heeft verwoest. Een groote paarden-
wesp, gelukkig op een speld gespietst,
doet ons medelijden krijgen met een
in den zomer, en we staan
ervan te kijkenhoe zoo'n klein
kevertje, als de „ongelijke houtschors
kever" kans ziet om in den tak van een
pereboom zoo'n langen gang te maken,
Het zijn niet alleen Goliaths, waarvoor
men vrees moet koesteren, de Davidjes
zijn soms geduchter.
Naar de insecten, die op kool en
uien zijn gesteld, zullen de Langedij-
kers zeker met afschuw kijken, de
Langedijkers, die er niet zouden wezen,
er geen kool en geen uien waren,
en die somtijds heel aardige kapitaaltjes
vergaren vooral met den uienbouw.
Ik heb zoo enkele grepen gedaan uit
de nuttige expositie van de Landbouw
school, en ik zit er juist over te peinzen,
met hoeveel moeilijkheden en weder
waardigheden een landbouwer toch heeft
te kampen, of daar komt juist een van
de exposanten aan, onze stadgenoot
de heer D. H. Blok, die mij een pro-
;pectus overhandigt van een artikel,
waarvoor hij veel propoganda maakt en
dat het ook schijnt te verdienen. Het
is „Carbonblad," vergiftvrij, zelfwerkend
berookingsmiddel tot het vernietigen van
(hoe kan het zoo toevallig treffen) scha
delijke insecten en schimmelplanten.
Geen wonde zoo geducht, of er is een
pleister voor te vinden. Mag men den
prospectus gelooven (en de heer Blok
zegt, dat het artikel bewezen heeft goed
te zijn) dan vernietigt het vliegen, rup
sen, wormen en al het gespuis, dat de
landbouwschool opgespeld aan onze
blikken vertoont.
Dat „Carbonblad" werkelijk is wat
het beweert te zijn, daarvoor pleit de
zilveren medaille, die het Bestuur aan
de inzending heeft toegekend.
Behalve deze bekroning, heeft nog
bekroningen ontvangen J. Cos te Hout
rijk en Polanen, die een bronzen me
daille heeft ontvangen voor een boeren
wagen en een idem voor een melkwagen.
Eindelijk ontving de firma Erven Loosjes
eene eervolle vermelding voor een boek
werk „Het Rundvee".
Wat ik nog melden moet, is dat onze
haarlemsche wielerkampioen Witteveen
wel ingeschreven was voor den tandem
wedstrijd, doch niet is opgekomen. Hij
zou rijden met Houtmannu heeft
deze met Bultman gereden en, zooals
ik gisteren reeds per draad meldde, den
eersten prijs gewonnen. Haarlem heeft
zich dus ook hier flink op de baan ge
dragen.
De wedstrijd werd gehouden op de
Harddraverslaan, terrain par excellence,
doch zonder keerpunt, wat de contróle
uiteraard wat moeilijk maakte.
De heer I. Mossel, solo-violoncel!
list van het Concertgebouw, heeft dezer
dagen eene uitnoodiging ontvangen, om
te dingen naar de vacante plaats van
eersten violoncellist van de Gewandhaus-
co neer ten te Leipzig, waartoe tot dusver
een aantal sollicitanten waren afgewezen.
De heer Mossel heeft echter voor die
uitnoodiging bedankt en blijft alzoo
voor het Concertgebouw behouden.
RECHTSZAKEN.
In den nacht van Vrijdag op Zaterdag
22 Augustus brak men eene der groote
glasruiten van het kleedermagazijn der
heeren gebroeders Kattenburg, op den
Dam te Amsterdam, ontvreemdde ver
volgens eenige partijen bukskin-stof, bood
dit hier en daar te koop aan, om het
ten langen leste in de bergplaats eener
tapperij te verbergen.
De rechercheur H. Visser en G.
Klaassen hadden zeer spoedig de ver
meende daders op het spoor en achter
slot, en ter terechtzitting der Vierde
Kamer van de Amsterdamsche recht
bank van Dinsdag 8 September moesten
zich Philippus Johannes van Wessem
en Frederik Jacobus Jurgens omtrent
deze feiten verantwoorden. Hun ver
leden was niet zonder wederwaardig
heden daarheen gevloeid, want de voor
lezing van eenige reeds door hen on
dergane vrijheidsstraffen ging de be
handeling van het nieuwe „geval"
vooraf. Pertinent ontkennen was weer
hun eenstemmig wachtwoord.
De heeren Huguenin en Gompertz,
geëmplooieerden der bestolen firma,
herkennen de ter terechtzitting aanwe
zige goederen. De bierhuishouder Van
den Ouden met zijne huishoudster ver
klaarden, als getuigen gehoord, dat de
beklaagden in den laten avond van
Vrijdag bij hem deze goederen ten
verkoop hadden aangeboden. Hij had
echter toen geen zin in den koop gehad,,
doch vernam van de „jongens" dat het
goed te bevragen was bij den tapper
Smelik aan de Geldersche Kade.
Deze hospes getuigende werd
in den vroegen ochtend van Zaterdag
22 Augustus in zijn slaap gestoord door
het bezoek van de beklaagden, die daar
kwamen informeeren of er ook met
„hobbelen" aan de vischmarkt iets te
verdienen was, en te diens huize werd
het gestolen goed door de politie ge
vonden, zorgvuldig verborgen op eene
plank, nabij het privaat.
Het O. M., vertegenwoordigd door
den subst. officier van justiiie, mr baron
d'Yvoy, beschreef in een overzicht de
aaneengeschakelde verklaringen der ge
hoorde getuigen.
De reis van het goed, in gezelschap
der beklaagden, op den voet volgende,
was de afkomst der goederen bewezen
personen, aan wie het te koop was
aangeboden, verklaarden dat de be
klaagden de rol van eigenaars speeMen,
en de waard, te wiens huize het gestolen
goed werd gevonden, herkende evenzeer
deze beklaagden. Het O. M. conclu
deerde, dat zij zouden worden schuldig
bevonden aan diefstal met braak, en,
met het oog op hun ongunstig verle
den, ieder worden veroordeeld tot eene
gevangenisstraf van drie jaren.
Mr. Willem Binger, den eersten be
klaagde ambtshalve toegevoegd, meende
dat het getuigenverhoor niet het licht
had ontstoken om de schuld van zijnen
cliënt te bewijzen, en dat de rechtbank
tot eene finale vrijspraak moest komen,
en mr. W. Cnoop Koopmans, advocaat
van den tweeden beklaagde, meende,
dat alles wat zijn ambtgenoot Binger
voor N°. I had gepleit, zeer toepasselijk
was op zijnen cliënt, N«. II
Het O. M. diende in een kort woord
de gevoerde verdediging van repliek, en
de rechtbank, na het confronteeren van
Lettersn en Kunst.
De dichteres Nahida Reray heeft
achttien hoofdstukken geschreven over
de joodsche vrouw. Haar boek, dat te
Leipzig wordt uitgegeven, spreekt over
de joodsche en de christelijke opvatting
van het huwelijk, over de vrouwenge
stalten uit den bijbel, over bekende en
beioemde jodinnen. Prof Lazarus heeft
er eene inleiding voor geschreven,
waarin hij er op wijst, dat de geschied
en menschkundige mededeelingen en
opmerkingen der schrijfster geene be
trekking hebben op het „jodenvraag
stuk", maar alleen eene hulde bedoelen
te zijn aan de begaafdheden en het
karakter der joodsche vrouw.
Ernst von Wolzogen heeft een
kluchtspel geschreven „Das Lumpen-
gesindel", vol toespelingen op vragen I eenige getuigen en hét eind verhoor der
des tijds.I beide beklaagden, bepaalde de uitspraak
HOOFDSTUK VI.
Hoe de patie?it terugkeerde.
Een paar dagen later vervoegde het voorwerp van deze be
langrijke wetenschappelijke verhandeling zich in persoon bij
den dokter.
„Hum I" bromde hij. Gij zijt dus van eene kostbare reis
teruggekeerd."
„Zooals gij ziet," antwoordde George, terwijl hij trachtte een
onverschillig air aan te nemen. Maar hij had iets over zich van
een schooljongen, die een ondeugende daad niet kan verbergen
of ontkennen. „En ik ben zelf gekomen om u alles te vertellen."
„Zeer goed. Gij behoeft u daarvoor echter geen moeite te
geven, want ik weet reeds, wat gij te zeggen hebt."
„Ja, alles is gebeurd, zooals ik verwachtte, de duivel bleekte
listig te zijn."
„En zijn slachtoffer was te lafhartig. Wel, ga voort. Gij hadt
veel kans om te genezen van een allerellendigste kwaal, en
het is mislukt; de wetenschap heeft het verhaal van een belang
wekkend geval verloren. Gij kunt de mislukking wel aan den
duivel wijten. Was na de eerste maand maar thuis gekomen,
toen het toch niets hielp. Nu hebt gij het genoegen gehad vele
duizenden te verspillen en gij zijt er niet beter, ja, ik moet je
zeggen, erger op geworden."
„Neen, niet erger, ik ben werkelijk beter, want daar ik niet
aan het ergste gewend ben, kwel ik mijzelf niet meer met een
poging tot wederstand. Ik onderwerp mij er nu aan en beschouw
die aanvallen als eene onvermijdelijke zaak; daardoor ben ik niet
zoo ongelukkig, als ik een poos tevoren was. Beter ben ik dus
en niet erger, dokter."
„Humnu je ziet er in elk geval welvarend uit."
„Ik ben volmaakt gezond. Dat is juist het vreemde van de
zaak, als men nagaat, wat ik om de andere maand moet door
staan. Ik heb nu geregeld om de twee maanden een aanval, en
het schijnt volstrekt geen slechte uitwerking op mij te hebben."
Zijn gezicht was wat dikker en grover geworden. Het had dat
intellectueele schoone verloren. Zulk een leven lijdt men niet
zonder de verstandige uitdrukking van zijn gezicht te verliezen,
maar toch was het nog een mooi gezicht; het was volstrekt geen
gelaat van een dronkaard en had altijd nog een vriendelijken
trek behouden.
„Ik weet er alles van," zeide de dokter. „Gij behoeft dus de
moeite niet te nemen het mij te vertellen. Nadat gij een paar
weken op zee waart geweest, kwam de eerste aanval. Uwe doc
toren het verstandige paar menschen, die u dag en nacht
moesten bewaken doorzochten uw persoon en uw kajuit om
te zien of zij ook iets konden vinden. Zij vonden niets. Zij lieten u
den geheelen nacht alleen in uw kajuit en hadden volstrekt geen ge
dachte op de slimheid en scherpzinnigheid van uw zoogenaam-
den duivel. Den volgenden morgen vertoondet gij alle verschijn
selen van een dronken man en gij riekte naar whisky."
„Dat is waar," zeide George. „Dat is geheel waar."
„Bij eiken nieuwen aanval merkten zij dezelfde verschijnse
len op, nadat zij dezelfde nauwkeurige voorzorgen hadden ge
nomen."
„Ja, nauwkeurig waren die voorzorgen. De twee doktoren
hebben eene verhandeling over mijn geval geschreven," zeide
hij glimlachende.
„Ja, dat weet ik."
„Ik bemerk, dat zij u een bezoek hebben gebracht. Nu, het
waren een paar flinke kerels. Zij kunnen goed whisten, hebben
een goede stem en waren altijd even opgewekt. Zij werden alleen
zeer neerslachtig, toen het met den eersten aanval zoo verkeerd
afliep. Geen druppel drank in het geheele schip, en toch lag ik
dronken in de kajuit. Hoe kon dat toch mogelijk zijn. Zij door
zochten het schip zeer nauwkeurig, maar vonden niets."
„Ja," zeide de dokter, „dat denk ik wel. Zeg, mijnheer, wilu
mij, die niet aan zulke bovenaardsche dingen gelooft als deze
twee doctoren, eens uitleggen, hoe gij water in whisky ver-
anderdet
„Welzeker, met genoegen. Ik had u gezegd, dat de duivel
wel te slim zou zijn. Nu was Mavis, mijn oppasser, hierbij
in 't spel."
„Ah ja ik herinner mij dien bediende. Hij is dus uw
duivel
„Ja, soms denk ik, dat hij hem is. Nu, zooals alle groote
goocheltoeren, was deze ook zeer eenvoudig. Toen ik Mavis op
droeg om een kapitein voor mij te zoeken, wist ik niet, dat hij
neven bij de marine had. Maar gelukkig voor mij was dat zoo."
Wordt vervolgd.)