BINNENLAND. KOLONIËN. GEMENGD NIEUWS. dyn, dat door den wind heen en weer g»ng- Ik wou lachen, maar kwam er niet toe om het hardop te doen. Myn oog viel op de deur. Wat, had ik die open laten staan? O, ja, 't was waar ook, voor de frischheid. Maar het raam is ook open en de kat kan er door komen, en zoo door de gang naar do slaapkamer, waar mijn kind is Het koude zweet brak my uit: zoo even was ik ingedommeld, misschien was de kat al in huis. Langs het gordijn keek ik naar buiten, maar ze was er niet meer en in het witte maanlicht had ik het zwarte lyf moeten zien. Mijn angst werd grooter en nadat ik het raam met een slag had dichtgesmeten, ging ik op bloote voeten de gang in. De deur van de slaapkamer stond open en om het kiertje riep ik: „Baker!" Er kwam geen antwoord. „BakerIk hoorde alleen luid snurken. „Baker!!!" Opeens hield het snurken op en een slaperige stem vroeg: „Wat is er?" „Baker, het raam van mijn kamer heeft opengestaan, ik maak me onge rust, dat de kat ingeslopen is. Wil je eens even in de kamer kijken „O, is u het, mijnheer Nee, de kat is hier niet meer geweest." „Ja, ik wou wel, dat je nog even keek, ik ben toch niet heel gerust Ze zei niets, maar ik hoorde haar brommen en een oogenblik daarna haar ledikant kraken. Ik trok mij achter de deur terug en hoorde dat zij de kamer rondliep en onder de bedden en in de hoeken keek. „Ze is er niet meneer riep ze toen, „gaat u maar gerust slapen." „Zoo, dan is het goed. Slaap wel baker Toch was ik nog niet gerust.Misschien was de kat «vel naar den zolder geloopen, of naar beneden. Voorzichtig sloot ik de deur van de slaapkamer en zocht met mijn kaars door het heele huis, myn diksten wan- delsf ,,x ae vuist geklemd, om het beest dood e slaan als het wc in huis was. Maar ik vond niets en kwa<> eindelijk weer in myne eigen siaapkamei terug, koud, nu en dan rillende. Slapen kon ik niet, altyd meende ik de kat te hooren. Eenmaal verbeeldde ik mij, zóo duidelijk de tygerpooten op het zeil in de ging te hooren tikken, dat ik weer uit mijn bed sprong en ging kyken, maar er was niets. Beneden hoorde ik de pendule éen slaan, later twee, toen drie. Ik kon het haast niet uithouden in mijn bed, dat door het voortdurend woelen steenhard geworden scheen te zijn. Het volle daglicht begon in de kamer te schijnen en toen werd ik van zelf allengs rustiger, totdat ik eindelyk ben ingeslapen. Maar rustig slapen kon ik niet. Toen ik wakker werd met eene gewaarwor ding, alsof ik een kwartier had geslapen, was ik benauwd door de herinnering aan de zwarte kat, waarvan ik had ge droomd. Reusachtig groot, zesmaal zoo groot als ze werkelijk was, had zij op mijn borst gezeten en telkens de pooten uitgestrekt naar myn keel, met een grijns' lach in de valsche, groene oogen. Dan trok ze de pooten weer terug en kromde de rug. Ik kon my niet verroeren en moest het dulden, dat haar heete adem in mijne neusgaten drong en mij bijna misselijk maakte. Eindelyk had ik mij weer kunnen bewegen, maar toen ik op sprong was ze weg. De akelige droom had zulk een diepen indruk op mij gemaakt, dat ik nog de zwaarte van de kat op mijn borst meende te voelen. Mijn keel was droog, als volgegroeid en met bevende hand schonk ik een glas water in en dronk het uit. Op myn horloge was het kwartier voor zessen. Ik was klaar wakker en durfde niet weer naar bed gaan, uit vrees voor eene herhaling van den droom. De zon scheen nu helder in de kamer en verjoeg allengs de angsten van den nacht. Door een heerlijk stille wandeling in het bosch was ik eindelyk weer kalm geworden en kom nu weer over mijn kinderachtige bangheid lachen, hardop lachen. De zon scheen zóo helder Toen klaagde ze erover, dat de baker en de min kwaad spraken van elkaar, wanneer de andere niet in de kamer „Ik luister er niet eens naar, zie je, maar baker zei gisteren, dat min zoo gulzig is en alles maar opeet. Dat is ook zoo, want o, Henri, je moest eens weten hoe het mensch 's middags eet. En dat zou mij nu niet kunnen schelen, maar ze eet letterlijk alles wat er op tafel komt en denkt heelemaal niet aan het kindje. Verbeeld je, gisteren nam ze zóóveel azijn op haar sla, dat de baker haar bord weggenomen heeft." Ik was verontwaardigd. „Wacht, ik zal haar aanstonds wel eens onder handen nemen is dat een schande, zoo'n kindje zoo nonchalant te behandelen?" Och toe, maak je niet boos als je het zegt," mijn vrouw, „ik heb haar gis teren ook al gewaarschuwd en als ze kwaad wordt en heengaat, is onze lieve ling er nog slechter aan toe." Dat verzoek was niet overbodig, want toen ik de min eene aanmerking maakte over hare achteloosheid, zei ze heel brn-1 „O, 't is II. Samen keken mijne vrouw en ik in het wiegje, waar onze kleine lieveling in lag te slapen. De ademhaling was bijna onhoorbaar, zoodat we nu en dan luis terden óf ze wel ademde en ze lag ach terover op de rug, de kleine handjes over elkaar gekruist als een engeltje. Voor het eerst sedert veertien dagen voelden we ons weer thuis, nu onze kleine huishouding bij elkaar was, zonder de baker en de min, die uit bescheiden heid, hoop ik, maar om eens met de meid te kunnen babbelen geloof ik, de kraamkamer waren uitgegaan, toen ik die binnenkwam. Al dien tyd had ik my gevoeld, alsof ik bij myn meid uit lo- geeren en geen welkome logé was, want alles wat ze opdisehte, was slecht en nooit op tyd klaar, maar op de bezorgde vragen van myn vrouw loog ik, dat alles best ging. „En hoe maak jij het met je eere- wacht?" „Ik vind zoo'n wacht wel vereerend, maar erg benauwend," zei ze, „die ein- telooze verhalen vervelen me zoo, ik kan doch niet altyd doen of ik slaap." taal, dat ik het niet gezien had en er dus niet over kon oordeelen. Ze was min geweest by die en die groote dame en en die hadden nooit iets gezeid. Ik had haar wel eens ferm op haar plaats willen zetten, maar dacht aan het verzoek van mijn vrouw en bedwong me: de waar schuwing had ze nu toch beet. Tegen den avond zat ik een sigaar te rooken in het tuiotje achter mijn huis, toea de meid een bord met restjes op het straatje zette. „Wat moet dat Dientje „Voor de kat, mijnheer Ik vloog van mijn stoel op. „Voor welke kat?" „Van hiernaast." Ben je krankzinnig, meid Wil je dat beest hierheen lokken Jaag het weg als het hier komt, dat is beter. Neem dat bord dadelyk weg en probeer het me niet weer I" Terwijl de meid met een brommen van „kouwe drukte" haar bord weer meenam, dacht ik erover, hoe dwaas die kat telkens en telkens weer bij mij in de gedachten kwam. Was het toeval dat er telkens iets gebeurde waardoor ik aan dat akelige dier moest denken Toevallig naar boven kykende, zag ik ze waarachtig weer langs de schutting loo- pen, de or *en gevestigd op de keuken deur, kla<*rui'ykelijk wachtte zij dat de meid haar wat zou komen brengen. Ik schrikte zenuwachtig, toen ik het zwarte dier zoo plotseling weerzag en toen, woedend opspringende, schreeuwde ik „Ruk uit, monster!" en balde de vuist. De kat, in het minst niet schrikkende, keek een oogenblik naar mij en sprong toen van de schutting af, weg. Dien nacht hield ik, hoewel het zelfs na twaalven nog smoorheet was, myn raam dicht. Ik droomde nietde vorige, onrustige nacht maakte dat mijn ver moeid lichaam zwaar sliep, totdat bet zeven uur was. Het mooie weer was voorbij, een zoele, lauwe regen viel zacht neer en de lucht was zoé gelyk grys, dat er aan verbetering vooreerst geen denken was. Altijd heeft het weer een bizonder grooten invloed op mijn stemming gehad en ik ging nu ook in een ontevreden humeur naar beneden om te ontbyten. In de huiskamer was het nog een on ordelijke boelmijn grogglas van den vorigen avond nog op de tafel naast het boek, dat ik gelezen had, het stof een vingerdik op al de meubelen, een paar vuile schoenen in een hoek van de kamer, onhuiselijk, naar, Terwyl ik de meid riep om den boel te redderen, giüg ik in de andere kamer zitten en keek uit, somber eD suf als de regenbui die doorging, lauw, zalverig. En toon opeens kwam de gedachte aan de kat weer by mij op en mijne verbeel ding, voortwerkende, schiep akelige denk beelden. Het kindje in haar wiegje, blauwpaars, gestikt de zwarte kat, zittend op het keeltje met haar vreese- lijke dikke, warme lichaam. Zoo duide lijk zag ik dat voor mij, dat er een rilling langs mijn rug ging en ik opeens begreep, dat ik dit akelig visioen niet spoedig zou kwy traken. Ik kende die gewaarwording van vroe ger. Meer dan eens was het mij gebeurd dat ik een onaangename gedachte, dik wijls pure fantasie, in dagen niet van my af had kunnen zetten, totdat die eindelijk voor een scherperen, dieperen indruk vanzelf weer verdween. Zoo was ik eens vier dagen doodsbang geweest dat een hond my byten zou en was, als ik een grooten zag aankomen, een straatje omgeloopen, soms wel teruggegaan een anderen keer had ik wel byna een week lang voortdurend de aandacht gevestigd op myn ademhaling en had zelf meege holpen. Vaak kon ik een melodie die ik leelyk vond niet vergeten en moest ik aan de klanken denken, tot ik razend werd. Nu was het de kat, de kat, de kat de kat en het kindje, ja op de keel van het kindje het kindje blauw, erg blauw, paars dik de kat, zwartdik, warmdik zwaar de kat, op de keel Ik dronk haastig myn thee, zenuw achtig, gejaagd de kat zwaar, zwart op de heeleu propte myne boter hammen er in met groote slokken melk er achteraanhet kindje blauw, erg blauw, koud en styf, dik de kat O God, het was niet uit te houden, ik zon maar naar bet kantoor gaan Daar kwam de baker juist aan. „Morgen, meneer!" Wat is 't mensch vulgair vroolijk, plat vroolijk altijd die lui. „Baker, pas je goed op, op de deuren meen ik en op de kat, die ellendige kat!" Ze keek mij verwonderd aan en zei: „Zeker, meneer, wel ja,natuur lijk." „Als je goed op 't kindje past, baker, een flinke fooi!" „Nou, dat zou ik zonder fooi ook wel doen, meneer„Goed baker, pas maar goed op. Dag baker, straks kom ik wel boven. Denk om de kat." Toen de deur uit. Maar het was zooals ik wel vreesde het visioen ging niet weg, noch onder weg, noch op het kantoor. In dien toe stand is het me alsof inwendig woorden gemompeld worden, terwijl toch geluid over mijn lippen komt. „Het kindje blauw, paarsblauw; onder de dikke kat, smoorwarm de kat." En terwijl ik schreef, of sprak, suisden de woorden door mijn hersens heen, akelig, jagend Thuis bij het wiegje van het kind nóg erger. Myn vronw zag, dat er wat aan scheelde niets, wat hoofdpijnDe mij het lieve schotje in de baker armen en ik kuste het. Maar toen opeens kwam de gedachte weer.... het kindje koud, dikzwart de kat, de kat op de keel. Met een huivering lei ik het weer in de wieg. „Wat seheelt j© je hebt koorts, denk ik, neem wat quinine," zei mijn vrouw, vriendelijk radend. Quinine Dien avond heb ik alle deuren zelf gesloten, tusschendeuren, kastdeuren, alle maal. Onder voorwendsel, dat ik naar mijn pantoffels zocht, heb ik onder het ledikant getuurd, of 't beest daar ook zat, Den volgenden morgen rustig wakker worden, eventjes lekker wakkerlig- gen, toen weer als een bliksemstraal door mijn hoofd dat visioen „de zwarte kat, zwaar, dik, op de keel van het kindje" En dien dag was het nog erger dan den vorigen. Het liet mij geen rust, bet suisde maar aldoor in mijn hoofd om ik verlangde nu al naar het oogenblik, dat ik weer van het kantoor wog zou kunnen, naar huis, om die kat. En den volgenden dag, pas wakker, alweer, al weer Toen heb ik een besluit genomen. De kat moet dood, dan ben ik van de angst af. Anders gebeurt het toch nog, van daag of morgen zwaar de kat op de keel, warmzwaar, dikzwaar Oh I Ja de kat moet dood. Doodschieten Dat kan niet, de buren moeten hot niet hoo ren, Vergif. Ja, vergif, snelwerkend ver gif. Bij mijn vriend Herman uit zij apotheek, Strychine, dat is het beste Nu wordt het wat kalmer in miju hoefd, nu ik dat befi'uit heb genomen, Ik ben naar Herman toegegaan en heb, na veel aandringeo, wat strychnine van hem gekregen. Ik weet al hoe ik het doen zal. Morgen zal ik aan de meid dat ik bot wil eten dan zal ik s middags éen bewaren en die dan 's avonds, als het donker en de meid weg is, in het tuintje zetten, bestrooid met de strychnine. t Was avond geworden, eindelijk. De baker en de meid waren boven, de meid weg. 't Was tyd. Ik heb het vischje uit mijn schryftafel gehaald, waar ik het 's middags gebor gen had toen op een bord gelegd, het zakje strychnine erover leeg gestrooid, mij handen beefden, de ring aan mijn pink rinkinkte tegen den rand van het bord toen in het tuintje neergezet, vlak voor de keukendeur. Opeens hoor ik miauwen de kat krabt al aan de schutting, ze heeft de visch al geroken. En opeens bevangt me een vreeselijki angst, ik heb de deur toegeworpen, ben de gang doorgehold, de straat op. Maar niet ver van huis, dat durf ik niet, Aanstonds moet ik het dooie beest weg halen en in het water gooien. De tuin deur is opengebleven, 't schiet me opeens te binnen en als de kat nu eens niet van de visoh at en naar binneu liep, naar de slaapkamer.. Hu Langzaam ben ik weer terug naar huis gegaan, begeerig om er een eind aan te maken, de kat dood te zien, goed dood. Maar toen ik bij huis gekomen beD, is de baker uit de deur komen vlie gen, schreeuwende „Help! help!" „Wat is er baker i/O God, meneer, meneer, de min gaat dood, kermt van de kramp ze is al stijfvergiftvischje genomen, zeit boven op 't kindje geval len Ik heb haar even staan aankijken, nog niet vattende. De min en het kind dan het kind het kind Ik ben achterover gevallen, toen alles donker. Gedeputeerde Staten der provinciën ge richte aanschrijving is de minister van Justitie, in afwijking van het gevoelen zijns ambtsvoorgangers, van meening, dat eene vergunning tot verkoop van sterken drank in het klein alleen door intrekking door niet-vooruitbetaling van het ver schuldigde vergunningsrecht vervalt, en dat daarom, wanneer om eene andere reden van eene vergunning geen gebruik wordt gemaakt, deze toch, zoolang het vergunningsjaar loopt en geene intrek king heeft plaats gehad, behoort mede tellen ter berekening van het aantal vergunningen, die in de gemeente mogen worden verleend. Het voornemen is om, b halve de reeds genoemde wetten, daags de samenkomst der Tweede Kamer de afdeelingen te doen onderzoeken de overige bij de Kamer aanhangige wetsontwerpen, waaronder met name die tot wijziging der wet op de schutteryen; betrekkelijk het faillissement en de sur séance van betaling, en tot bekrachtiging der overeenkomst omtrent de grenzen van de nederlandsche bezittingen op Borneo. Donderdagnamiddag is te Leiden aan de in aanbouw zijnde graan- fabriek van den heer De K. een ongeluk gebeurd. Een werkman, over een 15 meter die pen koker willende gaan, deed uit over eene daarover gelegde tamelijk dikke welke brak, waardoor hij naar beneden viel. Onmiddellijk werd aan het overeinde van dien koker een gat ge maakt, waardoor het mogelijk was, den ongelukkige uit zijn benarde positie te redden, als wanneer door een heelkun dige werd verklaard, dat hy zijn pols, arm en neusbeen gebroken had. Boven dien vertoonde zijn lichaam nog ver scheidene andere wonden. Hy is onmid dellijk naar het academisch ziekenhuis gebracht. Donderdagmiddag werd te Winschoten onder politiegeleide overge bracht en ia het hnis van bewaring op genomen Detmer Bosker, boerenknecht, te Stadskanaal woonachtig, eene arres tatie, die in nauw verbaiad moet staan met geruchten omtrent diefstal en brand stichting, welk te Laude, gem. Vlacht- wedde, loopen. Voor ongeveer veertien dagen is daar namelijk eene boerenplaats met inboedel, vee, enz.» toebehoorende aan H. Trenniüg, waarvan niets tegen brandschade was geassureerd, geheel door de vlammen vernield. woord, maar als vloek gebezigd te heb ben, daar get. met opzet tegen hem kwam aanloopen. Na schorsing werden nog gehoord vier getuigen d déchargedie omtrent het ge beurde aan het doolhof verklaringen af legden en waaruit dan ook bleek, dat het troepje heeren de aanleiding van het voorgevallene is geweest. Het O. M. aehtte al de ten laste ge legde feiten bewezen en vorderde drie maanden gevangenisstraf. Uitspraak over 8 dagen. Rechtszaken. III. Weer bijgekomen. De min dood, .het kindje ook. Myn vrouw hoor ik gieren, ze is gek, geloof ik. Houten hoofd, hoofd van steen, geen gedachten. Alleen gedachte van dood. Revolver in myn handblinkt. Zes zwarte gaten vooruit Blykens eene door denm uister van Binnenlandsche Zaken tot de Voor de rechtbank te Rotterdam stond terecht J. W., 25 jaar, hoofdre dacteur van de Medusa wonende aldaar, sedert J^aandag jl. gedetineerd in de strafgevangenis aldaar, krachtens vonnis dezer rechtbank tegen hem gewezen we gene smaadschrift. Bekl. is gedagvaard voor twee feiten bij verschillende dagvaarding, welke door de rechtbank op verzoek van het O. M. bijeen worden gevoegd. De beschuldiging luidt lo. in den nacht van 15 op 16 Aug. jl. te Rotterdam in het doolhof aan de Kruiskade een of meer aldaar bevindende personen bedreigd te hebben te zullen doodschieten, door hen toe te voegen „ik zal je een kogel door je d jagen", daarby eene revolver te voor schijn balende en die in hunne richting afschietende 2o. op den 25 Aug. d. a. v. aldaar aan de Noordblaak zekeren A. K. moed willig een stoot met een parapluie te hebben toegebracht en opzettelijk belee digend te hebben toegevoegd het woord „s De le getuige verklaarde omtrent het in den nacht ven 15 op 16 Augustus jl. omstreeks 3 uur voorgevallene gezien te hebben, dat, toen bekl. vergezeld van eene dame het doolhof binnen kwam, een 7 a 8tal heeren hossende tegen het lichaam van bekl. aankwamen, waarna éen van hen, zekere v. B., roepende „het is de ploert van de Mèdusa", dezen te lijf wilde. Get* belette dit, waarop hy door bekl. hoorde zeggen „ik zal je een kogel door je d jagen" en daarna een schot hoorde vallen. Bekl. was daarna aangegrepen en vervolgens aan de politie overgeleverd, terwyl van de zyde van het publiek mishandeld wordeode. Get. A. R. en M. W. verklaren in ge lijken geest als de vorige. Bekl. ontkent het schieten niet, maar beweert dit gedaan te hebben tot zelf verdediging, daar hij in het doolhof zou mishandeld zijn. Zijne bedoeling was niet, iemand te raken, want hij heeft een schot gelost in de lucht, doch alleen om hen bang te maken. Get. ontkennen dat bekl. vooraf zou mishandeld zijn. Wat betreft de mishandeling op 25 Augustus gepleegd, verklaarde got. A. K< dat bekl. met opzet tegen hem aan k»am loopen, en hem met eene para pluie een duw gaf, zoodat by tegen de P., die by hem was, kwam te vallen, waarna bekl. hem toevoegde, „je bent een s.Deze verklaring werd door twee getuigen bevestigd, verklarende een van hen, dat bekl. de beleedigende uit drukking tot drie maal toe herhaalde. Bekl. ontkent de mishandeling en ze^t het beleedigende woord niet alb a. BATAVIA, 9 October. B. Qnderhoorigheden NoordkustOnze versterking te Segli werd dagelyks zwak beschoten. Oostkust. De hoofden van Perlak, Bagoh en Djolok Besar kwamen te Edi hunne opwachting by den controleur maken. In het Perlaksche was het rustig. Door de heerschende veeziekte zou het grootste gedeelte van het ploegvee in dat landschap zijn gecreveerd, zoodat te voorzien is dat de sawahbewerking met groote moeilijkheden gepaard zal gaan. In het Edische was het rustig. Eene groote hoeveelheid peper (ruim 6200 kojongs of 124.000 pikols) werd reeds van Edi naar Penang uitgevoerd. Westkust. 0.jze versterking te Mela- boeh werd niet beschoten. Op den passer aldaar kwamen zich wederom een SOtal uitgewekenen ves tigen. Er viel meer regenaf en toe kwam de Noordoostenwind door. De gezondheidstoestand was over het algemeen iets ongunstiger. Het gemiddeld ziektec^jfer per dag in het groot militair hospitaal te Kota Radja was 24.3 tegen 22.8, en dat dar beri beri 10.6 tegen 9.2 gedurende den vo rigen verslagtijd. De stand der beri-beri is dus iets ongunstiger. Het sterftecijfer lager. Kroniek betreffende Sumatra (uit gezonderd Atjeh) met Banka en Billiton over de maanden Juni en Juli: Ter Sumatra's Westkust werden in genoemd tydvak verscheidene lichte schok ken van aardbeving waargenomen, en wel te Batang Taro, Padang, Sidem- poeak en Baros respectievelijk op 13, 14 en 20 Juni, te Taroetoeng op 2, 4, 25 en 27 Juli, te Padang-Pandjang op 5 en 31 Juli, te Taloe en Palembajan op 30 Juli en te Laboe Bassong en Padang op 9 en 30 Juli; de duur en richting dier schokken konden niet altijd met juistheid worden geconstateerd. In de negorij Lakitan der onderafdee- ling Ajerhadji (afdeeling Painan) werd een groot gedeelte van den weg door het zeewater weggeslagen, zoodat pl. paal binnenslands een nieuwe weg moest worden aangelegd. Op 1 Juli had de opening plaats van den spoorwegdienst tusschen Padang- Pandjang, Padang en Poeloe Ajer. Vele autoriteiten en andere belangstellenden zoowel van de Boven- als van do Be- nedenlanden hadden zich den dag te voren met een feesttrein van Padang naar Pa dang- Pandjang begeven, waar aan de bij die gelegenheid gehouden volksvermaken door eene ontzaglijke menigte inlanders werd deelgenomen. Den 5en Juli brandde de kampong Hoeta Dangka (Tapanoeli), die uit 106 huizen en padischuren bestond, door on voorzichtigheid, geheel afde schade werd begroot op pl. m. 20,000. Een landbouwer te Tildonck had verleien week een zijner knechten weggezonden wegens ongehoorzaamheid. Deze dacht, dat men hem enkel had weggestuurd, om iemand anders in zyne plaats te stellen. Over eenige dagen trof hy zijnen op volger in eene herberg aan. Hij verzocht hem, buiten te komen en daar plofte hij hem een lang dolkmes in de horst. Het slachtoffer viel neer, badend in zijn bloed. Terwijl de personeD, die uit de her berg toegeloopen kwamen, den gekwetste verzorgden, nam de moordenaar de vlucht in de naburige bosschen. Het parket van Leuven is ter plaatse geweest. De gekwetste is Donderdag overleden. Men verzekert, dat de moordenaar te Brussel gezien is. Ry ke diplomaten. De best bezoldigde diplomatische post is die van den franschen gezant te Londen, den heer Waddington, die een inkomen van 300,000 francs heeft. Een tweede vraag, is wie de rykste diplomaten in Europa zyn. Als zoodanige worden de markies van Salisbury en de Marchese di Rudini genoemd. Na hes volgen graaf Goluehows- ki, de oostenrijk8che gezant te Bucharest. Sir Edward Malet, engelsche gezant te Berlijn en de reeds genoemde fransche gezant te Londen, Waddington. Al die heeren zyn millionnairs in de engelsche beteekenisdat wil zeggenpond- millionnairs. De londen sche acteurs he fa- ben onder elkaar 1000 pd. st. bijeenge bracht. om den prins van Wales op lijn o i.jttlK viag een geschenk te ver.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1891 | | pagina 6