BINNENLAND.
KOLONIËN.
GEMENGD NIEUWS.
dyn, dat door den wind heen en weer
g»ng-
Ik wou lachen, maar kwam er niet
toe om het hardop te doen. Myn oog
viel op de deur. Wat, had ik die open
laten staan? O, ja, 't was waar ook,
voor de frischheid. Maar het raam is
ook open en de kat kan er door komen,
en zoo door de gang naar do slaapkamer,
waar mijn kind is
Het koude zweet brak my uit: zoo
even was ik ingedommeld, misschien was
de kat al in huis. Langs het gordijn
keek ik naar buiten, maar ze was er
niet meer en in het witte maanlicht had
ik het zwarte lyf moeten zien. Mijn
angst werd grooter en nadat ik het raam
met een slag had dichtgesmeten, ging ik
op bloote voeten de gang in. De deur
van de slaapkamer stond open en om
het kiertje riep ik: „Baker!" Er kwam
geen antwoord. „BakerIk hoorde
alleen luid snurken. „Baker!!!" Opeens
hield het snurken op en een slaperige
stem vroeg: „Wat is er?"
„Baker, het raam van mijn kamer
heeft opengestaan, ik maak me onge
rust, dat de kat ingeslopen is. Wil je
eens even in de kamer kijken
„O, is u het, mijnheer Nee, de kat
is hier niet meer geweest."
„Ja, ik wou wel, dat je nog even
keek, ik ben toch niet heel gerust
Ze zei niets, maar ik hoorde haar
brommen en een oogenblik daarna haar
ledikant kraken. Ik trok mij achter de
deur terug en hoorde dat zij de kamer
rondliep en onder de bedden en in de
hoeken keek. „Ze is er niet meneer
riep ze toen, „gaat u maar gerust
slapen."
„Zoo, dan is het goed. Slaap wel
baker
Toch was ik nog niet gerust.Misschien was
de kat «vel naar den zolder geloopen, of naar
beneden. Voorzichtig sloot ik de deur van
de slaapkamer en zocht met mijn kaars
door het heele huis, myn diksten wan-
delsf ,,x ae vuist geklemd, om het beest
dood e slaan als het wc in huis was.
Maar ik vond niets en kwa<> eindelijk
weer in myne eigen siaapkamei terug,
koud, nu en dan rillende.
Slapen kon ik niet, altyd meende ik
de kat te hooren. Eenmaal verbeeldde ik
mij, zóo duidelijk de tygerpooten op het
zeil in de ging te hooren tikken, dat ik
weer uit mijn bed sprong en ging kyken,
maar er was niets. Beneden hoorde ik
de pendule éen slaan, later twee, toen
drie. Ik kon het haast niet uithouden in
mijn bed, dat door het voortdurend
woelen steenhard geworden scheen te
zijn. Het volle daglicht begon in de
kamer te schijnen en toen werd ik van
zelf allengs rustiger, totdat ik eindelyk
ben ingeslapen.
Maar rustig slapen kon ik niet. Toen
ik wakker werd met eene gewaarwor
ding, alsof ik een kwartier had geslapen,
was ik benauwd door de herinnering
aan de zwarte kat, waarvan ik had ge
droomd. Reusachtig groot, zesmaal zoo
groot als ze werkelijk was, had zij op
mijn borst gezeten en telkens de pooten
uitgestrekt naar myn keel, met een grijns'
lach in de valsche, groene oogen. Dan
trok ze de pooten weer terug en kromde
de rug. Ik kon my niet verroeren en
moest het dulden, dat haar heete adem
in mijne neusgaten drong en mij bijna
misselijk maakte. Eindelyk had ik mij
weer kunnen bewegen, maar toen ik op
sprong was ze weg.
De akelige droom had zulk een diepen
indruk op mij gemaakt, dat ik nog de
zwaarte van de kat op mijn borst
meende te voelen. Mijn keel was droog,
als volgegroeid en met bevende hand
schonk ik een glas water in en dronk
het uit.
Op myn horloge was het kwartier
voor zessen. Ik was klaar wakker en
durfde niet weer naar bed gaan, uit vrees
voor eene herhaling van den droom. De zon
scheen nu helder in de kamer en verjoeg
allengs de angsten van den nacht. Door
een heerlijk stille wandeling in het bosch
was ik eindelyk weer kalm geworden en
kom nu weer over mijn kinderachtige
bangheid lachen, hardop lachen. De zon
scheen zóo helder
Toen klaagde ze erover, dat de baker
en de min kwaad spraken van elkaar,
wanneer de andere niet in de kamer
„Ik luister er niet eens naar, zie
je, maar baker zei gisteren, dat min
zoo gulzig is en alles maar opeet. Dat
is ook zoo, want o, Henri, je moest eens
weten hoe het mensch 's middags eet.
En dat zou mij nu niet kunnen schelen,
maar ze eet letterlijk alles wat er op
tafel komt en denkt heelemaal niet aan
het kindje. Verbeeld je, gisteren nam ze
zóóveel azijn op haar sla, dat de baker
haar bord weggenomen heeft."
Ik was verontwaardigd. „Wacht, ik
zal haar aanstonds wel eens onder handen
nemen is dat een schande, zoo'n kindje
zoo nonchalant te behandelen?" Och
toe, maak je niet boos als je het zegt,"
mijn vrouw, „ik heb haar gis
teren ook al gewaarschuwd en als ze
kwaad wordt en heengaat, is onze lieve
ling er nog slechter aan toe."
Dat verzoek was niet overbodig, want
toen ik de min eene aanmerking maakte
over hare achteloosheid, zei ze heel brn-1 „O, 't is
II.
Samen keken mijne vrouw en ik in
het wiegje, waar onze kleine lieveling in
lag te slapen. De ademhaling was bijna
onhoorbaar, zoodat we nu en dan luis
terden óf ze wel ademde en ze lag ach
terover op de rug, de kleine handjes
over elkaar gekruist als een engeltje.
Voor het eerst sedert veertien dagen
voelden we ons weer thuis, nu onze
kleine huishouding bij elkaar was, zonder
de baker en de min, die uit bescheiden
heid, hoop ik, maar om eens met de
meid te kunnen babbelen geloof ik, de
kraamkamer waren uitgegaan, toen ik
die binnenkwam. Al dien tyd had ik my
gevoeld, alsof ik bij myn meid uit lo-
geeren en geen welkome logé was, want
alles wat ze opdisehte, was slecht en
nooit op tyd klaar, maar op de bezorgde
vragen van myn vrouw loog ik, dat
alles best ging.
„En hoe maak jij het met je eere-
wacht?"
„Ik vind zoo'n wacht wel vereerend,
maar erg benauwend," zei ze, „die ein-
telooze verhalen vervelen me zoo, ik kan
doch niet altyd doen of ik slaap."
taal, dat ik het niet gezien had en er
dus niet over kon oordeelen. Ze was min
geweest by die en die groote dame en
en die hadden nooit iets gezeid. Ik had
haar wel eens ferm op haar plaats willen
zetten, maar dacht aan het verzoek van
mijn vrouw en bedwong me: de waar
schuwing had ze nu toch beet.
Tegen den avond zat ik een sigaar te
rooken in het tuiotje achter mijn huis,
toea de meid een bord met restjes op
het straatje zette. „Wat moet dat Dientje
„Voor de kat, mijnheer Ik vloog
van mijn stoel op. „Voor welke kat?"
„Van hiernaast." Ben je krankzinnig,
meid Wil je dat beest hierheen lokken
Jaag het weg als het hier komt, dat is
beter. Neem dat bord dadelyk weg en
probeer het me niet weer I"
Terwijl de meid met een brommen
van „kouwe drukte" haar bord weer
meenam, dacht ik erover, hoe dwaas die
kat telkens en telkens weer bij mij in
de gedachten kwam. Was het toeval
dat er telkens iets gebeurde waardoor ik
aan dat akelige dier moest denken
Toevallig naar boven kykende, zag ik ze
waarachtig weer langs de schutting loo-
pen, de or *en gevestigd op de keuken
deur, kla<*rui'ykelijk wachtte zij dat de
meid haar wat zou komen brengen. Ik
schrikte zenuwachtig, toen ik het zwarte
dier zoo plotseling weerzag en toen,
woedend opspringende, schreeuwde ik
„Ruk uit, monster!" en balde de vuist.
De kat, in het minst niet schrikkende,
keek een oogenblik naar mij en sprong
toen van de schutting af, weg.
Dien nacht hield ik, hoewel het zelfs
na twaalven nog smoorheet was, myn
raam dicht. Ik droomde nietde vorige,
onrustige nacht maakte dat mijn ver
moeid lichaam zwaar sliep, totdat bet
zeven uur was. Het mooie weer was
voorbij, een zoele, lauwe regen viel zacht
neer en de lucht was zoé gelyk grys,
dat er aan verbetering vooreerst geen
denken was.
Altijd heeft het weer een bizonder
grooten invloed op mijn stemming gehad
en ik ging nu ook in een ontevreden
humeur naar beneden om te ontbyten.
In de huiskamer was het nog een on
ordelijke boelmijn grogglas van den
vorigen avond nog op de tafel naast het
boek, dat ik gelezen had, het stof een
vingerdik op al de meubelen, een paar
vuile schoenen in een hoek van de kamer,
onhuiselijk, naar,
Terwyl ik de meid riep om den boel
te redderen, giüg ik in de andere kamer
zitten en keek uit, somber eD suf als de
regenbui die doorging, lauw, zalverig. En
toon opeens kwam de gedachte aan de
kat weer by mij op en mijne verbeel
ding, voortwerkende, schiep akelige denk
beelden. Het kindje in haar wiegje,
blauwpaars, gestikt de zwarte kat,
zittend op het keeltje met haar vreese-
lijke dikke, warme lichaam. Zoo duide
lijk zag ik dat voor mij, dat er een
rilling langs mijn rug ging en ik opeens
begreep, dat ik dit akelig visioen niet
spoedig zou kwy traken.
Ik kende die gewaarwording van vroe
ger. Meer dan eens was het mij gebeurd
dat ik een onaangename gedachte, dik
wijls pure fantasie, in dagen niet van
my af had kunnen zetten, totdat die
eindelijk voor een scherperen, dieperen
indruk vanzelf weer verdween. Zoo was
ik eens vier dagen doodsbang geweest
dat een hond my byten zou en was, als
ik een grooten zag aankomen, een straatje
omgeloopen, soms wel teruggegaan een
anderen keer had ik wel byna een week
lang voortdurend de aandacht gevestigd
op myn ademhaling en had zelf meege
holpen. Vaak kon ik een melodie die ik
leelyk vond niet vergeten en moest ik
aan de klanken denken, tot ik razend
werd.
Nu was het de kat, de kat, de kat
de kat en het kindje, ja op de keel van
het kindje het kindje blauw, erg blauw,
paars dik de kat, zwartdik, warmdik
zwaar de kat, op de keel
Ik dronk haastig myn thee, zenuw
achtig, gejaagd de kat zwaar, zwart
op de heeleu propte myne boter
hammen er in met groote slokken melk
er achteraanhet kindje blauw, erg
blauw, koud en styf, dik de kat
O God, het was niet uit te houden,
ik zon maar naar bet kantoor gaan
Daar kwam de baker juist aan. „Morgen,
meneer!" Wat is 't mensch vulgair
vroolijk, plat vroolijk altijd die lui.
„Baker, pas je goed op, op de deuren
meen ik en op de kat, die ellendige
kat!" Ze keek mij verwonderd aan
en zei: „Zeker, meneer, wel ja,natuur
lijk." „Als je goed op 't kindje past,
baker, een flinke fooi!"
„Nou, dat zou ik zonder fooi ook wel
doen, meneer„Goed baker, pas
maar goed op. Dag baker, straks kom
ik wel boven. Denk om de kat." Toen
de deur uit.
Maar het was zooals ik wel vreesde
het visioen ging niet weg, noch onder
weg, noch op het kantoor. In dien toe
stand is het me alsof inwendig woorden
gemompeld worden, terwijl toch
geluid over mijn lippen komt. „Het kindje
blauw, paarsblauw; onder de dikke kat,
smoorwarm de kat." En terwijl ik schreef,
of sprak, suisden de woorden door mijn
hersens heen, akelig, jagend Thuis
bij het wiegje van het kind nóg erger.
Myn vronw zag, dat er wat aan scheelde
niets, wat hoofdpijnDe
mij het lieve schotje in de
baker
armen en ik kuste het. Maar toen
opeens kwam de gedachte weer.... het
kindje koud, dikzwart de kat, de kat op
de keel. Met een huivering lei ik het
weer in de wieg. „Wat seheelt j© je hebt
koorts, denk ik, neem wat quinine," zei
mijn vrouw, vriendelijk radend.
Quinine
Dien avond heb ik alle deuren zelf
gesloten, tusschendeuren, kastdeuren, alle
maal. Onder voorwendsel, dat ik naar
mijn pantoffels zocht, heb ik onder het
ledikant getuurd, of 't beest daar ook zat,
Den volgenden morgen rustig wakker
worden, eventjes lekker wakkerlig-
gen, toen weer als een bliksemstraal door
mijn hoofd dat visioen „de zwarte kat,
zwaar, dik, op de keel van het kindje"
En dien dag was het nog erger dan
den vorigen. Het liet mij geen rust, bet
suisde maar aldoor in mijn hoofd om
ik verlangde nu al naar het oogenblik,
dat ik weer van het kantoor wog zou
kunnen, naar huis, om die kat. En den
volgenden dag, pas wakker, alweer, al
weer
Toen heb ik een besluit genomen. De
kat moet dood, dan ben ik van de angst
af. Anders gebeurt het toch nog, van
daag of morgen zwaar de kat op de
keel, warmzwaar, dikzwaar Oh I Ja
de kat moet dood. Doodschieten Dat
kan niet, de buren moeten hot niet hoo
ren, Vergif. Ja, vergif, snelwerkend ver
gif. Bij mijn vriend Herman uit zij
apotheek, Strychine, dat is het beste
Nu wordt het wat kalmer in miju
hoefd, nu ik dat befi'uit heb genomen,
Ik ben naar Herman toegegaan en heb,
na veel aandringeo, wat strychnine van
hem gekregen. Ik weet al hoe ik het
doen zal. Morgen zal ik aan de meid
dat ik bot wil eten dan zal ik
s middags éen bewaren en die dan
's avonds, als het donker en de meid
weg is, in het tuintje zetten, bestrooid
met de strychnine.
t Was avond geworden, eindelijk. De
baker en de meid waren boven, de meid
weg. 't Was tyd.
Ik heb het vischje uit mijn schryftafel
gehaald, waar ik het 's middags gebor
gen had toen op een bord gelegd, het
zakje strychnine erover leeg gestrooid, mij
handen beefden, de ring aan mijn pink
rinkinkte tegen den rand van het bord
toen in het tuintje neergezet, vlak voor
de keukendeur. Opeens hoor ik miauwen
de kat krabt al aan de schutting, ze
heeft de visch al geroken.
En opeens bevangt me een vreeselijki
angst, ik heb de deur toegeworpen, ben
de gang doorgehold, de straat op.
Maar niet ver van huis, dat durf ik niet,
Aanstonds moet ik het dooie beest weg
halen en in het water gooien. De tuin
deur is opengebleven, 't schiet me opeens
te binnen en als de kat nu eens niet van
de visoh at en naar binneu liep, naar
de slaapkamer.. Hu
Langzaam ben ik weer terug naar
huis gegaan, begeerig om er een eind
aan te maken, de kat dood te zien, goed
dood. Maar toen ik bij huis gekomen
beD, is de baker uit de deur komen vlie
gen, schreeuwende „Help! help!"
„Wat is er baker
i/O God, meneer, meneer, de min gaat
dood, kermt van de kramp ze is al
stijfvergiftvischje genomen, zeit
boven op 't kindje geval
len
Ik heb haar even staan aankijken, nog
niet vattende. De min en het kind
dan het kind het kind
Ik ben achterover gevallen, toen alles
donker.
Gedeputeerde Staten der provinciën ge
richte aanschrijving is de minister van
Justitie, in afwijking van het gevoelen
zijns ambtsvoorgangers, van meening, dat
eene vergunning tot verkoop van sterken
drank in het klein alleen door intrekking
door niet-vooruitbetaling van het ver
schuldigde vergunningsrecht vervalt, en
dat daarom, wanneer om eene andere
reden van eene vergunning geen gebruik
wordt gemaakt, deze toch, zoolang het
vergunningsjaar loopt en geene intrek
king heeft plaats gehad, behoort mede
tellen ter berekening van het aantal
vergunningen, die in de gemeente mogen
worden verleend.
Het voornemen is om, b
halve de reeds genoemde wetten, daags
de samenkomst der Tweede Kamer
de afdeelingen te doen onderzoeken
de overige bij de Kamer aanhangige
wetsontwerpen, waaronder met name die
tot wijziging der wet op de schutteryen;
betrekkelijk het faillissement en de sur
séance van betaling, en tot bekrachtiging
der overeenkomst omtrent de grenzen
van de nederlandsche bezittingen op
Borneo.
Donderdagnamiddag is te
Leiden aan de in aanbouw zijnde graan-
fabriek van den heer De K. een ongeluk
gebeurd.
Een werkman, over een 15 meter die
pen koker willende gaan, deed uit over
eene daarover gelegde tamelijk dikke
welke brak, waardoor hij naar
beneden viel. Onmiddellijk werd aan het
overeinde van dien koker een gat ge
maakt, waardoor het mogelijk was, den
ongelukkige uit zijn benarde positie te
redden, als wanneer door een heelkun
dige werd verklaard, dat hy zijn pols,
arm en neusbeen gebroken had. Boven
dien vertoonde zijn lichaam nog ver
scheidene andere wonden. Hy is onmid
dellijk naar het academisch ziekenhuis
gebracht.
Donderdagmiddag werd te
Winschoten onder politiegeleide overge
bracht en ia het hnis van bewaring op
genomen Detmer Bosker, boerenknecht,
te Stadskanaal woonachtig, eene arres
tatie, die in nauw verbaiad moet staan
met geruchten omtrent diefstal en brand
stichting, welk te Laude, gem. Vlacht-
wedde, loopen. Voor ongeveer veertien
dagen is daar namelijk eene boerenplaats
met inboedel, vee, enz.» toebehoorende
aan H. Trenniüg, waarvan niets tegen
brandschade was geassureerd, geheel door
de vlammen vernield.
woord, maar als vloek gebezigd te heb
ben, daar get. met opzet tegen hem kwam
aanloopen.
Na schorsing werden nog gehoord vier
getuigen d déchargedie omtrent het ge
beurde aan het doolhof verklaringen af
legden en waaruit dan ook bleek, dat
het troepje heeren de aanleiding van het
voorgevallene is geweest.
Het O. M. aehtte al de ten laste ge
legde feiten bewezen en vorderde drie
maanden gevangenisstraf.
Uitspraak over 8 dagen.
Rechtszaken.
III.
Weer bijgekomen.
De min dood, .het kindje ook. Myn
vrouw hoor ik gieren, ze is gek, geloof
ik. Houten hoofd, hoofd van steen, geen
gedachten. Alleen gedachte van dood.
Revolver in myn handblinkt. Zes
zwarte gaten vooruit
Blykens eene door denm
uister van Binnenlandsche Zaken tot de
Voor de rechtbank te Rotterdam
stond terecht J. W., 25 jaar, hoofdre
dacteur van de Medusa wonende aldaar,
sedert J^aandag jl. gedetineerd in de
strafgevangenis aldaar, krachtens vonnis
dezer rechtbank tegen hem gewezen we
gene smaadschrift.
Bekl. is gedagvaard voor twee feiten
bij verschillende dagvaarding, welke door
de rechtbank op verzoek van het O. M.
bijeen worden gevoegd.
De beschuldiging luidt
lo. in den nacht van 15 op 16 Aug.
jl. te Rotterdam in het doolhof aan de
Kruiskade een of meer aldaar bevindende
personen bedreigd te hebben te zullen
doodschieten, door hen toe te voegen
„ik zal je een kogel door je d
jagen", daarby eene revolver te voor
schijn balende en die in hunne richting
afschietende
2o. op den 25 Aug. d. a. v. aldaar
aan de Noordblaak zekeren A. K. moed
willig een stoot met een parapluie te
hebben toegebracht en opzettelijk belee
digend te hebben toegevoegd het woord
„s
De le getuige verklaarde omtrent het
in den nacht ven 15 op 16 Augustus jl.
omstreeks 3 uur voorgevallene gezien te
hebben, dat, toen bekl. vergezeld van
eene dame het doolhof binnen kwam, een
7 a 8tal heeren hossende tegen het
lichaam van bekl. aankwamen, waarna
éen van hen, zekere v. B., roepende
„het is de ploert van de Mèdusa", dezen
te lijf wilde. Get* belette dit, waarop
hy door bekl. hoorde zeggen „ik zal je
een kogel door je d jagen" en
daarna een schot hoorde vallen. Bekl.
was daarna aangegrepen en vervolgens
aan de politie overgeleverd, terwyl van
de zyde van het publiek mishandeld
wordeode.
Get. A. R. en M. W. verklaren in ge
lijken geest als de vorige.
Bekl. ontkent het schieten niet, maar
beweert dit gedaan te hebben tot zelf
verdediging, daar hij in het doolhof zou
mishandeld zijn. Zijne bedoeling was niet,
iemand te raken, want hij heeft een schot
gelost in de lucht, doch alleen om hen
bang te maken.
Get. ontkennen dat bekl. vooraf zou
mishandeld zijn.
Wat betreft de mishandeling op 25
Augustus gepleegd, verklaarde got. A.
K< dat bekl. met opzet tegen hem aan
k»am loopen, en hem met eene para
pluie een duw gaf, zoodat by tegen de
P., die by hem was, kwam te vallen,
waarna bekl. hem toevoegde, „je bent
een s.Deze verklaring werd door
twee getuigen bevestigd, verklarende een
van hen, dat bekl. de beleedigende uit
drukking tot drie maal toe herhaalde.
Bekl. ontkent de mishandeling en ze^t
het beleedigende woord niet alb a.
BATAVIA, 9 October.
B. Qnderhoorigheden NoordkustOnze
versterking te Segli werd dagelyks zwak
beschoten.
Oostkust. De hoofden van Perlak,
Bagoh en Djolok Besar kwamen te Edi
hunne opwachting by den controleur
maken.
In het Perlaksche was het rustig.
Door de heerschende veeziekte zou het
grootste gedeelte van het ploegvee in
dat landschap zijn gecreveerd, zoodat te
voorzien is dat de sawahbewerking met
groote moeilijkheden gepaard zal gaan.
In het Edische was het rustig.
Eene groote hoeveelheid peper (ruim
6200 kojongs of 124.000 pikols) werd
reeds van Edi naar Penang uitgevoerd.
Westkust. 0.jze versterking te Mela-
boeh werd niet beschoten.
Op den passer aldaar kwamen zich
wederom een SOtal uitgewekenen ves
tigen.
Er viel meer regenaf en toe kwam
de Noordoostenwind door.
De gezondheidstoestand was over het
algemeen iets ongunstiger.
Het gemiddeld ziektec^jfer per dag in
het groot militair hospitaal te Kota Radja
was 24.3 tegen 22.8, en dat dar beri
beri 10.6 tegen 9.2 gedurende den vo
rigen verslagtijd. De stand der beri-beri
is dus iets ongunstiger. Het sterftecijfer
lager.
Kroniek betreffende Sumatra (uit
gezonderd Atjeh) met Banka en Billiton
over de maanden Juni en Juli:
Ter Sumatra's Westkust werden in
genoemd tydvak verscheidene lichte schok
ken van aardbeving waargenomen, en
wel te Batang Taro, Padang, Sidem-
poeak en Baros respectievelijk op 13,
14 en 20 Juni, te Taroetoeng op 2, 4,
25 en 27 Juli, te Padang-Pandjang op
5 en 31 Juli, te Taloe en Palembajan
op 30 Juli en te Laboe Bassong en
Padang op 9 en 30 Juli; de duur en
richting dier schokken konden niet altijd
met juistheid worden geconstateerd.
In de negorij Lakitan der onderafdee-
ling Ajerhadji (afdeeling Painan) werd
een groot gedeelte van den weg door
het zeewater weggeslagen, zoodat pl.
paal binnenslands een nieuwe weg
moest worden aangelegd.
Op 1 Juli had de opening plaats van
den spoorwegdienst tusschen Padang-
Pandjang, Padang en Poeloe Ajer. Vele
autoriteiten en andere belangstellenden
zoowel van de Boven- als van do Be-
nedenlanden hadden zich den dag te voren
met een feesttrein van Padang naar Pa
dang- Pandjang begeven, waar aan de bij
die gelegenheid gehouden volksvermaken
door eene ontzaglijke menigte inlanders
werd deelgenomen.
Den 5en Juli brandde de kampong
Hoeta Dangka (Tapanoeli), die uit 106
huizen en padischuren bestond, door on
voorzichtigheid, geheel afde schade
werd begroot op pl. m. 20,000.
Een landbouwer te Tildonck
had verleien week een zijner knechten
weggezonden wegens ongehoorzaamheid.
Deze dacht, dat men hem enkel had
weggestuurd, om iemand anders in zyne
plaats te stellen.
Over eenige dagen trof hy zijnen op
volger in eene herberg aan. Hij verzocht
hem, buiten te komen en daar plofte hij
hem een lang dolkmes in de horst.
Het slachtoffer viel neer, badend in zijn
bloed.
Terwijl de personeD, die uit de her
berg toegeloopen kwamen, den gekwetste
verzorgden, nam de moordenaar de vlucht
in de naburige bosschen. Het parket
van Leuven is ter plaatse geweest. De
gekwetste is Donderdag overleden.
Men verzekert, dat de moordenaar te
Brussel gezien is.
Ry ke diplomaten. De best
bezoldigde diplomatische post is die
van den franschen gezant te Londen, den
heer Waddington, die een inkomen van
300,000 francs heeft. Een tweede vraag,
is wie de rykste diplomaten in Europa
zyn. Als zoodanige worden de markies
van Salisbury en de Marchese di Rudini
genoemd. Na hes volgen graaf Goluehows-
ki, de oostenrijk8che gezant te Bucharest.
Sir Edward Malet, engelsche gezant te
Berlijn en de reeds genoemde fransche
gezant te Londen, Waddington. Al die
heeren zyn millionnairs in de engelsche
beteekenisdat wil zeggenpond-
millionnairs.
De londen sche acteurs he fa-
ben onder elkaar 1000 pd. st. bijeenge
bracht. om den prins van Wales op lijn
o i.jttlK viag een geschenk te ver.