NIEUWS EN ADVERTENTIEBLAD.
DE WERKBAAS.
9e Jaargang.
Vrijdag 13 November 1891.
No. '2565
ABON NEMEN TSPRIJS
mv w® s.'ir/ teas *r
TT 1 1
At:
ADVERTENTIE!*:
STADSNIEUWS.:
Een Naspel van den Brand
op de Phoenix.
De Storm.
FEUILLETON
HAARLEM'S DAGBLAD
Voor Haarlem per 3 maanden1,20.
Franco door het geheele Rijk, per 3 maanden 1,65.
Afzonderlijke nummer.0,05.
Dit blad verschoot dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen.
Hnrean Kleine Houtstraat No. 9, Haarlem. Telefoonnnmmer 122.
ran 15 regel. 50 Cent»; iedere regel meer 10 Cents,
Groete letter, naar plaatsruimte;
Bij c Abonnement aanzienlijk rabat!
Abonnementen en Advertentie» worden aangenomen door
onse agenten en door alltgfcoekhandelann en couranticri.
Directeuren-Uitgevers J. O. PSEREBOOM en J. B. AVIS.
Hoofdagenten voor het BuitenlandCompagnie Qlnéralt ie Publkii: Mtrangire V. L. DJ DBS f Co., JOHN I. JON BS, Suco., Purge 81M» luuiourg Honimurtre.
Haarlem, 12 November 1891.
De eerstvolgende vergadering van
den Gemeenteraad zal plaats hebben
op Woensdag den i8n November, des
namiddags te 1 uur, in de Statenzaal
aan het Prinsenhof.
Woensdag in den namiddag kregen
wij kennis van een adres aan den Raad
van de tappers en slijters hier ter stede,
doch konden dat toen niet meer op
nemen. Het volge daarom hier.
De adressanten komen er tegen op,
dat hun is verboden vroeger te openen
dan 's morgens 7 en later te sluiten
dan 's avonds elf uur. Naar het schijnt,
zeggen zij, wordt zonder eigenlijke nacht
permissie, aan enkelen oogluikend ver
gund tot 12 uur open te blijven.
Deze bepaling is naar de meening
van adressanten vooral daarom zoo on
billijk, omdat de vergunnings belasting
zoo enorm is verhoogd en voor de
meesten drie- vier- tot zesmaal zooveel
bedraagt, als andere jaren. Bovendien
hebben velen hun grootsten omzet in
de vroege morgenuren.
Hoe men ook over drankgebruik
denke (deze volzin is letterlijk uit het
adres) de groote onbillijkheid van de
genomen maatregelen springt in het
oog. Adressanten meenen dat 5 uur
in den morgen als openingsuur en 12
uur in den avond als sluitingsuur voor
allen, zonder onderscheid, gewenscht
zou zijn. Zij verzoeken den Raad, daar
toe wel te willen besluiten.
Door het Bestuur van de kiesver-
eeniging „Vooruitgang" hier ter stede
wordt voorbereid een voorstel tot reorga
nisatie van die kiesvereeniging.
De belangrijkste wijziging, die het Be
stuur aan de leden wil voorstellen, is om
de vereeniging in zes aldeelingen te ver-
deelen, die elk hun eigen bestuur heb
ben, om op die wijze beter overzicht
over de geheele stad te verkiijgen.
Voorts wordt over nog meerdere wijzi
gingen beraadslaagd, die echter van
minder groote beteekenis zijn.
Binnen weinige weken zullen de ge
preciseerde wijzigingen aan de leden
worden voorgelegd.
Zoo somber als de dag van Woens
dag, even somber was ook de droeve
plechtigheid, die Woensdag een groote
schare van belangstellenden van heinde
en verre hier heen deed stroomen. En
droevig was de plechtigheid in den
volsten zin des woords. Wij hebben reeds
geschetst welk een trouw ambtenaar de Isr.
Gem. in den eerw. heer Cauveren verloren
heeft. De treutige tocht begon te 1
uur, toen het stoffelijk overschot uit het
sterfhuis werd gedragen,-; om [naar de
laatste rustplaats te worden vervoerd
Het waren in de eerste plaats de hee
ren P. L. Konijn en S. J. Joles, die
achtereenv. als voorzitter en penning
meester der gemeente, hunne gevoelens
vertolkten, om uit te drukken welk eeD
trouw ambtenaar in den overledene werd
verloren. Door den heer D. L Staal werd
vervolgens als leeraar de lijkrede uit
gesproken. Naar aanleiding van Genesis
6. 9. schetst spreker waarin de eigen
lijke verdienste van een braaf mensch
bestaat. Indrukwekkend was het, toen
spreker naar aanleiding van Samuel 2.
3. 38, in navolging van zijn koninklij
ken naamgenoot schetste, welk een man
ten grave was gebrachtieders ge
moed was bewogen, toen spreker
namens diens familiebetrekkingen, na
mens de verschillende corporation
namens zijne leerlingen en ten slotte
namens de gansche gemeente afscheid
nam van den overleden vriend en
ambtgenoot, met wien ook hij reeds 16
jaren lang heeft samengewerkt, ter be
vordering van het joodsch onderwijs, ter
bevordering van den eeredienst en ter be
vordering van alle gemeentebelangen.
De heer S, J. dê Vries, als directeur,
ook als lid van de schoolcommissie en
als voormalig kerkeraadslid, bracht hulde
aan den overledene, wiens toewijding
en trouw hij zoozeer waardeerde. De
heer A. Polak, als vriend van de over
ledene en als voormalig leeraar dezer
gemeente, nam afscheid van hem, wiens
voorganger hij was* terwijl de afge
storvene thans zijn voorganger is ge
worden. Ook door den heer M. Katten
burg, voormalig kerkeraadslid dezer ge
meente, en voor de droeve plechtig
heid expresselijk uit Rotterdam over
gekomen, werden den overledene eenige
hartelijke woorden ter nagedachtenis
gewijd. Ten slotte werd door den heer
L. Staal, als voormalig leerling, namens
alle leerlingen en oud-leerlingen, den
overledene dank gebracht. En thans
zijn lichaam rust op de plaats die hij
jaren lang geijverd heeft te verkrijgen.
Jaren lang wees hij op de dure ver
plichting der gemeentebestuurders om
voor een begraafplaats te zorgen. De
eigen begraafplaats, evenals de nieuwe
schoollokalen zijn er gekomen, maar
hij, die zoo getrouw hielp tot de tot
standkoming daarvan, is helaas niet
meer. Hij ruste zacht! en moge lang,
zeer lang de herinnering aan het
geen hij hielp tot stand brengen, bij het
nageslacht tot een zegenrijk aandenken
blijven.
Woensdagavond werd de eerste voor
dracht in Teylers Gehoorzaal, in dezen
winter gehouden door dr. T. C. Winkler.
Spreker verplaatste ons in gedachten
naar Zwitserland, naar het dorp Oeh-
ningen tusschen Constanz en Schaff-
hausen.
De grond daar ter plaatse is gevormd
in het tertiaire tijdperk en is mergel-
grond, d. w. z. een mengsel van leem en
kalk.
Voor spreker met zijne eigenlijke lezing
begon, behandelde hij de verschillende
aardlagen, en de tijdperken waarin die
lagen gevormd zijn en bleef hij iets
langer stilstaan bij het tertiaire tijdperk,
daarbij vooral de aandacht vestigende
op bet feit dat de kennis der fossiliën
ons een middel aan de hand doet om
den tijd te leeren kennen waarin die
planten of dieien geleefd hebben. Zoo
blijkt uit de fossiliën bij Oehningen ge
vonden, dat de grond daar in 't ter
tiaire tijdperk gevormd, is, dat de tem
peratuur veel hooger was dan tegen
woordig dat die overeenkwam met de
temperatuur in Madura en Brazilië, dat
de plantengroei veel weelderiger was,
en e. planten groeiden, die nu alleen
in veel zuidelijker streken groeien
kunnen.
Na deze inleiding behandelde spreker
de voornaamste fossiliën te Oehningen
gevonden hij begon met den mastodon,
een dier, reeds laDg uitgestorven, maar
aan den olifant ver-want. Van zulk een
voorwereldlijk dier is de schedel in
Teyler's museum voorhanden, en werd
dan ook Woensdagavond ter bezichti
ging gesteld. Ook andere, waaronder
zeer zeldzame, fossiliën. kregèn we te
zien, die alle in 't dorp Oeliningen ge
vonden waren, onder anderen van een
hert, een knaagdier, vogels, schildpad
den, visschen enz.
't Merkwaardigste fossiel was echter
dat, hetwelk door den vinder beschreven
werd als te zij» 't geraamte van een
mensch, die van den zondvloed getuigd
was geweest (homo diluvii testis). Vele
betwijfelden dit, o. a. Gesner, die be
weerde, dat het een meerval was. Langen
tijd heeft men aan 't fossiel niet meer
gedacht, totdat het op een of andere
onbekende manier in't bezit van Teyler
kwam.
Cuvier, die in 1811 als inspecteur van
't onderwijs in Nederland kwam, wist
dat het in het museum was en vroeg
en kreeg verlof om het verder uit te
beitelen. Toen deze een groot gedeelte
van 't geraamte blootgelegd had, bleek
het dat het 't geraamte was van een
salamander.
Spr. besloot zijne lezing met het laten
zien van een tiental op wetenschappe
lijke gronden gefantaiseerde voorwereld
lijke landschappen, waarbij bij telkens
de noodige verklaringen gaf.
Wij voldoen gaarne aan het verzoek
van het Roomsch katholiek parochiaal
Armbestuur, om de aandacht te vestigen j Z.E.A. zal derhalve tegen dit vonnis
1 j" geen appèl aanteekenen.
Toen wij den dag na den brand, die
het gebouw „de Phoenix" vernielde,
daarvan verslag deden, berichtten wij
reeds dat door eenige personen van de
verwarring was gebruik gemaakt om
diefstal te plegen, doch dat de politie
eenigen arrestaties had gedaan.
Heden (Donderdag) stonden voorde
rechtbank alhier vier personen, elk af
zonderlijk, voor dei gelijke diefstallen
terecht.
Eerst B. Dekker, katoendrukker en
nogal pompgast bij de brandweer. Deze
nam zestien kopjes en tien melkkannetjes
weg en werd door den adj. insj Tjas-
sens Keijzer aangehouden. Beklaagde
beweer*, dat hij zóo dronken was, dat
hij van niets wist.
De eisch luidt veroordeeling tot 6
weken gevangenisstraf, omdat de diefstal
is gepleegd bij brand, wat volgens art.
331 van het wetb. v. strafvord. het
misdrijf verzwaart.
De tweede beklaagde is ook een brand
weerman, A. G. Hardenberg, metselaar
van beroep. Hem trof de politie aan
des nachts te halfdrie, gaande met een
paar gordijnen onder den arm van de
„Phoenix" af. Deze bekl. beweert, dat
een kameraad van hem ze hem over
het hek heeft toegestoken, en gaat zelfs
zoover van te zeggen, dat die kameraad
hem vijf gulden en een cadeautje wou
geven, als hij de schuld voor zich alleen
nam.
De bedoelde kameraad evenwel, die
op de zitting als getuige is geroepen,
ontkent ten stelligste alle kennis aan
het feit.
Ook voor dezen beklaagde is de
eisch 6 weken gev.
De derde is een 24jarige jonge man,
A. Volkers, die door den adj -insp. v.
pol. WolfFram is aangehounen, toen hij
met twee karaffen in de handen, trachtte
het hek aan de Spaarnezijde open te
krijgen.
In de eene karaf was een kleurloos,
in de andere een rood vocht: jenever
en bessen, zou men denken. Neen,
water en gekleurd water was het. Groot
was de buit dus niet.
Maar nu doet zich een kleine com
plicatie voor. De beklaagde heeft den
heelen avond helpen redden, en tal van
voorwerpen uit het gebouw naar het
woonhuis van den heer Brinkmann ge
bracht, dat vlak bij het bedoelde hek
staat. „Ik wou niet stelen," zegt V., „ik
ging de flesschen wegbrengen." Maar
op achterstaande advertentie waarbij de
gewone jaarlijksche turfcollecte wordt
aangekondigd.
De liefdadigheid onzer stadgenooten
zal zich zeker ook thans niet ver
loochenen.
Door den Woensdag alhier gewoed
hebbenden storm is hier ter stede de
navolgende schade aangericht:
Aan het Wijde Geldeloozepad, aan
de Nieuwe Gracht en aan het Prinsen
Bolwerk is een boom omgewaaid. Van
de „Kraton" aan het Plein zijn eenige
lappen zink van het dak gerukt, even
zoo van het koffiehuis van Heesemans
aan de Amsterdamsche vaart. Van de
broodfabriek „de Volharding" op de
Nieuwe Groenmarkt is een schoorsteen
omgewaaid alsmede een tuinmuur achter
de woning van dr. Prins Visser uitko
mende op het Bagijnhof en daardoor is
een gaslantaarn beschadigd. In de Gier
straat is van de woning van den boek
handelaar Klees een schoorsteen afge
waaid en bij de buren door een lantaarn
gevallen.
Nog is omgewaaid eene schutting van
den tuin des heeren van Velsen aan de
Hazepaterslaan.
Een agent van politie alhier was den
5en dezer belast met het overbrengen
naar Alkmaar van een meisje, die ter
beschikking van de politie te Alkmaar
moest worden gesteld. Aan het station
Alkmaar ontmoette de agent van politie
een kennis, die hem trakteerde en
het tweetal werd zóo vroolijk, dat men
Alkmaar introk en in een herberg de
aangevangen kennismaking voortzette.
Ten slotte werden de feestvierenden
zóo luidruchtig, dat de alkmaarsche
politie zich er mede ging bemoeien.
De politie te Alkmaar zond aan het
politiebureau alhier de sabel van den
agent terug.
Deze laatste is natuurlijk onverwijld
ontslagen.
Hedenmorgen heeft de Arrondisse-
ments-Rechtbank alhier vonnis gewezen
in zake den diefstal op de begraafplaats,
waarvan beklaagd was de barbier en
lijkbezorger H. de Boer.
De Rechtbank gaf als hare meening
te kennen, dat de schuld van den be-1
klaagde niet rechtens is bewezen en
sprak H. de Boer vrij, met last hem
in vrijheid te stellen.
Zooals onzen lezers bekend is, heeft
de ambtenaar van het O. M. verklaard,
zich in elk geval bij de beslissing van
de Rechtbank te zullen neerleggen.
18)
HOOFDSTUK XIII.
z/Dit zijn de heuvels van Chaumont, en dat La Villette en
Belleville, nietwaar
„Ja."
„Hierheen had mijn vader mij gezonden."
„Met welk doel?"
De jonge Italiaansche haalde een portefeuille uit haar gor
del vandaan en nam er een verzegelden brief uit.
„Vader Jacob, ik zoek iemand; hier is zijn t aam."
De avond was zoo helder, dat de grijsaard op het couvert
van den brief deze woorden kon lezen „Martin de Eenoog."
„Dat is zijn naam," zeide het meisje. „Kent gij dien man
Nadat Jacob zich een oogenblik bedacht had, zeide hij
„Ik geloof, dat onder de mannen, die van tijd tot tijd de
kalkoven bezoeken, er een is, die zoo heet. Zullen wij het eens
gaan onderzoeken
„Het is de wensch van mijn stervenden vader, antwoordde de
Itnliaansche. „Laat ons dus gaan."
Met een trek van vastberadenheid op het gelaat, was zij op
gestaan. De grijsaard volgde haar voorbeeld en vroeg
„Maar als gij dezen Martin de Eenoog nu eens niet vindt,
wat dan?"
„Dan zal ik den brief naar het gerecht brengen."
„Weet gij, wat deze brief bevat
„Hij heeft betrekking op Noël."
Noel was opgestaan. Hij sloeg zich op de borst en scheen
daarmede de woorden van zijn gezellin te willen bevestigen.
Het beweeglijke gelaat van de jonge zwervelinge was van
uitdrukking veranderd. Treurig zag zij er uit, terwijl zij mom
pelde „Misschien worden wij wel gescheiden, door hetgeen deze
brief meldt."
Noël vloog op haar toe en greep naar den brief alsof hij hem
wilde vernietigen. Maar Pepita verzette zich hiertegen.
„Neen zeide zij, „neen Mijn vader heeft het gewild en ik
zal hem gehoorzamen, of moest ik u ook verliezen, Noël?"
Hij drukte haar tegen zich aan, en terwijl hij de oogen ten
hemel hiel, als om dien tot getuige aan te roepen, scheen hij
door een gebaar vol uitdrukking te antwoorden
„Dat gebeurt nooit
De maan kwam op dit oogenblik van achter de wolken te
voorschijn. Zij verlichtte het belangwekkende voorkomen van den
stommen knaap. Hij was werkelijk mooi. Zijne bleekheid, rijn
onschuldig gelaat en de eenvoud, die zijn geheele wezen ken
merkten, gaven hem eene ongewone bekoorlijkheid. Zijne groote
blauwe oogen hadden eene vage, poëtische uitdrukking,
zijn glimlach deed hem kennen als iemand met een goed hart
en een gezond verstand.
Het drietal begaf zich op weg naar den kalkoven.
Onder het groote, zwarte dak van den oven, bewogen zich de
bezoekers en de werklieden door de roode vlammen verlicht, en
schenen daardoor zoovele duivels te zijn; de eersten luierden en
keken toe, terwijl de anderen ijverig aan het werk waren.
Men zag hier verschillende soorten van mannen bijeen. Stroo-
pers, landloopers en andere dieven van wild en gevogelte.
Dezen keer hadden zij een goeden dag gehad. Er werden
aardappels in de heete asch geroosterd, en niet ver van daar
stond een pot met snijboonen te vuur. Voor den oven en op
heete kolen werd wild gebraden. Er was zelfs nagerecht, wijn en
likeur voorhanden.
Polydoris, die juist op dat oogenblik binnenkwam, riep daarom
ook verheugd uit
„Ik kom juist op tijd; dat zal vanavond een heerlijk maal
zijn. Wel gegroet, heeren. Schik eens wat voor mij op, oudje!"
En alsof hij vooruit zijn gelag wilde betalen, hief hij met zijn
zware stem dit versje aan, dat toen pas bekend was:
Les rendez vous de noble compagnie
Se donnent tous dans ce charmant séjour.
Nadat zijn gezang met luide bijvalsbetuigingen was begroet
was geworden, kwam een van de koks vooruit en zeide op
plechtigen toon„De tafel is gedekt."
Het troepje zette zich aan tafel. Deze tafel was de grond, die
met een sneeuwwit tafellaken was bedekt; dit laken was een
laag kalk.
Steenen, takkebossen en kruiwagens, deden voor stoelen